Hongaarse winkel in Londen |
Hongarije worstelt met een enorm tekort aan vakmensen. Een minimumloon van 240 euro en een modaal inkomen van 535 euro netto per maand maken werken in West-Europa zeer aantrekkelijk. Daar kan zelfs de bonus voor MÁV-werknemers, gratis reizen voor het hele gezin, niet tegenop.
Volgens schattingen leeft een half miljoen Hongaren momenteel in het buitenland. Het overgrote deel vertrok in de laatste vijf jaar. Wie een loodgieter belt, mag blij zijn als die binnen vier weken tijd heeft. In Boedapest nemen sommige horecaondernemers bij gebrek aan Hongaarse, inmiddels buitenlandse obers aan. Zelfs autofabrikant Audi, jarenlang 's lands beste werkgever, heeft moeite om mensen te vinden.
Op papier is er best personeel. De officiële werkloosheid is onder de zeven procent, de werkelijke is een stuk hoger. Zo'n 200.000 werklozen die enkele maanden per jaar verplicht in een werkverschaffingsproject werken, worden statistisch namelijk als werkend meegeteld. Eigenlijk hebben 900.000 van de 9,8 miljoen Hongaren geen baan. Helaas heeft een groot deel daarvan ook geen lagere school.
Wie iets kan, gaat weg. Wie Duits spreekt, vertrekt bij voorkeur naar Oostenrijk of Duitsland, wie Engels spreekt, steekt het Kanaal over. Oostenrijkse restaurants draaien op Hongaars personeel. Bejaarden worden verzorgd door verpleegsters die liever in Oostenrijk inwonende thuishulp zijn dan in een Hongaars ziekenhuis voor net iets meer dan het minimumloon wekelijks overuren draaien. Aan Engelse ziekenhuisbedden staan Hongaarse artsen. Website 444 filmde onlangs een afstudeerfeest van medische studenten in Boedapest. De meesten wilden weg. Van de lichting voor hen was 70 procent al vertrokken.
Officiële Hongaarse statistieken zijn er niet. De migratieschattingen berustten op cijfers van de vestigingslanden. Londen, waar 200.000 Hongaren leven, wordt inmiddels gekscherend 'de tweede Hongaarse stad' genoemd. Maar een cijfer dat wel bekend is, suggereert dat een half miljoen emigranten waarschijnlijk krap geschat is.
In 2015 stuurden Hongaren zo'n 2,9 miljard euro naar huis. Met 500.000 emigranten komt dat neer op zo'n kleine zeshonderd euro per persoon per maand. Veel, ook omdat lang niet iedereen daadwerkelijk geld stuurt. Jongeren die elders studeren, krijgen juist eerder geld uit Hongarije. Volgens sommige schattingen is een vertrekcijfer van 800.000, acht procent van de bevolking, waarschijnlijk reëler.
Dat klinkt buitensporig. Maar praat met Hongaren over hun volwassen kinderen en ongeacht hun sociale achtergrond hebben ze vrijwel altijd minstens één zoon of dochter in het buitenland. Een hele generatie verdwijnt. Dat realiseerde de regering zich ook toen ze vorig jaar via social media een campagne begon die jonge Hongaren naar huis moest lokken. Kosten: 320.000 euro. Opbrengt: 150 terugkeerders. Het programma is inmiddels stopgezet.
Dat betekent natuurlijk niet dat iedereen voorgoed weg is. Genoeg mensen weten inmiddels dat hoge lonen een keerzijde hebben: hogere kosten en een hoger werktempo. Om over heimwee maar te zwijgen. Vooral lager opgeleiden die voor hogere lonen gingen, hebben vaak spijt van hun keuze, blijkt uit een recent enquete onder de ruim 13.000 Hongaren in Nederland. Die lager opgeleiden vormen de twintig procent die ontevreden of zeer ontevreden is en binnen een jaar terug naar huis wil.
De overige tachtig procent is tevreden, 55 procent zelfs zeer tevreden over het nieuwe bestaan in Nederland. Ze zijn meestal hoog opgeleid: zo'n 59 procent heeft HBO of universitair onderwijs, 28 procent middelbare school. Driekwart woont sinds hooguit vijf jaar in Nederland. Vaak speelde het politieke en culturele klimaat onder de huidige Hongaarse regering mee in hun besluit te emigreren. Persoonlijke ontwikkeling, een sociale samenleving en kansen voor het gezin vinden ze belangrijker dan geld. En hoewel ze hun vaderland best missen, wil driekwart nooit, of hooguit in de verre toekomst terug naar 'huis', zoals zelfs de meest tevreden emigrant Hongarije altijd aanduidt.