dinsdag 28 juni 2016

Londen, de tweede Hongaarse stad

Hongaarse winkel in Londen
De Hongaarse spoorwegmaatschappij MÁV zoekt machinisten, electriciens, monteurs, boekhouders, IT-mensen en meer, meldt het omroepsysteem in de trein. Het bedrijf komt honderden vakmensen tekort, maar echt vlotten wil hun zoektocht niet. De personeelsadvertentie schalt al maandenlang door de coupés.
Hongarije worstelt met een enorm tekort aan vakmensen. Een minimumloon van 240 euro en een modaal inkomen van 535 euro netto per maand maken werken in West-Europa zeer aantrekkelijk. Daar kan zelfs de bonus voor MÁV-werknemers, gratis reizen voor het hele gezin, niet tegenop.
Volgens schattingen leeft een half miljoen Hongaren momenteel in het buitenland. Het overgrote deel vertrok in de laatste vijf jaar. Wie een loodgieter belt, mag blij zijn als die binnen vier weken tijd heeft. In Boedapest nemen sommige horecaondernemers bij gebrek aan Hongaarse, inmiddels buitenlandse obers aan. Zelfs autofabrikant Audi, jarenlang 's lands beste werkgever, heeft moeite om mensen te vinden.
Op papier is er best personeel. De officiële werkloosheid is onder de zeven procent, de werkelijke is een stuk hoger. Zo'n 200.000 werklozen die enkele maanden per jaar verplicht in een werkverschaffingsproject werken, worden statistisch namelijk als werkend meegeteld. Eigenlijk hebben 900.000 van de 9,8 miljoen Hongaren geen baan. Helaas heeft een groot deel daarvan ook geen lagere school.
Wie iets kan, gaat weg. Wie Duits spreekt, vertrekt bij voorkeur naar Oostenrijk of Duitsland, wie Engels spreekt, steekt het Kanaal over. Oostenrijkse restaurants draaien op Hongaars personeel. Bejaarden worden verzorgd door verpleegsters die liever in Oostenrijk inwonende thuishulp zijn dan in een Hongaars ziekenhuis voor net iets meer dan het minimumloon wekelijks overuren draaien. Aan Engelse ziekenhuisbedden staan Hongaarse artsen. Website 444 filmde onlangs een afstudeerfeest van medische studenten in Boedapest. De meesten wilden weg. Van de lichting voor hen was 70 procent al vertrokken.
Officiële Hongaarse statistieken zijn er niet. De migratieschattingen berustten op cijfers van de vestigingslanden. Londen, waar 200.000 Hongaren leven, wordt inmiddels gekscherend 'de tweede Hongaarse stad' genoemd. Maar een cijfer dat wel bekend is, suggereert dat een half miljoen emigranten waarschijnlijk krap geschat is.
In 2015 stuurden Hongaren zo'n 2,9 miljard euro naar huis. Met 500.000 emigranten komt dat neer op zo'n kleine zeshonderd euro per persoon per maand. Veel, ook omdat lang niet iedereen daadwerkelijk geld stuurt. Jongeren die elders studeren, krijgen juist eerder geld uit Hongarije. Volgens sommige schattingen is een vertrekcijfer van 800.000, acht procent van de bevolking, waarschijnlijk reëler.
Dat klinkt buitensporig. Maar praat met Hongaren over hun volwassen kinderen en ongeacht hun sociale achtergrond hebben ze vrijwel altijd minstens één zoon of dochter in het buitenland. Een hele generatie verdwijnt. Dat realiseerde de regering zich ook toen ze vorig jaar via social media een campagne begon die jonge Hongaren naar huis moest lokken. Kosten: 320.000 euro. Opbrengt: 150 terugkeerders. Het programma is inmiddels stopgezet.
Dat betekent natuurlijk niet dat iedereen voorgoed weg is. Genoeg mensen weten inmiddels dat hoge lonen een keerzijde hebben: hogere kosten en een hoger werktempo. Om over heimwee maar te zwijgen. Vooral lager opgeleiden die voor hogere lonen gingen, hebben vaak spijt van hun keuze, blijkt uit een recent enquete onder de ruim 13.000 Hongaren in Nederland. Die lager opgeleiden vormen de twintig procent die ontevreden of zeer ontevreden is en binnen een jaar terug naar huis wil.
De overige tachtig procent is tevreden, 55 procent zelfs zeer tevreden over het nieuwe bestaan in Nederland. Ze zijn meestal hoog opgeleid: zo'n 59 procent heeft HBO of universitair onderwijs, 28 procent middelbare school. Driekwart woont sinds hooguit vijf jaar in Nederland. Vaak speelde het politieke en culturele klimaat onder de huidige Hongaarse regering mee in hun besluit te emigreren. Persoonlijke ontwikkeling, een sociale samenleving en kansen voor het gezin vinden ze belangrijker dan geld. En hoewel ze hun vaderland best missen, wil driekwart nooit, of hooguit in de verre toekomst terug naar 'huis', zoals zelfs de meest tevreden emigrant Hongarije altijd aanduidt.



woensdag 8 juni 2016

Dichtbij Oostenrijk

Vluchtelingenkamp in Körmend
Bij de Tesco aan de rand van Körmend lopen vier met machinegeweren bewapende veiligheidsmensen naar binnen, leden van de speciale eenheid die de Hongaarse regering onlangs naar het stadje nabij de Oostenrijkse grens stuurde, met het doel de burgers te beschermen tegen overlast van het lokale vluchtelingenkamp. "Keulse toestanden zullen wij niet tolereren," aldus regeringspartij Fidesz op haar Faceboek-site.
Wie denkt aan hordes verkrachtende asielzoekers komt bedrogen uit. Er ging weliswaar het gerucht dat kampbewoners handballende meisjes in een nabijgelegen stadion hadden lastiggevallen. Volgens sommige media moesten de sportsters zelfs geëvacueerd worden. Ook zouden de asielzoekers een raampje hebben gebroken. 
Körmenders gingen de straat op om te protesteren tegen de onveilige omstandigheden. Maar feitelijk blijkt er helemaal niets gebeurd te zijn. Dat er een raampje kapot was, klopt weliswaar, maar niemand hoe dat precies komt. En de rest van het verhaal is volgens de regionale politiecommissaris János Tiborcz complete nonsens. Ook enkele van de betrokken meisjes hebben inmiddels verklaard dat ze nooit zijn lastiggevallen.
Niet dat daarnaar werd geluisterd. De regering, die asielzoekers als nationaal gevaar afschildert en geen enkele vluchteling wil toelaten, besloot de veiligheidseenheid hoe dan ook te sturen. Die houdt sindsdien strikt oog op ‘wangedrag’. Dat leverde een Afghaan al een boete van zo’n 150 euro op omdat hij naast het zebrapad was overgestoken.
En dat, terwijl de asielzoekers toch al goed in de gaten werden gehouden. Het vluchtelingenkamp, dat begin mei werd geopend, ligt niet toevallig aan het einde van een doodlopende weg op het terrein van de Körmendse politieschool. Vluchtelingen die de stad in willen, moeten eerst langs een sportveld vol politierecruten en langs talrijke politieagenten.
Het kamp zelf bestaat uit zo'n dertig legertenten met stapelbedden, samen goed voor driehonderd slaapplaatsen. Door de tentdaken steken kachelpijpen, maar in de koude nachten in mei was het steenkoud in de tenten, vertelt een Pakistaan. Er zijn zes wc's en zes douches. Om het kamp staat een hek en bij de ingang een kaalgeschoren bewaker. Wie het kamp in- of uit wil, moet zich bij hem melden. Van journalisten moet hij niets hebben.
Samen met een tweede kamp in het nabijgelegen Szent Gotthard dat binnenkort open moet gaan, wordt Körmend volgens de plannen straks het enige Hongaarse vluchtelingenkamp. Beide kampen liggen vlakbij de Oostenrijkse grens. Opvangcentra elders moeten sluiten en de bewoners worden geleidelijk hierheen overgebracht.
De Iraniër Mohamed Ali behoorde tot de eersten die dat overkwam. Hij arriveerde vier maanden geleden in Hongarije, nadat hij bij het drielandenpunt met Roemenië simpelweg om het einde van het beruchte hek langs de Hongaars-Servische grens was heengelopen. De eerste maanden zat hij in Bicske, een redelijk asielzoekerscentrum midden in Hongaren met echte gebouwen, behoorlijke voorzieningen en redelijk eten. "Maar twee weken geleden ben ik met vijftien anderen plotseling hierheen gestuurd."
Niemand heeft uitgelegd waarom hij moest verhuizen, maar Ali heeft zijn vermoedens. De beroerde behuizing, het slechte eten en de extreme controle zijn een goede aansporing om zo snel mogelijk weer weg te willen. "Ze willen gewoon dat we vertrekken. Toen ik hier kwam, waren er tweehonderd mensen. Nu nog maar honderd of zo." De rest? Hij gebaart naar het westen, waar achter glooiende akkers en bossen de Oostenrijkse grens loopt. "Het zijn een paar kilometer, je loopt er zo heen," zegt hij.
Sinds begin dit jaar zijn er meer dan 12000 asielzoekers in Hongarije geregistreerd, maar de meesten verlaten het land zo snel mogelijk. Eind april zaten er in het totaal nog geen 1800 mensen in Hongaarse asielzoekerscentra. De opening van het kamp in Körmend was voor buurland Oostenrijk aanleiding om vanaf 1 mei grenscontroles langs de Hongaarse grens te introduceren. Sommigen, vooral de extreemrechtse FPÖ die in het aan Hongarije grenzende bondsland Burgenland in de regering zit, pleiten ervoor een grenshek te bouwen.
In de eerste vier weken van de controles zijn 1919 mensen aangehouden. Dat is dertig procent meer dan in de hele periode tussen januari en eind april, toen in het totaal 1236 asielzoekers werden betrapt toen ze de grens overstaken.


woensdag 1 juni 2016

Deja Vue


Foto Runa Hellinga
Elektriciteit
Toen we in 1990 voor het eerst in Hongarije kwamen wonen, was het communisme net verdwenen. Nutsbedrijven zoals water, gas en licht en telefoon werden nog gerund door de staatsbedrijven die er veertig jaar lang weinig van gebakken hadden, en ik kan alleen maar zeggen, dat was een speciale ervaring. Vooral de elektriciteit en de telefoon lieten het regelmatig afweten. Iedere twee weken hingen we minstens één keer aan de lijn bij de 'klantenservice' omdat we weer eens niet konden bellen. Daarvoor moesten we naar een telefooncel, want als wij niet konden bellen, konden de buren dat ook niet. We deelden namelijk één telefoonlijn (om die reden konden we natuurlijk ook niet bellen, als de buren belden).
Dan hadden wij nog telefoon. Op het platteland was dat een onbekende luxe. Veel dorpen hadden eigenlijk geen telefoon, op één noodlijn na. Ook stromend water en gas waren in de meeste dorpen totaal onbekend. Dat er ook geen riolering was, sprak in dat verband vanzelf. Op veel wat afgelegen boerderijen gold dat trouwens ook voor elektriciteit.
Binnen de kortste keren meldden zich buitenlandse investeerders die de zieltogende staatsbedrijven overnamen. Toegegeven, de prijzen voor gas, licht en water gingen omhoog, maar de kwaliteit en de service ook.Alle dorpen hebben inmiddels stromend water en gas is ook normaal. Internet eigenlijk ook, al is dat niet overal even geweldig.
Dat zijn kostbare investeringen geweest, maar het is de bedrijven niet in dank afgenomen. Veel mensen lijken vergeten hoe het ooit was. Dat er een tijd zonder telefoon was, is in deze tijd van een mobieltje voor ieder gezinslid nauwelijks nog voor te stellen. Gaandeweg heeft de regering de nutsbedrijven de afgelopen jaren weer genationaliseerd,. Gelijktijdig zijn de tarieven voor nutsvoorzieningen verlaagd.
Het zal toeval zijn, maar voor het eerst in vijfentwintig jaar had ik deze week weer klachten over het elektriciteitsbedrijf: een aanmaning voor een rekening die we een maand geleden al betaald hadden.
Het werd dus tijd om me weer eens tot een klantenservice te wenden. Er persoonlijk heengaan leek me het handigste. Volgens de website van het elektriciteitsbedrijf was hun lokale kantoor drie dagen per week open. Of beter, drie halve dagen, waaronder woensdagochtend vanaf tien uur. Dus vanochtend om tien uur stond ik voor de deur.
Tot mijn stomme verbazing stond het voorportaal propvol met wachtenden. De reden w
erd al snel duidelijk: de website werd duidelijk niet goed bijgehouden. Tegenwoordig is het kantoor vanaf acht uur 's ochtends open en bovendien vijf dagen per week. Te zien aan de aanloop in het uur dat ik op mijn beurt wachtte was die verlenging van openingstijden bittere noodzaak.