dinsdag 22 september 2015

Een huilend kind

Foto Runa Hellinga
Even pauze, even spelen
Afgelopen vrijdag in Harmici, aan de Kroatisch-Sloveense grens. Een groep vluchtelingen stapt uit het boemeltje dat uit Zagreb is aangekomen. Ze lopen naar de grenspost naast het station. Hoewel de Kroatische grenswachters, in hemdsmouwen, uitleggen dat het geen zin heeft om door te lopen, omdat ze aan de Sloveense kant toch worden tegengehouden, overleggen ze wat ze zullen doen.
Er staat een jongetje in de groep, ik schat hem een jaar of zes. Hij wacht geduldig, tot zijn blik naar de overkant dwaalt, waar aan Sloveense zijde een tiental ME'ers klaarstaat. Hij barst in huilen uit en loopt in paniek de andere richting op. Ver weg van die mannen in het zwart die hem duidelijk aan een traumatische gebeurtenis uit het verleden herinneren.
Zijn ouders lopen achter hem aan, en terwijl ik hen naar het provisorische kampje even verderop zie gaan, realiseer ik me dat ik tussen al die duizenden vluchtelingen die ik de afgelopen weken voorbij heb zien trekken, nauwelijks een huilend kind heb gezien.
Kinderen, hele kleine kinderen zelfs, genoeg. Lopend, slapend op de schouder van hun vader, dagenlang wachtend op de dingen die gaan komen, spelend als het even kan, of anders stil en zwijgzaam op schoot van ma of pa in een veel te warme bus of een oververhitte trein waar hele families uren opgesloten zitten, soms zonder wc in de buurt. Maar huilend? Nauwelijks ooit.
Er is een prachtige Italiaanse film, La Vita e bella, over een man die met zijn zoontje in een concentratiekamp zit. Om het kind van de wrede waarheid af te schermen, maakt zijn vader er een groot avontuur van, waarin zelfs de meest verschrikkelijke gebeurtenissen onderdeel uitmaken van het verhaal dat hij zijn zoontje vertelt. Ergens las ik van vluchtelingenouders die het ongeveer net zo aanpakten: bij vertrek hadden ze hun kinderen gezegd dat ze op picknickreis gingen. Maar ergens moet toch die vraag komen "wanneer houdt deze niet zo leuke picknick op en zijn we er?"
Waar je vluchtelingengezinnen ziet wachten, valt keer op keer op hoeveel moeite de ouders, en ook anderen, doen om de tocht voor hun kinderen zo dragelijk mogelijk te maken en hoe veerkrachtig die kinderen zijn. Als er iets gewassen kan worden, hangen er kinderkleren te drogen. Als ruimte is, vliegt er al snel een bal van lappen door de lucht. Als die er niet is, dan is er wel potlood en papier om te tekenen of zit een opa bellen te blazen.
Zelfs als die foto van het verdronken jongetje niet op je netvlies gebrand staat, is het niet moeilijk om je te verplaatsen in de ouders die met hun kinderen in zo'n wankele rubberboot stappen, die 'bestuurd' wordt door een lotgenoot die net van een paar mensensmokkelaars even een stoomcursus 'rubberboot over zee varen' van vijf minuten heeft gehad. "Best wel eng," zei een Syrisch jongetje op het Keletistation in Boedapest over die zeetocht. Het lijkt me het moment dat je als ouder even heftig twijfelt aan de wijsheid van je besluit om deze reis te ondernemen.
De toekomst van hun kinderen is voor veel mensen de belangrijkste reden om het risico toch te nemen. Je wilt meer voor je kind dan een plek waar geen bommen vallen. In Libanon bijvoorbeeld is er voor het overgrote deel van de Syrische vluchtelingskinderen geen enkel onderwijs. Echt helemaal niets. En weinig anders ook, trouwens, de kampen waarin ze opgroeien bieden onderdak en een schamel maal, maar niet veel meer dan dat.
De eerste jaren kon je nog hopen op een spoedige terugkeer naar huis. Na vier jaar is die hoop voorbij. Inmiddels is 'huis' voor veel mensen niet meer dan een kapotgeschoten hoop stenen. Zoals een vrouw in Zuid-Hongarije zei: als je als ouders met kleine kinderen zo'n tocht onderneemt, moet je een goede reden hebben.
Het beste voor je kind willen, het is de motivatie van bijna iedere ouder. In het ene geval is dat beste wekelijkse paardrij- en tennisles, de nieuwste iPod en drie vakanties per jaar. In het andere geval een soms levensgevaarlijke trektocht naar een plek waar geen bommen vallen en waar scholen staan. Zolang die bommen blijven vallen en lokale vluchtelingenkampen kinderen bovendien geen enkele toekomst bieden, zullen ouders een andere, betere plek zoeken, of wij dat nou leuk vinden of niet. 

woensdag 9 september 2015

Hoe donkere mannen welkome gasten werden

Foto Runa Hellinga
Welkom in Nickelsdorf
"Welkom in Europa,"  staat op een  van de kraampjes met hulpgoederen in het Oostenrijkse Nickelsdorf. Voor de vluchtelingen die net de Hongaarse grens zijn overgestoken, is het dorp een warm bad van vriendelijkheid en hulpvaardigheid. Veel gewone Hongaren hebben afgelopen weken alles gedaan om vluchtelingen te helpen. Maar zodra mensen te maken kregen met agenten en andere ambtenaren, ontmoetten ze in Hongarije alleen maar tegenstand. Hier in Nickelsdorf is zelfs de politie aardig.
Bij het station is een soort markt van hulpgoederen ingericht. Keurig liggen kinderkleertjes bij kinderkleertjes, schoenen bij schoenen, toiletartikelen bij toiletartikelen. Er is zelfs een fruitstalletje. Het enige verschil met een echte markt is dat alles gratis is. Het zijn allemaal giften van Oostenrijkse burgers.
De vriendelijkheid van de Nickelsdorfers is opmerkelijk, want nog geen anderhalve week eerder was de stemming in het dorp bepaald anders. Vluchtelingen waren ook toen het thema van de dag. Maar iedereen was vooral bezorgd over berichten in de krant en op tv dat er duizenden vluchtelingen via Hongarije op weg naar Oostenrijk waren.
De eigenaresse van restaurant Der Dorfswirt, pal naast het station, vertelde gasten dat ze kort daarvoor de politie had gebeld, omdat er 's avonds 'donkere mannen' door het dorp hadden gelopen. Gertraud Breuer, die toeristenkamers verhuurt, vertelde eenzelfde verhaal. Volgens haar waren mensen bang om 's avonds te fietsen, want voor zo'n passerende vluchteling was een fiets natuurlijk perfect vervoer.
In Das Gisi, een ander pension in het dorp, waren sinds een maand 25 vluchtelingen gehuisvest. Deels goed opgeleide mensen, zoals een arts en een account, maar "het wordt me in het dorp niet in dank afgenomen,"  aldus eigenaresse Marianne Falb. Gertraud Breuer vond het inderdaad maar niets. Moslims zijn toch een hele andere cultuur, die hoorden niet in Nickelsdorf thuis. En waarom deed Saoedi-Arabie niets voor hen? Iets makkelijker te verteren vond ze het initiatief van de lokale kerk, die bezig was ruimte vrij te maken voor een Syrische christelijke familie. Dat paste beter in het dorp. Alleen, de familie die er moest komen wonen, was nog niet gevonden.
Mevrouw Breuer is een hele aardige, hartelijke vrouw, en haar vrees was oprecht. Buitenlanders op zich waren niet echt het probleem, ze krijgt in haar pension allerlei mensen over de vloer en ze heeft Slowaken en Hongaren in dienst. Maar net als meeste van de andere 1600 inwoners van Nickelsdorf zag ze de nieuwe tijden met angst en beven tegemoet.
Dik een week later zit ik weer bij haar aan de keukentafel. Een grote tv beheerst de ruimte, en ze mist geen enkele nieuwsuitzending. Een week lang heeft ze de beelden voorbij zien komen uit Hongarije, van vluchtelingen die bivakkeren op het Keletistation in Boedapest en die vastzitten in een trein. En van een dood driejarig kind, aangespoeld op een strand. De Oostenrijkse media die een week eerder alleen maar negatief waren, zijn plotseling vol compassie. En al dat nieuws heeft ook met haar iets gedaan.
En ze begrijpt iets niet: "Wij hebben hier in het grensgebied in 1956 iets van 250.000 Hongaarse vluchtelingen voorbij zien komen. En in 1968 nog eens honderdduizenden uit Tsjechoslowakije Dat waren echt niet allemaal mensen die een politieke reden hadden om te vluchten, heel wat mensen wilden gewoon de kans op een beter leven, maar ze zijn allemaal liefdevol opgevangen, terwijl wijzelf ook niets hadden. Wij hadden in 1956 een aangestampte aarden vloer hier in de boerderij. Een Hongaarse vluchteling kwam aanzetten met chocolade die hij van een Zwitserse hulporganisatie had gekregen. Ik had nog nooit chocolade gezien. Hoe kan een land dat zelf heeft mee gemaakt hoe anderen hebben geholpen, zo met andere mensen omgaan?"
Ze vindt nog steeds dat Saoedi-Arabie en de golfstaten wat zouden moeten doen. Dat zijn toch moslims, daar zouden 'die mensen' zich toch veel meer thuis voelen? Maar ze is plotseling ook nieuwsgierig naar ' die mensen' . Ze hoort ervan op dat veel vluchtelingen weliswaar moslim zijn, maar niet hetzelfde soort moslim als in Saoedi-Arabie. Dat er binnen de islam verschillen zijn en dat soennieten en sjiiieten net zo vijandig tegenover elkaar staan als katholieken en protestanten in de 16de eeuw, toen ketters op de brandstapel terechtkwamen, is totaal nieuw voor haar.
Dat de vluchtelingen die in Das Gisi verblijven, geen ongeschoolde mensen zijn, en dat die mensen bezig zijn Duits te leren, hoort ze ook voor het eerst, maar ze vindt het goed om te horen. Misschien zijn ze toch minder eng dan ze tot nu toe heeft gedacht.
Alleen, ze moeten wel leren fietsen. Nu fietsen ze vaak zonder licht en ze zwaaien bovendien van de ene kant naar de andere. Een gevaar voor henzelf en anderen. Ze zijn vreemd, dat blijft staan. Maar het zijn inmiddels wel vreemden waarmee ze mededogen mee kan hebben.

maandag 7 september 2015

De reis van Mohamed Habib

Foto Runa Hellinga
Op weg naar Wenen
Op het Keletistation in Boedapest bekijkt Mohamed Habib aarzelend zijn treinkaartje. Hegyeshalom staat erop, een grensplaats tien kilometer van de Oostenrijkse grens. Iedereen op het station weet dat die grens open is voor vluchtelingen. Maar iedereen kent ook het verhaal van de groep die vorige week met een geldig kaartje naar Wenen op zak in de trein stapte, om vervolgens ergens midden in Hongarije op een zijspoor te worden gerangeerd en uiteindelijk in een kamp te belanden.
Het is bij lange na niet zo druk in het station als vorige week vrijdag, toen de Hongaarse regering, overweldigd voor de chaos, uiteindelijk besloot om de duizenden in de stationshal en de honderden die langs de snelweg richting Oostenrijk liepen, in meer dan honderd bussen naar de grens te brengen. Maar er zijn nog steeds honderden vluchtelingen in de hal, en ieder uur komen er nieuwe.
Een deel komt uit vluchtelingenkampen elders in Hongarije. Anderen, zoals Habib, komen rechtstreeks van de Servische grens. Daar staan duizenden asielzoekers klaar om de oversteek te maken. Ze hebben haast: Oostenrijk stuurt niemand meer terug, maar vanaf 15 september gaat Hongarije vluchtelingen nog harder aanpakken. Dan wordt het strafbaar om illegaal de grens over te steken, maar ook om vluchtelingen te helpen. Verder worden langs de grens soldaten ingezet.
De aanwezigheid van agenten op het perron stelt Habib niet echt gerust. Sinds het treinincident is het vertrouwen van vluchtelingen in de Hongaarse autoriteiten nihil. Toen vrijdagnacht de bussen werden gestuurd om de mensen langs de snelweg op te halen en naar de Oostenrijkse grens te brengen, waren er hele debatten of het wel verstandig was om in te stappen. Uiteindelijk werd een groep vrijwilligers met de eerste bus meegestuurd om te testen waar die heen ging en dat door te geven aan de achterblijvers.
Maar een vrijwilligster verzekert dat Habib echt niets te vrezen heeft. Dat er ook andere passagiers in de trein meegaan, neemt een deel van het wantrouwen weg. Wel hebben de Hongaarse spoorwegen hem nog een streek geleverd: wie het kaartje van 3390 forint, zo'n elf euro, in euro's heeft betaald, moest er 15 euro voor neertellen. Het kan nog erger, later op de dag zijn er mensen die 53 euro voor hetzelfde kaartje betalen.
Maar dat zijn kleinigheden gezien de reis die Habib achter zich heeft. De Koerdische Syriër studeerde in Aleppo tot de oorlog begon. Uiteindelijk besloot de familie te vluchten. Hij werd door IS aangehouden en belandde 25 dagen in een gevangenis in Azaz. "We kregen nauwelijks te eten of te drinken, er was geen wc, helemaal niets" vertelt hij. Hijzelf is niet geslagen, maar anderen werden gemarteld. Daarnaar moeten luisteren was traumatisch genoeg.
Hij kwam vrij toen een paar inwoners van Azaz aan IS vertelden dat hij hun familie was, geen Koerd en hem voor 200 dollar over de Turkse grens hielpen. De overtocht naar Griekenland maakte hij met een krikkemikkig vlot. De rest van de tocht deed hij deels lopend. deels per bus. In Macedonië zat hij een dag in een kamp. Dat was de enige plek waar de politie hem echt slecht behandelde: "Daar werd ik geslagen." Hij wil naar Hamburg, waar zijn vader en zuster al zijn.
De vrijwilligster onderbreekt zijn verhaal. Ze legt uit dat de trein niet verder dan Hegyeshalom gaat. Van daaruit moeten de vluchtelingen nog tien kilometer naar Oostenrijk lopen, want Hongarije wil niet dat Oostenrijkse bussen hen op het station ophalen. Niemand weet waarom.
Er zijn twee treinstellen vrijgemaakt voor de vluchtelingen. Terwijl ze met een vies gezicht naar de twee wagons kijkt, verwijst een perronbeambte andere passagiers naar andere delen van de trein. Helemaal ongelijk heeft ze niet: wie, zoals Habib, vijftien dagen in primitieve opvang of in de open lucht heeft geslapen en zich nauwelijks heeft kunnen wassen, ruikt natuurlijk niet echt fris meer.
Als de trein twee uur later Hegyeshalom binnenrolt, lijken de ergste verwachtingen van de inzittenden worden bewaarheid. Op het perron worden ze opgewacht door een twintigtal agenten met knuppels en pistolen aan de koppel die iedereen kloppend op de ramen vorderen de trein te verlaten. Vrijwel niemand verroert zich. De vertwijfeling staat op de gezichten te lezen.
Pas als ook vrijwilligers verzekeren dat ze niets te vrezen hebben, vergaren mensen aarzelend hun spullen. Ze hebben geluk: inmiddels hebben de Oostenrijkse autoriteiten de Hongaarse weten over te halen om de vluchtelingen niet nog tot een onzinnige voettocht van tien kilometer te verplichten. Op het andere perron staat een trein klaar om hen rechtstreeks naar Wenen te brengen.
Ook die trein wordt eerst argwanend bekeken, tot Oostenrijkse vrijwilligers beginnen om water, bananen en koekjes uit te delen. Ook het Oostenrijkse treinpersoneel moedigt mensen aan in te stappen. Hun vriendelijkheid wekt vertrouwen. Mohamed Habib lacht breed als hij instapt. Zijn reis is weliswaar nog niet voorbij, maar het ergste heeft hij zeker achter de rug.