maandag 23 juli 2007

OPTIMISME

Mircea Petrica is blij met het Roemeense EU-lidmaatschap. Sinds een jaar verbouwt hij zijn huis, maar door de tekorten op de Roemeense arbeidsmarkt was het moeilijk werklui te vinden. Sinds 1 januari haalt hij vakmensen uit Hongarije.
,,Daar zijn er genoeg en ze werken meestal nog harder ook,’’ zegt hij tevreden.

Ook Marius Cosoroaba ziet in het Roemeese EU-lidmaatschap alleen maar voordelen. De zakenman richtte in 1992 samen met twee Griekse medestudenten BanAtikka op, een bedrijf dat systemen voor ononderbroken energietoevoer (bijvoorbeeld voor ziekenhuizen en computercentra) produceert.

,,Sinds we EU-lid zijn, merk ik dat onze partners ons betrouwbaarder vinden. Vroeger wilde onze Italiaanse leverancier altijd dat we vooruitbetaalden. Nu hebben we 180 dagen crediet. In het verleden was het voor Roemeense bedrijven heel moeilijk een banklening te krijgen, maar na 1 januari stonden de banken plotseling op de stoep met aanbiedingen.’’

Weinig mensen in Timisoara lijken iets negatiefs over de EU te zeggen te hebben. Meer geld, minder burocratie, nieuwe kansen, dat is de algemene reactie. ,,We hebben plotseling een enorme hoeveelheid geld’’, zegt Razvan Cioarga, docent informatietechnologie aan de polytechnische universiteit.

Zittend op één van de vele terrasjes in het centrum van de stad wijst hij naar de overkant. Daar, zonder steigers balancerend in de goot van het rectoraat van de universiteit, repareren arbeiders het dak. ,,EU-geld’’, zegt Ciorga. De universiteit kreeg zoveel geld uit Brussel, dat het instituut eigenlijk niet goed weet wat ermee te doen. Plots is er geld voor laboratoria en apparatuur die nooit konden worden aangeschaft.

Dat zal nog wel veranderen, denkt Ciorga, want na jaren van verwaarlozing zijn er meer dan genoeg bestemmingen voor het geld. ,,De universiteitsburocratie is nog niet ingesteld op de verwerking van die geldstroom. Daardoor duurt iedere investering eindeloos.’’

Als anticorruptie-maatregel is een openbare aanbesteding voor iedere aanschaf verplicht, en bij grotere investeringen moet dat sinds 1 januari zelfs op EU-niveau gebeuren. ,,Dat kost nog meer tijd, maar het heeft ons al een hele voordelige aanbieding voor een nieuw computersysteem van een Duits bedrijf opgeleverd,’’ constateert Cioarga tevreden.

De docent richtte in 2004 samen met twee oud-studiegenoten een IT-bedrijf op. Tot oktober 2006 liep dat matig, maar enkele maanden voor de EU-aansluiting trok de zaak plotseling aan. De eerste buitenlandse klanten zijn inmiddels ook binnen. De EU heeft de burocratie van het internationale zakendoen sterk vermindert: ,,Vroeger had je bijvoorbeeld speciale rekeningen voor buitenlandse klanten, nu is dat allemaal één standaard.’’

In tegenstelling tot veel van zijn medestudenten heeft Ciorba nooit overwogen om naar het buitenland te vertrekken. ,,Ik was er altijd van overtuigd dat hier kansen genoeg lagen. En het EU-lidmaatschap heeft die kansen alleen maar vergroot’’

Dat besef dringt langzaam ook onder Roemenen die wél vertrokken. Andra Petrica, de dochter van Mircea, keerde enkele weken geleden na zeven jaar Amerika terug naar huis. Ze is zelf verbaasd hoe makkelijk het was om een baan te vinden.

,,Het EU-lidmaatschap gaf voor mij de doorslag. Ik heb zeven emails verstuurd en had binnen twee weken zes aanbiedingen. En mijn man had net zo snel werk’’. Ze werkt nu voor een consultancybedrijf in Boekarest. Vijf collega’s zijn net als zijzelf terugkeerders met diploma’s van Amerikaanse topuniversiteiten als Harvard en Cornell.

,,Ik had het niet gedaan als ik in levensstandaard veel had moeten inleveren, maar de Roemeense salarissen zijn heel snel aan het stijgen. En hier heb ik veel meer kansen dan in Amerika. Vrijwel iedereen die ik ken die terug is gegaan, zegt er achteraf spijt van te hebben dat hij het niet eerder heeft gedaan.’’

zondag 22 juli 2007

DECREETJES

Decretiu Marin was geen geplande en ook geen gewilde baby. Zijn geboorte, nu veertig jaar geleden, was het resultaat van het abortusverbod dat de communistische dictator Nicolae Ceausescu in 1967 afkondigde om van de Roemenen een groot volk te maken. Decreetjes werden de kinderen genoemd die als gevolg van het verbod ter wereld kwamen. Decretiu Marin’s vader vernoemde zijn zoon zelfs naar de wet: ,,Om het nooit te vergeten’’.

Marin heeft ernstige geboorteafwijkingen: een rechter arm die maar ten dele functioneert en zeer slechte ogen. Decreetjes kampen vaak met gezondheidsproblemen als gevolg van de wanhopige pogingen van moeders om van hun ongewenste zwangerschap af te komen. De kindertehuizen zaten er vol mee, met ongewenste, gehandicapte verschoppelingen.

,,Vrouwen staken van alles in hun lijf, van breinaalden en vloeistoffen tot plantenwortels’’, zegt Mircea Petrica. Als arts in opleiding zag hij op de gyneacologische afdeling van een ziekenhuis regelmatig vrouwen met de meest vreselijke ontstekingen en bloedingen binnenkomen. ,,Vaak hielden ze vol dat ze niet wisten hoe dat kon. Een illegale abortus was immers strafbaar.’’

Ook de behandelende artsen liepen risico. Petrica herinnert zich een gyneacoloog die een abortus pleegde om een vrouw het leven te redden. ,,Dat mocht alleen met toestemming van een medische commissie en een partijfunctionaris. Daar was geen tijd voor, die vrouw was dood aan het bloeden, maar die arts werd later in het openbaar voor landverrader en sabotteur uitgemaakt, heel vernederend.’’

Zelfs keizersneden waren slechts bij hoge uitzondering toegestaan, want die operatie beperkte immers het aantal kinderen dat een vrouw kon krijgen. Bovendien grepen artsen soms de gelegenheid tot een verboden sterilisatie, al was dat zeer riskant. Op iedere kraamafdeling wemelde het van de agenten van de Securitate, de Roemeense geheime dienst.

Marin had het geluk: ondanks zijn moeder’s abortuspogingen had hij een goed stel hersenen. Bovendien liet hij zich door zijn handicaps nooit uit het veld slaan. En dat was hard nodig, want de kinderen van de decreetjesgeneratie hadden het niet gemakkelijk. De dictator mocht dan een geboortegolf gepland hebben, aan voldoende scholen, banen en huizen was niet gedacht. ,,Daarom staat Roemenië vol met slechtgebouwde flatgebouwen. Die zijn allemaal uit de grond gestampt voor die kinderen. De woningnood die het decreet veroorzaakte, is tot vandaag niet opgelost’’, zegt Petrica.

De problemen begonnen al op de kraamafdeling. Vrouwen deelden er een bed en artsen deden vaak twee of zelfs drie bevallingen tegelijk. Op zijn dorpsschool zat Marin met veertig kinderen in één klas. Slechts enkele klassen hadden een echte onderwijzer, de rest van de kinderen was uitgeleverd aan hulponderwijzers zonder enige opleiding. ,,Veel kinderen kwamen eigenlijk als analfabeet van school,’’ zegt hij.

In grotere steden draaiden scholen in twee, of zelfs drie ploegen. Lesuren duurden niet meer dan veertig minuten en wie zijn kind een goede opleiding wilde geven, betaalde voor extra buitenschoolse lessen. Marin’s ouders hadden daarvoor geen geld, maar toch wist hij wist de achtjarige lagere school met zoveel succes af te sluiten, dat hij werd toegelaten tot een opleiding voor artsassistenten.

Zo kwam hij, achttien jaar oud, terecht in de dorpskliniek waar Petrica destijds als huisarts zat. Terwijl veel artsassistenten nauwelijks een inenting kunnen geven, was Marin leergierig en zijn diagnoses waren vaak zeer acuraat. ,,In een andere situatie had hij zonder problemen kunnen studeren’’, zegt Petrica. Maar in het toenmalige Roemenië mocht hij blij zijn dat hij een zinvolle baan had. Het communisme kende geen werkloosheid, maar veel functies hadden net zo goed niet kunnen bestaan. Een zinvol bestaan, dat kon het systeem de decreetjes niet garanderen.

zondag 15 juli 2007

DE RIJKEN

Tussen de zwarte bessenstruiken staat een ouder echtpaar ijverig te plukken. Ik groet, en ze groeten terug. Dan vraagt de man plots: ,,Spreekt u Hongaars?'' Ik knik. Of ik Hongaars staatsburger ben? Nee, dat niet. Hij valt even stil. Volgende vraag: mag ik stemmen in Hongarije? Nee, niet als ik geen Hongaars staatsburger ben. Aha. Stilte. En dan volgt de hamvraag: ,,Maar als u wel staatsburger zou zijn, op wie zou u dan stemmen.''
Nogal een vraag om aan een onbekende te stellen. Anna, de eigenaresse van de dorpswinkel, die zelf bepaald niet onder stoelen of banken steekt dat ze de oppositiepartij Fidesz aanhangt en in verkiezingstijd altijd folders naast de kassa heeft liggen, begint wel eens een politiek gesprek met me. Ze gaat er waarschijnlijk al lang van uit dat ik níet op haar partij stem. Ze raakt iedere keer uit haar humeur als ik het niet met haar eens ben en daarna is ze een paar dagen aanzienlijk minder vriendelijk tegen me. Maar ze heeft me nog nooit gevraagd wat ik wél zou stemmen, als ik kon stemmen.span class="fullpost">
Politiek is een gevoelig onderwerp in Hongarije. Er zijn vriendschappen op kapotgegaan, families hebben er knallende ruzie over gekregen. ,,Ach, politiek, daar heb ik niet zo'n zin in om over te praten,'' ontwijk ik !s mans vraag dan ook. Maar hij houdt aan.
,,We krijgen het alleen maar slechter,'' klaagt het echtpaar, als blijkt dat ik hun rabiate afkeer van het regeringsbeleid niet deel. Weet ik wel dat er mensen dood gaan doordat het ziekenhuis in Balásagyarmat gesloten is en ambulances nu helemaal naar Salgotarján moeten rijden?
Ik ken het verhaal. Anna heeft me al gevraagd een petitie tegen de sluiting van het ziekenhuis te tekenen. Ze was zeer gepikeerd toen ik zei dat de zaak volgens mij niet zo eenvoudig ligt.
Het lígt ook niet zo eenvoudig. Het klopt dat de hervorming van het Hongaarse gezondheidssysteem niet vlekkeloos verloopt. Maar in tegenstelling tot wat tegenstanders beweren, is ieder ziekenhuis nog steeds verplicht om noodgevallen acute patienten direct op te nemen.Het is gebeurd dat een ziekenhuis weigerde een patient met een hartaanval op te nemen, maar dat was de schuld van het ziekenhuis, niet van de wet. En er is een ziekenhuis aanzienlijk dichterbij dan Salgotarján, dus als ambulances helemaal daarheen rijden, is dat óf stommigheid of onwil.
Maar ik heb geen puf om dat allemaal om uit te leggen, zo tussen de zwarte bessen. Ik luister nog een tijdje naar het gemopper op het regeringsbeleid, ben het met hen eens dat het er met hogere gasprijzen en hogere belastingen voor de gewone man allemaal niet makkelijker is geworden dit jaar en zeg dan dat ik doorloop, omdat mijn honden ongeduldig worden. Op de valreep zegt de man: ,,De SzDSz (de liberale partij en kleinste coalitiepartner), dat zijn toch de rijken?''
,,Weet u wie Csányi is?'' vraag ik. Zeker, de directeur van de OTP, de grootste bank, die kennen ze wel. Csányi is één van de rijkste Hongaren, en een Fidesz-aanhanger. En Demján? Ze knikken Samen met Csányi behoort hij tot de top-miljardairs van Hongarije, en ook hij is steunt Fidesz. Niet zo lang geleden kwam hij met heftige kritiek op het regeringsbeleid. Het valt stil tussen de zwarte bessen.
Maar ach, denk ik, als ik doorloop, het gaat ook helemaal niet over de vraag of de liberalen rijk zijn. Het gaat erom dat ze in de grote stad wonen, dat ze intellectueel zijn, dat ze buitenlandse investeringen steunen en kwesties als homosexualiteit en vrijgave van het gebruik van softdrugs.
Kosmopolitisch, dat is de term die vandaag de dag weer opduikt, en van kosmopolitisch is het niet ver naar joods, al wil ik de man tussen de zwarte bessen geen antisemitische gedachten toedichten die hij misschien helemaal niet heeft. Maar ik geef volgende keer toch de voorkeur aan een praatje over het weer.<


maandag 9 juli 2007

MANNETJE VOOR DE FIETS

De tweedehands fiets die onze zoon van vrienden had gekregen, vertoonde een paar mankementen. Het ernstigste probleem was de rem, die het gewoon onvoldoende deed, zeker in een heuvelachtig gebied waar een mens ook wel eens een helling afmoet. We hadden hem al zelf nagekeken. Mijn zoon heeft een hekel aan een mountainbike-stuur, maar een paar extra grepen op het stuur waren geen probleem. Voor de veiligheid verplaatsen we ook de remgrepen naar die handvaten. De rem zelf liet zich echter met geen mogelijkheid bijstellen, in elk geval niet door ons.
Dus vroeg ik in het dorp rond of er misschien iemand verstand had van fietsen. Zeker, vertelde de mevrouw in de winkel behulpzaam, in een geel huis naast de kleuterschool woonde een mannetje, dat rijwielen repareerde.
Op een zonnige middag fietsten mijn zoon en ik erheen. Vlak bij de kleuterschool stonden twee vrouwen te kletsen, en die verwezen ons naar een huis even verderop: ,,Dat met het nieuwe dak.’’
Het dak mocht nieuw zijn, de bewoner van het huis was dat zeker niet. Uit de keuken kwam een heel oud mannetje tevoorschijn, dat eruit zag alsof zijn kennis van fietsen van ver voor de mountainbike stamde. Verder dan een Hongaarse Csepelfiets van het type waarop veel oudere mensen bijna stapvoets door het dorp rijden, leek hij me nooit gekomen. Ik hoopte nog even dat hij zou zeggen dat zijn zoon de fietsenmaker was, maar helaas.
Hij boog zich over de fiets en liet zich het probleem uitleggen. Na mijn toelichting dat de rem nauwelijks remde, begon hij, duidelijk in verwarring gebracht door de extra handvaten aan het stuur, enthousiast aan het pookje van de versnelling te zwengelen. Op dat moment had ik vriendelijk moeten bedanken en de fiets weer mee nemen. Maar ik kon het niet over mijn hart verkrijgen, toonde hem waar de remgrepen zaten en liet de fiets, ondanks de waarschuwende blikken van mijn zoon, achter. Hij zou over twee dagen klaar zijn, zei het mannetje.
Een dag later, ik was zelf niet thuis, stond hij voor onze deur, met de fiets. Hij had weliswaar niet geweten waar we woonden, maar zoveel buitenlandse huizenbezitters zijn er niet in het dorp. Welgeteld twee, en de anderen zijn onze buren.
Hij was er de hele middag mee bezig geweest, zei hij, en kreeg van mijn man 1200 forint, een kleine vijf euro, voor de moeite. Maar al snel was duidelijk dat zijn middag werd geen enkel resultaat had gehad. De rem deed het nog net zo slecht, zo niet slechter, dan daarvoor.
Een fietsenmaker in Budapest bezag zijn werk achteraf met verbijstering. We hadden toch niet op de fiets gefiets, vroeg hij verschrikt. Het mannetje bleek ook de rest van de fiets nog behulpzaam te hebben nagekeken en had de versnelling volgesmeerd met dikke klodders wagensmeer. Als we hadden geschakeld, zou dat tussen de tandwielen zijn gekomen en had het hele systeem waarschijnlijk vervangen moeten worden. De remkabel bleek plots door een gaatje te lopen dat daar helemaal niet voor bedoeld was en op één of andere manier ín het frame gefrommeld te zijn. Het mannetje had helaas niet gelogen, hij had inderdaad een middag aan die fiets zitten sleutelen.
De fietsenmaker stelde voor een hele nieuwe rem erop te zetten, wat overigens niet alleen met de werkzaamheden van ons mannetje te maken had, maar ook daarmee dat de fiets een ouderwets remsysteem had waarvoor hij de onderdelen niet voorradig had. Maar helaas dus niet ouderwets genoeg voor ons mannetje om er wél verstand van te hebben.

maandag 2 juli 2007

GOEDKOPE KLEREN

Penny Ling zou liever in Brooklyn wonen, waar haar familie vroeger een supermarkt had. New Yorkers hebben minder vooroordelen dan Hongaren, vindt ze.
Maar vanwege de grote concurrentie in Brooklyn begon haar moeder elf jaar geleden een zaak in Boedapest. Daar was een bloeiende Chinese gemeenschap, maar geen Chinese levensmiddelenwinkel.
De Lings hebben inmiddels vijf supermarkten, met een enorm aanbod aan Chinese levensmiddelen, servies, Chinees-Hongaarse kranten en sex-DVD’s. Ling, geboren in China, maar getogen in Brooklyn, had weinig keuze toen haar moeder haar vroeg om te komen helpen in het Hongaarse familiebedrijf.
Zij bestiert één van de vijf filialen, haar echtgenoot een ander. Naast Chinezen komt er een groeiend aantal Hongaren, die ze onbeschoft vindt en die teveel afdingen. Ze praat laagdunkend over haar gastland, maar moet toegeven dat ze geen Hongaar persoonlijk kent...
Na Hongaren uit Roemenië en Slowakije zijn de pakweg 40.000 Chinezen de grootste groep immigranten in Hongarije. Ze kwamen begin jaren negentig naar Boedapest vanwege de centrale ligging, vlakbij het voormalige Joegoslavië, waar door de oorlog veel vraag was naar goedkope kleren en huishoudelijke apparaten.
Eén op de vijf Hongaren koopt regelmatig kleding bij een Chinese winkel of op de Vier Tijger Markt in Boedapest’s Jozsefváros-wijk, waar de kramen uitpuilen van de goedkope schoenen, T-shirts, horloges en speelgoed en waar etensstalletjes de Hongaarse klanten slappe loempia’s en vette noedels verkopen gebakken komkommers, tofu en kip in geurige saus.
Zhou Chen Ping leest een Chinese krant in zijn kledingkraam. Hij leeft sinds acht jaar in Hongarije, maar zijn vrouw woont in China. Familie hielp hem zijn winkeltje op te zetten. Hij praat wat schichtig: de markteigenaren houden niet van journalisten en bewakingspersoneel schiet toe zodra een fototoestel zichtbaar wordt.
Dat draagt bij tot het wat duistere imago van de markt, waar Chinese triades (maffia) naar verluid de touwtjes in handen hebben. Hongaarse douaneambtenaren houden regelmatig razzia’s om smokkelwaren of vervalste producten op te sporen.
Het leven is geen vetpot, verzucht Zhou. Veel Chinese ondernemers houden het hoofd maar met moeite boven water. Bai Yong, die voor veel Chinese bedrijven de boekhouding doet, geeft de belastingen de schuld. „Mensen verdienen soms nauwelijks meer dan de minimale belasting en premies die ze moeten betalen,” zegt hij.
Maar een groter probleem is de enorme concurrentie. Chinese kledingwinkels leggen het af tegen Hongaarse discountzaken. Bai verkocht onlangs vier van de vijf restaurants die hij in diverse Hongaarse steden had. „Ik was de eerste in Szolnok. Nu zijn er zes concurrenten,” zegt hij.
Hij zat oorspronkelijk in de im- en export. Vooral import, want Hongarije maakt volgens hem niets dat je naar China kunt exporteren. Hij begon zijn boekhoudbedrijf toen hij zag hoeveel Chinezen administratieve problemen hadden. Nu heeft hij zeven man Hongaars personeel en spreekt behoorlijk Hongaars. Daarmee is hij een uitzondering. Veel Chinezen kennen alleen de standaardzinnen die nodig zijn om hun klanten te bedienen.
Hij vindt Hongarije geen slechte plek om te leven, zegt hij, al is er weinig contact tussen Chinezen en Hongaren. Maar, zegt hij, agressie is er ook niet. Zijn vrouw kon echter niet aarden in Boedapest en woont in Singapore. Ze vond Hongarije achterlijk en chaotisch. Volgens oriëntalist Pál Nyiri is zij geen uitzondering. De Chinezen in Hongarije zijn veelal hoog opgeleid en zien hun gastland als een wat achtergebleven agrarische gemeenschap.
Dat bevordert de integratie niet. De Chinese gemeenschap heeft een sterke eigen organisatie: een eigen school en zo’n dertig verenigingen voor ieder aspect van het leven. Geen Chinees meldt zich ooit bij de Hongaarse sociale dienst.
Chinezen gaan naar restaurants en karaokebars waar geen Hongaar komt, naar (illegale) Chinese artsen en klinieken, en ze lezen Hongaars-Chinese kranten die vrijwel uitsluitend berichten over de eigen gemeenschap. Wat de Hongaarse politiek doet, dat zal de lezers namelijk eigenlijk een zorg zijn.