vrijdag 29 maart 2013

Pasen, een Hongaars mannenfeest

Locslokodás
"Die eieren kleuren, dat is altijd wel leuk, maar ik heb geen idee wat ik er daarna mee moet doen," verzuchtte een Hongaarse vriendin. "Verstoppen, natuurlijk!" was mijn spontane reactie. Zelfs nu nog kan ik kinderlijk blij worden van het verstoppen van of het zoeken naar paaseieren. "Maar dat zoeken, dat is toch voor jongens?" reageerde ze.
Aha, daar zit het probleem: ze heeft twee dochters, en inderdaad, Pasen in Hongarije is een merkwaardig meisjes- en vrouwonvriendelijk feest. Alle leuke dingen zijn voor jongens. Mijn vriendin vond het dan ook een ontdekking dat eieren zoeken, overigens totaal geen Hongaarse gewoonte, in Nederland gewoon voor alle kinderen bedoeld is.
Pasen, dat is natuurlijk in de eerste plaats veel eten, want het is het einde van de vleesloze vastenperiode, en dat wordt traditioneel in Hongarije gevierd door het eten van grote hoeveelheden ham. Loop dezer dagen een slagerij in, en je ziet werkelijk machtige hompen varken klaar liggen. Vroeger schijnt lam de traditie geweest te zijn. Maar lamsvleesliefhebbers weten hoe moeilijk daar tegenwoordig aan te komen is. Paaslammeren worden massaal naar Italië verkocht, en als je al lam vindt, is het meestal eerder schaap.
Daarnaast horen eieren ook in Hongarije bij de traditionele Paasmaaltijd, net als kalács, een licht zoet, gevlochten brood dat zowel qua uiterlijk als qua recept verdacht veel lijkt op de joodse challeh, het brood dat traditioneel bij de sjabbat hoort. Dat eten, daar doet uiteraard iedereen aan mee, al zijn het de vrouwen die er het werk aan hebben. Een andere vriendin zuchtte dagen geleden al over de hoeveelheid bakwerk die haar te wachten stond.
Maar echt vrouw- en vooral meisjesonvriendelijk wordt Pasen pas op de Tweede Paasdag. Na de Paasmis is het namelijk tijd voor de traditionele locslokodás, ofwel de besprenkeling. Het is een eeuwenoud gebruik dat trouwens ook in Polen, Tsjechë en Slowakije voorkomt en waarschijnlijk uit die regio stamt. De oudste vermeldingen erover zijn althans te vinden  in veertiende eeuwse Slavische geschriften.
Terwijl de vrouwen en meisjes die dag thuisblijven, trekken mannen en jongens op hun paasbest gekleed door het dorp, gewapend met een flesje parfum of een emmer water. Oorspronkelijk waren het vooral de dorpsschonen die de aandacht kregen, en die daarbij  hele emmers water over zich heen kregen.  Tegenwoordig blijft het in de meeste gevallen beperkt dat het besprenkelen met goedkope parfum, zodat je aan het einde van de dag ruikt als een werkneemster van een slecht bordeel.


donderdag 21 maart 2013

Commotie rond een persprijs

Mihály Táncsics
Ferenc Szaniszló is journalist bij Echo TV. Echo TV, dat weet iedereen in Hongarije, is het meest liberale, vrijdenkende medium dat er is, want het geeft alle ruimte aan journalisten die iets krtisch te zeggen hebben over joden en zigeuners. Aan Ferenc Szaniszló, bijvoorbeeld, een journalist die zich de afgelopen jaren ook nog verdienstelijk maakte door de waarheid achter de moord op Kennedy, de dood van prinses Diana en 11 september te onthullen. Geen wonder dus dat hij onlangs de journalistieke prijs Táncsics-prijs van de Hongaarse regering kreeg, vernoemd naar de 19de eeuwse journalist en utopisch socialist Mihály Táncsics.
Pijnlijk alleen dat die prijsuitreiking werd gevolgd door een stroom van berichten over de antisemitische en racistische standpunten van de journalist. Minister Zoltán Balog, die de prijs had uitgereikt, reageerde geschrokken en vroeg de prijs terug. Volgens de minister had hij niet beseft dat de journalist zulke ideeën koesterde, wat vrij opmerkelijk is gezien alles wat de man op Echo TV zegt. Je mag eruit concluderen dat Balog geen Echo TV kijkt, maar ook, dat hij zijn huiswerk blijkbaar niet doet voor hij prijzen uitreikt. Dat Balog stiekem Szaniszló's opvattingen deelt, betwijfel ik, hij was ooit verantwoordelijk voor het Roma-beleid van deze regering en dat deed hij met gedreven oprechtheid.
Szaniszló heeft de prijs inderdaad teruggegeven. Uiteraard niet zonder daarbij uit te halen naar globale krachten die achter de schermen tegen hem hadden samengezworen. Het zal niet verbazen dat die krachten volgens hem vooral in Israël en Amerika zitten. Waarom ze het op hem voorzien hebben? Omdat ze bang zijn voor zijn onthullingen over eerder genoemde complotten.
De beschuldigingen tegen hem zijn nergens op gebaseerd, aldus Szaniszló. "Kijk maar naar mijn shows". Oké, redelijk verzoek. Daarom bij deze een korte samenvatting van een show ergens in februari, over "het joodse en het zigeunervraagstuk", waarin de "socialistische fascisten" en de "liberalen" het natuurlijk ook moeten ontgelden.
Na een opsomming van algemene klachten over zigeunermisdaad en mensen die niet willen werken en op de zak van de Hongaarse belastingbetaler in de kroeg rondhangen, komt het ultieme voorbeeld van zigeunermisdaad, de moord in Olazslizska, weer aan de orde. Daar werd in 2006 een onderwijzer uit zijn auto werd getrokken en door lokale zigeuners werd gelyncht omdat ze (ten onrechte) dachten dat hij een kind had aangereden.
Vreselijk, uiteraard, en de daders kregen dan ook geheel terecht langdurige straffen. Maar dat vermeldt Szaniszló niet. In tegendeel, hij weet slim te suggereren dat de zaak ongestraft bleef en dat zigeuners ongestraft Hongaren kunnen mishandelen, beroven en vermoorden, terwijl Hongaren omgekeerd zware straffen krijgen als zij zigeuners aanvallen.  "In wat voor land leven we dat waar en wanneer je maar wilt, ongestraft werkende, belastingbetalende Hongaren mag lynchen?"
Toch opmerkelijk, zo'n geheugen: geen woord over de reeks van negen aanslagen in 2008 en 2009 op zigeuners, waarbij vier mensen, waaronder een vijfjarig jongetje, omkwamen en vele anderen gewond raakten. Of misschien moeten we daar gewoon niet over zeuren: "Waarom moeten we een zigeuner die slachtoffer van een misdrijf is, een zigeuner noemen, en mag dat niet als hij de dader is. Dan telt plotseling alleen zijn paspoort," aldus Szaniszló.
Nog een citaat: "Nee, in Hongarije bestaat echt geen zigeunermisdaad. In Hongarije bestaat zigeunerterrorisme." Uiteraard met "steun van de liberalen, de EU-entente, en de globalisering". Allemaal tegen de Hongaren.
Hongarije bestaat uit drie naties, volgens Szaniszló, Hongaren, zigeuners en joden (die moeten er even bij, al spelen ze in zijn hele verhaal geen rol). Dat moet er weer een worden. Op één of andere manier heb ik niet het gevoel dat hij daarmee de integratie van zigeuners in de rest van de samenleving bedoelt, gezien zijn afsluiting: "Beste zigeuners, nog is er tijd." Hongarije heeft "de zigeuners en de joden gastvrij opgenomen"."Maar dan moeten ze zich wel aan de tradities en regels van het land houden."
En anders?

zondag 17 maart 2013

Een staatswinkel voor alle zonden

Even een pakje sigaretten om de hoek gaan halen is binnenkort niet meer bij in Hongarije. In juni wordt de sigarettenverkoop het alleenrecht van speciale Nationale Rookwinkels. Daar zouden er 7000 van moeten komen, ruim de helft van het huidige aantal verkooppunten, maar het is de vraag of er 7000 gegadigden zijn die zo’n tabakszaak willen exploiteren. Vooral in kleine dorpen kunnen nicotineverslaafden het wel eens heel moeilijk krijgen.
Afgelopen najaar besloot het parlement om van de sigarettenverkoop een staatsmonopolie te maken. Kwade tongen suggereren dat de Hongaarse tabaksproducent Continentál daar de hand in had, want Fidesz-politicus János Lázár, initiatiefnemer van de Nationale Rookwinkels, had van alle producenten alleen dat bedrijf geraadpleegd. Lázár noemde dat onzin. De wet is volgens hem nodig om jongeren te beschermen tegen de verleiding van het roken. Je moet achttien zijn om sigaretten te kunnen kopen, maar de meeste winkeliers zijn laks met de leeftijdscontrole. Dat moet anders worden in de staatswinkels.
Voorlopig mogen veel rokers blij zijn als er überhaupt een winkel, eigenlijk niet meer dan een kiosk, bij hen in de buurt komt, want de interesse voor een licentie blijft ver achter bij de verwachtingen. Zo ver, dat het parlement de vorig jaar aangenomen wet al twee keer heeft gewijzigd om het aantrekkelijker te maken voor ondernemers.
Eigenlijk hadden de kiosken al in januari open moeten gaan, maar winkeliers vonden de licentiekosten en de investeringskosten te hoog. Winkelcentra hadden nog de meeste belangstelling, maar juist die kwamen niet in aanmerking, want de kiosken moeten vanaf de straat toegankelijk zijn, aldus de wet. Toen duidelijk werd hoe weinig interesse er was voor een zaak die uitsluitend tabak mocht verkopen, werd de verkoop van lottotickets bij de licentie inbegrepen.


zaterdag 9 maart 2013

Nieuwe deuken in Hongaarse grondwet

homeless, budapest
Dakloze in Boedapest
Hongaarse daklozen kunnen binnenkort weer op boetes rekenen als ze buiten slapen. Dat is althans de bedoeling van een amendement op de Hongaarse grondwet waar het parlement zich maandag over buigt.
Het amendement is slechts een van vele aanpassingen aan de grondwet waar het parlement maandag over stemt, en waar zowel de Raad van Europa, als de Europese Commissie en de Verenigde Staten zich ernstig zorgen over maken. “Ik ben zeer bezorgd hoe deze grondwetswijzigingen te rijmen zijn met de principes van een rechtstaat,” aldus Raad van Europa-voorzitter Thorbjorn Jagland.
Gemeenten konden daklozen sinds begin vorig jaar beboeten en maakten daar kwistig gebruik van. In een jaar tijd werden 2200 daklozen gearresteerd wegens slapen in de buitenlucht of eten uit prullenbakken. Gezamenlijk kregen ze een kleine 140000 euro aan boetes opgelegd. Een voorbeeld is de 24-jarige gehandicapte Henrietta, die onlangs de krant haalde, nadat ze een boete van 50000 forint (170 euro) opgelegd had gekregen. Ze had bij een fastfoodrestaurant in een provinciaal warenhuis mensen gevraagd of zij de etensresten mocht hebben die ze lieten staan. Henrietta, die maar een arm heeft, had simpelweg honger. Eerder had ze ook al voor voor 60000 forint aan boetes vergaard wegens bedelen. Haar dreigt nu 60 dagen gevangenisstraf omdat ze dat geld onmogelijk kan betalen.
Afgelopen december bepaalde het Grondwettelijk Hof dat zulke straffen tegen de in de grondwet vastgelegde bescherming van de menselijke waardigheid zijn. Dakloosheid is een groeiend probleem in Hongarije. Het officiële aantal daklozen steeg van 8377 eind 2009 tot 10205 in februari 2012. In werkelijkheid ligt het aantal zeer waarschijnlijk aanzienlijk hoger.
Er zijn opvanghuizen, maar velen willen daar niet heen, omdat ze zich onveilig voelen, of, in het geval van alcoholisten, omdat alcohol verboden is. Ze geven de voorkeur aan een metrostation of een zelfgebouwde hut, zelfs al walsen gemeenten zulke bouwsels regelmatig plat. Het Hof noemde dakloosheid in zijn uitspraak geen crimineel, maar een sociaal probleem. Premier Orbán maakte meteen duidelijk dat hij dat anders zag en kondigde aan dat het recht van gemeenten om daklozen te bestraffen in de grondwet zou worden vastgelegd, om zo de “de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid en de culturele waarden te beschermen”.
Door dat in de grondwet op te nemen, ontneemt de regering het constitutionele hof het recht erover te oordelen, want dat kan alleen toetsen of een bepaalde wet tegen de grondwet is, niet of de grondwet zelf klopt. Het amendement bepaalt weliswaar wel dat gemeenten zich moeten inspannen om voor huisvesting te zorgen, maar dat zegt natuurlijk niet zoveel.


vrijdag 8 maart 2013

Een Hongaarse doener

Een nieuw museumkwartier met alle belangrijke nationale musea bij elkaar en daarnaast een heringericht stadspark met talloze voorzieningen voor gezinnen. Als László Baán, directeur van het Museum voor Schone Kunsten in Boedapest, plannen maakt, dan doet hij dat meteen groots. Maar hij weet ze zo te presenteren, dat je erin gelooft. Dat komt misschien, omdat Baán als econoom de haalbaarheid wel degelijk in de gaten houdt. En vooral vanwege het doel dat hem voor ogen staat:  Boedapest veranderen in een aantrekkelijke vakantiebestemming voor ouders met kinderen.
Budapest, Museum of Fine Arts
Museum voor Schone Kunsten
Hij wist niet alleen de Hongaarse regering van zijn ideeën te overtuigen, ook de oppositie protesteert niet of nauwelijks. Baán, ooit zes jaar lang vak-staatssecretaris op het ministerie van financiën onder de vorige Fidesz-regering én onder de socialistische regering die daarop volgde, is gepokt en gemazeld als het om Hongaarse politici gaat. De stilte aan oppositiezijde beschouwt hij als zwijgende instemming.
Dit voorjaar wordt de architectonische prijsvraag uitgeschreven voor ontwerpen voor het museumkwartier. Internationaal, wel te verstaan. Daar staat hij op. Sinds het verdwijnen van de Habsburgse monarchie is er in Boedapest geen belangrijk gebouw meer neergezet door een internationale architect. Dat wordt hoogste tijd,  zegt hij, want een land dat zichzelf nationaal op de kaart wil zetten, moet interessante internationale architectuur kunnen tonen. En musea lenen zich bij uitstek voor opvallende architectuur. Komend jaar moet de bouw wat hem betreft van start gaan. Een belangrijke financier wordt, als alles goed gaat, de EU. Maar mocht dat niet lukken, is de regering volgens hem bereid het project uit eigen zak te betalen.
Baán heeft eerder bewezen dat hij zaken weet aan te pakken. Toen hij in 2004 directeur werd van het Museum voor Schone Kunsten, was dat instituut een spreekwoordelijk Doornroosje: diep in slaap. Er gebeurde niets en er kon niets. Er was sinds mensenheugenis geen tentoonstelling georganiseerd, en de bestaande collectie werd totaal levenloos en saai gepresenteerd. Een museum van wereldformaat is het nog steeds niet. Dat zal Baán ook nooit beweren. Daarvoor ontbreken simpelweg de collectie en het geld. Maar met regelmatige tentoonstellingen van internationaal niveau, museumprogramma's, Engelstalige rondleidingen en tal van activiteiten doet het museum op Europees niveau mee en is er van een Doornroosje zeker geen sprake meer.
Bovendien wist Baán Hongaarse kunst ook internationaal een gezicht te geven, zodat buitenlandse tentoonstellingen van Hongaarse schilders van rond de vorige eeuwwisseling, een bloeiperiode in de Hongaarse schilderkunst, geen uitzondering meer zijn. Hij heeft goede persoonlijke contacten met de directeuren van grote internationale musea, en dat resulteert binnenkort bijvoorbeeld in een tentoonstelling in het Parijse Musée d'Orsay over de Hongaarse avant garde van 1900 tot pakweg 1914. Daarbij gaat het niet alleen om de schilderkunst, maar ook aan een componist als Bártok en een dichter als Endre Ady.
Als zijn museumkwartier er echt komt, zal dat de Hongaarse nationale musea flink op hun kop zetten. De bedoeling is dat de wijk behalve aan het Museum voor Schone Kunsten dat er nu al staat, onderdak gaat geven aan de Nationale Galerie, het Museum voor Etnografie, het Fotomuseum en een Huis van Muziek. Bovendien komt er een nieuw gebouw van het belangrijkste museum voor contemporaine kunst, het Ludwig Museum, al zal dat een onafhankelijk instituut blijven.
Een van Baáns argumenten voor de noodzaak van een museumwijk is dat het overgrote deel van de betreffende musea nu feitelijk gehuisvest is in totaal ongeschikte gebouwen. Het Museum voor Etnografie is bijvoorbeeld gevestigd in een gebouw dat ooit als rechtbank gebouwd werd en beschikt over een enorme, imposante, maar onverwarmbare hal en over buitengewoon weinig tentoonstellingsruimte. De Nationale Galerie zit in het paleis op de burcht, wat prachtig klinkt, tot je ziet hoe liefdeloos en lelijk het gebouw van binnen werd opgeknapt. "Dat is niet alleen niet goed voor de kunst, maar ook niet voor de bezoekers," zegt hij.
Een ander argument is de opzet van de huidige musea. Baán beoogt niet zomaar een simpele verplaatsing van de collecties, maar een totaal reorganisatie.