Posts tonen met het label sociaal. Alle posts tonen
Posts tonen met het label sociaal. Alle posts tonen

zondag 21 oktober 2018

Nieuwe wet stuurt daklozen van straat

Foto Runa Hellinga
Dakloze in Budapest
"Arme mensen helpen elkaar." De dakloze Gábor Hulitka wijst naar een sjofele man even verderop die hem net drie bakjes eten heeft gegeven. De man had ook nog een halve liter rosé in de aanbieding, maar die heeft Hulitka geweigerd. Hij drinkt niet. Nou ja, niet meer. "Ik heb gedronken en drugs gebruikt. Ik was er heel slecht aan toe". Hij wijst naar het bidprentje aan zijn voeten: "Maar Jezus heeft me geholpen. Ik gebruik niets meer."
Het is Hulitka, een voormalige kok, dan ook niet echt aan te zien dat hij al jaren op straat leeft, samen met zijn hondje Patricia. De goed verzorgde tekkel kwam op straat terecht nadat ze als pup door haar eigenaren uit de auto was gezet. Hulitka zelf werd dakloos omdat zijn huurwoning in vlammen opging.
Vervangende woonruimte was er niet. Hongarije kent nauwelijks een huurwoningmarkt, laat staan sociale woningbouw. Wie zijn woonruimte kwijtraakt - in 2017 werden 11.000 woningen vanwege betalingsachterstanden ontruimd - is meestal aangewezen op hulp van familie of staat simpelweg op straat, want een hypotheek kun je met schulden en een minimumloon wel vergeten.
Op het platteland koop je voor een paar duizend euro een soort van huis, maar zelfs dat kon Hulitka zich met zijn achtergrond niet veroorloven. Hij bouwde samen met een andere dakloze bij een stortplaats van bouwafval in een buitenwijk van Boedapest een hut. Koud in de winter? Ach, daar wen je aan, zegt hij. Wat hem betreft is het goed zo: "Ik zou niet anders meer willen. Ik heb niets met het systeem te maken, heerlijk."
Maar het systeem wil wel iets met hem te maken hebben. In juni werd het in Hongarije namelijk grondwettelijk verboden om op straat te leven, of letterlijk "de publieke ruimte te gebruiken voor levensdoeleinden." Begin vorige week trad de wet officieel in werking. Wie dakloos is, moet 's avonds naar een daklozenopvang. Daklozen zouden, aldus de motivatie achter de wet, de publieke veiligheid in gevaar brengen, ze zouden stelen en bovendien een risico vormen voor de volksgezondheid.
Niemand weet precies hoeveel daklozen Hongarije telt. Families die hun woning verliezen, worden opgevangen in speciale familieopvang: een enkele kamer zonder eigen voorzieningen. Daarom tellen ze in de cijfers niet mee. Wie ingeschreven staat bij een familielid evenmin.
Bálint Misetics van de daklozen-belangenorganisatie Az Város Mindenkié (De stad is van allen) schat het aantal feitelijke daklozen in Boedapest op 15.000 en landelijk op zo'n 30.000. Er zijn in het totaal 11.000 opvangplaatsen, waarvan het overgrote deel in Boedapest. "Er zijn hier in de stad waarschijnlijk zo'n 2000 tot 3000 mensen die altijd buiten slapen, ook in de koudste dagen," zegt hij.
Het is niet voor het eerst dat Hongarije maatregelen tegen dakloosheid neemt. Tijdens het communisme was zulk ongecontroleerd gedrag sowieso verboden en sinds premier Viktor Orbán in 2010 aan de macht kwam, is de wetgeving geleidelijk strenger geworden. Zo ko
nden gemeenten daklozen vanwege volksgezondheid of publieke veiligheid al verbieden om op bepaalde plaatsen te buiten te slapen of uit vuilnisbakken te eten. De straf: een boete of zelfs gevangenis.
"Maar handhaving van dit soort wetgeving kost een hoop geld,' zegt Misetics, "In praktijk zag je tot nu toe dan ook dat de politie zelden echt iets deed. Zelfs niet als agenten zagen dat daklozen rookten waar het niet mag of bedelden of vochten. En zelfs niet als sociaal werkers om hulp vroegen." Maar niemand durft te zeggen wat de politie met deze nieuwe wet gaat doen.
Hulitka hoopt er het beste van, maar de tekenen zijn niet erg hoopgevend. De eerste daklozen zijn inmiddels voor de rechter gedaagd en veroordeeld, de politie veegt de onderdoorgangen bij de Budapester metro regelmatig leeg en zowel Patricia als zijn hut lopen gevaar. Het 'in het openbaar houden van dieren' geldt volgens de nieuwe wet als een teken dat je de straat als leefruimte gebruikt (net als je op straat omkleden) en de politie heeft bewoners van zelfgebouwde hutten ook al gewaarschuwd dat hun bouwsels afgebroken zullen worden.
Maar Hulitka peinst er niet over om 's avonds naar een daklozenopvang te gaan. Zijn ervaringen daarmee zijn slecht: benauwde zalen met stretchers naast elkaar waar je 's nachts geen oog dicht doet vanwege het gesnurk en de stank. En er wordt veel gestolen.
Hij heeft ook nog een tijdje een bed gehuurd in een arbeidershotel, een simpel onderkomen met meerdere bedden op één kamer. Daar kon je ook overdag terecht, maar verder? Leuk was anders. Trouwens, geen enkele opvang laat Patricia toe. En die is echt belangrijker dan een dak boven zijn hoofd.

vrijdag 13 december 2013

Daklozen in de kou

Het is een vertrouwd gezicht in de winter: daklozen die in Boedapest onderdak zoeken in een metrostation of een van de vele onderdoorgangen in Boedapest. Karton, een stuk schuimrubber en een stapel dekens of een slaapzak en een paar plastic tassen markeren de plek die ze 's winters 'thuis' noemen. Het is er droog, de temperatuur is wat hoger dan buiten, en met een beetje mazzel kun je nog wat eten vinden dat voorbijgangers in een vuilnisbak achterlaten.
Behalve dat daklozen zich vanaf 1 november niet meer in metrostations of in onderdoorgangen onder de straat mogen ophouden. Of in het hele gebied langs de Donau, dat de Unesco heeft aangewezen als werelderfgoed. Of, om nog maar een paar plaatsen te noemen, onder of op bruggen, in de buurt van scholen, in de buurt van de bus naar het vliegveld, op of rond tram- en bushaltes, in de buurt van kinderspeelplaatsen, en tal van andere plekken. Eigenlijk simpelweg iedere plek die een deelgemeente van Boedapest aanwijst als verboden gebied. Een video van de gemeente laat zien dat er erg weinig plaatsen overblijven waar je als dakloze wél buiten mag overnachten. Beschutting heb je dan zeker niet meer.

Wie de wet overtreedt, kan een boete krijgen van 50.000 forint, iets van 180 euro. Dat is voor een Nederlandse dakloze vermoedelijk al niet op te brengen, maar in Hongarije, waar het minimumloon rond de 300 euro ligt, is dat duidelijk een absurd bedrag. Wie wegens overtreding van door de politie wordt opgepakt, wordt een opvang aan de rand van de stad gebracht. Behalve slaapgelegenheid is daar een speciaal, dag en nacht bemand kantoortje, waar meteen beslist wordt of de overtreder krijgt om de opgelegde boete weg te werken.
Hou me ten goede, ik vind daklozen in de stad ook geen prettig gezicht. De gemiddelde Hongaar is armer dan de gemiddelde Nederlander, en de gemiddelde Hongaarse dakloze is een stuk armer dan zijn Nederlandse collega. Of in ieder geval een stuk viezer. Waar Nederlandse daklozen tegenwoordig op veel plaatsen terecht kunnen voor een douche en een wasmachine om hun kleding te wassen, zien de winterse bewoners van de metrostations er vaak uit (en ruiken ook zo) alsof ze in geen maanden wasgelegenheid hebben gezien.
Maar ik realiseer me ook: dakloos word je in Hongarije vrij makkelijk. Vijfennegentig procent van de Hongaren woont in een eigen huis, en sociale woningbouw is er nauwelijks. Als je bij een scheiding geen spaargeld hebt en een inkomen dat te laag is voor een hypotheek, moet je hopen dat familie een plek voor je heeft, anders beland je als snel op straat. Vooral mannen met een alcoholprobleem lopen een enorm risico om in zo'n situatie dakloos te worden.
Datzelfde geldt voor mensen die wegens hypotheek- of huurschulden uit hun huis worden gezet. Voor gezinnen met kinderen zijn er wel tijdelijke woonvoorzieningen in zo'n geval, maar alleenstaanden hebben het aanzienlijk moeilijker. Het is waarschijnlijk een stuk effectiever, en op de lange duur vermoedelijk ook goedkoper, om maatregelen te nemen die voorkomen dat mensen dakloos raken dan om achteraf de boel op te dweilen. Dat een verbod op dakloosheid weinig zin heeft als er geen alternatieven zijn, kan zelfs een kind bedenken.
Dat weerhield het Hongaarse parlement niet om eind september een wet aan te nemen die het gemeenten mogelijk maakt om bepaalde gebieden, of zelfs hun hele grondgebied, tot no go area voor daklozen te verklaren. Het was de tweede keer dat het parlement zo'n wet aannam, want eerder het Constitutionele Hof gezegd dat dat ongrondwettelijk was. Maar wie een tweederde meerderheid in het parlement heeft, hoeft zich om zo'n kleinigheid niet druk te maken. Die wijzigt gewoon de grondwet zelf.


zondag 6 maart 2011

GROETEN

"Hoe gaat het," vroeg de jongen die gisteren bij de slager voor me in de rij stond aan de vrouw die binnenkwam. "Vreselijk," antwoordde ze, "Ik kan echt helemaal niets positiefs bedenken." De jongen zweeg, een beetje bedremmeld, en misschien ook wat bevreesd voor wat hij verder zou losmaken als hij nog wat vroeg. Een uitleg dat ze de pillen thuis al klaar had staan? Ik snapte meteen, waarom Hongaren vrij zelden "hoe gaat het?" vragen. Zo'n eerlijk antwoord, daar zit je alleen op te wachten als je elkaar goed kent. En dat was duidelijk niet het geval.
Vooral in het dorp kunnen mensen je heel verbaasd aankijken als je zomaar vraagt hoe het gaat. Omgekeerd moest ik wennen aan de vraag die daarentegen wel wordt gesteld: "Waar ga je heen?" Gaat het jou wat aan waar ik heen ga, denk je dan als rechtgeaarde Nederlander wanneer een tamelijk onbekende dat wil weten, hoewel die tamelijk onbekende waarschijnlijk net zo min op een uitgebreid antwoord zit te wachten als de Nederlandse buurvrouw wanneer ze op straat "hoe gaat het" vraagt.
Een andere groet waar ik aan moest wennen, was een welgemeend "goede arbeid" als ik in de tuin aan het werk was. Dat heeft niet persé een antwoord nodig, maar toen ik zelf eens langs een veld met bessen plukkende mensen liep en hen "goede arbeid" toewenste, was het alsof de zon door de wolken brak.
Ik was er vaker langs gekomen, en tot dan toe had niemand  echt gereageerd op mijn 'goeden morgen' of 'goeden middag', behalve met een korte knik. Maar nu keek een van de vrouwen op naar deze buitenlandse die wist wat je in zo'n geval zei. En voor ik het weet stond ik een kwartier te praten over waar ik vandaan kwam en hoe het met de prijs van de bessen gesteld was.

zaterdag 28 augustus 2010

EENZAAM

Door haar min 20 glazen kijkt de vrouw me met betraande ogen aan. Ze heeft me net verteld over de dood van haar man. Voorzichtig informeer ik wanneer dat dan was. Ze zucht, en zegt:: "Dat durf ik niet te zeggen. Mijn dochter zegt vaak dat ik me er inmiddels overheen moet zetten." Twintig jaar geleden, bekent ze uiteindelijk, maar het voelt nog steeds alsof het gisteren was. "Hij was een echt maatje, we deden alles samen." De problemen met haar ogen stammen van na zijn dood. De schok, zegt ze.
Dan verontschuldigt ze zich dat ze me zo lang aan de praat houdt. Maar de eenzaamheid vliegt haar soms aan, en dan komen de vier muren op haar af. Gelukkig heeft ze een kat, maar verder... Vroeger woonde er verderop in de straat nog een andere bejaarde vrouw, daar maakte ze wel eens een praatje mee, maar die is overleden. Haar kinderen komen zelden thuis, begrijp ik, en horen doet ze ook niet veel van ze. Ach, zegt ze, ze begrijpt het wel, die maken beiden carrière en hebben het heel druk. Eentje ziet ze wel eens op tv. Dat maakt haar heel trots.
Eenzame bejaarden heb je natuurlijk ook in Nederland, maar ik kom ze in Hongarije wel erg vaak tegen. De familiebanden zijn hecht. Voor veel mensen is de familie een belangrijke reden om niet te verhuizen en menig gezin brengt iedere zondagmiddag door bij één of andere grootouder. Tibor, een goede vriend van ons vond het een paar jaar geleden, toen zijn moeder nog leefde, ondenkbaar dat hij niet iedere zondag bij oma op de lunch gingen. Een afspraak met vrienden was op zondagmiddag dan ook  ondenkbaar.
Maar lang niet iedereen vindt dat even leuk. Traditionele familieverhoudingen slijten, ook in Hongarije, vader wil naar zijn sportclub, kinderen blijven liever thuis achter hun computer, en bovendien, veel Hongaren hebben van oudsher maar één, hooguit twee kinderen. Als je sociale contacten op latere leeftijd alleen daarvan afhangen, kan het leven soms eenzaam worden.
In Nederland heb je een bloeiend verenigingsleven waar ouderen terecht kunnen, maar in Hongarije is dat nauwelijks ontwikkeld. Zeker in dorpen bestaat er, buiten de kerk, meestal bitter weinig. In de stad heb je wel bejaardenclubs, maar de deelname aan dat soort initiatieven is beperkt.
Een tijd geleden las ik over een project ergens in Nederland waar ze een soort huiskamers hadden, waar oudere mensen voor weinig geld een kopje koffie konden drinken, een kaartje leggen en een praatje maken. Het aardige was dat zich daar van alles uit ontwikkelde: een oud-elektricien hielp anderen met kleine elektrische problemen, iemand anders kookte af en toe voor medehuiskamergebruikers, weer een ander hielp tuinieren of gaf computerles. De huiskamer werd tot een contactpunt waar zich nieuwe vriendschappen ontwikkelden.
Toen ik het daar met Tibor over had, zei hij dat hij betwijfelde of zijn moeder ooit naar zoiets toegegaan zou zijn. "Ze zou zich geschaamd hebben," zei hij. Ze zou het, denkt hij, als een soort falen hebben gezien, als een erkenning dat ze eenzaam was, en dat het gezelschap van haar zoon één keer per week niet genoeg was.
De oude vrouw met haar dikke brillenglazen zegt dat ze maar weer eens doorloopt. Ze moet wat boodschappen doen. Bij het afscheid draait ze zich nog even om: "Als mijn kinderen het maar beter krijgen. Ik heb toch niet zoveel tijd meer." Leunend op haar stok verdwijnt ze weer in haar eigen, eenzame wereld.