Ik geef het meteen toe, ik stond verkeerd. Vanwege de overstroming in onze straat hadden we de auto elders in de stad gezet. Tussen allerlei andere auto's, maar, zoals een parkeerwacht constateerde, op de stoep. Nu wordt in Hongarije wel vaker op de stoep geparkeerd, sterker nog, er zijn plaatsen waar een bord je voorschrijft op de stoep te parkeren, maar hier mocht het dus niet.
Omdat de auto op naam van ons bedrijf staat, viel een week geleden een envelop in de brievenbus met een formulier waarop vermeld moest worden wie de auto had gereden. De datum en de tijd stonden er precies bij, samen met een foto van onze fout geparkeerde auto. Nu kon je op die foto ook zien dat er op die tijd helemaal niemand in die auto reed. Dat is over het algemeen een kenmerk van geparkeerde auto's, trouwens. Dus stuurde ik het formulier terug, met precies die mededeling: niemand, want hij stond geparkeerd. Onderop maakte ik nog een opmerking over een straat om de hoek, waar de auto's vaak zo midden op de stoep staan, dat je er met een kinderwagen niet langs kunt.
Twee dagen later ging de bel. Twee heren van de openbare dienst van de gemeente. Met mijn ingevulde formulier. Tja, constateerde de ene, het was natuurlijk wel grappig, die opmerking van mij, maar ik had ongetwijfeld wel begrepen wat de bedoeling was. Hij zei het grinnikend, hij vond het echt wel grappig.
En natuurlijk had ik prima begrepen wat de bedoeling was, maar er zit ook iets ironisch in. Wanneer je als bedrijf geld over moet maken naar de Hongaarse belastingen, moet je heel precies weten naar welke van de vele rekeningen van die dienst dat geld moet. Stuur je het naar de verkeerde, loop je namelijk kans op een boete omdat het geld te laat is aangekomen, zelfs als je kunt bewijzen dat je het wel degelijk op tijd hebt verstuurd, en wat meer is, dat het zelfs bij de belastingdienst is aangekomen. Maar omgekeerd wordt er van jouw als burger wel souplesse verwacht als vadertje staat slordig is met zijn formulieren.
De heren hadden een nieuw formulier voor me meegebracht, dat ik ter plekke invulde. Toen keek de man me nog eens met een verwijtende zucht aan. Die opmerking over die andere fout geparkeerde auto´s, die zat hem dwars. ,,Dat is toch jammer, u wordt veel te Hongaars. Hongaren doen dat ook altijd, de regels overtreden en dan meteen wijzen naar wat anderen fout doen,´´ zei hij, en haalde goede herinneringen op aan de tijd dat hij in Duitsland had geleefd, waar mensen zich gewoon aan de regels hielden. ,,Daarom draait dat land ook zo goed,´´ meende hij, ,,En is dit land een catastrofe.´´
Ik legde hem uit dat ik al had er al veel langer over die auto´s had willen klagen, en dit was zo´n mooie gelegenheid geweest zonder het adres van de parkeerdienst op te hoeven zoeken. Ik geloof trouwens niet dat Hongaren echt vaker met het vingertje wijzen dan anderen. Maar ze zijn zeker soepeler met regels dan Duitsers.
Een paar uur later reed ik langs de kroeg reed waar de plaatselijke aanhang van extreemrechts zich verzamelt. Voor de deur stond midden in het smalle straatje een auto met alle portieren open, zodat niemand er nog langs kon. Ik stapte uit en deed de portieren aan de straatkant dicht, zodat ik verder kon. De eigenaar was in geen velden of wegen te bekennen, maar liet over zichzelf geen twijfel bestaan. ´100 procent Hongaars´ vermeldde een grote sticker op zijn achterruit. In mijn hoofd hoorde ik de parkeerwacht ´zie je wel´ mompelen.
Nieuws en achtergronden over Hongarije van correspondenten Runa Hellinga en Henk Hirs
woensdag 30 juni 2010
woensdag 23 juni 2010
KLASSENLERAAR
Toen onze zoon voor het eerst naar school ging, kregen we van iedere Hongaar die we kenden het belang van een goede klassenleraar op het hart gedrukt. Sommige mensen gingen zelfs zover om te beweren dat het er eigenlijk niet toe deed of de school goed was, als het met de klassenleraar maar snor zat. Daarom moest je beslist vooraf kennis gaan maken, en als de leraar, of op die leeftijd meestal de juf, niet beviel, kon je beter een andere school zoeken. Zo'n juf gaat de eerste vier jaar mee, dus het is inderdaad van belang dat je kind, en ook jij, met zo iemand kan opschieten.
Maar ook nadat die vier jaar om waren en onze zoon met wisselende leraren werd geconfronteerd, kwam het belang van een goede klassenleraar regelmatig ter sprake. En toen we een middelbare school zochten, werden we weer gewaarschuwd toch vooral ook op de klassenleraar te letten. Niet voor niets: zo'n Hongaarse klassenleraar of juf is meer dan gewoon een simpel aanspreekpunt, het is een soort plaatsvervangende ouder met een behoorlijke rol in de opvoeding, die bovendien de hele middelbare schooltijd meegaat. Ooit vertelde een vriendin over een ouderavond op een grote Nederlandse scholengemeenschap, waar de klassenleraar van haar zoon nauwelijks wist over welke leerling het eigenlijk ging. Dat is in Hongarije ondenkbaar.
Zelfs op de middelbare school organiseert de klassenleraar van onze zoon regelmatig uitstapjes, deels in zijn eigen vrije tijd. Er is een wekelijks klassenuur waarin van alles wat maar van belang kan zijn in het leven van opgroeiende pubers aan bod komt. Afgelopen jaar zijn een paar medeleerlingen van hun mobieltje beroofd (helaas, dat gebeurt tegenwoordig ook in Hongarije) en dus is er in de klas over gepraat wat je dan het beste kunt doen.
Er is les gegeven over de gevaren van alcohol, er staat voorlichting over drugs op het programma en hij heeft de racistische praat van een aantal kinderen aan de kaak gesteld. Maar hij heeft ook een keer een uur besteed aan beleefde omgangsvormen, toen hij het gevoel had dat het daaraan tekort schoot en hij is niet zuinig met uitbranders als hij dat nodig vindt. Zijn sterkste wapen is een slechte aantekening in het klassenboek. Een aantal van zulke aantekeningen van de klassenleraar, en een leerling mag gaan omzien naar een andere school. Dat hij een leerling daadwerkelijk noteert, komt dan ook niet zo vaak voor.
Iedere week krijgen we als ouders een e-mail van hem waarin hij belangrijke gebeurtenissen aan de orde stelt: examens die komen gaan, maar incidenten in de klas en adviezen voor ouders met moeilijke pubers.
Toen de vader van een van de kinderen vorig jaar plots premier van Hongarije werd, maande de klassenleraar alle ouders ervoor te zorgen dat het meisje geen slachtoffer zou worden van eventuele politieke aversie die er thuis tegen haar vader werden gekoesterd. In Hongarije, waar politieke meningsverschillen vriendschappen en familierelaties doen sneuvelen, bepaald geen overbodige verzoek.
Maar ook nadat die vier jaar om waren en onze zoon met wisselende leraren werd geconfronteerd, kwam het belang van een goede klassenleraar regelmatig ter sprake. En toen we een middelbare school zochten, werden we weer gewaarschuwd toch vooral ook op de klassenleraar te letten. Niet voor niets: zo'n Hongaarse klassenleraar of juf is meer dan gewoon een simpel aanspreekpunt, het is een soort plaatsvervangende ouder met een behoorlijke rol in de opvoeding, die bovendien de hele middelbare schooltijd meegaat. Ooit vertelde een vriendin over een ouderavond op een grote Nederlandse scholengemeenschap, waar de klassenleraar van haar zoon nauwelijks wist over welke leerling het eigenlijk ging. Dat is in Hongarije ondenkbaar.
Zelfs op de middelbare school organiseert de klassenleraar van onze zoon regelmatig uitstapjes, deels in zijn eigen vrije tijd. Er is een wekelijks klassenuur waarin van alles wat maar van belang kan zijn in het leven van opgroeiende pubers aan bod komt. Afgelopen jaar zijn een paar medeleerlingen van hun mobieltje beroofd (helaas, dat gebeurt tegenwoordig ook in Hongarije) en dus is er in de klas over gepraat wat je dan het beste kunt doen.
Er is les gegeven over de gevaren van alcohol, er staat voorlichting over drugs op het programma en hij heeft de racistische praat van een aantal kinderen aan de kaak gesteld. Maar hij heeft ook een keer een uur besteed aan beleefde omgangsvormen, toen hij het gevoel had dat het daaraan tekort schoot en hij is niet zuinig met uitbranders als hij dat nodig vindt. Zijn sterkste wapen is een slechte aantekening in het klassenboek. Een aantal van zulke aantekeningen van de klassenleraar, en een leerling mag gaan omzien naar een andere school. Dat hij een leerling daadwerkelijk noteert, komt dan ook niet zo vaak voor.
Iedere week krijgen we als ouders een e-mail van hem waarin hij belangrijke gebeurtenissen aan de orde stelt: examens die komen gaan, maar incidenten in de klas en adviezen voor ouders met moeilijke pubers.
Toen de vader van een van de kinderen vorig jaar plots premier van Hongarije werd, maande de klassenleraar alle ouders ervoor te zorgen dat het meisje geen slachtoffer zou worden van eventuele politieke aversie die er thuis tegen haar vader werden gekoesterd. In Hongarije, waar politieke meningsverschillen vriendschappen en familierelaties doen sneuvelen, bepaald geen overbodige verzoek.
Labels:
onderwijs
zaterdag 19 juni 2010
PÁLINKA
Hongarije's nieuwe regering gebruikt haar tweederde meerderheid om in razend tempo en zonder enig debat tal van wetten door het parlement te jagen. Het is dat er voorlopig nog een president zit die oplet, anders zouden ambtenaren inmiddels al zonder opgave van reden ontslagen kunnen worden. Zo zorg je dat er vanuit die hoek geen kritiek meer op je beleid is.
Erg lang zal die rem op de hervormingswoede van Fidesz overigens niet duren, want binnenkort loopt president Solyom's termijn af, en dat hij herkozen wordt, is hoogst onwaarschijnlijk.De volgende president wordt zonder enige twijfel een brave Fidesz-aanhanger.
Tussen al die wetten zitten ook zeer verrassende voorstellen. Zoals de wet die het thuis stoken van palinka helemaal vrij wil geven. Geen brandend probleem, lijkt mij, maar volgens Orbán moet daarmee een einde gemaakt worden aan het al negentig jaar durende onrecht dat boeren niet vrij kunnen beslissen wat ze met hun fruit doen: er jam van koken, of sterke drank. Iedereen moet in het vervolg in zijn eigen kelder kunnen distilleren, zonder dat de overheid zich ermee bemoeit.
In dat laatste stukje zit het belang van de wet, want feitelijk is het onzin. Sinds 1850 kunnen Hongaren namelijk al hun eigen alcohol stoken. Misschien niet thuis, maar ze kunnen hun fruit naar de stokerij in het dorp brengen, waar het onder toeziend oog van de belasting én van iemand die er echt verstand van heeft, wordt omgezet in een brouwsel dat soms wel 60 procent alcohol kan bevatten. Per liter ben je, behalve uiteraard de stookkosten, ook nog eens 600 tot 800 forint belasting kwijt, afhankelijk van de sterkte van je brouwsel.
Als de wet erdoor komt, raakt de staat iets van 28,3 miljoen euro aan belastinginkomsten kwijt. Niet niet voor een land dat zwaar moet bezuinigen, maar dat is zeker niet het enige probleem met het voorstel. Want om te beginnen is het zelf stoken van alcohol geen ongevaarlijke bezigheid als je het niet goed doet. Stook je bij de verkeerde temperatuur (en dat luistert behoorlijk nauw) krijg je methylalcohol in je fles, een goedje waar je auto's op kunt laten rijden, ramen mee kunt zemen en waar je blind van kunt worden en zelfs dood aan kunt gaan.
Bovendien kun je je afvragen wat de wijsheid achter een wet die drinken goedkoper maakt en de alcoholconsumptie aanmoedigt in een land tot de grootste alcoholconsumenten ter wereld behoort. Hongaren drinken iets van 13,5 liter zuivere alcohol per hoofd van de bevolking per jaar. Volgens cijfers van de Wereld Gezondheidsorganisatie drinken in Europa alleen de Ieren en de Luxemburgers meer. Levercirrose en andere door overmatig alcoholgebruik veroorzaakte ziekten behoren tot de belangrijkste doodsoorzaken van Hongarije. Je zou eerder verwachten dat de overheid het zelf stoken eerder aan banden zou leggen dan bevorderen.
Zelfs als je je over de alcoholconsumptie geen zorgen maakt: het regeringsplan bedreigt ook nog een behoorlijk aantal arbeidsplaatsen op het platteland. Om te beginnen kunnen de dorpsstokerijen hun deuren sluiten als iedereen thuis een distillateur heeft staan. Daarnaast zie je de laatste tijd steeds meer kleinschalige pálinkaproducenten die ervan profiteren dat Hongaarse pálinka behoort tot de producten die door de EU worden beschermd.
Alleen pálinka uit Hongarije mag pálinka zo worden genoemd. Dat betekent wel dat de drank moet voldoen aan allerlei regels: de grondstof moet voor honderd procent uit vruchten bestaan, bij het stoken moet gedistilleerd water worden gebruikt, en nog zo wat. Hongarije heeft zich verplicht om de naleving van die regels strikt te controleren. De afgelopen jaren zijn talloze kleine producenten zich, vaak met EU-steun, gaan toeleggen op de productie van zuivere peren-, kersen-, pruimen- en andere pálinka's, ook voor de export.
Als iedereen straks in zijn eigen kelder kan gaan stoken, is de kans groot dat die EU-status van pálinka niet te handhaven is. Die thuisstokers kunnen onmogelijk allemaal in de gaten worden gehouden. En je kunt er bovendien donder op zeggen dat ze een deel van de pálinkamarkt inpikken, al mogen ze volgens de wet alleen voor eigen consumptie stoken. En dat betekent dat de prille bedrijfstak van kleinschalige, hoogwaardige pálinkastokers het nakijken heeft.
Erg lang zal die rem op de hervormingswoede van Fidesz overigens niet duren, want binnenkort loopt president Solyom's termijn af, en dat hij herkozen wordt, is hoogst onwaarschijnlijk.De volgende president wordt zonder enige twijfel een brave Fidesz-aanhanger.
Tussen al die wetten zitten ook zeer verrassende voorstellen. Zoals de wet die het thuis stoken van palinka helemaal vrij wil geven. Geen brandend probleem, lijkt mij, maar volgens Orbán moet daarmee een einde gemaakt worden aan het al negentig jaar durende onrecht dat boeren niet vrij kunnen beslissen wat ze met hun fruit doen: er jam van koken, of sterke drank. Iedereen moet in het vervolg in zijn eigen kelder kunnen distilleren, zonder dat de overheid zich ermee bemoeit.
In dat laatste stukje zit het belang van de wet, want feitelijk is het onzin. Sinds 1850 kunnen Hongaren namelijk al hun eigen alcohol stoken. Misschien niet thuis, maar ze kunnen hun fruit naar de stokerij in het dorp brengen, waar het onder toeziend oog van de belasting én van iemand die er echt verstand van heeft, wordt omgezet in een brouwsel dat soms wel 60 procent alcohol kan bevatten. Per liter ben je, behalve uiteraard de stookkosten, ook nog eens 600 tot 800 forint belasting kwijt, afhankelijk van de sterkte van je brouwsel.
Als de wet erdoor komt, raakt de staat iets van 28,3 miljoen euro aan belastinginkomsten kwijt. Niet niet voor een land dat zwaar moet bezuinigen, maar dat is zeker niet het enige probleem met het voorstel. Want om te beginnen is het zelf stoken van alcohol geen ongevaarlijke bezigheid als je het niet goed doet. Stook je bij de verkeerde temperatuur (en dat luistert behoorlijk nauw) krijg je methylalcohol in je fles, een goedje waar je auto's op kunt laten rijden, ramen mee kunt zemen en waar je blind van kunt worden en zelfs dood aan kunt gaan.
Bovendien kun je je afvragen wat de wijsheid achter een wet die drinken goedkoper maakt en de alcoholconsumptie aanmoedigt in een land tot de grootste alcoholconsumenten ter wereld behoort. Hongaren drinken iets van 13,5 liter zuivere alcohol per hoofd van de bevolking per jaar. Volgens cijfers van de Wereld Gezondheidsorganisatie drinken in Europa alleen de Ieren en de Luxemburgers meer. Levercirrose en andere door overmatig alcoholgebruik veroorzaakte ziekten behoren tot de belangrijkste doodsoorzaken van Hongarije. Je zou eerder verwachten dat de overheid het zelf stoken eerder aan banden zou leggen dan bevorderen.
Zelfs als je je over de alcoholconsumptie geen zorgen maakt: het regeringsplan bedreigt ook nog een behoorlijk aantal arbeidsplaatsen op het platteland. Om te beginnen kunnen de dorpsstokerijen hun deuren sluiten als iedereen thuis een distillateur heeft staan. Daarnaast zie je de laatste tijd steeds meer kleinschalige pálinkaproducenten die ervan profiteren dat Hongaarse pálinka behoort tot de producten die door de EU worden beschermd.
Alleen pálinka uit Hongarije mag pálinka zo worden genoemd. Dat betekent wel dat de drank moet voldoen aan allerlei regels: de grondstof moet voor honderd procent uit vruchten bestaan, bij het stoken moet gedistilleerd water worden gebruikt, en nog zo wat. Hongarije heeft zich verplicht om de naleving van die regels strikt te controleren. De afgelopen jaren zijn talloze kleine producenten zich, vaak met EU-steun, gaan toeleggen op de productie van zuivere peren-, kersen-, pruimen- en andere pálinka's, ook voor de export.
Als iedereen straks in zijn eigen kelder kan gaan stoken, is de kans groot dat die EU-status van pálinka niet te handhaven is. Die thuisstokers kunnen onmogelijk allemaal in de gaten worden gehouden. En je kunt er bovendien donder op zeggen dat ze een deel van de pálinkamarkt inpikken, al mogen ze volgens de wet alleen voor eigen consumptie stoken. En dat betekent dat de prille bedrijfstak van kleinschalige, hoogwaardige pálinkastokers het nakijken heeft.
Labels:
alcoholconsumptie,
EU
dinsdag 15 juni 2010
TELEFOONSTORING
Pakweg anderhalve week geleden, toen Vác zich aan het voorbereiden was op de overstroming van de Donau, zakte een auto vol zandzakken door de stoep voor ons huis. Ik had de plek al vaker met argwaan bekijken, er zat een rare holte in het asfalt waarvan de stoep is gemaakt. Zelf dacht ik altijd aan een lekke rioolbuis die het zand wegzoog, maar het bleek een put te zijn met stekkers en draden die iets met de telefoon te maken hadden.
De zandwagen stopte netjes, en legde een paar zandzakken om de put. Dat voorkwam in ieder geval dat er zomaar iemand in zou wandelen. Mijn verwachting dat een open put onze telefoonverbinding niet ten goede zou komen, was terecht. Toen de draden eenmaal onder water stonden, hadden we alleen nog maar gezoem op het toestel. Opmerkelijk genoeg deed onze computerverbinding het nog wel.
Toen het water eenmaal was gezakt, werd het spekgladde slib dat de Donau in de straat had achtergelaten in razend tempo weggeboend. Er kwam ook een ploeg van pakweg vier mensen om het hek rond het park van slib te ontdoen. Op zondag, nog wel. Maar het gat in de stoep bleef onaangeroerd. Nou, niet helemaal: op zeker moment plaatste iemand een verboden-in-te-rijden bord bij. Een nuttig advies, zeker.
Nu misten we die telefoon niet zo, want we gebruiken hem zelden, in deze tijden van Skype en mobiel. Maar gisteren besloot ik de firma Invitel toch eens te bellen. Maar goed ook, want ze wisten van niets. Vanochtend stond er promt een mannetje voor de deur. Er zit een putdeksel over het gat, en we hebben weer telefoon.
Het is de tweede keer binnen vier weken dat ik Invitel nodig had. Onlangs was ons computermodem kapot. En ook daar: binnen 24 uur hadden we een nieuwe. Gratis, en met een router erbij. Over de firma Invitel dus niets dan goeds. Ik herinner me dat uit het verleden, van de voorloper van Invitel, het Hongaarse staatstelefoonbedrijf Matav, wel anders.
Met de Matav hadden we twintig jaar geleden regelmatig van doen. We woonden toen in Boedapest, en deelden onze lijn met iemand anders, zoals trouwens vrijwel iedereen die op dat moment in Hongarije het geluk had überhaupt een telefoon te bezitten. Want dat was nog de tijd dat je tien jaar kon wachten op een aansluiting en huizen in één klap meer waard werden als er een telefoonlijn was
In ons geval deelden we onze lijn met onze buren. Dat was ongebruikelijk, maar zeer gunstig. Als het echt nodig was, konden we bij hen aankloppen met het verzoek of ze konden ophangen. Als je voor de radio werkt en om één uur in de uitzending móet zijn, is dat wel handig. En door onze badkamermuur konden we horen of de buurvrouw aan het kletsen was. Ook handig.
Met de buurvrouw konden we het gelukkig goed vinden, dus dat veroorzaakte weinig problemen. Met de Matav was onze relatie minstens even frequent, maar minder hartelijk. Minstens een keer in de twee weken lag de telefoon eruit. Dat konden we weer naar de telefooncel in de straat om het probleem te melden. Of naar de volgende telefooncel, als die voor de deur het weer eens niet deed. Ons Hongaars was zeer beperkt, maar de term hibabejelentés (storingsmelding) kwam er vlekkeloos uitrollen.
En dan was het afwachten. Het probleem, wisten we al redelijk snel, zat vrijwel altijd in de telefooncentrale. Die dingen waren antiek en staan inmiddels in het telefoonmuseum op de burcht in Boedapest. Maar de vraag was altijd, hoelang het duurde voor de Matav erkende dat de fout daar lag, en niet ergens bij ons in huis. Soms deed onze telefoon het binnen een uurtje weer, soms gingen er dagen over heen.
Toen in Hongarije ergens in 1993 de eerste 'mobiele telefoons' werden geïntroduceerd, waren we er dan ook als de kippen bij om zo'n toestel aan te schaffen. Mobiel is een relatief begrip voor een apparaat dat het formaat had van een fors telefoonboek en dat een stuk meer woog dan dat en om die reden ook eerder werd verkocht als 'autotelefoon'. Maar atijd bereikbaar zijn en niet meer afhankelijk van de Matav, wat een zegen. Daar hadden we wel een zere schouder voor over.
De zandwagen stopte netjes, en legde een paar zandzakken om de put. Dat voorkwam in ieder geval dat er zomaar iemand in zou wandelen. Mijn verwachting dat een open put onze telefoonverbinding niet ten goede zou komen, was terecht. Toen de draden eenmaal onder water stonden, hadden we alleen nog maar gezoem op het toestel. Opmerkelijk genoeg deed onze computerverbinding het nog wel.
Toen het water eenmaal was gezakt, werd het spekgladde slib dat de Donau in de straat had achtergelaten in razend tempo weggeboend. Er kwam ook een ploeg van pakweg vier mensen om het hek rond het park van slib te ontdoen. Op zondag, nog wel. Maar het gat in de stoep bleef onaangeroerd. Nou, niet helemaal: op zeker moment plaatste iemand een verboden-in-te-rijden bord bij. Een nuttig advies, zeker.
Nu misten we die telefoon niet zo, want we gebruiken hem zelden, in deze tijden van Skype en mobiel. Maar gisteren besloot ik de firma Invitel toch eens te bellen. Maar goed ook, want ze wisten van niets. Vanochtend stond er promt een mannetje voor de deur. Er zit een putdeksel over het gat, en we hebben weer telefoon.
Het is de tweede keer binnen vier weken dat ik Invitel nodig had. Onlangs was ons computermodem kapot. En ook daar: binnen 24 uur hadden we een nieuwe. Gratis, en met een router erbij. Over de firma Invitel dus niets dan goeds. Ik herinner me dat uit het verleden, van de voorloper van Invitel, het Hongaarse staatstelefoonbedrijf Matav, wel anders.
Met de Matav hadden we twintig jaar geleden regelmatig van doen. We woonden toen in Boedapest, en deelden onze lijn met iemand anders, zoals trouwens vrijwel iedereen die op dat moment in Hongarije het geluk had überhaupt een telefoon te bezitten. Want dat was nog de tijd dat je tien jaar kon wachten op een aansluiting en huizen in één klap meer waard werden als er een telefoonlijn was
In ons geval deelden we onze lijn met onze buren. Dat was ongebruikelijk, maar zeer gunstig. Als het echt nodig was, konden we bij hen aankloppen met het verzoek of ze konden ophangen. Als je voor de radio werkt en om één uur in de uitzending móet zijn, is dat wel handig. En door onze badkamermuur konden we horen of de buurvrouw aan het kletsen was. Ook handig.
Met de buurvrouw konden we het gelukkig goed vinden, dus dat veroorzaakte weinig problemen. Met de Matav was onze relatie minstens even frequent, maar minder hartelijk. Minstens een keer in de twee weken lag de telefoon eruit. Dat konden we weer naar de telefooncel in de straat om het probleem te melden. Of naar de volgende telefooncel, als die voor de deur het weer eens niet deed. Ons Hongaars was zeer beperkt, maar de term hibabejelentés (storingsmelding) kwam er vlekkeloos uitrollen.
En dan was het afwachten. Het probleem, wisten we al redelijk snel, zat vrijwel altijd in de telefooncentrale. Die dingen waren antiek en staan inmiddels in het telefoonmuseum op de burcht in Boedapest. Maar de vraag was altijd, hoelang het duurde voor de Matav erkende dat de fout daar lag, en niet ergens bij ons in huis. Soms deed onze telefoon het binnen een uurtje weer, soms gingen er dagen over heen.
Toen in Hongarije ergens in 1993 de eerste 'mobiele telefoons' werden geïntroduceerd, waren we er dan ook als de kippen bij om zo'n toestel aan te schaffen. Mobiel is een relatief begrip voor een apparaat dat het formaat had van een fors telefoonboek en dat een stuk meer woog dan dat en om die reden ook eerder werd verkocht als 'autotelefoon'. Maar atijd bereikbaar zijn en niet meer afhankelijk van de Matav, wat een zegen. Daar hadden we wel een zere schouder voor over.
Labels:
overstroming,
staatsbedrijven
maandag 7 juni 2010
VOORUITZIEN
Regeren is vooruitzien, zeggen ze. Je hoeft echt geen politiek zwaargewicht te zijn om te bedenken dat als je roept dat jouw land er zo slecht aan toe is dat het het voorbeeld van Griekenland zou kunnen volgen, de effecten van zo'n uitspraak dramatisch zijn. Nadat Lajos Kósa, vice-voorzitter van de regeringspartij Fidesz, vorige week aankondigde dat Hongarije aan de rand van het bankroet stond, tuimelde niet alleen de forint. Ook de euro verzwakte en de internationale beurzen reageerden. In Brussel zullen ze waarschijnlijk heel blij zijn met de nieuwe Hongaarse regering.
En dat, terwijl Kosa's partijgenoot en voormalig minister van financiën Mihály Varga vrijdag moest erkennen dat de vorige regering Hongarije in een redelijk goede financiële staat heeft achtergelaten. Er zijn wel wat problemen: er komt minder belasting binnen dan was begroot, en de schulden van een aantal staatsbedrijven als de spoorwegen, het openbaar vervoer in Boedapest en luchtvaartmaatschappij Malev zijn groter dan verwacht. Maar in principe was de vorige regering op de goede weg.
Varga had van premier Viktor Orbán de opdracht gekregen een rapport te maken over de economische stand van zaken. Twee dagen voor de publicatie had hij het er nog over dat een begrotingstekort van meer dan zeven procent onvermijdelijk was. Nu zei hij dat een begrotingstekort van 3,8 procent haalbaar was. In het weekend tuimelden regeringspolitici over elkaar heen om de effecten van Kósa's uitspraak ongedaan te maken. Tevergeefs. De signalen die deze regering in korte tijd heeft afgegeven, zijn zo tegenstrijdig dat niemand nog weet wat hij moet geloven en Hongarije het krediet op de financiële markten, dat de regering Bajnai in tien maanden had weten op te bouwen, weer geheel heeft verspeeld.
Da's een duur geintje, want dat betekent niet alleen dat de EU en het IMF strenger naar 's lands financiën zullen kijken, maar het heeft ook de nodige gevolgen voor de gewone burger. Wie, zoals veel Hongaren, met een hypotheek in buitenlandse valuta zit, zal voor zijn aflossing heel wat meer forinten op tafel moeten leggen dankzij meneer Kósa's uitspraken. En als de internationale financiële markten Hongarije wantrouwen, wordt het ook moeilijker om voor de regering om geld te lenen. En zonder geleend geld kun je een begrotingstekort niet eens financieren. De consequentie kan wel eens zijn dat de regering straks nog minder geld heeft om uit te geven dan het plan was. Of dat Hongarije echt failliet gaat.
Als er al een plan was. Uitspraken als die van Kósa (en eerder die van Varga zelf) geven het gevoel dat Fidesz nog steeds niet door heeft dat de verkiezingscampagne afgelopen is en dat het nu tijd is om serieus aan de slag te gaan. Of dat uitspraken die je als oppositie makkelijk kunt doen, hard worden afgestraft als je ze als regeringspartij doet. Op oppositiepropaganda let de buitenwereld niet. Maar op regeringsuitspraken wel.
De partij was tijdens de campagne muisstil over wat haar regeringsplannen. Maar na twintig jaar parlementaire ervaring én vier jaar regeringservaring had ik toch de hoop dat Fidesz binnenskamers een professioneel regeringsbeleid aan het voorbereiden was. Inmiddels betwijfel ik dat. De introductie van het dubbele staatsburgerschap luttele weken voor de Slowaakse verkiezingen, alsof Orbán totaal vergeten is wat voor commotie de introductie van een Hongaarse identiteitskaart tien jaar geleden veroorzaakte, en vervolgens de uitspraken van Kósa en andere Fidesz-politici over de economie doen het ergste vrezen.
En tegengas van ambtenaren zullen de ministers niet krijgen. Naar goed gebruik zijn alle topambtenaren van de vorige regering ontslagen, om vervangen te worden door Fidesz-mensen. Niet alleen zitten op al die topfuncties nu dus onervaren mensen, het gaat ook nog eens om partijgetrouwen. Dat is niet ongebruikelijk, in Frankrijk, Italië en Amerika gebeurt hetzelfde. Maar bevorderlijk voor een uitgewogen politiek denkproces is het niet.
En dat, terwijl Kosa's partijgenoot en voormalig minister van financiën Mihály Varga vrijdag moest erkennen dat de vorige regering Hongarije in een redelijk goede financiële staat heeft achtergelaten. Er zijn wel wat problemen: er komt minder belasting binnen dan was begroot, en de schulden van een aantal staatsbedrijven als de spoorwegen, het openbaar vervoer in Boedapest en luchtvaartmaatschappij Malev zijn groter dan verwacht. Maar in principe was de vorige regering op de goede weg.
Varga had van premier Viktor Orbán de opdracht gekregen een rapport te maken over de economische stand van zaken. Twee dagen voor de publicatie had hij het er nog over dat een begrotingstekort van meer dan zeven procent onvermijdelijk was. Nu zei hij dat een begrotingstekort van 3,8 procent haalbaar was. In het weekend tuimelden regeringspolitici over elkaar heen om de effecten van Kósa's uitspraak ongedaan te maken. Tevergeefs. De signalen die deze regering in korte tijd heeft afgegeven, zijn zo tegenstrijdig dat niemand nog weet wat hij moet geloven en Hongarije het krediet op de financiële markten, dat de regering Bajnai in tien maanden had weten op te bouwen, weer geheel heeft verspeeld.
Da's een duur geintje, want dat betekent niet alleen dat de EU en het IMF strenger naar 's lands financiën zullen kijken, maar het heeft ook de nodige gevolgen voor de gewone burger. Wie, zoals veel Hongaren, met een hypotheek in buitenlandse valuta zit, zal voor zijn aflossing heel wat meer forinten op tafel moeten leggen dankzij meneer Kósa's uitspraken. En als de internationale financiële markten Hongarije wantrouwen, wordt het ook moeilijker om voor de regering om geld te lenen. En zonder geleend geld kun je een begrotingstekort niet eens financieren. De consequentie kan wel eens zijn dat de regering straks nog minder geld heeft om uit te geven dan het plan was. Of dat Hongarije echt failliet gaat.
Als er al een plan was. Uitspraken als die van Kósa (en eerder die van Varga zelf) geven het gevoel dat Fidesz nog steeds niet door heeft dat de verkiezingscampagne afgelopen is en dat het nu tijd is om serieus aan de slag te gaan. Of dat uitspraken die je als oppositie makkelijk kunt doen, hard worden afgestraft als je ze als regeringspartij doet. Op oppositiepropaganda let de buitenwereld niet. Maar op regeringsuitspraken wel.
De partij was tijdens de campagne muisstil over wat haar regeringsplannen. Maar na twintig jaar parlementaire ervaring én vier jaar regeringservaring had ik toch de hoop dat Fidesz binnenskamers een professioneel regeringsbeleid aan het voorbereiden was. Inmiddels betwijfel ik dat. De introductie van het dubbele staatsburgerschap luttele weken voor de Slowaakse verkiezingen, alsof Orbán totaal vergeten is wat voor commotie de introductie van een Hongaarse identiteitskaart tien jaar geleden veroorzaakte, en vervolgens de uitspraken van Kósa en andere Fidesz-politici over de economie doen het ergste vrezen.
En tegengas van ambtenaren zullen de ministers niet krijgen. Naar goed gebruik zijn alle topambtenaren van de vorige regering ontslagen, om vervangen te worden door Fidesz-mensen. Niet alleen zitten op al die topfuncties nu dus onervaren mensen, het gaat ook nog eens om partijgetrouwen. Dat is niet ongebruikelijk, in Frankrijk, Italië en Amerika gebeurt hetzelfde. Maar bevorderlijk voor een uitgewogen politiek denkproces is het niet.
Labels:
economie,
Lajos Kósa
zaterdag 5 juni 2010
PLANTJES
Voor onze deur is de Donau overstroomd. Het water staat nog in het park aan de andere kant van de straat, maar het komt zeker hoger. De Donau kabbelt straks door onze voortuin. Eindelijk een zwembad aan huis. En wat voor één. Gelukkig wijst alles erop dat het niet verder dan de voortuin zal komen, als het tenminste niet weer gaat regenen. Maar de weersverwachtingen zijn goed, dus ik blijf optimistisch.
Niemand kan zeggen dat deze overstroming als een verrassing kwam. Hongarije, en heel Centraal-Europa, hadden de afgelopen paar weken ongehoord slecht weer. Het regende letterlijk dagen achtereen. Elders traden de rivieren al veel eerder buiten hun oevers. In Polen, Tsjechië en Oost-Hongarije zijn ze al tijden met zandzakken in de weer. De Donau wist heel wat water te verwerken, maar de afgelopen week zag je het water in razend tempo stijgen.
Wie schetst dus mijn verbazing toen afgelopen donderdag een groep ijverige tuiniers het park introk, met grote kratten plantjes. Bij de ingang zijn een paar bloembedden die altijd liefdevol worden onderhouden. In het vroege voorjaar staan er bolletjes, en viooltjes, en iedere paar maanden gaat er iets anders de grond in. Blijkbaar stond afgelopen donderdag op de kalender voor een nieuwe plantronde. Overstroming of geen overstroming, de plantjes gingen dus de grond in. Ik mag hopen dat canna's en rode basilicum het als waterplant ook goed doen, want op de foto piepen ze nog boven het water uit, maar gezien de verwachtingen komen ze uiteindelijk helemaal onder te staan.
Opdracht is opdracht, en daar heb je je aan te houden. Het kost buitenlandse ondernemers vaak enorme moeite om Hongaarse werknemers duidelijk te maken dat ze liever hebben dat die zelf denken dan blindelings opdrachten uit te voeren, zelfs als dat misschien een keertje tot fouten leidt. Mensen hebben geleerd gewoon uit te voeren wat hen wordt opgedragen, zelfs al weten ze donders goed dat het onzin is.
Hongaren zijn echt niet stommer dan Nederlanders, en als ze eenmaal begrijpen dat een baas echt geïnteresseerd is in hun eigen visie, komen ze daar graag mee naar voren en zijn ze heel erg creatief. Maar ze maken van jongs af de ervaring dat eigen initiatief niet wordt beloond. Dat begint op op school, waar leraren niet zitten te wachten op kritische leerlingen. Als je doet wat je gezegd is en het gaat fout, kun jij tenminste de baas de schuld geven, en niet hij jou, met alle gevolgen van dien.
Een vriend van ons, een Nederlander, had ooit een klusje om Van Nelle shag bekend te maken aan een Hongaars publiek. Met een groepje mensen gingen ze een lijstje cafés af en in het café staken ze een sjekkie op. De bedoeling was dan dat andere gasten geïnteresseerd raakten.Op zeker moment kwamen ze in een café waar helemaal niemand zat. Onze vriend, als echte Nederlander, stelde voor om dan maar naar het volgende café te gaan en later terug te komen, in de hoop dat er dan wel publiek zou zijn.
De anderen aarzelden even, maar zagen de logica van het voorstel in. Ze staken er in het volgende café van hun lijstje net weer een peuk op toen de deur openging en hun groepsleidster binnenkwam. Woedend. Hoe ze het in hun hoofd haalden van het opgedragen schema af te wijken! Een uitleg mocht niet baten, opdracht was opdracht. Zo leer je het als werknemer wel af om eigen initiatief te tonen. Dus rol je de volgende keer een sjekkie in een leeg café. Of zet je plantjes in de grond terwijl het water al haast om je enkels klotst.
Niemand kan zeggen dat deze overstroming als een verrassing kwam. Hongarije, en heel Centraal-Europa, hadden de afgelopen paar weken ongehoord slecht weer. Het regende letterlijk dagen achtereen. Elders traden de rivieren al veel eerder buiten hun oevers. In Polen, Tsjechië en Oost-Hongarije zijn ze al tijden met zandzakken in de weer. De Donau wist heel wat water te verwerken, maar de afgelopen week zag je het water in razend tempo stijgen.
Wie schetst dus mijn verbazing toen afgelopen donderdag een groep ijverige tuiniers het park introk, met grote kratten plantjes. Bij de ingang zijn een paar bloembedden die altijd liefdevol worden onderhouden. In het vroege voorjaar staan er bolletjes, en viooltjes, en iedere paar maanden gaat er iets anders de grond in. Blijkbaar stond afgelopen donderdag op de kalender voor een nieuwe plantronde. Overstroming of geen overstroming, de plantjes gingen dus de grond in. Ik mag hopen dat canna's en rode basilicum het als waterplant ook goed doen, want op de foto piepen ze nog boven het water uit, maar gezien de verwachtingen komen ze uiteindelijk helemaal onder te staan.
Opdracht is opdracht, en daar heb je je aan te houden. Het kost buitenlandse ondernemers vaak enorme moeite om Hongaarse werknemers duidelijk te maken dat ze liever hebben dat die zelf denken dan blindelings opdrachten uit te voeren, zelfs als dat misschien een keertje tot fouten leidt. Mensen hebben geleerd gewoon uit te voeren wat hen wordt opgedragen, zelfs al weten ze donders goed dat het onzin is.
Hongaren zijn echt niet stommer dan Nederlanders, en als ze eenmaal begrijpen dat een baas echt geïnteresseerd is in hun eigen visie, komen ze daar graag mee naar voren en zijn ze heel erg creatief. Maar ze maken van jongs af de ervaring dat eigen initiatief niet wordt beloond. Dat begint op op school, waar leraren niet zitten te wachten op kritische leerlingen. Als je doet wat je gezegd is en het gaat fout, kun jij tenminste de baas de schuld geven, en niet hij jou, met alle gevolgen van dien.
Een vriend van ons, een Nederlander, had ooit een klusje om Van Nelle shag bekend te maken aan een Hongaars publiek. Met een groepje mensen gingen ze een lijstje cafés af en in het café staken ze een sjekkie op. De bedoeling was dan dat andere gasten geïnteresseerd raakten.Op zeker moment kwamen ze in een café waar helemaal niemand zat. Onze vriend, als echte Nederlander, stelde voor om dan maar naar het volgende café te gaan en later terug te komen, in de hoop dat er dan wel publiek zou zijn.
De anderen aarzelden even, maar zagen de logica van het voorstel in. Ze staken er in het volgende café van hun lijstje net weer een peuk op toen de deur openging en hun groepsleidster binnenkwam. Woedend. Hoe ze het in hun hoofd haalden van het opgedragen schema af te wijken! Een uitleg mocht niet baten, opdracht was opdracht. Zo leer je het als werknemer wel af om eigen initiatief te tonen. Dus rol je de volgende keer een sjekkie in een leeg café. Of zet je plantjes in de grond terwijl het water al haast om je enkels klotst.
vrijdag 4 juni 2010
TRIANON
Aan de oever van de Donau staan zo’n 200 mensen rond een dikke vierkante zuil met een vlaggenstok erop. Een meisje draagt droeve gedichten over het Hongaars noodlot voor. Dan stappen vier mannen in huzarenpakken naar voren. Plechtig dragen ze een blad met 64 minuscule aardewerken plantenpotjes, gevuld met aarde, afkomstig van alle provincies die Hongarije na de Eerste Wereldoorlog kwijtraakte. Onder toeziend oog van de burgemeester, de bisschop en de dominee worden de potjes in het monument bijgezet. Vooral oudere vrouwen laten openlijk hun tranen vloeien.
Vandaag precies negentig jaar geleden raakte Hongarije, een van de verliezers van de Eerste Wereldoorlog, bij de vredesbesprekingen in Versailles pakweg tweederde van zijn grondgebied kwijt. De geallieerden schonken ruim tweederde van het Hongaarse grondgebied aan de nieuwe staten Tsjecho-Slowakije, Roemenië en Joegoslavië.
In tegenstelling tot de afspraken werden ook gebieden met een zuiver Hongaarse bevolking door de buurlanden ingelijfd. Ruim 3 miljoen Hongaren verloren hun vaderland door Trianon, zoals het verdrag in de volksmond heet naar het paleis waar het werd ondertekend. De vorige week aangetreden conservatieve Hongaarse regering heeft voor vandaag een ‘dag van nationale samenhorigheid’ afgekondigd. Ook is er geld vrijgemaakt voor de vestiging van een Trianonmuseum in Boedapest.
Het mag negentig jaar geleden zijn, maar Trianon is nog steeds springlevend in de Hongaarse belevingswereld. Of weer springlevend. Handelaars in bumperstickers van Groot-Hongarije doen goede zaken en het Donaustadje Vác is slechts een van de plaatsen waar in de afgelopen jaren het vooroorlogse Trianonmonument weer in ere werd hersteld. Een constante toestroom van Hongaarse migranten uit de buurlanden draagt ertoe bij dat de banden met de minderheden in het buitenland sterk blijven. “Trianon doet iedere echte Hongaar pijn. Ze hebben ons huis gestolen” zegt winkelierster Anna Uhlar.
Voor de Tweede Wereldoorlog beheerste Trianon de Hongaarse politiek. De schooldag begon met het Hongaarse credo: “Ik geloof in de wederopstanding van Hongarije”. Hongarije koos de kant van Hitler in de hoop met zijn hulp de verloren landen terug te krijgen.
Tijdens het communisme was het onderwerp taboe. János Széky, hoofdredacteur van het liberale opinieweekblad Élet és Irodalom (Leven en Literatuur), kon als jongetje in de jaren zestig eindeloos bladeren in een oude wereldatlas met kaarten van ‘Hongarije’ en ‘Verminkt Hongarije’. “Ik tekende hele strategische aanvalsplannen in de atlas om verloren steden terug te veroveren.” Maar op school werd het onderwerp doodgezwegen.
Links Hongarije heeft het er nog steeds moeilijk mee, aldus Széky tijdens een debat over het verdrag. De meeste linkse intellectuelen zien Trianon als een trauma van rechts. Maar dat vindt hij onterecht. “Links is evenzeer de gevangene van het verdrag als rechts, in die zin dat men er gewoon niet over durft te praten. Maar Trianon een historische onrechtvaardigheid waar je niet om heen kunt, zelfs al is er geen uitzicht op een oplossing.”
Dat er geen oplossing is is iets waar rechts Hongarije niet aan wil. Hoe rechtser, hoe extremer de oplossingen. Een van de eerste maatregelen van de nieuwe regering was de invoering van een dubbel staatsburgerschap voor Hongaren in de buurlanden, wat tot furieuze reacties van de Slowaakse regering leidde. Maar premier Orbán heeft in het verleden ook herhaaldelijk benadrukt dat de open EU-grenzen in zekere zin het antwoord op Trianon zijn, omdat het onderlinge contact daardoor veel makkelijker wordt.
Radicalen vinden dat ronduit slap. Zij willen minstens autonomie voor de Hongaarse minderheden in de buurlanden, en eigenlijk zelfs totale revisie van het verdrag. “We laten Trianon neerstorten en heroveren de vlag,” zingt de extremistische muziekgroep Romantisch Geweld. En de fans gaan uit hun dak.
Vandaag precies negentig jaar geleden raakte Hongarije, een van de verliezers van de Eerste Wereldoorlog, bij de vredesbesprekingen in Versailles pakweg tweederde van zijn grondgebied kwijt. De geallieerden schonken ruim tweederde van het Hongaarse grondgebied aan de nieuwe staten Tsjecho-Slowakije, Roemenië en Joegoslavië.
In tegenstelling tot de afspraken werden ook gebieden met een zuiver Hongaarse bevolking door de buurlanden ingelijfd. Ruim 3 miljoen Hongaren verloren hun vaderland door Trianon, zoals het verdrag in de volksmond heet naar het paleis waar het werd ondertekend. De vorige week aangetreden conservatieve Hongaarse regering heeft voor vandaag een ‘dag van nationale samenhorigheid’ afgekondigd. Ook is er geld vrijgemaakt voor de vestiging van een Trianonmuseum in Boedapest.
Het mag negentig jaar geleden zijn, maar Trianon is nog steeds springlevend in de Hongaarse belevingswereld. Of weer springlevend. Handelaars in bumperstickers van Groot-Hongarije doen goede zaken en het Donaustadje Vác is slechts een van de plaatsen waar in de afgelopen jaren het vooroorlogse Trianonmonument weer in ere werd hersteld. Een constante toestroom van Hongaarse migranten uit de buurlanden draagt ertoe bij dat de banden met de minderheden in het buitenland sterk blijven. “Trianon doet iedere echte Hongaar pijn. Ze hebben ons huis gestolen” zegt winkelierster Anna Uhlar.
Voor de Tweede Wereldoorlog beheerste Trianon de Hongaarse politiek. De schooldag begon met het Hongaarse credo: “Ik geloof in de wederopstanding van Hongarije”. Hongarije koos de kant van Hitler in de hoop met zijn hulp de verloren landen terug te krijgen.
Tijdens het communisme was het onderwerp taboe. János Széky, hoofdredacteur van het liberale opinieweekblad Élet és Irodalom (Leven en Literatuur), kon als jongetje in de jaren zestig eindeloos bladeren in een oude wereldatlas met kaarten van ‘Hongarije’ en ‘Verminkt Hongarije’. “Ik tekende hele strategische aanvalsplannen in de atlas om verloren steden terug te veroveren.” Maar op school werd het onderwerp doodgezwegen.
Links Hongarije heeft het er nog steeds moeilijk mee, aldus Széky tijdens een debat over het verdrag. De meeste linkse intellectuelen zien Trianon als een trauma van rechts. Maar dat vindt hij onterecht. “Links is evenzeer de gevangene van het verdrag als rechts, in die zin dat men er gewoon niet over durft te praten. Maar Trianon een historische onrechtvaardigheid waar je niet om heen kunt, zelfs al is er geen uitzicht op een oplossing.”
Dat er geen oplossing is is iets waar rechts Hongarije niet aan wil. Hoe rechtser, hoe extremer de oplossingen. Een van de eerste maatregelen van de nieuwe regering was de invoering van een dubbel staatsburgerschap voor Hongaren in de buurlanden, wat tot furieuze reacties van de Slowaakse regering leidde. Maar premier Orbán heeft in het verleden ook herhaaldelijk benadrukt dat de open EU-grenzen in zekere zin het antwoord op Trianon zijn, omdat het onderlinge contact daardoor veel makkelijker wordt.
Radicalen vinden dat ronduit slap. Zij willen minstens autonomie voor de Hongaarse minderheden in de buurlanden, en eigenlijk zelfs totale revisie van het verdrag. “We laten Trianon neerstorten en heroveren de vlag,” zingt de extremistische muziekgroep Romantisch Geweld. En de fans gaan uit hun dak.
Abonneren op:
Posts (Atom)