Het dagblad Trouw heeft dezer maanden een serie over de gevolgen van de crisis voor gewone families in zes Europese landen. In Hongarije volgen we de familie Újvári. Aflevering 1 verscheen op 14 maart,aflevering 2 op 15 april, aflevering 3 op 29 april. Vandaag aflevering 4: een directeur als garderobejuffrouw
In het hof van de Újvári’s liggen rollen glaswol. Emil is bezig het dak te isoleren. Zelf, een timmerman is te duur. De museumsector, waar Emil en Máriá beiden werken, is bepaald geen vetpot. Gelukkig hebben ze onlangs de Zwitserse frankenlening afgelost waarmee ze een paar jaar geleden een nieuwe auto hebben gekocht. Net als veel Hongaren werden ze verleid door de lage rente, maar niet gewaarschuwd voor het risico van koersstijgingen. Uiteindelijk losten ze in forinten ruim het dubbele af van wat hen was voorgespiegeld.
Een jaar geleden stond Emil, nu 61, op het punt om met pensioen te gaan. Twee weken voor zijn laatste werkdag verhoogde de regering de pensioensgerechtigde leeftijd van de ene op de andere dag naar 62 jaar. Nu wacht hij maar af of hij er volgend jaar alsnog uit kan stappen. Als hij een ding geleerd heeft, is het dat regeringsbesluiten dezer dagen als een donderslag uit heldere hemel kunnen komen, zonder voorafgaand maatschappelijk overleg.
Dat treft ook de musea waar ze werken. Drie maanden geleden werden alle provinciale musea plots door de staat overgenomen. Begin april werd dat even onverwacht weer teruggedraaid. Nu moeten steden en regio’s voor de kosten opdraaien. Beiden hebben er een hard hoofd in, want de meeste gemeenten zitten diep in de schulden.
Emil werkt bij het Nationale Museum voor Volkskunst. Staatsbezit, maar dat betekent niet dat er geen problemen zijn. Het huidige budget is zo krap, dat het instituut nauwelijks weet te overleven.
Nieuws en achtergronden over Hongarije van correspondenten Runa Hellinga en Henk Hirs
Posts tonen met het label cultuur. Alle posts tonen
Posts tonen met het label cultuur. Alle posts tonen
vrijdag 11 mei 2012
woensdag 11 april 2012
Wereld- of volkscultuur: een oud Hongaars cultuurdebat
De benoeming van Dörner, een acteur die vooral bekend is als
stem van Mel Gibson in nagesynchroniseerde films, is zeker niet het eerste,
maar wel het meest spraakmakende geval van politiek ingrijpen in het beleid van
culturele instellingen in Hongarije. Sinds de rechtse Fidesz in 2010 een
overweldigende verkiezingsoverwinning haalde, is in tal van provinciale
theaters de leiding gewisseld en waait er een nationalistische wind door het
Hongaarse culturele leven.
Vrijwel alle theaters en musea zijn eigendom van de
gemeente, provincie of staat en iedere vijf jaar zijn het de politici die
beslissen over de herbenoeming van de leiding. Daarbij spelen de persoonlijke
visie en de contacten van bestuurders vaak een doorslaggevende rol. Niemand
kijkt er dan ook van op als een theater dat bekend stond om zijn moderne
voorstellingen plots alleen nog maar klassieke Hongaarse drama’s op de planken
zet.
maandag 26 april 2010
GOUDSCHAT

Onderdeel van die verzameling is een unieke collectie van 24 gouden maskers, die momenteel te zien zijn in het etnografisch museum in Budapest. Zoals bij een groot aantal van Zelnik's stukken is de herkomst en de datering van de stukken lang niet altijd duidelijk, maar dat is niet nodig om te beseffen dat het om een indrukwekkende goudschat gaat. Het is de grootste collectie van dit soort maskers ter wereld. Ter vergelijking: het Brits Museum heeft er ook een paar. Drie, om wel te verstaan.
De meest opmerkelijke maskers zijn twee pakweg vijftig centimeter grote gouden schorpioenen, met op hun rug het gezicht van een man en een vrouw gegraveerd. De herkomstplaats van de rijk versierde stukken is waarschijnlijk een hoogvlakte in Vietnam, de enige plek waar de betreffende schorpioenensoort daadwerkelijk voorkomt. Dat maakt de maskers nog opmerkelijker, want op de hoogvlakte komt nauwelijks goud voor, en niemand weet wat de betekenis van deze kostbare stukken is.

Zijn liefde voor Azië dankte hij aan een buurman uit zijn jeugd, een Hongaarse oriëntalist die hem als jongen uitnodigde voor Japanse theeceremoniën.
Eenmaal in Moskou bleek er alleen plek te zijn aan de Vietnamese opleiding, en in 1975 arriveerde hij in Hanoi, precies aan het einde van de Vietnamoorlog. De hele Zuid-Vietnamese elite was op de vlucht, en deed haar kunstschatten voor een prikkie van de hand.
Toen Zelnik later, begin jaren negentig, als consulent in Brussel werkt, wist hij zijn collectie aan te vullen met tal van stukken die de nakomelingen van Belgische, Nederlandse en Franse koloniale ambtenaren op de markt brachten. Het waren vaak de kleinkinderen die van al die koloniale 'rommel' afwilden in een tijd dat Aziatische kunst nog niet erg gewild was. De vlooienmarkt was destijds een prima plek om te grasduinen.
Niet alle stukken komen waarschijnlijk uit privécollecties. Een collega van Zelnik die kort na hem in Vietnam kwam, betaalde rond dezelfde tijd geld aan Vietnamese museumsuppoosten om te voorkomen dat die delen van de collecties kapotmaakten of verscharrelden en zonder enige twijfel zijn op die manier museumstukken in Zelnik's verzameling terecht gekomen. Hij realiseert zich dat ook, en heeft al gezegd dat hij alle stukken waarvan aangetoond kan worden dat ze uit een museum stammen, terug zal geven aan Vietnam.
Maar daarvoor moeten ze eerst geïnventariseerd worden, en dat is een heidense klus. Zijn collectie beperkt zich al lang niet meer tot Zuid-Oost-Azië, maar bevat inmiddels ook stukken uit China en andere delen van Azië. Naast een collectie gouden voorwerpen van de Vietnamese Cham heeft hij ook een grote collectie Chinees porselein, afkomstig uit scheepswrakken die voor de Vietnamese kust werden gevonden.
Terwijl de leeftijd en herkomst van het porcelein duidelijk is, zijn er veel stukken in de collectie waarover niets bekend is. Om alles in kaart te brengen, werkt hij inmiddels samen met de Universiteit van Singapore, het Vietnamese Archeologisch Instituut, het Vietnamese Historische Museum en Azië-instituten in Londen.
Waar inmiddels wel een schatting van bestaat, is de waarde van zijn collectie. Pakweg 100 tot 150 stukken zijn zo uniek, dat de waarde niet te bepalen is. De waarde van de rest wordt op ruim 1,1 miljard euro becijferd. Niet slecht voor een Hongaarse diplomaat wiens eerste 'Aziatische stuk' een versierde klerenhanger was die hij als jongen kocht.
Abonneren op:
Posts (Atom)