vrijdag 31 augustus 2007

HONGAARSE GARDE

Premier Gyurcsány heeft de formatie van de extreem-rechtse Hongaarse Garde afgelopen zondag onverenigbaar met de Europese democratische tradities genoemd en Ibolya David, leidster van het centrum-rechtse Hongaars Democratisch Forum, heeft alle parlementaire partijen opgeroepen zich in deze kwestie te verenigen en de hele democratische wereld te laten zien dat de meerderheid van de Hongaren vreedzaam is en niets van dit soort groepen moeten hebben.
Dat is duidelijke taal. Helaas zien niet alle Hongaarse politici het probleem even helder. President László Solyom, een man die zich ooit presenteerde als het morele geweten van het land, doet er tactisch het zwijgen toe. En de grootste conservatieve oppositiepartij Fidesz heeft zich, onder buitengewone druk, weliswaar min of meer van de garde gedistantiëerd, maar verwijt de premier gelijktijdig dat hij 'dit soort incidenten gebruikt om een hysterische atmosfeer in het land te creëren'.
Even de zaken op een rijtje: de Hongaarse Garde, opgericht door de extreem-rechtse Jobbik, zegt dat hun doel is het bewaren van Hongaarse waarden en tradities. Dat klinkt op zich onschuldig en zou het organiseren van volksdansgroepjes kunnen behelzen. Maar eerlijk is eerlijk, daar heb je geen Hongaarse garde voor nodig, volksdansgroepjes zijn er genoeg.
De garde wil dan ook fysieke training gaan geven. Omdat het volgens de wet verboden is hen met vuurwapens om te leren gaan, wordt de leden aangeraden om eigen houtje op een schietclub te gaan. Klinkt al een stuk minder onschuldig.
De garde kleedt zich ook in een zwart uniform 'omdat we dat nu eenmaal het mooiste vinden'. Tja, smaken verschillen, maar als we het over het handhaven van Hongaarse tradities hebben: zwarte uniformen grijpen ook in Hongarije rechtstreeks terug naar het fascisme, en wie daar niet mee geassocieerd wil worden, kiest een andere kleur.
Zesenvijftig leden hebben afgelopen zondag de eed van trouw afgelegd en daarbij gezworen dat ze alles zullen geven en iedere order zullen volgen om het Hongarendom te beschermen. Geen toevallig aantal: het moet herinneren aan de Hongaarse opstand van 1956, of eigenlijk aan de demonstraties van vorig jaar, die volgens de Jobbik en de Hongaarse Gardisten het begin waren van 'de werkelijke omwenteling'.
Is het toeval dat in dezelfde week een website van een Hongaars radiostation een fotomontage had van staatssecretaris Gábor Szetey met een roze driehoek voor de poort van Auschwitz? Szetey had onlangs de moed om tijdens de Hongaarse Gay Parade openlijk te erkennen dat hij homosexueel was.
Na een storm van kritiek ontsloeg het radiostation de twee verantwoordelijke redacteuren. Één van de twee was bovendien gemeenteraadslid van Fidesz in een dorpje boven Budapest. Ze is, moet erbij worden gezegd, ook meteen uit de partij gegooid en volgt daarmee dezelfde weg als een andere lokale Fidesz-politicus die voor zijn lol SS-uniformen droeg.
Dat zulke mensen überhaupt lid van Fidesz zijn, is veelzeggend. Fidesz is geen extreem-rechtse partij, maar durft al jaren geen duidelijke scheidslijn ter rechter zijde te trekken, uit angst daar kiezers kwijt te raken. En wie met pek omgaat, wordt ermee besmet.
Dat twijfelende beleid kost de partij kiezers, in het midden. Ik ken meerdere mensen, die ooit overtuigd Fidesz stemden en daar nu absoluut niet meer aan moeten denken. Maar zolang de partij in de opiniepeilingen aan top staat, zal dat de Fidesz-leiding vermoedelijk een zorg zijn.

maandag 27 augustus 2007

LELIJK EENDJE

Ik had nooit zoveel met Vác. Ik vond het een wat vervallen provinciestadje aan de Donau, met een centrum dat hard aan renovatie toe was. Er was een markt, die was wel aardig, en de kathedraal was imposant, en de zonsondergangen boven de rivier waren echt mooi. Maar er was niet zoveel te beleven, meestal.
Zaken kunnen veranderen. Er kwam geld, EU-geld voor een goed deel, en dat werd goed besteed. De auto's werden van het plein verbannen. Inplaats van een parkeerplaats zijn er nu grasvelden met bloemen, fonteinen, terrassen en een opgraving die is ingericht als een soort openluchttheater. En de grauwe parkeeplotseling blijkt het een heel mooi plein te zijn.
Er is een muziektent en een wijnmuseum. De straten erom heen zijn in de vaart der volkeren meegezogen, nieuwe restaurants openen hun deuren en in de smalle kinderkopstraatjes die vanaf de Donau tegen de heuvel opslingeren, worden de huizen gerenoveerd.
Een inwoner noemde het laatst het mooiste stadje aan de Donau, en al is dat misschien wat overdreven, Vác is inderdaad van een lelijk eendje opgebloeid tot een fraaie zwaan. Het stadje leeft, in een gemoedelijk tempo, met de pont die ieder half uur overvaart naar het Szentendre-eiland, met een boulevard langs de rivieroever die uitnodigt tot slenteren en fietspaden naar de Donaubocht. Nu is het alleen nog afwachten wanneer de toeristen Vác ontdekken.

woensdag 22 augustus 2007

EEN TRABANT, ZOVEEL MEER DAN EEN AUTO

Ooit moest je er tien jaar op wachten en was je blij dat je er een kreeg. Maar na 1990 verdwenen ze snel uit het straatbeeld. Een poging om Trabanten met een Volkswagen Polo-motor op de markt te brengen, had maar zeer beperkt succes. Wie een beetje mee wilde tellen, kocht een westerse auto, desnoods hééél erg gebruikt, maar in ieder geval van westers fabrikaat. Dan moest je wel op de koop nemen dat die roestten, wat een kunststof Trabant niet deed.
Comfort hadden ze weinig, al roemt een DDR-autoprogramma over de nieuwe rol-veiligheidsgordel en een echte benzinemeter. Maar je kon hem met een beetje handigheid zelf repareren, wat praktisch was bij het communistische tekort aan garages. En anders kon de buurman het wel. Onderdelen waren met wat creativiteit vervangbaar door moeren en schroeven die je bij iedere doe-het-zelf-zaak vond.
Tegenwoordig is de Trabant hét autootje voor startende automobilisten, want je koopt er al een voor een paar honderd euro. En voor invaliden, die nooit het geld zouden hebben om een andere auto te kopen. En voor de echte liefhebber natuurlijk. Want er kan zoveel méér met een Trabant... (waarschuwing: schakel de muziek uit, die is niet om aan te horen)


dinsdag 21 augustus 2007

VERANTWOORDELIJKHEID

Je kunt in Hongarije beter niet met je hand tussen de busdeur komen. Dat geldt in andere landen natuurlijk ook, maar de kans dat de busdeur hier niet merkt dat er een hand tussen zit en de bus gewoon gaat rijden, is niet denkbeeldig.
Het overkwam een bejaarde man uit Szolnok ergens in het voorjaar, met fatale gevolgen. De buschauffeur zag de passagier meegesleurd worden, stopte, maar toen was het al te laat.
Oude Hongaarse bussen hebben sowieso geen deurbeveiliging, maar deze, uit het buitenland geimporteerde bus was uitgerust met een systeem waarbij de deuren weer open gaan als er iets tussen zit. Er had de man dus eigenlijk niets moeten overkomen.
Alleen: zo'n systeem is niet verplicht in het Hongaarse openbaar vervoer. En omdat zo'n systeem niet verplicht is, werd bij de verplichte technische controle die twee maal per jaar plaatsvindt, ook niet gecontroleerd of het nog werkte. Logisch, toch?
Bij de andere twee deuren in de bus werkte het systeem wel, aldus de politierechercheur die de zaak onderzocht. Maar goed, de man nam toevallig déze deur en dat kostte hem het leven.
Nalatigheid, zeker, maar omdat de wet, die waarschijnlijk al decennia oud is, zo'n veiligheidsysteem niet voorschrijft, is niemand voor deze dood verantwoordelijk. De enige die verantwoordelijk gesteld had kunnen worden, was de buschauffeur, als die niet was gestopt.
Dat zal mogelijk wel gebeuren bij de trambestuurder in Budapest, in wiens tram enkele dagen geleden een vrouw om het leven kwam, wiens tas in de deur van de tram was blijven hangen. Ze werd 200 meter meegesleurd. Er was weliswaar alarm geslagen, maar de chauffeur hoorde het niet. Hij had de radio te hard aan.
Tot de veiligheidsmaatregelen die wél worden nageleefd, omdat ze in de wet staan, behoort de verordening dat chauffeurs in een afgesloten hokje zitten en geen contact met passagiers mogen hebben. Dat zou maar afleiden. Misschien wordt het tijd de wet toch eens aan te passen.

zaterdag 18 augustus 2007

NIEUW SCHOOLJAAR

Over twee weken is de zomervakantie ten einde. Half juni lijken de 2,5 maand Hongaarse schoolvakantie eindeloos, half augustus ben je verbaasd dat het toch al weer bijna over is. Nog verbaasder ben ik ieder jaar weer, dat ik tegen deze tijd nog steeds niets van de school heb gehoord.
Gelukkig is dit jaar wel duidelijk wanneer onze zoon weer naar school moet. De officiële datum is 1 september, in het weekend ditmaal, dus dat wordt de maandag daarna. Maar als 1 september aan het eind van de week valt, is het afwachten wanneer de school echt begint. Sommige scholen begonnen vorig jaar echt op vrijdag de eerste, andere pas op maandag de vierde. Dat het in ons geval maandag de vierde werd, hoorden we pas pakweg twee weken van tevoren.
Ik neem aan dat er ook nog wat spullen gekocht moeten worden, schriften en dergelijke, maar wat precies, daarvan heb ik geen idee. Daar krijgen we een lijstje van, maar ook dat komt iedere keer pas tegen het einde van de vakantie. Andere scholen zijn daar vast sneller mee, want de winkels hebben al weken lang schoolspullen in de aanbieding, maar ik heb van andere ouders nog niet gemerkt dat ze ermee zitten dat ze zo lang in het ongewisse worden gehouden.
Hongaren zijn er aan gewend dat dingen plotseling gebeuren en zaken pas op het laatst geregeld worden. Wij plannen de verjaardagspartijtjes van onze zoon weken van te voren en laten dat dan ook aan iedereen weten, de ouders van klasgenoten sturen één of twee dagen voor het feest een uitnodiging. Zelfs bij persconferenties gaat dat zo: uitnodigingen komen een dag van tevoren of de dag zelf pas binnen. Alsof journalisten verder geen afspraken in hun agenda zouden hebben staan.
Improviseren is bij veel Hongaren dan ook een sterke karaktertrek. Ik heb menige buitenlander in zweet zien uitbreken omdat bijvoorbeeld voor een feest bepaalde zaken niet geregeld waren. Maar meestal komt het op het laatste moment toch nog in orde. Alleen om een andere manier dan ik het zelf gedaan zou hebben. En het gáát natuurlijk wel eens mis.
Ik weet dat er websites zijn waar je nu al kunt bekijken van wanneer tot wanneer het noorden van Nederland over drie jaar op vakantie gaat. Ik zal blij zijn als ik ergens in de loop van de komende maanden te horen krijg wanneer bij ons precies de zomervakantie begint. En de herfstvakantie, de kerstvakantie, de skivakantie en de paasvakantie, van de 2,5 maand lange zomervakantie verhindert niet dat er elders in het jaar ook nog heel wat vrije weken zijn. Het maakt vooruitplannen lastig. Maar dat is ook zó Nederlands.

donderdag 16 augustus 2007

TASSENCONTROLE

Ik weet niet meer of het de Lidl of de Aldi was, maar ergens in Duitsland werd mij deze vakantie door de verkoopster gevraagd of ze in mijn tas mocht kijken. Ik kon het ook weigeren, zei ze er bij, al werd mij niet duidelijk wat voor consequenties dat zou hebben. Van mij mocht ze, en na een korte blik op mijn chaotische tasinhoud mocht ik vertrekken.
Ik vermeld het alleen maar, omdat de winkelketen Auchan in Hongarije de tassen van mensen wil gaan controleren die zonder iets te kopen het pand willen verlaten. Volgens de mensenrechtenactiviste Krisztina Morvai, die vooral bekendheid verwierf met een rapport over het politieoptreden tijdens de herdenking van de Hongaarse opstand vorig jaar, is dit schandelijke discriminatie van Hongaren, en zou het bedrijf zo'n beleid nergens anders durven toepassen.
Morvai heeft zelfs een oproep gedaan om Auchan te boycotten, zolang het bedrijf deze Hongaarse 'vernedering' niet ongedaan maakt. En als het niet bereid is om zijn beleid te veranderen, dan moet het ,,zijn biezen pakken en uit Hongarije verdwijnen''.
Eerlijk is eerlijk, Morvai is de eerste niet die schijnt te denken dat de Hongaren schandelijker worden behandeld dan andere Europeanen. Hongaarse consumentenorganisaties, voor zover ze er al zijn, leven ook al in de overtuiging dat slechte service bij internetproviders en telefoonbedrijven of het niet naleven van garantieovereenkomsten alleen Hongaren schijnt te treffen en dat de Hongaarse consument minder serieus wordt genomen dan - bijvoorbeeld - een Nederlander. Je hoeft maar een avondje op een Nederlandse verjaardag te zitten en je hebt munitie genoeg om dat verhaal af te schieten.
Volgens Morvai beschouwt Auchan alle Hongaren blijkbaar als dieven, maar gek genoeg klimt ze niet in de hoogste boom over een andere, hele normale praktijk: de verordening van veel winkels om rugzakken en grote tassen in een kluisje te stoppen. Misschien valt haar niet op hoe klantonvriendelijk dát is, omdat ze eraan is gewend.
Al ruim voor de komst van buitenlandse winkelbedrijven was het heel normaal dat Hongaarse winkels je verplichtten je tas in een kastje achter te laten. Als er nu een regel getuigt van een onbeschoft wantrouwen van álle klanten, is het deze kastjesverordening. Maar het is wel een Hongáárse regel, dus discriminerend is het blijkbaar niet.

woensdag 15 augustus 2007

JEUGDIGE TREURNIS IN SOCIALISTISCH HONGARIJE


Jeugdcultuur tijdens het socialisme. Treurige jongeren in een treurige samenleving. Let vooral op de ober, zo vind je ze niet meer. Voor wie wil beweren dat er de afgelopen zestien jaar niets is veranderd. Een documentaire van Holland Doc op Youtube

woensdag 8 augustus 2007

ROMMELIG

Toen we bij terugkeer uit Nederland Budapest binnenkwamen, klaagde onze zoon over de rommel. Al die reclameborden langs de kant, gebouwen die als bouwblokken langs de weg uitgestrooid zijn: mooi is het inderdaad niet. Alles is natuurlijk betrekkelijk: toen we enkele weken geleden uit Roemenië terugkwamen, stelde hij juist vast dat Hongarije zo netjes is.
Mij overkwam jaren geleden een beetje hetzelfde in Amsterdam. Terugkomend uit Hongarije , waar ik me nooit onveilig voelde op straat, kreeg ik iedere keer weer een cultuurschok als ik 's avonds op straat langs groepen hangjongeren moest.
Toen ik een paar jaar later naar Zuid-Afrika verhuisde, had ik de omgekeerde ervaring: wat was Amsterdam ontspannen, wat gingen mensen aardig met elkaar om, ook mensen met verschillende culturele achtergronden. Dat gevoel heb ik trouwens nog steeds, al weet ik dat heel wat Nederlanders wat dat betreft steeds grotere beren op de weg zien.
Maar de Hongaarse reclameborden zijn toch een wat andere kwestie. Langs de uitvalswegen van Budapest woedt een ware billboard-oorlog, waarbij iedereen elkaar in kleur en formaat tracht te overtreffen. De concurrentie van hypermarkten, bouwmarkten en meubelgiganten woedt in alle hevigheid op de reclameborden door. Als je goed lijkt, zie je dat er ook nog huizen achterstaan, en groene bomen.
Ik verbaasde me er ditmaal in Nederland over dat het land, ondanks de dichte bebouwing, zo groen is. Overal zie je bomen, groene velden, parkjes en bosjes, zelfs in de buurt van grote steden. Pas na een tijdje realiseerde ik me dat dat beeld mede te danken is aan het ontbreken van billboards. Als je al je groen wegstopt achter zes tot twaalf vierkante meter grote borden, zie je er weinig van.
Jaren geleden kondigde de gemeente Budapest een billboard-verbod af. De effecten daarvan zijn beperkt, ook in de hoofdstad word je op reclameborden vergast, maar in ieder geval hebben ze een bepaalde maximumafmeting. In het naburige Budaörs, een gemeente die zich met hand en tand verzet tegen inlijving bij de hoofdstad, geldt zo'n beperking niet. Met alle gevolgen van dien.
Voor toeristen die per auto komen, of met de taxi vanaf het vliegveld, is de eerste indruk een wirwar van spuuglelijk, monsterachtig groot drukwerk. Geen goede binnenkomer. Een rommel, inderdaad. Een beetje regulering zou echt geen kwaad kunnen. Al zullen al die mensen die nu een centje aan de billboard -oorlog verdienen door hun tuin aan een reclamebord ter beschikking te stellen, daar misschien anders over denken.