zaterdag 30 december 2006

BOLDOG ÚJ ÉVET

Over een weekje ben ik er weer, maar tot dan wens ik iedereen een gelukkig nieuw jaar, met oliebollen, of volgens Hongaars gebruik met linzensoep (waarbij het eten van veel linzen veel forinten in het komende jaar schijnt te brengen).

woensdag 20 december 2006

BULGAARSE VERPLEEGSTERS

Stel, er zaten vier Amerikaanse verpleegsters vast in Libië, beschuldigd van de krankzinnige misdaad dat ze meer dan 400 kinderen moedwillig met Aids hadden besmet. Of Engelse verpleegsters, Franse, Duitse, of zelfs Nederlandse. En een arts uit een van deze landen.
De wereld zou te klein zijn, al jaren.
Want dat is de situatie: al acht jaar lang zitten vier Bulgaarse verpleegsters en een Palestijnse arts vast in een Libische gevangenis, op beschuldiging dat ze 426 kinderen expres Aids zouden hebben bezorgd. Op de pijnbank hebben ze deze gruweldaad bekend, maar buiten Libische rechters gelooft geen mens die bekentenis. Ze waren niet meer dan de zondebokken die moesten opdraaien voor de belazerde omstandigheden in het ziekenhuis waar de kinderen lagen.
Al twee keer zijn ze ter dood veroordeeld. En wat doet de wereld in de tussentijd? Ze onderhandelen wat met Kadhafi over Lockerbie, laten Libië daarvoor een schadevergoeding betalen en heffen de sancties tegen Libië op.
Oh ja, ze hadden inmiddels vrij kunnen zijn, als Bulgarije bereid was geweest om 2,7 miljard op te hoesten, niet geheel toevallig precies het bedrag dat Libië als compensatie aan de nabestaanden van de Lockerbie-aanslag heeft betaald. Bulgarije betaalt dat geld niet, omdat betalen een soort van schulderkenning zou betekenen.
In de jaren dat vijf mensen onschuldig vastzitten, is Libië weer salonfähig geworden. Met Kadhafi mag weer gepraat worden, dat hij ooit terroristen op zijn grondgebied liet trainen, is hem vergeven en Brussel heeft zich de afgelopen jaar heel erg ingespannen om de relaties met het land te verbeteren. De verpleegsters zijn altijd een voetnoot in het beleid geweest, en trouwens ook in de kranten, een nieuwsberichtje, meer niet.
Dankzij het feit dat de familie van de Palestijnse arts inmiddels uit Libië naar Nederland is gevlucht (en er blijkbaar in is geslaagd aan Verdonks klauwen te ontsnappen), heeft de huidige uitspraak wél de kranten gehaald. En misschien ook dankzij het feit dat Bulgarije op 1 januari EU-lid wordt, en Brussel er dus niet meer omheen kan.
De EU, die Kadhafi twee jaar geleden, toen die vrouwen al zes jaar lang onschuldig in de gevangenis zaten en hun eerste ter dood veroordelingen al achter de rug hadden, met veel egards in Brussel onthaalde. rept voorzichtig toch weer over sancties, terwijl de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Condoleezza Rice zegt 'terleurgesteld en bezorgd te zijn' over de veroordelingen.
Bezorgd en teleurgesteld... daar zullen die vier vrouwen en die ene man wat aan hebben, als ze vannacht, voor de zoveelste nacht in vele jaren, zwaar onder de pillen naar bed gaan, met het vuurpeleton in het vooruitzicht, of anders met nog jaren van slepende processen, tenzij de rest van de wereld zich eindelijk eens om hun lot gaat bekommeren.

dinsdag 19 december 2006

HONGARIJES VERLOREN STAMMEN

De joden hebben hun verloren stam, de Hongaren klaarblijkelijk ook, wel twee zelfs. En dan heb ik het niet over Hongaren in Roemenië of Slowakije, maar veel verder weg.
Dezer dagen zijn in Hongarije vertegenwoordigers van de Magyarab op bezoek, een volk van zo'n 50.000 zielen dat ergens langs de Nijl in Egypte en Soedan leeft. Magyarab zijn zwart, spreken Arabisch en geloven in Allah, maar schijnen, aldus wil de overlevering, af te stammen van Hongaarse soldaten of slaven die in dienst van de Turken in die regionen terecht zijn gekomen.
Graaf László Almássy, verder vooral bekend vanwege de inspiratie die zijn leven was voor het boek The English Patient, schijnt hen in 1935 te hebben opgespoord en al verschillen deze Hongaren in weinig meer van hun omgeving, ze schijnen zich nog steeds van hun afstamming bewust te zijn. Ze hebben na Almássy's bezoek klaarblijkelijk zelfs geprobeerd contact met het moederland op te nemen, te vergeefs, want de oorlog kwam er tussen.
Maar dat wordt nu goed gemaakt. De delegatie is in Hongarije op uitnodiging van de Hongaarse Islamitische Vereniging (zeker, die er is, er is inmiddels zelfs een handvol Hongaarse islamieten, hoewel de meerderheid van de leden eigenaar is van een shwarma-restaurant) en reizen een paar dagen door Hongarije.
Ze doen daarbij Eger en Salgótarján aan, voordat ze donderdagavond te gast zijn bij een forum in het Huis der Hongaren, waar iedereen die belangstelling heeft, met hen kan komen kennismaken.
En de Magyarab zijn niet eens de enige verloren stam. Het tabloidblad Vasárnapi Blikk wist in november te melden dat ook ergens in Frankrijk een dorp is, waar de dorpelingen zich trots beroepen op hun Hongaarse afstamming. Volgens burgemeester André Roux van Regusse spraken rond 1600 nog veel mensen in de streek Hongaars, aldus Blikk. Er is dus nog werk aan de winkel voor de Wereldorganisatie van Hongaren die de belangen van de 'Hongaren over de grenzen' behartigt.

zondag 17 december 2006

BELSPELLETJES VOOR DE HELE WERELD

Olga Kozina kijkt recht in de lens, terwijl ze de kijkers indringend toespreekt. Als ze optreedt , zitten in Rusland honderdduizenden voor de buis, met de telefoon in de hand. Olga presenteert telefoonspelletjes en moet de kijkers overhalen om te bellen. Een uur lang worden ze met wisselende spelletjes en quizzen verlokt. Wie belt, betaalt daarvoor, maar maakt ook kans op prijzen die kunnen variëren van 50 tot 50000 euro.
Terwijl ze presenteert, wordt het programma aan de hand van het belgedrag van de kijkers bijgestuurd. Spannende muziek, of juist rustige, geluidseffecten, lichteffecten, een nieuw spelletje, een hogere prijs, een opgewonden of juist een rustige presentatie: het is allemaal doordacht en bedoeld om mensen tot bellen te verleiden.
Terwijl Olga in rap Russisch ratelt, vraagt een Francaise in een naburige studio kijkers naar de achternaam van een Franse acteur wiens voornaam Jean luidt. Ze leunt tegen een decorstuk, zegt weinig en maakt een haast slome indruk. Dat hoort erbij, zegt Jenö Töröcsik, directeur van Telemedia InteracTV in Boedapest. ,,Zo’n rustige periode in de presentatie kan kijkers overhalen om te bellen.’’ ...

Het Hongaarse InteracTV produceert spelletjesprogramma’s voor meer dan 40 landen, al met al zo’n 3000 uur tv per maand. Het bedrijf heeft de productie van dit soort spelletjes tot wetenschap verheven ,,We monitoren alles, wanneer mensen bellen, hoeveel mensen bellen en hoe vaak dezelfde bellers terugbellen. Ieder mens wil spelen, ieder mens wil winnen, en wij weten precies hoe we hen moeten motiveren om deel te nemen aan onze spelletjes.’’
Töröscik zelf is mathematicus. Hij begon midden jaren negentig met het interactief maken van de Hongaarse versies van programma’s als Big Brother. Enkele jaren geleden begon hij, samen met twee tv-producenten, met bel-tvspelletjes. Bij de productie is een heel team van spelletjesontwerpers, psychologen, telecomexperts en computerdeskundigen betrokken.
,,Mensen raken snel gewend, dus je moet steeds iets nieuws verzinnen om hen te blijven boeien, nieuwe puzzels, maar ook nieuwe stemmen, een nieuwe stijl. We hebben zo’n 100 types spelen ontwikkeld en duizenden spelletjes. Er zijn landen waar onze show inmiddels drie jaar draait, iedere dag, zeven dagen per week, en nog steeds met succes. Dus het werkt,’’ zegt hij.
Hoewel het merendeel van de shows in Boedapest wordt geproduceerd en per satelliet naar afnemers gaat, heeft InteracTV inmiddels ook studio’s in China, Libanon en Argentinië. Het aantal afnemers groeit snel: ,,We nemen maandelijks nieuwe mensen aan. Recent zijn we op kleine schaal in de USA begonnen,’’ aldus Töröcsik.
Alles draait op de opbrengst van de telefoontjes, op drukke momenten soms zo’n honderdduizend per show van één uur, die – op de gelukkige enkeling na die naar de studio wordt doorgezet – allemaal door een computer worden afgehandeld. Uit dat belgeld wordt het prijzengeld betaald, in het totaal zo’n miljoen euro per maand, krijgen de tv-zenders hun geld en wordt de show geproduceerd. ,,Het kost zenders niet om onze shows uit te zenden, ze verdienen er alleen maar aan.’’
Hoewel InteracTV Europese, Afrikaanse en Aziatische shows produceert, lijken de programma’s sterk op elkaar. ,,Als het om willen spelen en willen winnen gaat, verschillen mensen wereldwijd niet zo erg,’’ zegt Töröcsik. Wel geldt de show in sommige landen als gokprogramma, omdat de kans zo klein is dat kijkers daadwerkelijk tot de studio doordringen. ,,Dan maken we aanpassingen en laten de computer bijvoorbeeld een extra vraag aan de beller stellen, zodat het voor de wet een quiz wordt’’
Olga, die anderhalve maand geleden als presentatrice begon, maakt zich inmiddels gereed voor haar volgende show. Ze komt uit Sint-Petersburg en is eigenlijk journaliste van beroep. Het was altijd haar droom bij de tv te werken, maar thuis waren daar weinig mogelijkheden voor. ,,Ik heb deze baan op het internet gevonden’’, zegt ze, ,,Er waren in het totaal vijftig mededingers.’’ Het is, vindt ze, heerlijk om te doen. ,,Als ik niet werk, mis ik het. Ik ben dol op de camera. Ik ben een ster!’’


vrijdag 15 december 2006

ROEMEENSE METROBESTUURDER WELKOM IN HONGARIJE

Als enige van de landen die in 2004 EU-lid werden, wil Hongarije de toelating van werknemers uit Roemenië en Bulgarije beperken, als die twee landen op 1 januari tot de Europese Unie toetreden. Het is wat ironisch, gezien de Hongaarse protesten toen sommige EU-landen drie jaar geleden weigerden de grenzen te openen voor werknemers uit de nieuwe lidstaten.
Jaarlijks krijgen nu al zo’n 40000 Roemenen in Hongarije een werkvergunning en ze zijn daarmee verreweg de grootste groep buitenlanders in het land. Vrijwel alle Roemenen in Hongarije komen uit Transsylvanië en spreken Hongaars. Maar Csaba Berecki, die begin jaren negentig vanuit Transsylvanië naar Hongarije verhuisde, verwacht niet dat hun aantal na 1 januari sterk zal groeien.....
,,De meeste Roemenen gaan tegenwoordig naar Spanje of Italië. De taal daar lijkt op Roemeens, dus voelen ze zich daar snel thuis. Jonge Hongaren uit Roemenië spreken allemaal Roemeens. Voor hen is Spanje of Italië veel interessanter dan Hongarije, want de salarissen liggen daar een stuk hoger. Jongeren uit mijn geboortedorp gaan echt niet meer naar Hongarije.’’
Begin jaren negentig, toen Berecki zelf naar Hongarije kwam, was het voor Roemenen heel moeilijk om binnen in de EU aan de slag te komen. Hongarije was – zeker voor Hongaarstalige Roemenen – een soort beloofde land.
Berecki, die jarenlang net aan de andere kant van de grens leefde, herinnert zich hoe hij als jongen Hongaarse tv zag. Beide landen waren communistisch, maar terwijl Roemeense tv vooral propaganda bood, had Hongarije echte tv-programma’s. Twee keer per jaar kon zijn familie de grens over om boodschappen te doen, en het aanbod in de Hongaarse supermarkt was enorm vergeleken met de lege schappen thuis.
Na zijn militaire dienst besloot hij zijn geluk in Hongarije te beproeven, de eerste jaren illegaal, later legaal. Zoals veel Roemenen die destijds naar Hongarije gingen, vond hij een baan in de bouw. Uiteindelijk begon hij zijn eigen bouwbedrijf. Hij trouwde, met een vrouw uit Roemenië, die eigenlijk helemaal niet in Hongarije wilde wonen. ,,Ze had hier een tijdje gewerkt en had zulke slechte ervaringen dat ze zich had voorgenomen nooit meer naar Hongarije te gaan’’, herinnert hij zich.
Illegale Roemenen waren in die tijd een heel normaal verschijnsel in Hongarije. op sommige plekken in Boedapest stonden iedere ochtend tientallen werkzoekenden hoopvol te wachten op een klusje. Nog steeds werken er veel Roemenen in de bouw. Berecki had in het verleden ook Roemeense familie in dienst, maar dat werd hem te omslachtig. ,,Verblijfsvergunningen, onderdak, dat soort zaken maken Roemeense werknemers duur. Jammer genoeg, want ze werken wel goed’’, zegt hij.
De Hongaarse regering vreest vooral dat Roemenen Hongarije als een springplank zullen gebruiken naar andere EU-landen – zoals Nederland – die de toevloed van Roemenen en Bulgaren de komende twee jaar ook willen beperken.
Aan de andere kant kampt Hongarije, net als Nederland, in sommige sectoren met een tekort aan werknemers. In bijvoorbeeld de gezondheidszorg, maar ook in de landbouw wordt het steeds moeilijker om mensen te vinden.Datzelfde geldt voor landen als Polen en Tsjechië, waar landbouwbedrijven tegenwoordig Oekraïners in dienst nemen, omdat in eigen land geen mensen te vinden zijn die dat werk nog willen doen. Polen en Tsjechië hebben daarom hun arbeidsmarkt volledig opengegooid voor de nieuwe toetreders.
Hongarije heeft het probleem opgelost met een uitvoerige lijst met vrij toegankelijke banen, zo'n 140 stuks. Die variëren van hooggeschoolde werk als artsen en IT-deskundigen tot mijnwerkers. Ook Roemeense kappers en metrobestuurders zijn vanaf 1 januari van harte welkom, en dat terwijl de nieuwe metrolijn in Boedapest volautomatisch moet worden.
Berecki noemt de Hongaarse vrees onzin en ziet zelfs een omgekeerde beweging: ,,De economische ontwikkeling van Roemenië gaat zo snel, dat heel wat Hongaarse bedrijven na de Roemeense aansluiting aan de andere kant van de grens aan de slag willen. Voor goedgeschoolde Roemenen wordt het steeds makkelijker om thuis een aantrekkelijke baan te vinden. En wie ongeschoold werk doet, gaat liever in Spanje appels plukken.’’


woensdag 13 december 2006

GENETISCH AFVAL

De Hongaarse politie heeft 32 agenten op non-actief gesteld, omdat ze zich op een online-forum op het interne politienetwerk buitengewoon racistisch over zigeuners hadden uitgelaten. Zandhoopbewoners, hersen-geamputeerden, weide-negers en genetisch afval waren een paar van de termen waarmee ze de Roma-minderheid in Hongarije omschreven. Op het Holdudvar(Maanhof) -forum ventileerden ze de mening dat ijverige zigeuners al lang zijn uitgestorven, dat je Roma moet slaan en dat ze gesteriliseerd horen te worden.

De zaak kwam aan het licht, omdat Mihaly Máté, een gepensioneerde agent het materiaal had verzameld en samen met een lokale Roma-organisatie op CD had gebrand en anderhalve maand geleden op had gestuurd naar de hoofdcommissaris van de nationale politie. Het onderzoek dat die daarop liet doen, leidde tot de schorsing van de 32. Máté verklaarde tegenover de radio dat schelden op zigeuners in Hongarije helaas zeer gebruikelijk is, maar dat het helemaal onaanvaardbaar is, als agenten met dergelijke ideeën rondlopen, omdat hun optreden grote gevolgen kan hebben voor het leven van andere mensen.

Tijdens het onderzoek werden in het totaal 8000 forumbijdragen van de afgelopen drie jaar onderzocht. Onder de geschorste agenten bevinden zich geüniformeerden en rechercheurs in burger, maar opvallend is dat de meerderheid van de betrokkenen op het bureau werkte en in praktijk niet meer dan andere Hongaren in aanraking komt met zigeuners. Dat het forum zo lang kon draaien, komt omdat er geen moderator was om de zaak in de gaten te houden en hogere officieren er geen deel aan namen.

Het interne onderzoek zal naar verwachting eind december worden afgesloten en het is niet uitgesloten dat er nog meer mensen worden geschorst. Tot een strafrechtelijke vervolging komt het niet. Volgens het openbaar ministerie zijn de uitspraken weliswaar verwerpelijk, maar is er niets strafbaars gebeurd.



KNAPPERIGE VARKENSOREN

Goudbruin gebakken ligt het varkentje op de kruiwagen, de poten met hoefjes naar de zijkant uitgespreid. Kop, snuit, grote flaporen, staartje: het zit er allemaal nog aan. Het beest moet doorgaan voor een speenvarken, maar feitelijk is het al een behoorlijke big, zo groot dat de hulp van de plaatselijke kroeg moest worden ingeroepen om hem te braden. Die beschikt namelijk over een ouderwetse broodoven, en iedereen in het dorp die echt iets groots moet bakken, kan het café terecht, als hij maar zelf hout meeneemt.
Het varkentje, onvrijwillige hoofdrolspeler op een feest met zo’n vijftien gasten, paste maar net in de oven en moet zo meteen nog aan het spit, een forse ijzeren staaf die er tussen de achterpoten ingaat, dan dwars door de borstkas en er bij de bek weer uit komt. Er komt nog behoorlijk wat hamerwerk bij kijken om dat voor elkaar te krijgen.
Daarna is het een kwestie van geduldig draaien, onder genot van een glas bier of palinka, de straffe Hongaarse pruimenjenever die de meeste mensen hier in het dorp zelf stoken van afgevallen fruit dat weken gist in grote, borrelde plastic vaten. Onze buurman zweert dat de wormpjes en vliegen die met de pruimen mee in de vaten verdwijnen, de smaak alleen maar ten goede komen.
Af en toe wordt ook het varkentje besprenkeld, niet met palinka, maar met vet, om verbranden van de uitsteeksels te voorkomen. Vooral de oren. Want die oren, daar aast iedereen op. Als de mannen bij het spit uiteindelijk duizelt van het draaien en de palinka, wordt de big gaar verklaard.
Het vlees is inmiddels boterzacht en het vel roodbruin en knapperig. Maar voor dat iemand iets anders wil proeven, worden, haast plechtig, de oren verdeeld. Het heeft wel iets plezierigs als ze eenmaal van de kop zijn gesneden, zonder die twee vrolijk uitstekende flappen ziet het varken er meteen een stuk minder levend uit. Iedereen krijgt een stukje. Bros en knapperig zijn ze, als een soort chips voor carnivoren. Het geeft het woord kraakbeen een hele andere betekenis.

maandag 11 december 2006

EERSTE KWALITEIT

'Eerste kwaliteit' meldt het bordje boven de sinaasappels in de winkel. De bak eronder doet anders vermoeden. Niet alleen zijn sommige sinaasappels groot, anderen klein, sommigen zijn navels, andere niet, en sommige zijn gaaf en andere gebutst, om niet gewoon te zeggen rot.
Eerste kwaliteit? In Nederland zouden ze nog niet voor derde kwaliteit kunnen doorgaan. Om maar te zwijgen over producten twee als tweede of zelfs derde kwaliteit worden aangeprezen. Voor mij hoeven tomaten echt niet allemaal perfect uit te zien, en ik weet dat de smaak van minder mooie Hongaarse tomaten vaak beter is dan die van perfect ogende import. Aardbeien uit Spanje zal ik niet meer kopen, die smaken nergens naar in tegenstelling tot de Hongaarse producten.
Maar ik heb al lang geleerd ieder stuk fruit kritisch te onderzoeken voor ik het in een zakje stop en weet inmiddels dat een mooi ogende manderijn ook enig gewicht moet hebben, anders blijkt bij thuiskomt dat hij van binnen kurkdroog is.
Een Hongaarse kennis is ervan overtuigd dat Hongarije niet alleen met verse producten vaak met tweede keus wordt afgescheept. Als ze shampoo koopt, kijkt ze altijd zorgvuldig op het etiket...Als daaruit blijkt dat de fles voor de Centraal-Europese markt gemaakt is, laat ze hem, als het even kan, staan. ,,Precies dezelfde fles, maar dan met een sticker die FR, NL, GB of DU als landen van bestemming aangeeft, bevat echt iets anders. En beters'', zegt ze.
Voor een deel is dat zonder enige twijfel verbeelding. Maar feit is dat sommige producten in Hongarije kwalitatief minder zijn. Meestal overigens buiten de schuld van de producenten. De verantwoordelijkheid ligt eerder bij inkopers en winkels.
Hongarije heeft dezer dagen een fors voedselschandaal. Een of ander bedrijf heeft overal in West-Europa producten met een verlopen verkoopsdatum opgekocht, er een andere datum opgeplakt en ze hier op grote schaal aan de man gebracht. Zelfs het grootwinkelbedrijf Tesco had spullen in de schappen liggen, net trouwens als een groot aantal biologische winkels.
De verontwaardiging is groot, maar het is helemaal niet ongebruikelijk, dat supermarkten ergens in een hoek een bak hebben, waar je producten die over hun uiterste verkoopdatum heen zijn, voor een zacht prijsje kunt kopen.
Als het nu om blikken zou gaan, is dat tot daar aan toe, en zelfs een potje yoghurt is nog best te consumeren een paar dagen nadat het officieel niet meer verkocht mag worden, maar je ziet in die bakken soms (half rottende) groente liggen, leverworstjes en huzarenslaatjes (of iets dergelijks) met een uiterste verkoopdatum van drie dagen eerder. In Nederland krijgen winkels voor minder een boete, maar hier komen winkeliers er blijkbaar mee weg en er zullen toch mensen zijn die het erop wagen, anders verkochten die winkels het waarschijnlijk niet.
Mijn ervaring heeft me inmiddels dan ook geleerd voorzichtig te zijn met aanbiedingen. Het is meer dan eens voorgekomen dat hele goedkope kip simpelweg rotte kip bleek te zijn. En hoe vaak ik niet al een stuk kaas thuis uit heb gepakt dat met schimmelranden eraan uit de winkel kwam, durf ik niet te zeggen.
Het is een beetje alsof winkeliers nog de communistische mentaliteit koesteren. Toen mochten mensen blij zijn als ze een auto konden krijgen, dus dat dat een Trabant of Wartburg was, daar klaagde niemand over. Maar de tijden zijn echt voorbij dat mensen blij mogen zijn dat ze bepaalde producten kunnen kopen, het dondert niet wat de kwaliteit is.
Maar zolang de consument niet mondig is, zal daar waarschijnlijk weinig aan veranderen. Wat ontbreekt is een beetje fatsoenlijke consumentenbond. Zolang die er niet is om bedrijven aan de schandpaal te nagelen, blijf ik toch maar zorgvuldig iedere sinaasappel omdraaien. En hou ik de uiterste verkoopdatum zorgvuldig in de gaten.



zondag 10 december 2006

VISSEN IN TATA


Weg van de politiek, weg van de grote stad, heeft Hongarije een heel ander gezicht. Zo anders, dat het soms wel twee verschillende landen lijken, Boedapest en 'a vidék', het platteland. Dat geldt natuurlijk ook voor andere grote steden, een Parijzenaar heeft ook weinig te maken met een Fransman in een provinciestad. Een mooie herfstdag in Tata....

DE ZALIGVERKLARING VAN EEN VOETBALLER

,,Dank aan God dat hij tussen de miljoenen voetballers in de wereld ons Hongaren dit genie heeft gegeven, dat Puskás bij onze natie terecht is gekomen, dat wij deze woorden kunnen smaken: Puskás, Hongaar,’’ aldus Pál Schmidt, voorzitter van het Hongaars Olympisch Comittee, afgelopen zaterdag tijdens het afscheid van Ferenc Puskás. Schmidt was niet de enige die de Hongaarse voetbalster nagenoeg heilig verklaarde. Volgens een andere spreker staat er nu één ster meer aan de hemel, en die ster schijnt lichter dan alle andere.
De strak geregiseerde plechtigheid, bedacht door een Hongaarse filmregisseur, begon in het naar de voetballer vernoemde Puskásstadion en eindigde in de Basiliek in het centrum van stad. Maar de bijna-heiligerklaring kon niet verhullen dat de gebeurtenis minder belangstelling trok dan de organisatoren hadden verwacht.
Puskás, die op 17 november overleed, was de topspeler van het ‘gouden team’ in de jaren vijftig, toen Hongarije als de sterkste ploeg ter wereld gold... en als de grote favoriet voor het wereldkampioenschap van 1954, dat uiteindelijk overigens door Duitsland werd gewonnen.
Na het neerslaan van de opstand van 1956 besloot Puskás, op dat moment in het buitenland, om niet meer naar huis terug te keren. Het bleek niet makkelijk een nieuwe club te vinden, omdat hij – inmiddels dertig en enigszins gezet – door velen als te oud werd beschouwd. Maar uiteindelijk kwam hij terecht bij Real Madrid, waar hij in 1960, bij de finale van de Europacup voor landskampioenen tegen Eintracht Frankfurt vier van de zeven winnende goals maakte. In het totaal scoorde de ‘kleine kanon’zoals de Spanjaarden hem doopten, tijdens zijn leven 600 doelpunten.
Al twee uur voor het begin van de plechtigheid opent het Puskásstadion zijn deuren, maar de belangstellenden druppelen maar mondjesmaat binnen. Eén vak vult zich langzaam, dan een tweede, uiteindelijk een derde. Tegen vieren, als de officiële plechtigheid begint, hebben zijn er zo’n 5000 mensen om afscheid te nemen van de man die in de kranten als de ‘bekendste en meest geliefde Hongaar’ wordt omschreven en die de afgelopen weken op één lijn is gezet met componisten als Béla Bartok en Franz Liszt.
Wat Puskás voor hem betekent? Een man kijkt peinzend naar het enorme podium midden op het veld. Aan grote woorden heeft deze fan geen behoefte: ,,Ik hou van voetbal, en Puskás wás voetbal’’.
Een jong meisje, dat in haar knalroze jas afsteekt tegen de meestal somber geklede bezoekers,zegt dat ze de grote man persoonlijk heeft gekend. ,,Mijn vader werkte in een sportinstelling waar hij ook kwam. Dan voetbalde hij met ons. Hij was dol op kinderen’’. Voetbal interesseert haar niet echt, maar die jeugdherinnering koestert ze.
Als om vier uur de gasfakkels op de hoeken van het podium ontvlammen, ontsteken mensen ook de kaarsen aan die de organisatoren hebben uitgedeeld. Op het veld stellen de spelers van alle Hongaarse topclubs zich op om de grasmat. Vrouwen in witte kledersdracht plaatsen kaarsen op het podium, en dan komt de kist binnen, overdekt met een Hongaarse vlag en gedragen door een militaire erewacht.
Puskás, die begin jaren vijftig voor Honvéd (Leger) in Boedapest speelde, was officiëel majoor en wordt dan ook met militaire eer begraven. Later op de middag wordt hij postuum tot generaal benoemd.
De regie is perfect, dat moet worden gezegd. De voetbal-VIP's uit de hele wereld die zich op de eretribune hebben verzameld, kunnen zich van één ding overtuigen: dat Hongarije, dat hoopt in 2012 samen met Kroatië de Europese kampioenschappen organiseren, openings- of slotceremonieën kan organiseren. Maar de sfeer komt er pas echt in als het publiek zijn held uitgeleide doet met een gescandeerd ‘Puskás öcsi’, ‘broertje Puskás’.
Daarna trekt de rouwkoets, gevolgd door duizenden, door een inmiddels donker Boedapest. Er is slechts één incident: een man die de plechtigheid een politiek karakter wil geven met zijn rood-witgestreepte Arpád-vlag, populair bij aanhangers van extreem-rechts. Agenten houden hem op afstand met de mededeling dat dat op deze dag niet pas.
Dat zal ook president László Solyom in de basiliek nog eens onderstrepen: ,,Laten we gezamenlijk trots zijn. De hele wereld kende Puskás en hield van hem. Hij was niet bekend vanwege schandalen, maar vanwege zijn spel. Ook jongeren zijn er blij om dat ze in Puskás een nationale mythe vinden, een man die zichzelf gaf en die ons allen verenigde’’. Omdat Puskás had aangegeven geen behoefte te hebben aan een groots mausoleum (en dus misschien ook niet aan een al te pompeuze begrafenis) is hij 'simpel' bijgezet in de crypte van de kathedraal.


donderdag 7 december 2006

LETTERS

Mijn zoon wil graag hulp met zijn huiswerk. Hij moet een serie letter-paren uit zijn hoofd leren, en het wil er maar niet in. Echt moeilijk is het overigens niet. De P is de stemloze tegenhanger van de B, de S de stemloze tegenhanger van de Sh, en zo hoort de G bij de K, de T bij de D, en zijn er nog wat combinaties. Het ene rijtje bestaat, zie ik al snel, uit alle letters van ons beroemde 't kofschip (tegenwoordig ook 't fokschaap genoemd), plus nog wat letters die wij in het Nederlands niet als letters kennen: de ts-klank die als tegenhanger een dzj-klank heeft bijvoorbeeld.
Allemaal machtig interessant, maar waar is het goed voor? Dat weet mijn zoon ook niet, en daar schuilt hem het probleem: hij ziet het nut van de oefening niet en het interesseert hem eigenlijk geen donder. Alleen het feit dat hij tamelijk braaf is in het maken van zijn huiswerk en de juf Hongaars bovendien een beetje streng, motiveert hem om het toch maar te doen. Plus het feit dat de juf het eigenlijk met hem eens schijnt te zijn.
Ze heeft aan de klas uitgelegd dat ze dit rijtje moeten leren, omdat sommige middelbare scholen het opnemen in hun toelatingsexamen. En het zou je maar gebeuren dat je niet tot een school wordt toegelaten omdat je niet weet dat de P bij de B hoort. Of dat de e, de ö en de ü in één klankgroep horen, en de rest van de klinkers in een andere. Hoewel je je als ouders misschien moet afvragen of je je kind wel op een gymnasium wilt hebben, dat die kennis als toelatingscriterium stelt.
De school van mijn zoon legt meestal weinig nadruk op dit soort onzinkennis. Terwijl de meeste Hongaarse kinderen vanaf de eerste klas lagere school worden geplaagd met huiswerk, dat veelal bestaat uit het eindeloos uit het hoofd leren van gedichten, heeft hij pas huiswerk sinds de derde klas, en dan nog met mate, en het gaat vooral om zaken als het leren van steden en rivieren, om een paar rekenopgaven of het voorbereiden van een overhoring. Maar naarmate het toelatingsexamen nadert, groeit de hoeveelheid uit-het-hoofd-leer-werk gestaag. Sommige gedichten moét je nu eenmaal kennen, en die P's en B's....
Bij internationale onderzoeken naar de kwaliteit van het onderwijs scoort Hongarije niet erg goed. Vijftienjarigen blijken vooral een enorme lexicografische kennis te hebben, dat wil zeggen, ze hebben een hoofd vol dingen die ze uit het hoofd hebben geleerd en kunnen die kennis uitstekend oplepelen, maar er concreet iets mee doen, uit de dorre feiten zelfstandig conclusies trekken, daar schort het aan.
De verandering komt maar heel langzaam op gang. Het probleem is, dat Hongaren ervan overtuigd zijn dat het systeem wel deugt en veel onderwijskundigen die onderzoeken simpelweg niet lijken te geloven. Menigeen verwijst graag naar het grote aantal Hongaarse Nobelprijswinnaars (inderdaad, aanzienlijk meer dan in Nederland) om zijn gelijk te onderstrepen.
Dat slechts een minderheid van die Nobelprijswinnaars zijn opleiding daadwerkelijk in Hongarije heeft genoten, dat een deel van hen zelfs niet in Hongarije geboren is, doet aan dat argument behoorlijke afbreuk. En dan nog: niemand maakt mij wijs dat het uit het hoofd leren van P-B en S-Z combinaties mijn zoon één stap dichter bij onsterfelijke roem brengt. Laten we het maar houden op een hopelijk succesvol toelatingsexamen.

maandag 4 december 2006

DUIKBOOT NAAR DE VRIJHEID

André Havas was zeven jaar oud, toen hij op 3 december 1956 met zijn ouders te voet de Hongaars-Oostenrijkse grens overstak. Net als 200.000 andere Hongaren ontvluchtten ze het communistische bewind en de repressie die volgde op het neerslaan van de Hongaarse opstand een maand eerder.
Maar Pál Havas, André’s vader, was al voor de opstand druk bezig geweest met ontsnappingsplannen. Pál, die bij de lampenfabriek Tungsram werkte, had het plan opgevat om een duikbootje te bouwen. Het was heel gewoon dat werknemers de fabriekswerkplaatsen en -werktuigen na werktijd voor eigen doeleinden gebruikten. Dat Tungsram ook nog eens vlak aan de Donau lag, kwam buitengewoon goed uit.
Om geen verdenking te wekken, had Pál Havas een duikbootje bedacht dat er op het eerste gezicht uitzag als een gewone plezierbootje, maar dat met waterdichte luiken kon worden afgesloten. De bedoeling was om het bootje onder water met twee sterke eletrocmagneten aan een voorbijvarend binnenvaartschip te bevestigen en zo ongemerkt de grens over te varen, naar Wenen toe.
Achteraf lijkt het een wild idee, en of het uitvoerbaar geweest zou zijn, hoefde Pál nooit uit te testen. Maar het inspireerde zijn zoon André, arts, psychotherapeut en beeldhouwer, wel tot zijn eigen monument voor de Hongaarse revolutie. Havas is als beeldhouwer ondermeer bekend van de geveltoeristen die een aantal panden in de Amsterdamse Anjelierstraat sieren. In het achtste district in Boedapest staat sinds kort zijn U 1956, een symbolisch stukje duikboot dat symbool moet staan voor de vluchtelingen en voor de hoop die zij hadden op een nieuwe toekomst.
Het beeld, dat werd gesubsidieerd door de aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken verbonden Stichting Internationale Culturele Activiteiten (SICA), toont een arm die door een patrijspoort steekt en een koffer vasthoudt. Het is een ongewoon vrolijk kunstwerk in de reeks 1956-kunstwerken die Boedapest telt en die over het algemeen hetzij heel modern, sober en abstract zijn, of juist een haast socialistisch aandoend heroisch-realistische stijl hebben.
Humor is in 1956-standbeelden afwezig, terwijl de opstand toch niet alleen een periode van droefheid in de Hongaarse geschiedenis is, maar juist ook een periode, waarin mensen hoop koesterden en vooral jonge mensen overstroomden van enthousiasme, aldus de Hongaarse acteur Pál Macsai bij de onthulling van U 1956. ,,Daarom is dit beeld een welkome toevoeging,’’ aldus Macsai.
In het achtste district, een van de armste wijken van Boedapest, symboliseert het beeld daarnaast nog iets anders: stedelijke vernieuwing. Het is het eerste nieuwe ‘bouwwerk’ in een deel van de wijk waar in de afgelopen jaren op grote schaal panden zijn gesloopt om plaats te maken voor een geheel nieuwe buurt met veel groen. Vlakbij is overigens de Corvin-bioscoop, waar tijdens de opstand zwaar werd gevochten en waar op de muren talloze herdenkingsplaten hangen om de doden van die gevechten te eren.

zondag 3 december 2006

VERNIEUWING


De eerste keer dat we in het Museum voor Schone Kunsten in Boedapest kwamen, was ons zoontje drie. We wilden naar de Egyptische afdeling. Daar liggen mummies en andere spannende dingen, en hij begon dat soort zaken net interessant te vinden.
Hongaarse musea hebben een groot aantal strenge, meestal gepensioneerde dames in dienst om de orde te bewaken, en de matrone die orde hield op de Egyptische afdeling was er een van het ergste soort. Ons zoontje was best geïnteresseerd in de tentoonstelling, maar ja, hij was pas drie, en na een tijdje wilden zijn beentjes niet meer echt. Of-ie op de schouders mocht. Dat mocht, vonden wij, maar de dame dacht daar anders over. 'Geen sprake van', snauwde ze ons toe. Rennen mocht natuurlijk al helemaal niet, en eigenlijk was overduidelijk dat een kind van die leeftijd wat haar betreft helemaal niet in een museum thuishoorde.
Jaren geleden waren we met vrienden op een tentoonstelling van Arabische kunst in Geneve....
Hun kinderen, toen anderhalf en drie, waren mee. De kleinste kroop op goed moment over een zeer kostbaar perzisch tapijt. Wij schoten geschrokken op het jochie af. De suppooste, ook een oudere dame, glimlachte en kalmeerde ons. ,,Ach'', zei ze, ,,Daar hebben in de loop van de eeuwen wel meer mensen over gelopen.'' We hebben het jochie er toch maar afgehaald. Maar zo kan het dus ook.
Dat heeft het Museum voor Schone Kunsten inmiddels ook begrepen. Sinds daar twee jaar geleden een nieuwe directeur László Baán aantrad, waait er een hele andere wind. Voor het eerst heb je het gevoel dat je als bezoeker telt. Er zijn speciale activiteiten voor kinderen, schoolklassen zijn er welkom en krijgen (mijn inmiddels tienjarige zoon komt er regelmatig) interessante rondleidingen. Er is een museumwinkel die de moeite van het bezoeken waard is en er zijn interessante tentoonstellingen.
Ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan, op 1 december deze maand, opende het museum op die dag een grote Van Gogh tentoonstelling. Een paar jaar geleden zou zoiets nog onmogelijk zijn geweest. Zoals veel Hongaarse musea verkeerde het museum voor het aantreden van directeur Baan in een Doornroosjesachtige slaap. Er werd geen kunst geleend, er werd geen kunst uitgeleend, en iets nieuws was er nooit te zien.
Nu staan de bezoekers in de rij. Letterlijk. Bij een tentoonstelling van Franse impressionisten moesten mensen uren op de statige trappen van het gebouw wachten. Bij de opening van de Van Gogh-tentoonstelling waren er al tienduizend kaartjes verkocht. Mijn zoon wil er ook heen. Gelukkig heeft de matrone van destijds hem het plezier in museumbezoeken niet weten te vergallen. En we hebben kaartjes, via het internet, want dat kan tegenwoordig ook, op Van Gogh in Budapest.


donderdag 30 november 2006

DE VERDWENEN DODE

Ruim een maand heeft in Hongarije het gerucht de ronde gedaan dat tijdens de rellen van 23 oktober een meisje was omgekomen. Het ging, aldus de verhalen, om een kind, twaalf of dertien jaar oud, of anders om een meisje van een jaar of zestien, daarover waren de bronnen onduidelijk. Ze zou, aldus het verhaal, onwel zijn geworden van het traangas en als gevolg van een allergische reactie in het ziekenhuis zijn gestorven. Of ze was door een rubber kogel geraakt en ter plekke gestorven, daarover verschilden de meningen.
Nu bleek daags na de rellen, dat de politie klaarblijkelijk een wat verouderde soort traangas had gebruikt waar meer mensen gevoelig voor zijn dan het in West-Europa gebruikelijke traangas. Traangas van Hongaarse makelijk, dat wel. Behoorlijk wat mensen hadden longklachten van het spul, dus een dode leek niet helemaal onwaarschijnlijk.
Het verhaal dook overal op: in kranten, bij demonstraties tegen de regering en op talloze websites. Ooggetuigen waren er niet, maar wel tal van mensen die het zelf van een ooggetuige hadden gehoord.
HÍR-tv, trouw chroniceur van al het nieuws én onnieuws dat tegen deze regering gebruikt kan worden, ging er uiteraard achteraan, maar kwam met niets terug. Ook journalisten van de nieuwswebsite Index.hu gingen op onderzoek uit en kwamen twee weken geleden al tot de conclusie dat er een luchtje aan de kwestie zat.
Desondanks deed een organisatie van 1956-partizanen aangifte bij het openbaar ministerie. Bewijzen had de club net zo min als ieder ander. Hoe zeer de 56'ers ook overtuigd waren van het 'exessieve politiegeweld' tijdens de rellen, er had toch een belletje mogen gaan rinkelen over het feit dat de familie van het meisje zelf de dood van hun dochter niet wilden aanklagen, naar verluid omdat ze geen publiciteit wilden.
Die aangifte leidde wel tot een officiëel onderzoek en heeft dat openbaar ministerie inmiddels afgerond. De conclusie: het verhaal is pure onzin. Sterker nog, het is verzonnen door iemand, die een financiëel slaatje uit de rellen wilde slaan. Een Hongaarse werknemer van een kleine bouwonderneming heeeft het tranentrekkende verhaal van de dood van zijn dochtertje verzonnen om de Oostenrijkse eigenaar 300.000 forint uit de zakken te kloppen. Hij had geen geld voor de begrafenis, zei hij. Hij kreeg zijn geld.
De man blijkt inmiddels naar de andere kant van Hongarije verhuisd te zijn. Hij heeft overigens inderdaad een dochter, van dertien, maar die woont niet eens bij hem, maar bij haar grootouders ergens op het platteland. Misschien maar beter ook, als je vader tot zulk morbide bedrog in staat is.

POLITIEK CABARET


Het internet is - wie is er verrast over - vergeven van de filmpjes die premier Gyurcsány op de korrel nemen. De meesten zijn flauw en voorspelbaar: het woord leugen speelt een belangrijke rol, en een video met de titel Gyurcsány Execution laat ook weinig te raden over.
Maar het initiatief dat de Hongaarse zender TV2 onlangs nam tot een politiek cabaretprogramma, bleek gelukkig iets vruchtbaarder.
Voor wie geen Hongaars spreekt: de premier spreekt er zijn dank voor uit dat 'de casette' (de band waarop hij zijn partijgenoten vertelt dat de regering in het verleden tegenover de kiezers gelogen heeft en dat hij daarmee wil stoppen) binnen luttele weken dubbel platina heeft gehaald. En hij bedankt een aantal mensen voor dat succes, zoals zijn moeder 'die nooit geloofd heeft dat ik zonder haar hulp iets zou worden', oppositieleider Viktor Orban die de band zo aan het publiek heeft aangeprezen en niet te vergeten 'dit kloteland', een verwijzing naar de vele vloeken in zijn 'platina' productie

maandag 27 november 2006

GESCHIEDENISLES

De conservatieve oppositiepartij Fidesz heeft een gemeenteraadslid uit het zesde district in Boedapest uit de partij gezet, omdat hij graag rondloopt in Nazi-uniform. Let wel: toen het boulevardblad Blikk met die onthulling kwam, wilde Fidesz in eerste instantie niet van zulke drastische maatregelen weten. Weliswaar was de partij niet blij met Zsolt Gyenge's verkleedpartij, maar reden tot maatregelen zag men niet. Pas toen het verhaal door bleek te lekken naar internationale kranten, werd de zaak toch wat te pijnlijk voor de partij.
Gyenge (wiens achternaam ironischerwijze 'Zwak' betekent) schaamt zich overigens absoluut niet voor zijn optreden in SS-uniform. In tegendeel: het is zijn hobby, en als hij geld heeft, geeft hij dat uit aan WO-II uniformen en andere leukigheden uit de Tweede Wereldoorlog. En hij laat zich graag in zijn spulletjes fotograferen. Wat daaraan mis zou kunnen zijn, ontgaat hem ten ene male.
Zo'n vijf procent van de Hongaren schijnt echt anti-semitisch te zijn. Dat komt ongeveer overeen met het Europese gemiddelde. Toch heeft de buitenwereld wel eens het idee dat anti-semitisme in Hongarije erger is dan elders. Dat komt waarschijnlijk, omdat het hier veel openlijker wordt geuit dan elders. Anti-semieten hebben nog niet geleerd, dat dat niet hoort. ....
Dit weekend demonstreerden er weer enkele honderden mensen tegen de regering Gyurcsány. Hun hoofdleuze: "weg met deze communistische, joodse regering." Dat behoeft verder niet veel commentaar.
Gelijktijdig hield Fidesz dit weekend een congres, waar een afgevaardigde uit Somlóvásárhely op het podium een rood-wet gestreepte Arpádvlag uitvouwde. Die vlag mag ooit door het Huis Arpád zijn gebruikt, de laatste gebruikers waren de fascistische Hongaarse Pijlkruisers. Onder die vlag zijn 400.000 Hongaarse joden naar het concentratiekamp gestuurd. Wie doet alsof dat slechts een kleine smet op het blazoen is, laat in ieder geval zien dat hij weinig historisch besef heeft, tenminste, als het om de recente Hongaarse geschiedenis gaat.
Dat is natuurlijk ook zo. De twintigste eeuw is een heikel onderwerp in het geschiedenisonderwijs. De erkenning dat Hongarije in de oorlog fout was, valt nog steeds zwaar. Hongaren wijzen er graag op dat joden onder Horthy niet naar het concentratiekamp werden gestuurd en Hongarije voor veel joden van elders een toevluchtsoord was. En dat is ook zo.
Maar gelijktijdig werden joden door het systeem van al hun bezittingen beroofd en kwamen wel tienduizenden mannen om in de zogenaamde arbeidsdienst, waar ze, ondervoed, slecht gekleed en ongewapend, aan het front loopgraven moesten graven en voor ander zwaar, levensgevaarlijk werk werden ingezet. En de snelheid waarmee de joden werden afgevoerd, toen de Pijlkruisers eenmaal aan de macht kwamen, kende zijn weerga nergens in het Duitse Rijk.
Onder het communisme werd daar, net overigens als in andere communistische landen, nauwelijks over gesproken en ook na die tijd is de Tweede Wereldoorlog een onderwerp beleven waar veel geschiedenisleraren zo snel mogelijk overheen stappen.
De huidige premier Gyurcsány was het eerste Hongaarse regeringshoofd dat in Auschwitz zijn verontschuldigingen heeft aangeboden voor de Hongaarse rol in de Holocaust. Vorig jaar werd in Boedapest een van de meest ontroerende Holocaust-monumenten onthuld die ik ken, een rij schoenen op de kade van de Donau, waar ooit duizenden door de Pijlkruisers werden afgeknald, nadat ze eerst hun schoeisel uit hadden moeten doen. Boedapest heeft inmiddels een Holocaust-museum, maar het museum dat zich bezighoudt met de communistische terreur, was eerder klaar.
Hongarije heeft geen dag, waarop de slachtoffers van het fascisme worden herdacht. Mensen betogen voor de sloop van het monument dat de bevrijding van Boedapest door het Rode Leger herdenkt met het argument dat het geen bevrijding was. Maar dat de komst van de Russen zo'n 50.000 joden in Boedapest het leven redde, dat de Russische tanks voor die mensen inderdaad een bevrijding betekenden, daar staat vrijwel niemand ooit bij stil.
En dus ziet meneer Zwak er geen been in om openlijk te pronken met zijn voorliefde voor Nazi-uniformen en zwaaien demonstranten zonder schaamte met een vlag, hoewel die bij een deel van de oudere Hongaren nog steeds nachtmerries oproept. "We hoeven ons toch niet voor Vadertje Arpád te schamen?" zei iemand op het Fidesz-congres tegen journalisten naar aanleiding van de Arpád-vlag. Dat niet, nee.


vrijdag 24 november 2006

GEEN REFERENDUM OVER GRATIS BIER

Helaas, het Hongaarse kiesbureau heeft besloten dat er geen referendum gehouden kan worden over de vraag of bier in café's in het vervolg gratis moet zijn. Jammer, want dat referendum zou, behalve door kroegbazen en leden van de blauwe knoop, waarschijnlijk door iedereen zijn toegejuicht. Maar volgens het kiesbureau zou zo'n volksraadpleging het vrije ondernemerschap in gevaar brengen en dat staat haaks op de EU-regelgeving.
De bedenker van het referendum, een zekere K.K., had nog wat andere biergerelateerde vragen in petto, maar ook die zijn afgewezen. Zo wilde hijweten of het volk het ermee eens was dat bier in toekomst alleen nog maar in daartoe bevoegde kroegen verkrijgbaar zou zijn (en niet meer in de supermarkt), en of instellingen die bier verstrekken (kroegen dus) staats- of gemeente-eigendom moeten worden.
Absurde vragen? Als het aan de oppositiepartij Fidesz ligt, gaan Hongaren binnenkort naar de stembus om erover te beslissen of bepaalde medicijnen, asperine bijvoorbeeld, uitsluitend in de apotheek mogen worden verkocht. In tegenstelling tot bier, dat je bij iedere supermarkt kunt krijgen, is de verstrekking van medicijnen, alle medicijnen, in Hongarije voorbehouden tot de apotheek....
Dat wil de regering veranderen. Vrij verkrijgbare medicijnen zoals pijnstillers en rennies moet in het vervolg ook elders, bijvoorbeeld bij de drogist, in de supermarkt of bij de benzinepomp verkrijgbaar zijn. Daar mogen ze overigens niet zomaar in het schap, maar moeten ze uit voorzorg in een afgesloten kast liggen.
De Hongaarse apotheken staan op hun achterste poten. Formeel, omdat het gevaarlijk zou zijn, dan zouden mensen maar van alles gaan slikken, zonder dat daar enige controle op is. Alsof ik door een apotheker ooit ben gevraagd of ik misschien nog andere medicijnen slik, als ik om een pijnstiller vroeg.
In werkelijkheid spelen andere belangen natuurlijk een rol, belangen die niets met de patiënt/consument te maken hebben, maar alles met de positie en het inkomen van de apotheker. Dat weet Fidesz ook best, maar daar gaat het niet om. Als er maar campagne gevoerd kan worden, want dat is de wijze, waarop de partij momenteel oppositie voert: niet met debatten in het parlement, maar met demonstraties en verkiezingsposters op straat.
En dus worden ook oude paarden van stal gehaald, zoals het referendum over de vraag, of ziekenhuizen geprivatiseerd mogen worden of (in tegenstelling tot café's) door de staat, dan wel de gemeente moeten worden beheerd. Er schijnt in Hongarije geen beperking te zijn, hoe vaak je zo'n vraag aan het volk mag voorleggen, want hoewel de Hongaren daar twee jaar geleden al een keer over hebben gestemd, mag dit referendum van de kiescommissie wel.
Overigens mogen de Hongaren, net zo min als over gratis bier, beslissen of ze het doktersbezoek en studeren gratis willen houden. In dit geval gaat het er niet om dat een eigen bijdrage bij de arts of collegegeld voor studenten de vrije markt economie zouden bedreigen. Maar volgens de wet zijn referenda die een directe invloed op de begroting hebben, verboden. Wat, lijkt me, een extra reden is om een volksraadpleging over gratis bier te verbieden.


woensdag 22 november 2006

WORDT VERVOLGD (2)

Hoe versla je de Hongaarse burocratie? Door niets te doen, misschien. In ieder geval heeft niets, of in ieder geval knap weinig doen ons uiteindelijk, na anderhalf jaar wachten, onze kinderbijslag opgeleverd.
Niet alleen hebben we sinds enkele weken het officiële besluit in huis dat we kinderbijslag krijgen, ook hebben we, ditmaal echt zonder dat we daar verder ook maar iets aan hebben gedaan, de nabetaling van de kinderbijslag van de afgelopen anderhalf jaar gekregen. Zolang geleden was het dat we de eerste aanvraag hebben ingediend.
Zo'n 150.000 forint, zeg 3600 euro, dat is toch een leuk bedrag voor de feestdagen. Plus het feit dat we ook nog recht hebben op belastingteruggave, want als je eenmaal kinderbijslag krijgt, krijg je ook nog eens een belastingkorting. Ik had me eigenlijk nooit gerealiseerd dat het Hongaarse vadertje staat zo royaal was voor burgers die hun best doen om het Hongaarse volk voor uitsterven te behoeden.
Het officiële besluit kwam extra onverwacht, omdat het er een paar weken eerder op leek dat we nog eindeloos op ons geld zouden moeten wachten. Een zoveelste telefoontje naar de behandelende ambtenaar leverde alleen maar op dat de man nog steeds, inmiddels al sinds een jaar, op een formulier van de Sociale Verzekeringsbank zat te wachten. Een formulier dat die SVB, zo hadden ze mij een half jaar geleden al verteld verteld, nooit zou opsturen omdat wij niet ín hun systeem voorkwamen'.
Uiteindelijk schijnt het ook zonder dat formulier gelukt te zijn. Wat de Hongaarse schatkist bewogen heeft ons ons geld te geven, zal wel altijd een raadsel blijven. Misschien dat iemand eindelijk de moeite heeft gedaan om de betreffende EU-wetgeving na te kijken, die volgens de Sociale Verzekeringsbank erg duidelijk schijnt te zijn op dit punt: kinderbijslag krijg je in het land waar je je belasting betaalt.
Maar misschien heeft de behandelende ambtenaar er gewoon genoeg van gekregen na om anderhalf jaar nog steeds ons dossier op zijn bureau te hebben rondslingeren.

maandag 20 november 2006

CONTROLEUR

Op de achterbank in de bus zitten twee potige mannen met elkaar te praten. Zodra de deur sluit, veren ze overeind en vissen uit hun zak een rode band. Kaartjescontrole! In het verleden zag je controleurs vooral in de metro, en heel af en toe op de tram, maar sinds de BKV, het Boedapester openbaar vervoerbedrijf een keer een paar weken heel strikt alle reizigers bij de metro controleerde en de kaartverkoop min of meer verdubbelde, wordt er op alle lijnen wat vaker overal gecontroleerd.
Tegenover mij zit een man, wellicht nog steviger dan de twee controleurs. Als hij de rode band ziet, kijkt hij wat schuldbewust op. "Ik stap uit", zegt hij. De controleur knikt. "Gaat uw gang", antwoordt hij en loopt tot mijn stomme verbazing zonder verder iets te vragen naar de volgende. Twee passagiers later is het weer raak. "Ik stap uit." "Gaat uw gang." Hij loopt door naar voren.
Als de bus stopt, staat de man tegenover mij inderdaad op. Hij gaat in de open deur staan, wachtend op wat de controleur doet. Als die blijft zitten, stapt hij, net voor de deuren sluiten, daadwerkelijk uit. Als we wegrijden, zie ik hem met een berustende blik op de volgende bus staan wachten.
Tegenover mij neemt een oudere dame plaats, leeftijd wat onbestemd. De controleur komt weer aanlopen en vraagt om haar kaartje. Ze kijkt hem vernietigend aan. "Ik ben 65", snauwt ze hem toe, de leeftijd waarop je als bejaarde - voorlopig in ieder geval nog - gratis mag reizen. Hij druipt af. Ik bekijk haar eens goed. Ze kan 65 zijn, maar ook zestig, of ouder, of jonger. Wie zal het zeggen? In ieder geval niet de controleur, die haar om geen pas of wat dan ook heeft gevraagd.
Geen wonder dat de BKV in de financiele problemen zit. Geen wonder dat de prijs van de kaartjes steeds omhoog gaat. Dit soort controle lijkt meer op bezigheidstherapie dan op een serieuze poging om zwartrijders te pakken.
Maar één advies: als toerist kun je er beter niet op vertrouwen dat BKV-controleurs hun werk niet goed doen. Met buitenlanders die - al dan niet terecht - beweren dat ze niet doorhadden dat je bij iedere keer dat je overstapt, een nieuw kaartje moet afstempelen, hebben BKV-controleurs geen enkel mededogen.

zondag 19 november 2006

SKIPAK

Het mag buiten achttien graden zijn, maar het is ook midden november. En dat betekent dat mutsen op en skipakken aan. Zodra de temperatuur onder de zestien graden zakt, gaat geen kind meer zonder muts de straat op, en wee de moeder die daar anders over denkt: binnen de kortste keren heb je een oudere dame aan je broek die je vermanend toespreekt over zoveel onverantwoord gedrag.
Die mutsen zie je soms zelfs op koele zomerdagen. Maar de winterkleding komt onherroepelijk uit de kast zodra het 1 november is geweest, en zeker als het in de eerste week van november koud was, zoals dit jaar. En winterkleding betekent voor kleine kinderen veelal een skipak, zo’n gewatteerd geval dat je van top tot teen warm hout.
Deze week liep ik door de stad, het was een graad of achttien en ik had net zelf mijn jas uitgetrokken. Van de andere kant kwam een schoolklas, kindertjes twee aan twee hand in hand. Pakweg de helft was in een skipak gehuld, de rest droeg winterjassen, allemaal hadden ze hun muts op en een deel had ook nog een wollen sjaal om de hals.
Zo hadden hun moeders hen ’s ochtends naar school gestuurd, en zo hadden de juffen hen dus meegenomen op dit klassenuitstapje, want wie ben je om als juf ’s moeders wijsheid in twijfel te trekken, zelfs al vallen de mussen van het dak?
Nu hadden de juffen wat betreft die skipakken waarschijnlijk ook niet zoveel keuze, want onder de pakken zit vaak niet zo heel veel aan kleding: een T-shirt met korte mouwen, een mayo, een dunne broek, precies de goede kleding om het de rest van de dag uit te houden in de oververhitte klaslokalen waarin de kinderen les krijgen.
Het is niet alleen op een warme herfstdag dat die kinderen de pineut zijn. Zo’n skipak is lastig aan en uittrekken, dus als kleine Gabor of Zsófi eindelijk is aangekleed, is de kans groot dat het pak aanblijft tot ze weer thuis zijn. Dus zie je ’s winters regelmatig totaal bezwete kleintjes achter hun ouders aansjokken in een toch al veel te warm winkelcentrum, om zelfs in de tropische kas van de dierentuin.
Dat kinderen ook oververhit kunnen raken, schijnt bij de ouders niet op te komen, hoewel je de moeders zelfs soms ziet lopen met niet meer dan een dun vest aan. De juffen bij het schoolklasje waren goed op het weer gekleed, met niet meer dan een truitje met lange mouwen. De regel ‘als mijn moeder het koud heeft, moet ik een trui aan’ gaat duidelijk op. Maar van ‘als mijn moeder het warm heeft, mag ik mijn skipak uit’ is duidelijk geen sprake.

woensdag 15 november 2006

FRADI STAAT NIET ALLEEN

Als in de komende twee weken geen investeerder met veel geld komt, is het lot van de Hongaarse voetbalclub Ferencváros (FTC) bezegeld. De 107-jaar oude club, ooit de meest succesvolle uit de Hongaarse competitie, staat aan de rand van het faillissement. Straks leeft de koosnaam Fradi hooguit verder op amateurniveau. Maar FTC staat niet alleen. ,,Het had vrijwel iedere club uit de hoogste divisie kunnen overkomen’’, aldus János Bánfi, voormalig aanvoerder van het Hongaarse nationale team.
Fradi heeft een schuld van 850 miljoen forint (zo’n 3,3 miljoen euro). Dat zou nog veel hoger zijn, als de club in het verleden niet diverse malen door de Hongaarse regering uit de brand was geholpen en als er in 2001 geen investeerder was geweest die bereid was veel geld in de zaak te steken.
De overname door de joodse zakenman Gábor Várszegi was destijds een grote verrassing, want Fradi’s supporters staan bekend als tamelijk antisemitisch. Várszegi - tevens eigenaar van MTK, een andere Boedapester topdivisieclub - beloofde een investering van 2,4 miljard forint. Maar hij stapte eruit, nadat Fradi-supporters in 2003 na een wedstrijd tegen Debrecen niet alleen de fans, spelers en trainers van hun tegenstander, maar ook hun eigen spelers molesteerden. Várszegi nam toen ook de commerciële rechten op de merknaam Fradi mee, een gevoelige financiële slag....
Sindsdien ging het steeds sneller bergafwaarts. Beloften van andere investeerders bleken niets in te houden. In 2004 verkocht de club zijn sterspeler. Kort daarop werd Fradi uit de eerste ronde van de Champions League gegooid. Vorig jaar kreeg de club als door een wonder nog een licentie voor de topdivisie, maar deze zomer lukte dat niet, en nu speelt Fradi in de eerste divisie. Aangezien de ondergang zich al jaren aftekent, zijn de beste spelers al lang vertrokken. De blijvers hebben al maanden geen salaris gehad.
De kans dat zich nog een investeerder meldt, is zeer klein, schat ook clubvoorzitter Zsolt Damosy in. Volgens hem is er minstens 500 miljoen forint nodig om Fradi van het directe faillissement te redden, en nog eens 1,8 miljard om de rechten op de eigen naam terug te kopen en de club daarmee een financiële basis te geven.
Volgens Bánfi, die enkele jaren geleden betrokken was bij de opstelling van het Hongaarse licentiesysteem, is Fradi’s situatie tekenend voor het hele Hongaarse voetbal, dat nog steeds de erfenis van het communisme met zich meesleept en ernstig in verval is.
Hongaren verwijzen graag naar de jaren vijftig, de jaren van het ‘Gouden Team’ en de legendarische speler Ferenc Puskas (die overigens al jaren ernstig ziek is en sinds afgelopen september in het ziekenhuis ligt).
Maar het Hongaarse nationale team heeft sinds 20 jaar geen groot toernooi meer gewonnen. Hoewel Hongarije samen met Kroatië in 2012 de Europese kampioenschappen wil organiseren, heeft het land niet meegedaan aan de laatste vijf Wereldcups en de laatste negen Europese kampioenschappen. Er is momenteel niet één stadion dat voldoet aan de UEFA-eisen. Binnenlandse topdivisiewedstrijden trekken nauwelijks belangstelling. Gemiddeld komen er 2885 toeschouwers, pakweg even veel als bij een Engelse vierde divisieclub.
Bánfi ziet twee oorzaken voor de problemen. Hoewel Boedapest zes, of zonder Fradi inmiddels vijf topdivisieclubs telt, zijn simpele voetbalveldjes de afgelopen jaren systematisch verdwenen. Jongens voetballen niet meer op straat, steeds minder jongens gaan naar een club en de aanwas van jong talent blijft zwaar achter.
Daarnaast zijn veel voetbalclubs nog steeds niet geprivatiseerd en hebben een heel onduidelijke eigendomsstructuur. In 1998 verzette de toenmalige minister van landbouw zich nog tegen de privatisering van Fradi, dat nauw verbonden was met dit ministerie.
,,In tegenstelling tot het bedrijfsleven heeft in het voetbal nooit een echte reorganisatie plaatsgevonden’’, zegt Bánfi, die schat dat er van de 16 topdivisieclubs eigenlijk zes weg zouden moeten om het Hongaarse voetbal gezond te maken. ,,Voor meer is geen geld en er zijn ook niet meer goede spelers. Maar er zijn teveel financiële belangen en baantjes mee gemoeid om zo’n reorganisatie op gang te krijgen. Het enige dat je kunt hopen is dat de situatie bij Fradi andere clubs en de Voetbalbond de ogen opent.’’


maandag 6 november 2006

EEN GEZONDE ECONOMIE MET EEN ZIEK HUISHOUDBOEKJE

We leven slechter dan vier jaar geleden’. Met die verkiezingsleuze probeerde de Hongaarse oppositiepartij Fidesz de kiezers dit voorjaar voor zich te winnen. Als het over leugens in de Hongaarse politiek gaat, was die bewering er één van. De demonstraties voor het Hongaarse parlement en de rellen van de afgelopen weken doen anders vermoeden, maar gemiddeld zijn de lonen in Hongarije de afgelopen vijf jaar reëel met 25 procent gestegen. Zelfs de armsten hebben het beter dan een aantal jaren geleden.
Toen de huidige premier Ferenc Gyurcsány zei dat hij tegenover de kiezer gelogen had over de stand van de economie, had hij het dan ook niet over inkomens, economische groei of werkloosheid. Met een werkloosheid van 7,4 procent is Hongarije er veel beter aan toe dan bijvoorbeeld Polen met zijn 16,5 procent, Slovakije met zijn 15,1 procent en zelfs nog beter dan Tsjechië met zijn 7,9 procent.
De economie groeide de afgelopen jaren gestaag, jaarlijks zo rond de vier procent. In 2005 trok Hongarije 5,2 miljard euro aan nieuwe buitenlandse investeringen en de industriële productie steeg vorig jaar met 10 procent...
Wel zijn er regionaal behoorlijke ontwikkelingsverschillen. West-Hongarije en de regio Boedapest groeien explosief. Rond westelijke steden als Györ heerst zo’n krapte op de arbeidsmarkt dat bedrijven nauwelijks nog personeel kunnen vinden. Maar in Oost-Hongarije is de werkloosheid nog steeds vrij hoog, al beginnen steeds meer investeerders juist om die reden die kant op te trekken te trekken.
Met zulke cijfers zou er eigenlijk weinig mis moeten zijn met de Hongaarse economie. Het grote probleem is echter de enorme staatsschuld, en dat is de schuldvan de politiek. ,,Regerende politieke partijen zijn vlak voor en na de verkiezingen niet bereid de hand op de knip te houden’’, aldus Sándor Richter, econoom van het Weense Instituut voor Internationale Economische Studies. Zo besloot de socialistische premier Péter Medgyessy 4,5 jaar geleden direct na de verkiezingen tot een loonsverhoging van 50 procent voor al het (semi-) overheidspersoneel.
De omgang van het begrotingstekort wordt stelselmatig verbloemd met creatief boekhouden. Zo hebben alle vorige regeringen de aanleg van nieuwe snelwegen en andere dure uitgaven buiten de boeken gehouden. Op lokaal niveau gebeurde hetzelfde. Ook de enorme verliezen van openbaar vervoerbedrijven zoals de spoorwegen en het lokale transport in Boedapest zijn altijd maar ten dele meegerekend.
Toen premier Gyurcsány na de verkiezingen in mei tegenover zijn partijgenoten over leugens sprak, had hij het precies hierover. Hij kondigde toen tevens aan dat hij aan die praktijk een einde zou maken, en dat heeft hij ook gedaan. In de meest recente Hongaarse begroting zijn alle uitgaven echt verwerkt. En dan blijkt Hongarije het torenhoge van 10,1 procent te hebben..
In financiële kringen werden de officiële cijfers al sinds jaren betwijfeld. Al in mei waarschuwde de Europese Commissaris voor Economische Zaken Joaquin Almunia dat Hongarije dringend maatregelen moest nemen om het budget weer in de hand te krijgen. In Brussel wordt daarom ook groot belang gehecht aan het bezuinigingsprogramma dat de Hongaarse regering heeft gepresenteerd.
Volgens Richter zou dat driejarige programma de budgetproblemen inderdaad weer in de hand moeten krijgen. Maar hij vraagt zich of de regering de moed heeft het programma tot het einde toe door te voeren, gezien de verkiezingen die er in 2010 weer aankomen.
De burger betaalt nu de prijs voor een staat die pakweg negen jaar op te grote voet heeft geleefd, in de vorm van hogere belastingen, afschaffing van allerlei subsidies op bijvoorbeeld energie (met een compensatie voor de allerarmsten), duurdere medicijnen en medische zorg, collegegeld op de universiteit, een hoge inflatie en een reële inkomensachteruitgang van 0,3 procent.
Dat dat tot onrust leidt, is niet verwonderlijk, vooral niet, omdat een deel van de Hongaren, zelfs degenen die het aantoonbaar beter hebben dan een aantal jaren geleden, de verkiezingsslogan van Fidesz met graagte gelooft. Maar Hongarije heeft geen andere keuze, dan het huidge beleid doorzetten, waarschuwde de Europese Commissie deze week.
Het slechtste wat Hongarije zou kunnen gebeuren, is dat Gyurcsány op zou stappen en Fidesz aan de macht zou komen, meent Richter. Die partij beloofde tijdens de verkiezingen forse belastingverlagingen, een extra maand pensioen en tal van andere maatregelen.
Gezien de commotie over Gyurcsány’s leugens kan een nieuwe regering eigenlijk niet terugkomen van die beloften. ,,Maar de gevolgen van radicale belastingverlaging zonder een bezuinigingsprogramma zouden waarschijnlijk tot een diepe financiële krisis leiden’’.


vrijdag 20 oktober 2006

EEN VOETNOOT IN DE GESCHIEDENISLES

Ergens aan het eind van de zesde klas, in de laatste week van Sandor Szecsi’s middelbare schooltijd, begon zijn geschiedenisleraar plotseling over de Hongaarse opstand van 1956. De eerste examens waren al aan de gang en de leerlingen hadden wel iets anders aan hun hoofd. Hij had het net zo goed kunnen laten. ,,En zo ging het niet alleen bij mij op school. Datzelfde heb ik van anderen gehoord’’, zegt de 23-jarige student Nederlands.

Medestudenten Krisztina Fekete en István Lajos Pardi knikken. Ze zaten op andere middelbare scholen, maar hun ervaring is dezelfde: de Hongaarse opstand van 1956 was niet meer dan een voetnoot in hun geschiedenisles. Het is over het algemeen het laatste onderwerp dat wordt behandeld, en op sommige scholen komt het zelfs helemaal niet aan de orde.
Niet dat 1956 helemaal geen rol speelde in hun schoolleven. Op alle Hongaarse middelbare scholen wordt de opstand jaarlijks verplicht herdacht. Bij Krisztina op school was dat een vrij serieuze zaak. ,,We gingen dan naar een museum of we kregen een opdracht, bijvoorbeeld om onze ouders of grootouders naar hun herinneringen te vragen.’’ Maar István herinnert zich alleen de verplichte minuut stilte, zonder verdere uitleg over het belang van 1956....
Dat heeft niets met tijdgebrek te maken. De koortsachtige voorbereidingen in Hongarije voor de herdenking van de opstand, op 23 oktober dit jaar 50 jaar geleden, doet misschien anders vermoeden, maar de gebeurtenissen van oktober en november 1956 liggen gevoelig en zijn geen onverdeelde bron van nationale trots.
Sterker nog, ‘1956’ vertegenwoordigt in spreekwoordelijke betekenis het ultieme beeld van chaos. Dat is mede te danken aan de stevige communistische propaganda van de jaren zestig die de gebeurtenissen afdeed als contrarevolutie. Nog steeds ziet 15 tot 20 procent van de Hongaren de opstand als zodanig.
De meeste Hongaren zijn tegenwoordig wel trots op de opstand, maar wat in die dagen precies gebeurd is, is een bron van politieke strijd, ook onder diegenen die er destijds direct bij betrokken waren. Hervormingsgezinde communisten stonden in die dagen naast liberalen, conservatieven, fascisten, criminelen en aristocraten op de barricades, ieder met zijn eigen ideeën over de toekomst. De gebeurtenissen volgden elkaar zo snel op dat het tot een debat over het Hongarije-van-de-opstand niet eens kwam. Maar inmiddels hebben alle betrokkenen hun eigen, onaantastbare mening over de betekenis en de doelen van toen gevormd.
,,Sommige leraren zijn bang om het onderwerp te behandelen’’, zegt historische ethicus Péter György, ,,Ze zijn bang voor conflicten met ouders of grootouders van hun leerlingen of met medeleraren die er een andere mening op nahouden.’’ Dat probleem, voegt hij eraan toe, speelt overigens niet alleen rond 1956. Ook de behandeling van de Tweede Wereldoorlog en de hele naoorlogse geschiedenis gaan geschiedenisleraren om dezelfde reden liever uit de weg.
De communisten zijn er volgens György buitengewoon goed in geslaagd in de jaren na de opstand iedere positieve herinnering aan 1956 uit het collectieve geheugen te wissen. ,,Openbare herdenkingen waren strikt verboden, en dus leefde het alleen voort in familieverhalen. Maar die zijn anecdotisch en plaatsen de gebeurtenissen niet in een historisch kader.’’
Geen van de drie studenten heeft in eigen familie veel over de opstand gehoord. Krisztina’s grootouders zaten, voor zover zij weet, de gevechten uit in de schuilkelder. Istvan weet dat twee dienstplichtige oudooms na de opstand wegens desertie zijn doodgeschoten.
En Sándor heeft een oom die in 1956 naar Amerika is gevlucht, maar het fijne weet hij er niet van. Ook heeft zijn oma altijd krantenknipsels uit oktober 1956 bewaard, waar zijn vader als jongen absoluut met niemand over mocht praten.
Sándor vindt 1956 op zich ,,belangrijk’’, maar hij zegt er in alle eerlijkheid bij dat de herdenking van de opstand hem persoonlijk weinig doet. ,,Minder in ieder geval dan bijvoorbeeld de herdenking van de revolutie van 1848 op 15 maart of St. Stefansdag op 20 augustus. Dat zijn dagen waar ik emotioneel een veel grotere band mee heb.’’
István deelt dat gevoel: ,,Ik vind de herdenking op zich belangrijk, omdat 1956 ons er aan herinnert dat we ons nooit meer afhankelijk moeten maken van een ander land. Maar zolang de historici het niet eens kunnen worden over de betekenis van de opstand, blijft het een gebeurtenis die de politici blijven claimen. Dat zal wel doorgaan, zolang er nog mensen leven die het zelf hebben meegemaakt. Zolang ontstaat er geen nationale consensus over de betekenis van de opstand en blijft het zeker voor jongeren moeilijk te bevatten wat we nu eigenlijk precies herdenken.’’
De grootscheepse nationale herdenking, met tal van films, boeken en documentaires zou daar wat aan kunnen veranderen, zegt Sándor. Maar helaas is rond die nationmale herdenking ook weer een heel politiek debat ontstaan. Bovendien raakte Hongarije in september in een enorme politieke strijd verzeild, waarbij relschoppers de Hongaarse televisie bestormden. ,,Die claimden ook de nagedachtenis van de opstand. Dat heeft het feestelijke gevoel voor mij bedorven.’’


copyright foto The American Hungarian Federation



maandag 16 oktober 2006

VERBAZING

"Ik ben Hongaar en net als veel Hongaren zou ik eigenlijk wel eens willen weten waarom buitenlanders hier op vakantie willen komen." De directeur van Danubius hotels reageert een beetje verbaasd op deze vraag van een Hongaarse collega. De persbijeenkomst waar de man zijn vraag stelt, vindt plaats op de zesde verdieping van het Hiltonhotel op de burchtheuvel in Boedapest. Een antwoord lijkt dan ook eigenlijk volkomen overbodig. Uit het raam kijken we uit op de Donau en het parlement, dat in het zonlicht ligt te baden. Een plaatje uit een vakantiefolder. Waarom zou je NIET naar Boedapest op vakantie willen?
Toch staat deze Hongaarse collega niet alleen met zijn vraag. Het is misschien een beetje extreem dat hij zich afvraagt waarom mensen naar Hongarije op vakantie zouden willen komen, maar wie zich als buitenlander in Hongarije vestigt, krijgt dezelfde vraag regelmatig: waarom doe je hier in godsnaam? Je bent hier komen wonen, zomaar, vrijwillig? Onbegrijpelijk....
Het overvloedige gebruik van de Hongaarse driekleur op bruggen en gevels, bij demonstraties en op revers doet misschien anders vermoeden, maar er zijn weinig mensen die hun eigen land zo weten af te kraken als Hongaren. Als ik de collega later op zijn vraag aanspreek, kijkt hij me verbijsterd aan. Natuurlijk, dat uitzicht op de Donau is prachtig, en ja, moet hij toegeven, er zijn natuurlijk mooie gebouwen in het centrum van de stad.
Maar heb ik wel eens in die oude appartementenhuizen gekeken? En ben ik wel eens in die spuuglelijke flatwijken rond de stad geweest? En heb ik enige ervaring met Hongaarse ziekenhuizen? Weet ik dat je daar je eigen handdoeken, wc-papier en eten mee moet brengen? Weet ik van de vuilnisbelten die je overal in buitenwijken achter bosjes ziet liggen?
Het antwoord op al die vragen is ja, maar voor toeristen doet geen van deze punten ter zake, tenzij ze pech hebben in het ziekenhuis terecht te komen. Als ik naar Parijs ga, ga ik ook niet naar een banlieu en als ik naar Amsterdam ga, staat de Bijlmer niet op mijn top-tien attracties. Boedapest is gewoon een prachtige stad, en dat is een goede reden om er te komen.
Hoe vaak ik het Boedapester openbaar vervoersysteem niet heb verdedigd tegen Hongaarse critici. Als één ding in deze stad goed geregeld is, dan is het wel het openbaar vervoer. Zeker, soms zijn de voertuigen oud en rammelig, soms zijn ze oncomfortabel of vol. Maar daar staat tegenover dat je overal kunt komen en dat bussen en trams zo veelvuldig rijden dat ik me wel eens afvraag of dat echt nodig is. Vroeger kon je er nog over klagen dat het openbaar vervoer zo vroeg in de avond stopte, maar zelfs die klacht is niet meer terecht, nu veel lijnen langer rijden.
Uiteraard is het recht om te mopperen over Hongarije beperkt tot Hongaren. Opper als buitenlander voorzichtig dat het Hongaarse eten best smakelijk is, maar toch echt niet tot de topkeukens van de wereld behoort, en diezelfde kriticaster ontpopt zich als een rasechte patriot, die niet rust voor je op zijn minst hebt toegegeven dat gulyas, de echte, de Hongaarse, wel degelijk een soep van wereldklasse is.


vrijdag 13 oktober 2006

COMBINO (2)

Het heeft maanden geduurd, maar sinds begin deze week rijdt de Combino, de nieuwe, door Siemens gebouwde tram dagelijks over de Grote Ring van Boedapest. Storingsvrij, zou tenminste moeten.
Toch vertrouwde ik het niet echt toen ik er voor het eerst instapte. Fraaie tram, daar niet van, vriendelijk voor ouden van dagen en mensen die slecht ter been zijn (hoewel er aanzienlijk minder zitbankjes inzitten dan in de oude trams, al is de Combina een stuk groter). En hij is stil, veel stiller dan de oude Ganz-trams, zodat je tenminst kunt meegenieten van de MP3-speler van je buurman. Of zonder te schreeuwen een gesprek met je medepassagiers kunt voeren. Ik geef toe, dat laatste is best plezierig.
Maar toch, die tram heeft inmiddels wel een zeer onbetrouwbare reputatie. Het ritje stelde me dan ook niet teleur: al na de tweede halt bleef de tram onverwacht voor een stoplicht stilstaan. Ik zag de lamp op groen springen, weer op rood, weer op groen, en voelde me gesterkt in mijn wantrouwen tegen de tram.... En ja hoor, na een paar minuten meldde de bestuurder zich: we reden niet verder, want verderop was een ongeluk gebeurd en er zouden bussen worden ingezet voor verder vervoer. Die bussen zal de BKV, het Boedapester openbaar vervoerbedrijf inmiddels vermoedelijk wel standaard klaar hebben staan, voor het geval het weer misgaat met de tram.
Een eind verderop stond een andere Combino stil en vlak daarvoor een ziekenwagen en een wagen van de BKV,. Ik heb niet achterhaald wat er aan de hand was, maar thuisgekomen las ik in de krant, dat gisteren ook al een Combino de boel in de war had geschopt, omdat de bestuurder de klep voor het motortje dat de ruitenwisser aandrijft, niet dicht kreeg. En ja, zo supercomputergestuurd apparaat als de nieuwe Combino kan dan natuurlijk niet verder. Dus was het wachten op de reparateur van Siemens die een half uur later kwam.
Dan kijk je toch met verlangen terug naar de oude Ganz-trams. die tot nu toe op die lijn reden 't Is alleen jammer dat je daar als oudere echt bijna niet in of uit komt, en dat ze voor moeders met kinderwagens zo onneembaar zijn dat je buitengewoon weinig moeders met kinderwagens ziet in Boedapest, of ze moeten een auto hebben.
Maar verder, zo'n tram die al tientallen jaren dag-in-dag-uit betrouwbaar voortploegt en die met een beetje handigheid en improvisatie zonder sputteren op de rails blijft, een tram het zonder computer afkan en die gewoon zijn werk doet... je realiseert je niet wat voor comfort dat was, tot het verdwenen is.


vrijdag 6 oktober 2006

KOELE THUISKOMST

In de weken nadat de Russen in 1956 de Hongaarse opstand met geweld hadden neergeslagen, vluchtten zo’n 230- tot 250-duizend mensen naar het buitenland, sommigen uit angst voor vervolging, anderen, omdat ze een eenmalige kans zagen aan het communistische systeem te ontkomen. Sommigen hadden meer reden om vang te zijn dan anderen, maar de meeste vluchtelingen hadden in ieder geval één ding gemeenschappelijk: het waren ondernemende mensen die er veelal in slaagden het beste van hun vlucht te maken.
Over het algemeen kregen de Hongaarse vluchtelingen in het Westen een warm welkom. ,,We kwamen met de trein aan, en overal stonden mensen die ons geld en fruit toestopten,’’ herinnert industrieel ontwerpster Edina Kosmovski, die naar Frankrijk vluchtte, zich. Net als andere vluchtelingen kreeg ze een gratis taalcursus, en luttele maanden nadat ze Hongarije had verlaten, werd ze toegelaten tot de Sorbonne Universiteit.
Tibor Kertész, die samen met 8000 andere vluchtelingen in Zweden terechtkwam, kreeg net zo’n warm welkom. De Zweedse autoriteiten organiseerden taalcursussen, gaven studieleningen en zorgden zelfs voor een Hongaars gymnasium waar jonge vluchtelingen hun schoolopleiding konden afmaken. Kertész studeerde met een beurs die hem werd aangeboden door medestudenten; ze hadden het geld onderling ingezameld.
Volgens een Zweeds onderzoek uit 1964....
was negentig procent van de Hongaren tegen die tijd al gelukkig in hun nieuwe land. Uit een onderzoek uit 1992 blijkt dat de vluchtelingen het goed hebben gedaan: na de Duitsers hebben Hongaren de hoogste levensstandaard van alle buitenlandse immigranten in Zweden. Hun opleidingsniveau is hoger dan toen ze kwamen, werkloosheid is laag, ze zijn goed geïntegreerd in de samenleving en veel immigranten of hun kinderen zijn succesvolle wetenschappers, sportlieden, artsen en kunstenaars geworden. Alleen is hun gezondheid duidelijk slechter dan die van de gemiddelde Zweed, een algemeen probleem onder immigranten die toch met stress kampen dan de oorspronkelijke bevolking.
Ook elders hebben Hongaarse immigranten het goed gedaan. ,,Velen van hen die het land verlieten, hebben een groot succes van hun leven gemaakt,’’, zegt László Czirjak, een van de oprichters van investeringsmaatschappij Ieurope Capital en voormalig voorzitter van de Amerikaans-Hongaarse Kamer van Koophandel (Amcham) in Boedapest. ,,Omdat de meesten niet verwachtten dat het IJzeren Gordijn ooit zou vallen, hebben ze echt hun best gedaan om elders te integreren.’’
Maar toen dat gordijn eindelijk viel, grepen veel vluchtelingen, of hun kinderen, de kans aan om de banden met hun vaderland te herstellen. Velen begonnen een bedrijf in Hongarije, werden manager van een van de vele buitenlandse ondernemingen die na 1990 in Hongarije investeerden of besloten zelfs voorgoed naar huis terug te keren, een stap die door Hongaren in het land zelf lang niet altijd begrepen wordt.
,,Mensen vragen me vaak waarom ik hierheen verhuisd ben. Ze begrijpen het niet echt’’, zegt Ilóna Jankovich, een advocate die in Boedapest het recruteringsbedrijf Profipower opzette. En meer dan dat: hoewel Jankovich, die in Nederland opgroeide, zichzelf altijd Hongaarse heeft gevoeld, kwam ze er in Hongarije achter dat de Hongaren dat niet zo zagen.
Veel terugkomers hebben hetzelfde probleem, bevestigt Czirjak: zelfs als ze geboren zijn in Hongarije, worden ze niet langer als ‘echte’ Hongaren gezien. Hun vlucht destijds wordt gezien als een teken van disloyaliteit tegenover hun land, hen wordt verweten dat ze het makkelijk hebben, omdat ze in het buitenland rijk konden worden, of ze krijgen te horen dat ze arbeidsplaatsen van anderen innemen. Mensen vertellen hen dat ze het Hongarije van vandaag niet echt kunnen begrijpen of reageren verbaasd op het soms wat gedateerde Hongaars dat de terugkomers spreken.
Jankovich kende Hongarije van bezoeken in haar jeugd, want in de jaren zeventig werd het voor vluchtelingen mogelijk hun vaderland te bezoeken. Maar ze moet toegeven dat ze zich, sinds ze naar Hongarije verhuisd is, meer Nederlands voelt dan ze altijd dacht. ,,Mijn directe wijze van praten en mijn openheid zijn beslist niet Hongaars’’, zegt ze. Desondanks, voegt ze eraan toe, begrijpt ze Hongaren beter dan buitenlanders zonder Hongaarse banden. Aan de andere kant begrijpt ze haar veelal buitenlandse klanten ook beter dan een Hongaar zou doen.
Die bemiddelende functie van de terugkeerders wordt door Hongaren onderschat, meent Les Némethy, voorzitter van Amcham en zelf zoon van Hongaarse vluchtelingen die in Canada eindigden. ,,Ik denk dat de mensen die uit de diaspora terugkeren, een positieve invloed hebben. Ze bezitten een netwerk, dat Hongarije nieuwe kansen geeft.’’
Némethy heeft inmiddels zijn plek gevonden, maar hij vond zijn eerste jaren na zijn terugkeer in Hongarije niet makkelijk. ,,Het was een overschakeling om in een land terecht te komen waar de whiskyrover, een bandiet, een nationale held was, omdat mensen het na vijftig jaar communisme moeilijk vinden om niet te sympathiseren met iemand die tegen het systeem is. In Canada leer je het algemeen belang voorop te stellen, hier vindt iedereen het normaal als je het systeem probeert te ondermijnen.’’
Némethy stoort zich zeer aan de ongastvrije ontvangst van de terugkeerders. ,,Het is mede aan hen te danken dat er zo’n grote stroom buitenlandse investeringen is geweest. Dat er mensen waren die de lokale taal spraken, maar ook op de hoogte waren van de werkmethodes van buitenlandse bedrijven, heeft veel investeerders vertrouwen gegeven. De diaspora heeft voor Hongarije de deur naar de wereld geopend. Ik denk dat Hongaren dat vaak onderschatten en daar beter gebruik van zouden moeten maken.’’


donderdag 5 oktober 2006

HONGAARS ARCHIEF KEERT TERUG UIT BALLINGSCHAP

Na een verblijf van 50 jaar in Nederland krijgt Hongarije vandaag (donderdag) het historische archief over de prinselijke Rákóczy-familie terug. Het archief kwam in Nederland terecht, toen de weduwe van een van de laatste telgen van de Rákóczys in 1956 na de Hongaarse opstand het land uitvluchtte en door koningin Juliana persoonlijk naar Nederland werd gehaald. Het archief wordt door de Algemene Rijskarchivaris Maarten van Boven overhandingd aan de directeur van het Hongaarse Rijksarchief, Lajos Geczényi.

Sári Marton nam bij haar vlucht een koffer papieren mee, die voor Hongarije mede van groot historisch belang zijn, omdat er weinig historische archieven bewaard zijn gebleven. Het familiearchief bevat documenten uit diverse eeuwen, waarvan de oudste uit 1322 stamt en gewag maakt van een stuk land dat de familie van de koning toegewezen heeft gekregen.
Belangrijk voor Hongaarse historici zijn de papieren over Ferenc Rákóczy II, de laatste Hongaarse vorst van Transsylvanië....
die een belangrijke rol speelde in een opstand van de Hongaren tegen de Habsburgers en in 1705 korte tijd tot koning wordt gekozen.
Maar er zijn ook krantenknipsels en foto’s van voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen Marton’s echtgenoot, Imre Rakóczy, ondermeer woordvoerder was van Miklos Horthy, de toenmalige Hongaarse leider (en lange tijd Hitler-bondgenoot).
Imre Rákoczy belandde aan het einde van de oorlog in Russische krijgsgevangenschap. Een lang liefdesgedicht dat hij in Rusland voor zijn vrouw schreef en waarin hij de slechte levensomstandigheden in het kamp beschrijft, maakt ook deel uit van het archief. Hij keerde terug naar Hongarije om daar in armoede te sterven toen zijn vrouw al naar Nederland was gevlucht.
Sári Marton behoorde tot een groep van Hongaarse aristocraten die na de Hongaarse opstand van het Nederlandse koningshuis onderdak in Nederland aangeboden kregen. Zij verbleef enige tijd in Huize Voorhout op het Lange Voorhout in Den Haag. Marton heeft vermoedelijk ook op andere wijze koninklijke hulp gekregen. Uit brieven blijkt dat zij de koffer met documenten niet zelf mee de Hongaarse grens over heeft genomen, en het is waarschijnlijk dat Nederlandse diplomatieke kringen hierbij een rol hebben gespeeld.
De documenten zijn uiteindelijk in het Nationaal Archief (destijds het Rijksarchief) in Den Haag terechtgekomen, toen zij in 1974 een veilig onderdak voor de papieren zocht. Zij liet bij de overdracht vastleggen ,,dat de documenten niet terecht mogen komen in enig archief in Hongarije, zolang dat onder een communistisch bewind verkeert.’’
Dat het Rákóczy-archief nu is opgedoken, is te danken aan de 50-jarige herdenking van diezelfde Hongaarse Opstand die de papieren naar Nederland bracht. In verband daarmee ging de redactie van het Nationaal Archief Magazine op zoek naar archiefmateriaal en stuitte op de min of meer vergeten Rákóczy-documenten. Volgens László Marácz, docent Oost-Europese studies aan de Universiteit van Amsterdam, heeft het archief voor Hongaren ongeveer eenzelfde waarde als een archief van de nazaten van Willem van Oranje voor Nederland zou hebben.


woensdag 20 september 2006

HEIMWEE NAAR GROOT-HONGARIJE

Van een menigte kun je nauwelijks spreken, woensdagmiddag voor het Hongaarse parlement. Er hebben zich enkele honderden mensen verzameld om te betogen voor het aftreden van premier Gyurcsány. Maar velen van hen staan hier al voor de derde dag, sommigen hebben op het plein overnacht, en ze zijn ervan overtuigd dat ze vanavond weer, net als de vorige avonden, met duizenden zullen zijn.
Waar je ook kijkt, zie je de Hongaarse vlag. Groen-wit-rode linten om de hals, kokardes op de revers, vlaggen in de hand. Wie je ook ook aanspreekt, het gesprek dwaalt van de leugens van Gyurcsány al snel af naar hele andere grieven. Trianon, het verdrag waarbij Hongarije na de Eerste Wereldoorlog een groot deel van zijn grondgebied verloor..... is een thema dat de demonstranten net zo bezighoudt als ‘kameraad Gyurcsány’, zoals ze de socialistische premier consequent noemen.
Ernest Nagy de Nagybaczon, volgens eigen zeggen van beroep uitvinder, runt samen met zijn zuster een stalletje waar mensen eten kunnen brengen, dat hij gratis onder de demonstranten uitdeelt. Nagy, wiens uitstekende Engels hij daaraan dankt dat hij het grootste deel van zijn leven in Engeland heeft gewoond, is niet alleen bij deze demonstratie een betoger van het eerste uur.
Vijf jaar geleden ‘stond hij op de brug’: toen blokkeerde een kleine groep rechtsradicalen tijdens het spitsuur de Erszebetbrug over de Donau uit protest tegen de vorige socialistische regering. De politie greep in en er vielen wat klappen. Dat maakte toen diepe indruk.
Nagy is ervan overtuigd dat de Hongaarse politiek nog steeds verziekt wordt door het communisme. ,,Gorbatsjov zag dat het communistische systeem geen stand kan houden. Ze hebben de staatsbedrijven toen aan partijleden verkocht en communisten zijn gaan infiltreren in de nieuwe partijen. Veel zogenaamde democraten zijn eigenlijk communisten, in alle partijen’’. Als het aan hem ligt, gaat Hongarije politiek duizend jaar terug: ,,De grondwet van St Stefan was veel democratischer dan wat we nu hebben.’’
Heimwee naar het verleden kenmerkt alle demonstranten. Naar het Hongarije van voor Trianon en ook naar het communistische Kadarregiem. ,,Onder Kadar was er een wet die voorkwam dat mensen superrijk werden’’, zegt een jongen. Nu stelen de politici, verzucht hij, om vervolgens te mopperen over directeuren die al sinds het communisme op hun post zitten, buitenlandse investeerders die alle Hongaarse bedrijven hebben opgekocht en buitenlanders die Hongaars onroerend goed kopen. ,,Nederlanders kopen hier huizen, omdat ze bang zijn dat hun land straks onderloopt’’, zegt hij, een overtuiging die meer Hongaren met hem delen.
Over een ding zijn alle demonstranten het overigens eens: Gyurcsány moet weg, maar het geweld van de afgelopen dagen was niet goed. Iedereen heeft voor dat geweld overigens zijn eigen verklaring. Volgens Nagy liep het uit de hand toen demonstranten dachten dat drie van hen in het tv-gebouw werden vastgehouden. Een ander is ervan overtuigd dat de zaak vooraf door provocateurs was voorbereid. ,,Ik heb zelf gezien hoe er een paar mensen hier het plein opkwamen die begonnen te roepen dat ze wapens hadden en wie die wilde hebben’’, zegt hij.
András Takács, een van de oorspronkelijke organisatoren van de demonstratie, is ervan overtuigd dat het een provocatie was. ,,Geweld willen we niet en kunnen wij niet gebruiken’’, betoogt hij tegenover een bewonderend toehorende menigte, ,,We moeten gedisciplineerd blijven, de orde bewaren. Nu hebben we de kans te winnen, die moeten we niet vergooien’’.


dinsdag 19 september 2006

WIND ZAAIEN, STORM OOGSTEN

Voetbalsupporters en aanhangers van extreem-rechtse maakten de harde kern uit van de relschoppers die gisterennacht het tv-gebouw in Boedapest bestormden en plunderden. Een deel van de relschoppers kwam, belust op een potje knokken, rechtstreeks van een voetbalwedstrijd naar het plein toe. De band waarop premier Gyurcsány erkende dat hij had gelogen, was een dankbare aanleiding. Maar de echte oorzaak van de rellen liggen in het politieke klimaat in Hongarije.
Onvrede over het bezuinigingspakket van de regering Gyurcsány speelt een rol, maar op de achtergrond speelt dat er al jaren geen sprake meer is van een constructieve oppositie. De grootste oppositiepartij, het conservatieve Fidesz, grijpt ieder meningsverschil aan om de rechtmatigheid en de democratische gezindheid van de regering in twijfel te trekken.....
Gelijktijdig ziet Gyurcsány’s regering zich geconfronteerd met een enorm begrotingstekort, en met problemen zoals een slecht functionerende gezondheidszorg en een veel te groot ambtenarenstelsel. De kern van zijn leugenspeech was dat de premier zich heeft voorgenomen die problemen op te lossen, koste wat het kost en dat hij niet meer bereid is mooie praatjes te verkopen om populair te blijven.
De maatregelen die zijn regering heeft aangekondigd variëren van belastingverhogingen tot ontslagen, invoering van collegegeld bij de universiteiten, afschaffing van de subsidie op energie tot een eigen bijdrage bij de huisarts en voor medicijnen. Het is een pakket dat ongetwijfeld ook tot protesten zou hebben geleid als de oppositie zich constructiever zou hebben opgesteld. Het treft mensen in hun portemonnee, en hard ook. Geheel volgens Gyurcsánys eigen verwachting is zijn populariteit de afgelopen maanden dan ook dramatisch gekelderd.
Dat bezuinigingen nodig zijn gezien het begrotingstekort van tegen de zeven procent, daar stemmen leden van Fidesz binnenskamers ook wel mee in. Maar naar buiten heeft de partij het hele pakket maatregelen de afgelopen maanden uitsluitend afgedaan als leugens en bedrog, omdat de MSzP in zijn verkiezingscampagne niet had gezegd dat er zo’n streng hervormingspakket aan zat te komen.
Over anderhalve week zijn er lokale verkiezingen. Fideszleider Viktor Orban houdt zijn aanhang al weken lang voor dat Gyurcsány eigenlijk zou moeten aftreden als de opiniepeilingen uitkomen en diens Hongaarse Socialistische Partij (MSzP) de verkiezingen verliest.
Overal waar Gyurcsány de afgelopen weken kwam om zijn beleid uit te leggen, werd hij onthaald op fluitconcerten die hem het spreken onmogelijk maakten. Volgens Fidesz zijn die concerten weliswaar geheel spontaan, maar in diverse plaatsen was het de Fidesz-burgemeester die zijn aanhang opriep de premier uit te fluiten of zijn er door Fidesz advertenties geplaatst om mensen op het bezoek van de premier attent te maken.
Eigenlijk trekt de grootste oppositiepartij de legaliteit van de Gyurcsány-regering sinds de verkiezingen dit voorjaar in twijfel en de partij draagt die boodschap ook contant naar zijn aanhang uit. Bij diverse demonstraties tegen het bezuinigingspakket de afgelopen weken eisten demonstranten regelmatig het vertrek van de regering.
Fidesz is zeker niet verantwoordelijk is voor de rellen van maandag. De leiding daarvan lag bij extreemrechtse groepen, waaronder MIÉP, een uiterst nationalistische partij die vier jaar geleden zijn parlementszetels verloor en nu een politieke come back probeert te maken.
De Fidesz-kandidaat voor het burgemeesterschap van het vijfde district, de deelgemeente waar het parlement staat, veroordeelde het geweld dinsdag onomwonden. Maar de partij heeft wel bijgedragen aan een klimaat waarin een deel van de bevolking eigenlijk denkt dat deze regering er niet terecht zit. De wind is de afgelopen maanden gezaaid. De storm heeft Hongarije maandag geoogst.


maandag 18 september 2006

DE LEUGENS VAN EEN POLITICUS

,,We hebben er een troep van gemaakt. Geen klein beetje, maar heel erg. We hebben anderhalf jaar lang constant gelogen, ’s ochtends, ’s middags, ‘s avonds’’, aldus de Hongaarse premier Ferenc Gyurcsány afgelopen mei op een besloten bijeenkomst van zijn partij. Een band met zijn toespraak lekte dit weekend uit en veroorzaakte twee weken voor de lokale verkiezingen een politieke storm in de Hongarije.
Op de band zegt de premier dat er de afgelopen vier jaar onder de socialisten niets bereikt is waar hij trots op is, dat hij geen zin meer heeft om te liegen en dat hij echte hervormingen wil. Als zijn partij die lijn niet wil volgen, moeten ze iemand anders kiezen, aldus de premier op de band tegenover zijn partijgenoten.
Na de publicatie van de band eisten demonstranten voor het parlement het aftreden van de premier en zijn regering. Maar Gyurcsány verklaarde daar niet aan te denken......Integendeel, hij gebruikte het uitlekken van de band voor een openlijke aanval op het politieke klimaat in Hongarije, dat volgens hem gebukt gaat onder een cultuur van leugens. Politici zijn volgens hem veel te veel bezig met hun populariteit op de korte termijn en ze zijn daarom niet bereid maatregelen te nemen die wel noodzakelijk zijn voor het land, maar hun aanhang niet ten goede komen.
Gyurcsany’s reactie dit weekend was zo opmerkelijk beheerst en goed voorbereid, dat sommige analysten zich afvragen of het daadwerkelijk om een onbedoeld lek gaat. Ook in zijn eigen partij werd opmerkelijk kalm op de publicatie van de band gereageerd.
Sinds de verkiezingen in mei heeft Gyurcsány een zwaar hervormingsprogramma doorgevoerd, met bezuinigingen, prijsverhogingen en belastingverhogingen. In de pijplijn zitten een hervorming van de gezondheidszorg en verdere hervormingen in het onderwijs. Dat heeft zijn populariteitscijfers behoorlijk doen kelderen, iets waar hij, zo blijkt ook uit de band, van de meet af aan rekening mee heeft gehouden. ,,Mensen zullen demonstreren voor het parlement. Laat ze, op den duur worden ze het wel zat’’.
De afgelopen weken bracht de premier overal in Hongarije bezoeken, en overal werd hij met – door de oppositie georganiseerde – fluitconcerten opgewacht. De publicatie van de band heeft de aandacht geheel van het hervormingspakket afgeleid. En hoewel de Hongaarse president László Sólyom de premier verwijt dat hij het moreel van het land in gevaar brengt, heeft die de talloze interviews van de afgelopen dagen gebruikt om de geloofwaardigheid van Hongaarse politici in zijn algemeenheid in twijfel te trekken. ,,Ik heb genoeg van het schijnheilige politieke gebeuzel’’, aldus Gyurcsány.
Hij herinnerde ondermeer aan de oppositie die tijdens de parlementsverkiezingen zonder blikken op blozen een veertiende maand persioen beloofde, plus belastingverlagingen, terwijl iedereen wist dat dat de economische situatie in Hongarije onmogelijk waar te maken was. Binnenskamers erkenden oppositiepolitici voor de verkiezingen volmondig te weten dat die beloften onrealistisch waren.
De Hongaarse kiezer heeft, zo blijkt uit opiniepeilingen, over het algemeen weinig vertrouwen in de politiek. ,,De publicatie van de tape hoeft de regering niet noodzakelijk in gevaar te brengen’’, aldus politiek analyst Gábor Török. ,,Dat de regering heeft gelogen, is natuurlijk schandalig, maar de vraag is wie er uiteindelijk het meeste van profiteert. Het is mogelijk dat de regering erin slaagt een imago van Gyurcsány te creeëren als de man die het durft op te staan tegen ‘decennia van leugens’.”


maandag 11 september 2006

TRAM MET PROBLEMEN

De gemeente Boedapest overweegt de nieuwe Combinotrams, die vanaf juni af en toe rijden, terug te sturen naar de producent, Siemens. De voertuigen moeten de oude Ganztrams gaan vervangen die al tientallen jaren trouw dienst op de Nagykőrut, de grote ring om het centrum van de stad.
De Combino, deze uitvoering daarvan althans (iedere Combino wordt speciaal voor de betreffende klant gebouwd) is met zijn vijftig meter de langste tram ter wereld, en daar schuilt vermoedelijk het probleem. Sinds hij in gebruik is genomen, wordt de tram geplaagd door storingen, die vervolgens het hele tramverkeer op de ring stilleggen.
In het begin liep de tram de hele tijd van de bovenleidingen af, omdat het ophangsysteem niet berekend was op de zwaardere koperen leidingen die nodig waren voor de extra stroom die de tram gebruikt. Op goed moment ging zelfs een aantal masten van de bovenleiding tegen de grond, gelukkig midden in de nacht, zodat er geen ongelukken plaatsvonden.
Die problemen schijnen verholpen te zijn, maar daarmee was het leed niet geleden. In de hittegolf van juli bleek dat het koelingssysteem in de tram niet goed werkte, en terwijl je bij de oude Ganz-trams de ramen gewoon wijd tegen elkaar open kon zetten.... heeft de Combino slechts enkele piepkleine raampjes die nauwelijks lucht binnenlaten. De temperatuur in de tram liep regelmatig op tot boven de veertig graden.
Bovendien blijkt de tram, die, zoals ieder modern voertuig boordevol zit met computers en software, moeite te hebben met de route die hij moet afleggen. In bochten vindt de computer al snel dat de tram onverantwoord snel rijdt, en zet de boel vervolgens stil. Aangezien de grote ring één lange bocht is, heeft de computer het knap moeilijk. En iedere keer als de vijftig meter tram stil staat, heeft de stad het moeilijk.
De irritante gewoonte van passagiers om nog snel even tussen de zich sluitende deuren heen te glippen, kan de tram ook al niet velen. Zodra de deuren voelen dat er iets tussen zit, wordt de boel veiligheidshalve geblokkeerd, en alleen een monteur schijnt de tram er dan nog toe over te kunnen halen de deuren weer te openen en de passagiers te laten gaan. Een gevoelig typetje, die Combino.
De Boedapester burgemeester Gabor Demszky, die midden in de campagne voor de lokale verkiezingen geplaagd wordt met het probleem, omschrijft de tram als ,,niet erg passagiersvriendelijk. Dat wil zeggen, hij doet het goed zonder passagiers, maar zodra er mensen inzitten, gaat het mis''.
Het gaat overigens ook mis, omdat een aantal van die passagiers, jong en meestal extreem-rechts, hun politieke aversie tegen de liberaal Demszky uitleven op de tram. Vooral als ze gedronken hebben, willen ze zich graag te buiten gaan aan het in elkaar trappen van stoeltjes en het bekladden van de wanden. Het aantal beschadigingen is van de tram is inmiddels zo groot, dat Demszky zich genoodzaakt zag om op iedere tram twee agenten in uniform en één in burger mee te laten rijden.
Siemens grijpt dat vandalisme graag aan om in ieder geval een deel van de problemen op de gemeente af te wentelen. Het bedrijf is volgens Demszky uiterst bevreesd dat de perikelen in Boedapest ook elders klanten zullen kosten.
De burgemeester heeft er zo langzamerhand schoon genoeg van: ,,Siemens betaalt ons weliswaar voor de schade en repareert de trams iedere keer, maar de problemen die iedere keer stilstaan veroorzaken, zijn enorm. Wat mij betreft is de grens bereikt en gaan die trams bij de eerst volgende storing die langer dan vijf minuten duurt, allemaal terug''.