dinsdag 21 december 2010

KOLONTÁR, EEN VERVOLGVERHAAL. 7. FUNDAMENTEN

János Fuchs (55) en zijn vrouw Magdi (53) verloren bij de modderramp in oktober bij een aluminiumfabriek bij het Hongaarse Kolontár hun bejaarde moeder, hun huis en hun meeste bezittingen. De regering heeft hen en hun dorpsgenoten nieuwe huizen beloofd. De laatste aflevering van een serie over hun belevenissen in de afgelopen maanden.

Kolontár en het rode slib om het dorp liggen onder een wit pak sneeuw. Het is koud, maar Magdi is blij met het winterweer. “De sneeuw bedekt de modder, en daardoor kan er geen stof opwaaien,” zegt ze. Ze weet nog steeds niet hoeveel kwaad dat stof doet, maar sommige dorpelingen houden hun tuin om die reden permanent vochtig en een enkeling draagt bij droog weer nog steeds een stofmasker.
Ondanks haar zorgen is het stof voor Magdi geen reden om weg te willen. “Ze hebben gezegd dat alle rode modder wordt verwijderd, ook van de velden en uit de bossen. En wat ze niet weg kunnen halen, wordt geneutraliseerd met biologische middelen.” Alleen werkt de natuur de opruimwerkzaamheden dezer dagen tegen. Het grondwater staat extreem hoog, en daardoor kunnen de machines het veld niet op.
Ander werk gaat wel door. Afgelopen week werden de fundamenten gelegd voor het eerste van 21 nieuwe huizen voor de slachtoffers van de ramp. Om te zien hoe die huizen worden, waren de toekomstige bewoners met zijn allen met de bus naar het dorpje Bereg, helemaal aan de andere kant van Hongarije. Daar stortten in 2001 honderden huizen in als gevolg van overstromingen. Enkele tientallen dakloze gezinnen kregen nieuwe huizen, van hetzelfde type dat nu in Kolontár wordt gebouwd.
“We zijn bij meerdere mensen naar binnen geweest en het zag er goed uit, het zijn echt mooie panden,” zegt Magdi tevreden. Hun eigen huis moet eind april klaar zijn, maar ze houdt er rekening mee dat het wat langer gaat duren: “De winter is geen goede tijd om te bouwen, en als het nog kouder wordt, kunnen ze niets doen. Ik heb trouwens liever dat het wat langer duurt en het goed gebeurt, dan dat ik straks met de problemen zit.”
Bij hun tijdelijke onderkomen wachten wat dierbare, uit de modder geredde voorwerpen op een ereplaats in de nieuwe woning. János toont een bloemrijk ingelijst borduurwerk, met een dikke modderkorst tot halverwege het glas. “Dat heeft onze moeder gemaakt. Het hing bij haar aan de muur, pakweg zo hoog,” wijst hij op ooghoogte. Zo hoog stond het slib in het huis van de oma die door de modder werd meegesleurd. Dochter Adrienn toont een uitgebreide familiestamboom, ook Oma’s handwerk. Vele generaties Fuchsen hebben Kolontár al bevolkt.
Op het erf ligt een besmeurd, wit geschilderd houten tuinhek dat bij hun oude huis langs de weg stonden. “Dat komt weer bij het nieuwe huis te staan,” zegt János. Met weemoed praat hij over de vele fruitbomen en bessenstruiken die ze ooit hadden. “Bij het nieuwe huis wacht ons een kale vlakte,” zucht hij.
Adrienn ziet daarvan ook een positieve zijde. “Mijn vader had altijd wat om handen, en nu zit hij vooral af te wachten. Ik denk dat het heel goed is als hij straks weer aan de slag kan.”

zondag 12 december 2010

KOLONTÁR, VERVOLGVERHAAL. 6. VAKANTIEPLAATJE

János Fuchs (55) en zijn vrouw Magdi (53) verloren bij de modderramp in oktober bij een aluminiumfabriek bij het Hongaarse Kolontár hun bejaarde moeder, hun huis en hun meeste bezittingen. De regering heeft hen en hun dorpsgenoten nieuwe huizen beloofd. Een vervolgverhaal

In de keuken van hun tijdelijke huurhuis zit Magdi papieren in te vullen. Voor de schadevergoeding die hen is toegezegd moet ze precies moet aangeven wat ze allemaal kwijt zijn en wat dat allemaal waard was. “Hoeveel broeken? Ik heb geen idee,” zegt János. “En wat die hebben gekost?” Hij haalt zijn schouders op.
En zo gaat het verder: truien, ondergoed, lakens, handdoeken, pannen, servies, glazen. Bedden, stoelen, tafels. Moeilijk genoeg als je al je spullen om je heen hebt, maar uit het blote hoofd? “En zo’n lijst moeten we ook nog eens invullen voor het huis van oma. Hoe moeten we weten hoeveel truien zij had?” zegt dochter Adrienn over haar grootmoeder die omkwam bij de ramp.
Iedere dag is er wel een of ander document dat aandacht vraagt, meestal in onbegrijpelijke ambtelijke taal. Magdi is blij dat Adrienn, journaliste bij een milieutijdschrift in Boedapest, van haar baas toestemming heeft om haar ouders in werktijd te helpen. “Zonder haar kwamen we er niet uit,” zegt Magdi. Haar dochter maakt een zeer vermoeide indruk. Andere dorpsgenoten kloppen ook bij haar aan met vragen over de ingewikkelde papierwinkel.
In de tuin loopt een vriendelijke herdershond. Caesar is waarschijnlijk een van de weinigen die beter wordt van de ramp. “Hij leefde hier sinds de dood van zijn baas alleen in de tuin. De erfgenamen wilden hem niet hebben. Wij zijn onze dieren kwijtgeraakt, dus hij gaat zeker mee als we straks verhuizen,” zegt János terwijl hij het beest een aai geeft.
Nu ze de schadevergoedingsregeling getekend hebben, begint die verhuizing een stuk reëler te worden. De plots van de nieuwbouwhuizen, op de top van een heuvelrug, zijn al uitgemeten. 1200 vierkante meter, net zo groot als hun oude tuin. János en Magdi hebben zelfs al een plek toegewezen gekregen, aan de rand van de nieuwe wijk, waar János zijn buren niet hoeft te storen met zijn zware landbouwmachines. En ze krijgen, op hun verzoek, zelfs dezelfde buren als vroeger. “Daar zijn we heel blij mee, want we konden altijd heel goed met elkaar overweg,” zegt János.
Vanaf de heuvelrug kijk je over een lieflijk, uitgestrekt dal met velden en bossen. Een vakantieplaatje. Niets doet er denken aan de gebroken slibdam aan de andere kant van het dorp. “Dat is maar goed ook, daar hebben we genoeg van gezien,” vindt dochter Adrienn. De aanblik van de gesloopte wijk doet iedere keer pijn.
En de slibopslag is sinds het ongeluk alleen maar dichterbij gekomen. Vlak bij het dorp, honderden meters van de gebroken dijk vandaan, zijn graafmachines bezig en rijden vrachtwagens af en aan. “Ze leggen een ring rondom de oude kapotte dijk, maar daarmee wordt de opslagcapaciteit van het bassin ook meteen uitgebreid. Ze willen een nieuwe techniek gebruiken, waarbij het slib voor storting al droger wordt gemaakt. Daardoor moet de opslag veiliger worden, maar ik ben erg blij dat we er niet meer in de buurt wonen,” zegt Adrienn.



zaterdag 11 december 2010

OOST-WEST

De metro van Budapest ligt diep onder de grond en heeft daarom lange roltrappen. Zelfs al gaan die trappen behoorlijk snel - voor mensen die er voor het eerst opstappen, zelfs beangstigend snel - je bent toch echt een tijd onderweg van boven naar beneden. Als je loopt, gaat het een stuk vlotter, maar dat neemt niet weg dat bijna iedereen stilstaat. En dat zou zo erg niet zijn, als die mensen de ruimte lieten om langs te lopen. Maar dat is dus niet het geval.
Onlangs kreeg ik boven aan de trap een blaadje in mijn handen gedrukt. 'Belangrijke informatie aan roltrapgebruikers. Staan doen we rechts.' Het zou een overbodige mededeling moeten zijn, want bij het begin van de roltrappen staan bordjes dat je rechts moet houden om mensen die willen lopen, voorbij te laten. Maar de waarheid is dat bijna niemand loopt en bijna niemand rechts houdt. Wie wel wil lopen, moet zich met verontschuldigingen en zachte duwtjes een weg langs onwillige mederoltrapgebruikers banen. Het lukt wel, weet ik uit ervaring, maar het levert je menige geërgerde blik op.
Het schijnt, begrijp ik uit het informatieblad, dat Budapesters denken dat het niet uitmaakt of je rechts of links staat. "Als er veel mensen zijn, loopt de trap toch vol" is, blijkt het meest gehoorde argument. Dat de trap veel sneller leeg zou zijn als een deel van de mensen doorliep, schijnt er bij de meesten niet in te willen. En blijkbaar delen weinig Hongaren mijn ergernis als ze de metro missen, omdat ze passief op de trap hebben staan wachten.
Het informatieblad probeerde mensen ervan te overtuigen dat rechts staan en links lopen elders in de wereld de norm is. In in het westen, in Londen, Parijs, Wenen en Praag bijvoorbeeld. Maar ook, voegen ze eraan toe, "als u dat beter bevalt", ook in het oosten, in Moskou bijvoorbeeld "waar mensen die links stilstaan zelfs ruwweg naar rechts worden geduwd".
Dat "als u dat beter bevalt" is een opmerkelijk zinnetje. Twintig jaar geleden zou niemand Moskou als lichtend voorbeeld hebben gesteld. In 1990 kwam je geen mens in Hongarije tegen die durfde te bekennen dat hij sympathie voor Rusland had. Iedere Hongaar had Russisch geleerd op school, maar ik ben tot nu toe precies één iemand tegengekomen die er vooruitkwam dat ze die taal sprak, en zelfs mooi vond.
De Russen moesten naar huis, zo snel mogelijk. De huidige Hongaarse premier Viktor Orbán dankt een deel van zijn populariteit daaraan dat hij in 1989, toen de communisten nog aan de macht waren, als student een oproep deed aan de Sovjet-troepen om het land te verlaten. Hongarije was officieel weliswaar niet bezet, maar overal waren Russische eenheden gelegerd.
Dat Orbán zijn oproep destijds ongestraft kon doen, zegt veel over de snel veranderende omstandigheden van die jaren: de Hongaarse communistische partij was zelf al druk bezig het land te hervormen en Moskou vond het misschien niet prima, maar liet het wel toe. De dagen van Sovjet-troepen in heel Centraal-Europa waren geteld, als was dat op dat moment nog niet overal duidelijk.
Het MDF, de eerste niet-communistische regeringspartij na de politieke omwentelingen van 1989, won de verkiezingen van maart 1990 met een affiche met daarop de tekst 'Kameraad, vertrek!' Het westen, dat was in die dagen voor iedereen het lichtende voorbeeld.
Maar niet langer. Het westen, dat zijn voor veel Hongaren "de multi's", en de multinationals zijn schuld aan alles wat slecht is. De verwachting van 1990 dat Hongarije binnen twintig jaar op Duitsland zou lijken, heeft plaatsgemaakt voor teleurstelling en anti-globalisme. Extreem-rechts ziet Rusland al langer als gidsland, niet in de laatste plaats omdat daar net als in Hongarije, ook allerlei organisaties zijn met een enorme hang naar lang vervlogen tijden, toen ruiters en sjamanen de steppen bevolkten.
Maar ook Orbán, die als oppositieleider iedere keer de socialistische regering bekritiseerde als die contact met Moskou had, heeft zijn houding tegenover Rusland drastisch veranderd. De premier heeft in de afgelopen vier maanden al twee keer een ontmoeting met Putyin gehad.
Ook Tamás Fellegi, minister van nationale ontwikkeling, was al enkele malen in Rusland. Voor buitenlandse diplomaten stak de minister een tijd geleden niet onder stoelen of banken dat volgens hem de toekomst van de Hongaarse economie eerder in het oosten, dus in Rusland, of zelfs China, ligt dan in het westen. Gezien het feit dat Duitsland nog steeds verreweg de grootste Hongaarse handelspartner is, is dat op zijn minst opvallend. Maar goed, als Moskou dan het voorbeeld moet zijn: daar lópen ze dus op de roltrap. Zo kom je tenminste vooruit.

woensdag 8 december 2010

KOLONTÁR, EEN VERVOLGVERHAAL, 5. BALLETSCHOENEN


János Fuchs (55) en zijn vrouw Magdi (53) verloren bij de modderramp in oktober bij een aluminiumfabriek bij het Hongaarse Kolontár hun bejaarde moeder, hun huis en hun meeste bezittingen. De regering heeft hen en hun dorpsgenoten nieuwe huizen beloofd. Een vervolgverhaal.

“Ach, mijn balletschoenen,” roept Adrienn, de dochter van János en Magdi, weemoedig als ze de met rood slib besmeurde schoentjes naast de trap van haar ouderlijke woning ontwaart. Het is voor haar een afscheidsbezoek. Afgelopen week zijn de Fuchsen akkoord gegaan met de aangeboden schaderegeling, nadat hen een groter huis werd toegezegd dan de 100 vierkante meter die ze eerst zouden krijgen. Deze week gaat de sloophamer in hun oude woning.
János loopt wat somber rond in het huis dat hij 23 jaar geleden eigenhandig heeft gebouwd. Het is een van de laatste panden in het rampgebied dat nog overeind staat. Het buurhuis, waar zijn broer woonde, ging al eerder tegen de vlakte. De huizen worden gesloopt zodra de eigenaars hebben getekend. De Fuchsen zijn een prominente familie in Kolontár. Vier van de zeven Fuchs-gezinnen in het dorp raakten hun hebben en houden kwijt in de modder.
 “Uiteindelijk wordt het een gedenkpark,” antwoordt János op de vraag wat er met het gebied gaat gebeuren. Hij wijst op het monument waar de dorpelingen de doden van twee wereldoorlogen herdenken. Er hangt een nieuwe marmeren plaat ter herdenking van de tien dodelijke slachtoffers van de ramp.
Midden in de kaalslag staat een gloednieuw huis nog overeind. Op het dak zijn een paar mannen bezig netjes de dakpannen te verwijderen. “Daar woonde een gezin met twee kleine kinderen, maar die zijn naar een ander dorp verhuisd,”zegt János, “Toen de dam brak, was de moeder thuis met van haar kinderen. Ze heeft uren op haar bank gestaan, in de modder, met dat kind boven haar hoofd, tot ze gered werden. Haar benen waren totaal verbrand door het loog. Zij wil nooit meer voet meer in Kolontár zetten.”
Maar die familie behoort tot een minderheid. Direct na de ramp wilde bijna iedereen weg. Veel mensen, ook uit de niet getroffen huizen, meenden dat Kolontár ten dode was opgeschreven. Maar uiteindelijk hebben de gebeurtenissen de dorpelingen dichter bij elkaar gebracht. “De onderlinge solidariteit was van het begin af aan enorm. Toen de reddingswerkers bezig waren, zorgden de mensen samen voor eten, en later heeft iedereen elkaar heel erg geholpen,” zegt Magdi.
De gezamenlijke ervaring schept een band. “Mijn oom verhuisde na de ramp naar zijn vriendin in Sopron. Maar hij was binnen een paar dagen terug, hij voelde zich alleen en miste mensen met wie hij kon praten omdat ze het ook mee hadden gemaakt. Anderen hebben er toch al snel genoeg van om naar je verhalen te luisteren,” zegt Adrienn.
Uiteindelijk hebben de meeste slachtoffers er dan ook voor gekozen om te blijven. Toen ze dat op een dorpsbijeenkomst aankondigden, begon de rest van het dorp spontaan te applaudisseren. “Allen jonge gezinnen met kinderen, die willen wel weg,” zegt Magdi, “Ze zijn bang vanwege de gezondheid van hun kinderen, en sommigen wilden daarvoor eigenlijk ook al verhuizen. Maar de ouderen blijven allemaal.”


zaterdag 4 december 2010

MEDIAWET

Hongaarse oppositiemedia en mensenrechtenorganisaties vrezen voor nieuwe censuur als het parlement op 13 december de nieuwe mediawet aanneemt. Weliswaar benadrukt die wet het belang van persvrijheid en veelzijdige media. “Maar wat ons zeer bezorgd maakt is de verregaande bevoegdheid die de media-autoriteit krijgt om ook om inhoudelijke redenen hoge boetes op te leggen,” aldus Tamás Szigeti van de Hongaarse Unie voor Burgerlijke Vrijheid (TASZ). Uit protest verschenen enkele kranten deze week met een lege voorpagina. De grootste oppositiekrant Népszabadság gaat het Constitutionele Hof als de wet wordt aangenomen.
“Nieuw is ook dat alle media, ook nieuwssites op het internet, zich moeten registreren, en dat de media-autoriteit die registratie kan intrekken,” aldus Szigeti. Dat is sinds de val van het communisme in 1989 niet meer gebeurd. De boetes kunnen oplopen van 90.000 euro voor dagbladen tot meer dan 700.000 euro voor commerciële tv-zenders.
Beroep tegen zo’n boete is moeilijk, als het huidige voorstel wordt aangenomen. “Media kunnen naar de rechter, maar die mag niet, zoals vroeger, boetes opschorten. Dat betekent dat media eerst moeten betalen en dan een jarenlange procedure afwachten. Sommigen zullen voor de uitspraak failliet gaan,” zegt Szigeti.
Media, ook internetsites, lopen kans op een boete als ze “onevenwichtig” politiek verslag doen, als ze de kerk, minderheden of zelfs “meerderheden” beledigen of als ze verstoten tegen de goede zeden. Die bepaling richt zich in eerste instantie tegen extreemrechtse sites, maar kan uiteraard veel breder worden gebruikt.
Media worden verplicht “snel en precies te berichten over plaatselijke, landelijke en Europese kwesties van algemeen belang.” Wat daaronder verstaan wordt, is onduidelijk. De formulering is heel algemeen en op iedereen van toepassing. Zoals het er nu staat, geldt het ook voor receptenbladen. "De uitleg is geheel ter beoordeling van de media-autoriteit," zegt Szigeti. Omdat de linkse en extreem rechtse oppositie het niet eens kon worden over een gezamenlijke kandidaat, bestaat dat orgaan uitsluitend uit vertegenwoordigers van regeringspartij Fidesz. De voorzitter is door premier Orbán persoonlijk voor negen jaar benoemd.
Journalisten- en mediaorganisaties zijn niet geraadpleegd over de wet. Net als het overgrote deel van alle wetsontwerpen die in het parlement zijn ingediend sinds het kabinet afgelopen juni aantrad, is het mediavoorstel, een meer dan 160 bladzijden dik boekwerk vol met gedetailleerde wetsbepalingen, formeel een initiatief van drie parlementariërs. Zo ontloopt de regering de wettelijke verplichting om belangenorganisaties te raadplegen als een ministerie een wetsontwerp indient.
Het is typerend voor de regeerstijl van premier Orbán, die na zijn verkiezingsoverwinning - haast 53 procent van de stemmen en een tweederde meerderheid in het parlement – verklaarde dat in Hongarije een revolutie via het stemhokje had plaatsgevonden. Sindsdien neemt Fidesz met revolutionaire snelheid, en zonder enig overleg met maatschappelijke organisaties, wetten aan die er in veel gevallen vooral op gericht zijn om de eigen positie voor lange tijd veilig te stellen.
Een wet maakte het mogelijk kritische ambtenaren te ontslaan zonder opgaaf van redenen. Op belangrijke posten, zoals de media-autoriteit en de hoofdofficier van justitie, zijn inmiddels partijmensen benoemd. Waar dat niet lukt, worden andere maatregelen genomen. Zo werd het salaris van de kritische directeur van de Nationale Bank gereduceerd tot een minimum. De fiscale raad, een onafhankelijke organisatie die moet controleren of begrotingsvoorstellen kloppen, verloor na kritische opmerkingen vrijwel zijn hele budget, zodat de raad volgend jaar niet meer kan functioneren.
Toen het Constitutionele Hof oordeelde dat een bepaalde belastingmaatregel onconstitutioneel was, wijzigde het parlement de grondwet en ontzegde het Hof het recht zich in toekomst met begrotingszaken te bemoeien.
In april wil Fidesz een nieuwe grondwet aannemen. De inhoud daarvan is volslagen onduidelijk, want een maatschappelijk debat wordt niet gevoerd. Volgens sommige Fidesz-politici verandert er weinig, maar volgens parlementsvoorzitter László Kövér blijft van de oude constitutie alleen overeind dat Boedapest de Hongaarse hoofdstad is.
Af en toe lekt er wat uit: zo wordt gerept over de invoering van een nieuw nationaal wapen, over een grondwettelijk verbod op homohuwelijken en over bescherming van het leven vanaf de conceptie, wat feitelijk betekent dat Hongarije abortus gaat verbieden zonder dat de bevolking het doorheeft. Een oppositievoorstel voor een referendum over de grondwet is afgewezen. De tweederde parlementaire meerderheid is voor Orbán voldoende bewijs dat het volk achter hem staat. En tot nu toe geven de opiniepeilingen hem gelijk, want in de laatste peilingen is Fidesz nog steeds heel erg populair.


woensdag 1 december 2010

IN DE BOEIEN

Gynaecologe Gereb, sinds 15 jaar voorvechtster van het recht op thuisbevallingen in Hongarije, zit sinds begin oktober vast op verdenking van kwakzalverij en het in gevaar brengen van mensen, omdat ze begin oktober een vrouw hielp die tijdens de zwangerschapscontrole voortijdig begon te bevallen. Gereb, die eerder problemen had met justitie, hangt mogelijk vijf jaar tot acht jaar gevangenisstraf boven het hoofd.
Ze werd gearresteerd, nadat ze vanwege het lage geboortegewicht van de baby een ambulance had gebeld. Het ambulancepersoneel waarschuwde de politie. Volgens haar advocaat zit Gereb 23 uur per dag in haar cel, moet ze zich uitkleden bij fouilleringen en krijgt ze zodra ze haar cel uitgaat hand- en voetboeien om.
Drie jaar geleden ontzegde de Artsenkamer haar drie jaar lang haar licentie als bevallingsarts. Aanleiding was de dood van een baby die in 2000 14 maanden na de geboorte overleed. Die dood had niets met de geboorte van doen, maar Gereb werd verweten de baby na de bevalling onvoldoende onderzocht te hebben. Gereb, die ook gediplomeerd vroedvrouw is, bleef desondanks thuisbevallingen begeleiden.
Sinds 2007 loopt er een proces tegen haar omdat een baby tijdens de bevalling stierf. Het was haar eerste fatale geboorte in drieduizend thuisbevallingen, maar de Artsenkamer gebruikte die gebeurtenis als aanleiding om zich verder te verzetten tegen thuisbevallingen. Overigens overlijdt in Hongaarse ziekenhuizen gemiddeld iedere drie dagen een baby rond de geboorte.
„Formeel mag je in Hongarije thuis bevallen,” zegt Donal Kerry van de Steungroep voor Vrije Geboortes. „Maar vroedvrouwen hebben er een speciale vergunning voor nodig, en die wordt nooit afgegeven. Dus breken ze bij thuisbevallingen altijd de wet. Zodra ze een ambulance bellen, start automatisch een politieonderzoek, zelfs bij de kleinste complicatie.” Behalve tegen Gereb lopen op dit moment onderzoeken tegen vier van de in het totaal 15 vroedvrouwen die thuisbevallingen doen, in alle gevallen omdat ze een ambulance lieten komen. Overigens heeft de Hongaarse regering in oktober aangekondigd thuisbevallingen echt te willen reguleren en een adviescommissie ingesteld die wetgeving moet voorbereiden.
Kerry’s vrouw Mirtill is een van de pakweg 200 tot 300 zwangere vrouwen die jaarlijks de druk van artsen en publieke opinie negeren en thuis bevallen. Mirtill kreeg alle drie haar kinderen thuis. Voor haar stond thuis bevallen vast sinds ze de ziekenhuisbevalling van haar zuster had bijgewoond. „Die baarde op een zaal met vier of vijf andere vrouwen, er waren te weinig verpleegsters, ze bloedde en had enorme pijn, maar niemand deed wat. En ze moest plat op haar rug blijven liggen, het gemak van de dokter stond centraal, niet het belang van de vrouw.”  
Zelf moest Mirtill na een van haar bevallingen alsnog naar het ziekenhuis vanwege bloedingen: „Dan laat iedereen merken hoe dom je bent, en wat voor risico’s je hebt genomen.” Volgens haar zien artsen bevallen niet als een natuurlijk proces, en hameren ze constant op de risico’s.
Geld speelt volgens Mirtill een belangrijke rol bij het medische verzet tegen thuisbevallingen: gynaecologen beuren van patiënten onderhands tussen de 250 en de 500 euro ’dankbaarheidgeld’ per bevalling. Daardoor behoren ze tot de best verdienende artsen van Hongarije, met inkomens op West-Europees niveau.

dinsdag 30 november 2010

KOLONTÁR, EEN VERVOLGVERHAAL, DEEL 4. GROND

János Fuchs (55) en zijn vrouw Magdi (53) verloren bij de modderramp in oktober bij een aluminiumfabriek bij het Hongaarse Kolontár hun bejaarde moeder, hun huis en hun meeste bezittingen. De regering heeft hen en hun dorpsgenoten nieuwe huizen beloofd. Een vervolgverhaal.

In de vallei net voorbij Kolontár ligt het land van János Fuchs, tien hectare vruchtbare grond. Op de dag van de ramp was hij daar aan het werk met zijn tractor. “Gelukkig reed ik net in de richting van de slibopslag en zag ik de dijk doorbreken. Anders had ik het nooit op tijd doorgehad en was er twee meter modder over me heen gegolfd,” zegt hij. Nu kon hij de tractor keren en op een helling een veilig heenkomen zoeken. “Het is een oud beestje, een Tsjechische Zetor uit de communistische tijd, maar ik verkoop hem nooit. Die tractor heeft mijn leven gered.”
De landbouwgrond kwam in de familie dankzij de schadevergoeding die de grootvaders van  Magdi en János in de jaren negentig kregen, omdat ze in de Tweede Wereldoorlog als soldaat hadden gevochten. De afgelopen jaren plantte János maïs en graan. Nu piekert hij hoe het verder moet.
“Ik kan elders nieuw land krijgen, maar zulke goede grond als ik had, vind je niet zomaar. Ik zou als compensatie voor dat kwaliteitsverlies weliswaar meer land krijgen, maar dan gaan je kosten ook omhoog, dat kost je meer brandstof voor de tractor. Of ik kan mijn land verkopen, maar de prijs die ze bieden, 7 miljoen forint (pakweg 29.000 euro) staat in geen verhouding tot de jaarlijkse opbrengst van 1,5 miljoen forint” zegt hij. Daarom geeft hij de akkers niet graag op.
Landbouwdeskundigen hebben voorgesteld om de komende tien jaar biobrandstof op het vervuilde land aan te planten. Die zou bestemd zijn voor een energiecentrale die bij het dorp moet worden gebouwd. Eerst leek dat János een goede oplossing, nu aarzelt hij: “De bovenlaag van de akkers zou worden afgegraven, maar nu willen ze de grond alleen maar behandelen met iets dat het loog neutraliseert. En er blijft de onzekerheid over zware metalen uit het slib die nu in de grond zitten.” Bovendien, zegt hij, zijn de autoriteiten over de plannen over de energiecentrale nogal onduidelijk.
Op een helling niet zo heel ver van zijn eigen huis ligt de boerderij van Joská, zijn oudere broer. Voor het gebouw liggen János’ ploeg en eg, bedekt met rode modder. “Als ik die weer wil gebruiken, moet ik ze eerst totaal uit elkaar halen.” Even verderop ligt een vismeertje, anderhalve hectare groot en bedoeld als Joská’s oudedagsvoorziening. Hongaren vissen graag en betalen grif voor een plekje aan een visrijk meer. “Hij had er al veel vis in uitgezet. Maar er is niets meer over dan een onleefbare plas water.”
Gelukkig kon zijn broer de 45 koeien die hij had rondlopen, wel redden. “Hij heeft de leidkoe op tijd kunnen roepen en die heeft de rest naar de heuvel gebracht.” Ander vee in de vallei was minder fortuinlijk. Enkele dagen na de ramp vonden reddingswerkers een koe die in de modder vast had gestaan. Het loog had van de poten niet veel meer overgelaten dan kale botten.
Behalve zijn akkers zag János een deel van zijn oogst onder het slib verdwijnen. “Door het slechte weer was nog niet alle maïs binnen,” zegt hij. “Verder hebben we 2500 kerstbomen verloren. Die hadden we vijf jaar geleden geplant. We hadden ze volgend jaar op de markt willen brengen”
Het heeft de Fuchsen duizenden euro’s gekost, moeilijk te verkroppen voor een familie die verder leeft van János’ kleine invaliditeitsuitkering en van Magdi’s loon als arbeidster in een plasticfabriek. Weliswaar heeft de regering inmiddels toegezegd dat landbouwschade ook vergoed wordt, maar twee maanden na de ramp is er nog geen cent schadevergoeding uitbetaald.


zaterdag 27 november 2010

GOOCHELEN MET GELD

Een aantal jaren geleden moest ik intreden in het Hongaarse pensioensysteem. Ik was destijds behoorlijk pissig dat de private pensioenfondsen me vanwege mijn leeftijd niet meer aannamen en ik mijn premie in de staatskas moest storten. Het Hongaarse staatspensioen is net als de Nederlandse AOW een omslagsysteem waarbij de pensioenen die nu worden betaald, worden gefinancierd door de premies die de werkenden van vandaag ophoesten. Hongarije is fors aan het vergrijzen, dus het is maar de vraag wat ik, als het zover is, ooit uit die pot zal krijgen. Een privaat pensioenfonds, in feite een eigen spaarpotje, leek me aanzienlijk veiliger.
In mijn stoutste dromen had ik niet kunnen voorzien dat er pakweg een decennium later een regering aan de macht zou komen die er niet voor schroomt om die pensioenfondsen simpelweg te nationaliseren, net zoals Argentinië in 2008 deed om een bankroet van dat land te voorkomen.

Dat de regering Orbán lekkerbekkend naar de miljarden in de private pensioenfondsen keek, was al langer duidelijk. Een paar weken geleden kregen de deelnemers aan die fondsen te horen dat de regering hun premie de komende veertien maanden zou 'lenen' om gaten in de begroting te dichten. Dat geld zou ter zijner tijd terug worden betaald, werd erbij gezegd.
Maar al snel werd duidelijk dat de regering eigenlijk veel meer wilde. Afschaffing van de private pensioenfondsen was het uiteindelijke doel. De afgelopen weken werd flink gelobbyd om mensen ervan te overtuigen naar het staatssysteem over te stappen. De hoop was duidelijk dat het overgrote deel van de deelnemers aan private pensioenfondsen dat vrijwillig zou doen. Maar blijkbaar is het vertrouwen van jonge Hongaren in de houdbaarheid van het staatssysteem niet erg groot, want afgelopen weer bleek uit een opiniepeiling dat slechts iets van een derde van de werknemers vrijwillig uit de private pensioenfondsen zal stappen.
Dat was voor de regering niet genoeg, en prompt kwam minister van economische zaken György Matolcsi met een groot konijn uit de hoed: werknemers houden de vrijheid om bij een privaat pensioenfonds te blijven, maar wie besluit dat daadwerkelijk te doen, verspeelt tot in de eeuwigheid zijn recht op een staatspensioen. Let wel: iedere Hongaar betaalt via de werkgeversbijdrage hoe dan ook mee aan de staatspensioenen en is voor zijn uiteindelijke pensioen ook deels afhankelijk van de staat.
De 'vrijheid om te kiezen' is dus de vrijheid om het grootste deel van je pensioen te verspelen. Dan stap je wel 'vrijwillig' over. "De keuze van de regering is helemaal geen keuze. Het is kiezen tussen twee dingen terwijl je een pistool tegen je slaap gedrukt krijgt," aldus Julianna Bába, voorzitter van de Vereniging van Stabiliteitsfondsen, die de pensioenfondsen vertegenwoordigt.
Discussie over de kwestie is, zoals bij alle besluiten van deze regering, niet mogelijk. De dag nadat Matolcsy zijn plan bekend had gemaakt, had hij een ontmoeting met leiders van pensioenfondsen en andere hoge pieten uit de financiële wereld. Daar las hij nog eens zijn verklaring voor, en dat was het. Ruimte voor vragen of opmerkingen was er niet. Alleen het parlement zou er nog een stokje voor kunnen steken, want dat moet er nog over stemmen. Maar dat het tegenstemt, is tamelijk onwaarschijnlijk. Fidesz-parlementariërs hebben het er al over dat ze "de pensioenen juist veiligstellen".
De regering wil het geld van de private fondsen gebruiken om het begrotingstekort te bestrijden. Met het geld wordt de Hongaarse schatkist in een klap zo'n 2700 miljard forint (10 miljard euro, pakweg 10 procent van Hongarije's jaarlijkse brutto nationaal product) rijker en heeft het land in plaats van een begrotingstekort een begrotingsoverschot van 7 procent.
Hoezo, Hongarije in het rijtje van Ierland en Portugal? Welk Europees land kan zich beroemen op een begrotingsoverschot van 7 procent? En een leuk extraatje: de Hongaarse pensioenfondsen hebben een groot deel van hun geld in staatsobligaties belegd. Als de staat die obligaties terugkrijgt (en hoe moeten de fondsen hun geld anders aan de overheid geven?), is Hongarije ook nog eens een hoop schulden kwijt.
Het is een gok, en een forse ook. De nationale en internationale reacties zijn buitengewoon negatief. De forint daalde behoorlijk in waarde, een teken dat de internationale markten weinig vertrouwen hebben in het plan. En onder de 3 miljoen pensoendeelnemers die hun private spaarpotje plots naar de staat zien verdwijnen, zitten heel wat Fideszstemmers. Als die zich niet laten overtuigen door de verhalen dat ze eigenlijk beter worden van deze stap, kan het de regering behoorlijk wat populariteit kosten. De Hongaarse vakbonden hebben voor komende week al demonstraties aangekondigd.
Aan de andere kant: de volgende verkiezingen zijn ver weg, en met een begrotingoverschot van zeven miljard kun je leuke dingen voor de mensen doen. En je kunt het nemen van vervelende maatregelen, zoals het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd, of het bezuinigen op het ambtenarenapparaat en het reorganiseren van de gezondheidszorg, of andere noodzakelijke besluiten, uitstellen tot de bodem van de schatkist weer in zicht komt. Wat, als de regering die maatregelen niet neemt, zonder enige twijfel een keer gebeurt. Ook Argentinië bleek uiteindelijk niet uit de problemen te zijn.
Maar als deze goocheltruc met geld wel goed uitpakt, kan premier Orbán er over 3,5 jaar mee pronken Hongarije uit de financiële problemen te hebben geholpen. Tegen die tijd zijn de mensen mogelijk weer vergeten dat ze die oplossing uit eigen spaarpot hebben betaald. Want dat is het mooie van pensioenpremies: alleen degenen die dicht bij hun pensioen staan, realiseren zich dat het echt om hun geld gaat. En die mensen zullen hun pensioen voorlopig wel krijgen.
Voor dertigers, die straks echt met de problemen van de vergrijzing te maken krijgen, is het pensioen nog zo ver weg dat het toch vooral om virtuele centjes gaat. Het is een gok, maar zolang mensen de komende weken niet massaal de straat opgaan om te protesteren, is er een behoorlijke kans dat Orbán met deze goocheltruc wegkomt.

maandag 22 november 2010

KOLONTÁR, EEN VERVOLGVERHAAL, 3. EEN NIEUW HUIS

János Fuchs (55) en zijn vrouw Magdi (53) verloren bij de modderramp in oktober bij een aluminiumfabriek bij het Hongaarse Kolontár hun bejaarde moeder, hun huis en hun meeste bezittingen. De regering heeft hen en hun dorpsgenoten nieuwe huizen beloofd. Deel drie van een vervolgverhaal.

Afgelopen week kwam er duidelijk schot in de belofte dat iedereen voor de lente een nieuw huis zou hebben. János en Magdi kregen papieren om te ondertekenen in verband met de nieuwbouw. En ze kregen meteen antwoord op de vraag die Magdi al langer bezighield: “Ze zeiden eerst dat iedereen net zo’n groot huis terugkreeg als hij kwijt was. Maar dat blijkt dus niet zo te zijn. De nieuwe huizen zijn maximaal 100 vierkante meter. Ons oude huis was 150 vierkante meter.”
Ze vindt het raar dat hun oude huis op 15 miljoen forint (54000 euro) is geschat, terwijl het nieuwe, kleinere huis zo’n 20 miljoen forint gaat kosten. Dat wordt betaald door de staat.  “Maar die verhaalt de kosten op de eigenaar van de dam, het aluminiumbedrijf MAL,” zegt Magdi.
De nieuwe huizen lijken volgens haar nog het meest op de traditionele, simpele, langwerpige boerenwoningen die je overal in het land ziet, maar ze zijn wel allemaal voorzien van ‘volledig comfort’: centrale verwarming, ook voor degenen die tot nu toe op hout stookten. Als ze akkoord gaan, worden ze eigenaar, maar ze mogen het pand tien jaar lang niet verkopen.
Niet alleen het kleinere huis zit haar dwars. “Ze zijn de straten al aan het opmeten, maar het is totaal onduidelijk, hoeveel grond er bij het nieuwe huis zit. We hadden een tuin van ruim 1000 vierkante meter en een ander stuk grond van haast 900 vierkante meter. Of we dat terugkrijgen, weten we niet,” zegt ze. Eigenlijk hadden ze hadden vorige week al moeten ondertekenen, maar dat hebben ze uiteindelijk niet gedaan. “Er is zoveel onduidelijkheid dat we eerst beter willen weten waar we aan toe zijn.”
János en Magdi maken een sterke indruk. “We zijn altijd op zoek naar mogelijkheden om ons leven te verbeteren,” zegt Magdi. Maar de constante onzekerheid over hun toekomst grijpt hen zichtbaar aan. Voor János is dit de tweede zware klap in een paar jaar. “Hij heeft tongkanker gehad, bij een operatie is een spier uit zijn been in zijn mond gezet en hij slikt nog steeds medicijnen,” zegt Magdi. János praat moeizaam, als er buitenstaanders bij zijn, moet zij vaak zijn tolk zijn. Hij heeft als bulldozerbestuurder meegewerkt aan de bouw van de doorgebroken dam. Nu is hij officieel invalide. Zijn land is zijn levensonderhoud.
Direct na de ramp hebben de slachtoffers een gezamenlijke advocaat in de arm genomen. Maar van die groep is weinig meer over. “De meesten hebben getekend en zien daarmee af van verdere schadevergoeding, dus dan heeft een advocaat weinig zin meer. Alleen mensen met een groter huis aarzelen nog. Maar we hebben geen idee wat er gebeurt als we niet ondertekenen. Je kunt wel een proces beginnen, maar dat duurt jaren. Voorlopig vertrouw ik er maar op dat het goed komt. Per slot van rekening heeft premier Viktor Orbán beloofd dat we allemaal zo geholpen zouden worden dat het zou zijn alsof de ramp nooit had plaatsgevonden.”


dinsdag 16 november 2010

DAG GRONDWET

De Hongaarse regering komt ernstig geld tekort. Dat kun je op twee manieren oplossen: door minder uit te geven, of door meer geld binnen te halen. Aan minder uitgeven doet deze regering liever niet. Dat maakt je niet populair bij de kiezer. Sterker nog, af en toe wordt er zelfs meer geld uitgegeven. Afgelopen week werd bijvoorbeeld besloten dat vrouwen in toekomst na veertig jaar werken met pensioen kunnen. De jaren die ze niet gewerkt hebben, omdat ze kinderen moesten verzorgen, tellen daarin mee.
Heel wat vrouwen kunnen in toekomst dus voor hun zestigste met pensioen. Zo was het onder het socialisme ook, maar in een land dat geld tekort komt en bovendien snel aan het vergrijzen is, misschien niet het beste idee. De vorige regering wilde de pensioengerechtigde leeftijd dan ook langzaam optrekken naar 65 jaar. Niet populair, maar iemand moet dat pensioen betalen.
Waar haal je dat geld vandaan? Van de rijken, natuurlijk! Dat klinkt goed naar de Fidesz-aanhang, die heel gevoelig is voor argumenten tegen de multinationals die het land leegroven. De eerste maatregel was een extra crisisbelasting voor banken, gevolgd door (vooral buitenlandse) grootwinkelbedrijven, energiebedrijven de telecommunicatiebedrijven. Dat klonk veel mensen als muziek in de oren. Dat al die bedrijven voor consumenten werken en zo'n belastingverhoging uiteindelijk doorberekenen in hun prijzen, ontgaat velen blijkbaar.
Een tweede bron van inkomsten bleken de gouden handdrukken die ambtenaren, staatsfunctionarissen en vertrekkende ministers krijgen. Iedereen die meer dan drie en een half  miljoen forint (zo'n 12700 euro) kreeg, moet daar nu 98 procent belasting over betalen, een maatregel die geldig was met terugwerkende kracht over de afgelopen vijf jaar.
Niet geheel toevallig treft dat vooral socialistische bewindslieden en ambtenaren die onder de socialistische regering werkten. Maar niet alleen: gisteren bleek in het parlement dat ook Karoly Szász, gewezen voorzitter van de Hongaarse financiële toezichthouder PSzÁF, door de draconische belastingmaatregel geraakt werd. Nu was Szász door de vorige regering Orbán benoemd, en het was zeker niet de bedoeling hem te beroven van de 131 miljoen forint (een kleine 480.000 euro) die hij bij zijn vertrek had gekregen. Maar dat probleem bleek oplosbaar: met een speciale Lex Szász is zijn gouden handdruk door de Fidesz-fractie gered.
En dan waren er nog de deelnemers aan private pensioenfondsen, die plots te horen hebben gekregen dat de staat de komende veertien maanden hun pensioenpremie 'leent' om gaten in de begroting te dichten. Dat kan zonder problemen, want die premie wordt via de belastingdienst aan de pensioenfondsen betaald. Dat geld zullen ze ooit terugkrijgen, is de deelnemers beloofd. Maar intussen wordt er ook over gespeculeerd dat die private pensioenfondsen helemaal gaan verdwijnen, en dan kunnen mensen naar hun geld fluiten.
Het Hongaarse Grondwettelijke Hof had zich een paar weken geleden gebogen over de belastingmaatregel van 98 procent, die er toen overigens nog wat anders uitzag, en gezegd dat die ongrondwettelijk was. In de meeste landen zou de regering zijn voorstellen vervolgens aanpassen om ze alsnog grondwettelijk te maken. Het Hongaarse Constitutionele Hof had zelfs mogelijkheden aangegeven om dat te doen.
Maar het leek regeringspartij Fidesz simpeler om het grondwettelijke hof aan te passen. Waarom zou je de grondwet en een aantal rechters laten beperken wat je kunt doen, als je een tweederde meerderheid hebt?  De redenering van de partij is simpel: we hebben dat geld nu eenmaal nodig. En om te voorkomen dat de rechters ons ooit nog een keer op de vingers tikken, beperken we hun bevoegdheden en mogen ze in toekomst niet meer oordelen over maatregelen die met belastingen of begroting te maken hebben.
Er stak een storm van protest op tegen dat voornemen, en niet van de minsten. Oud-president László Solyóm, zelf ooit voorzitter van het Grondwettelijk Hof, en een hele reeks constitutionele rechters en juristen waarschuwden dat dit voornemen de Hongaarse rechtsstaat ondergraaft, of zelfs het einde van de rechtstaat betekent.
Die kritiek wordt door Fidesz daarmee weggewoven dat de kiezers toch duidelijk kenbaar hebben gemaakt politieke verandering te willen. Alleen is die kiezer tijdens de verkiezingscampagne nooit verteld hoe Fidesz tegen de grondwet aankeek: als iets dat je naar believen aanpast als je dat zo uitkomt. Nu zijn het belastingen, en morgen iets anders. In de afgelopen paar maanden heeft de partij de grondwet al acht keer aangepast.
Vanochtend stemde het parlement over de wetswijzigingen en het zal niet verbazen dat die er zonder problemen doorheen. Helemaal vertrouwen dat alle eigen afgevaardigden netjes in de pas zouden lopen, deed de partij overigens niet. Daarom was er sprake van een hoofdelijke stemming. Dan moet je sterk in je schoenen staan om nee te stemmen als er ja van je verwacht wordt.

zaterdag 13 november 2010

KOLONTÁR, EEN VERVOLGVERHAAL. 2. HUURWONING


János Fuchs (55) en zijn vrouw Magdi (53) verloren bij de modderramp in oktober bij een aluminiumfabriek bij het Hongaarse Kolontár hun bejaarde moeder, hun huis en hun meeste bezittingen. De regering heeft hen en hun dorpsgenoten nieuwe huizen beloofd. Een vervolgverhaal

Hun huis was weliswaar niet ingestort onder de moddergolf, maar het stond voor János en Magdi meteen vast dat ze er niet zouden terugkeren. Alles op de benedenverdieping was vernield of met bijtende modder besmeurd en moest worden weggegooid. De tuin was een ravage, niet alleen vanwege de dikke laag slijk, maar ook omdat reddingswerkers zonder pardon alles plat bulldozerden om hun werk makkelijker te kunnen doen. Struiken, bloemen, fruitbomen: ze zijn genadeloos opgeruimd. Rond de huizen rest niet meer dan een kale woestenij.
“Het was een mooi huis,” zegt Magdi, groot en comfortabel. “We hadden twee verdiepingen, een grote woonkamer, vier slaapkamers, twee badkamers, centrale verwarming.”  Ze hebben er jaren hard voor gewerkt, maar wie wil leven in een huis waarvan de tuin vergiftigd is? “We hadden geen verzekering, maar dat had in dit geval ook weinig zin gehad. De verzekeringen betalen weinig of zelfs helemaal niets uit.”
Ze vermijdt haar oude straat, ook al omdat verderop het huis van haar moeder staat. “Daar kan ik niet langslopen zonder er aan te denken hoe ze in de modder is verdronken,” zegt ze. Beide huizen staan net als alle andere panden die door de modderstroom getroffen werden op de nominatie om gesloopt te worden.
Een deel van de huizen, dichter bij de modderdam, is een week na de ramp in oktober al neergehaald om ruimte te maken over een extra dijk rond het reservoir. Een paar dagen na de eerste dambreuk bleek uit onderzoek dat er meer scheuren in de dijk zitten. Na iedere regenbui komen er berichten dat die scheuren weer wat breder zijn geworden. De schaduw van een nieuw ongeluk blijft over het dorp hangen. “Je moet maar hopen dat deze nieuwe dijk wel sterk genoeg is,” zegt Magdi wat gelaten.
Al in de eerste week na de ramp gingen ze op zoek naar vervangende woonruimte. “De eerste dagen hebben we bij mijn zwager gelogeerd, die in een stuk van het dorp woont dat niet getroffen is. Later boden vrienden ons woonruimte aan. Wat hun betrof mochten we zo lang blijven als we wilden. Daar waren we heel dankbaar voor, maar we wilden er niet al te lang gebruik van maken, want het was toch een grote belasting voor hen, en het was wel duidelijk dat het langere tijd zou gaan duren,” zegt Magdi.
In ieder Hongaars dorp staan huizen leeg en ze vonden dan ook al snel een huisje waarvan de eigenaar kort daarvoor was overleden. Zijn kinderen wonen elders en wisten eigenlijk toch niet weten wat ze ermee aanmoeten. Zeker nu niet: huizen in Kolontár zijn momenteel onverkoopbaar.
Het huurhuisje is ouder en aanzienlijk minder comfortabel dan het huis dat János en Magdi zijn kwijtgeraakt. De vroegere bewoner, een alleenstaande oude man, had nooit iets vernieuwd. Toen ze erin trokken, stond er niet eens een kachel. Inmiddels zijn er houtkachels geplaatst en is de houtvoorraad in de tuin aangevuld. “En dat was hoog tijd”, zegt Magdi, “Want het heeft al meerdere nachten gevroren en ’s winters kan het hier heel koud zijn.”


vrijdag 5 november 2010

KOLONTAR, EEN VERVOLGVERHAAL

Zodra János Fuchs en zijn vrouw Magdi parkeren, weet je waar ze vandaan komen.
Hun vuilrode auto heeft de kleur van Kolontár. Alles is vuilrood in Kolontár, een van de
twee Hongaarse dorpen die een maand geleden overspoeld werden door een roodbruine
moddergolf uit de slibopslag van een aluminiumfabriek. “Het ziet er nu erger uit dan toen,”
zegt Magdi, “De machines die de troep opruimen, verspreiden de modder overal.”
Ze is in de rouw en in het zwart gekleed. We ontmoeten elkaar in het naburige Ajka, want
sinds ruim drie weken mogen buitenstaanders Kolontár niet in. Alle vervuilde grond wordt
afgegraven en de autoriteiten zeggen dat ze ongelukken bij de opruimwerkzaamheden willen
voorkomen.
Magdi en János vinden het ergens wel best. Toen het dorp afgelopen weekend even open was,
barstte het meteen van de ramptoeristen. Maar dat zelfs vrienden en familie niet langs kunnen
komen, is bitter, want die steun kunnen ze goed gebruiken.
Hun huis, tien hectare land, twee schapen met lammeren, twee honden en twee katten werden
overspoeld door de vloed. Een derde kat redde zich in een boom, maar is nog steeds van
slag. “Hij laat zich nauwelijks aanhalen,” zegt Magdi. De auto is geleend van een bevriende
autohandelaar. Hun eigen auto werd drie kilometer door de modder meegesleurd.
Niet dat dat in de eerste dagen haar grootste verdriet was. Ze zat in de trein, om weg naar
huis van een bezoek aan haar dochter in Boedapest, toen János telefoneerde dat de dam
was gebroken. Ze belde onmiddellijk haar moeder, die in het getroffen gebied woonde. Ze
kreeg geen gehoor. De ziekelijke 81-jarige werd uiteindelijk 600 meter van haar huis dood
teruggevonden. “Ik denk dat ze naar buiten is gegaan, omdat haar honden zijn gaan blaffen,”
zegt Magdi. Ze was een van de acht doden in het achthonderd zielen tellende dorp.
Deze week was extra zwaar. Haar moeder zou afgelopen week 82 zijn geworden en op 1
november, Allerheiligen, bezoeken Hongaren traditioneel de graven van hun geliefden. Beide
dagen hebben ze goeddeels op het kerkhof doorgebracht.
János en Magdi zijn niet helemaal alles kwijt. Hun bovenverdieping bleef gespaard en met
hulp van familie en vrienden konden ze alle spullen daarvandaan redden. Ze begonnen net een
beetje over hun toekomst na te denken, toen er op zaterdag, vijf dagen na de dambreuk, om
half vijf ’s ochtends op de deur werd gebonsd. Er dreigde een nieuwe dambreuk dreigde en
de autoriteiten gaven iedereen tot acht uur om te pakken en het dorp te verlaten.
De paniek was enorm. “We propten in de auto wat we konden, en vertrokken, zonder te weten
hoe verder. Twee dagen later mochten we terug. Achteraf bleek het dorp ontruimd te zijn
zodat er niemand in de weg zou lopen terwijl ze bezigwaren met de bouw van een extra dijk,”
zegt Magdi. Een dijk die er wat haar betreft al veel eerder had moeten komen. “Ik heb me
nooit veilig gevoeld met die slibopslag zo dichtbij. Maar wie luistert er naar de kleine man?”
Ondanks alles zijn ze van plan in Kolontár te blijven. De regering heeft nieuw huizen beloofd
en het dorp is hun leven: “János is hier geboren, ik heb hier bijna mijn hele leven gewoond,
we hebben hier onze familie, onze vrienden. Het was een heel mooi dorp. En dat wordt het
ook weer, als dit allemaal voorbij is.”

Wordt vervolgd.

zaterdag 30 oktober 2010

REVOLUTIE

Een moderne, centrum-rechtse regering. Zo afficheerde de Hongaarse premier Viktor Orbán zijn kabinet direct na zijn aantreden in mei. De premier, die tijdens de verkiezingscampagne zijn kaken stevig op elkaar had gehouden over de plannen van zijn partij, beloofde snelle veranderingen. De Hongaarse kiezer had in het stemhokje voor een revolutie gezorgd, en hij zou die revolutie waarmaken.
Niemand, Orbán zeker niet, had de kiezers verteld dat een stem op zijn partij een stem op een revolutionaire omwenteling zou betekenen. Laat staan dat iemand de kiezers had verteld zou die revolutie er dan zou uitzien. Er gingen wel geruchten dat de Fidesz bij een tweederde meerderheid een nieuwe grondwet zou willen invoeren, maar dat werd in Fidesz-kringen even hard ontkend.
Inmiddels is duidelijk wat Orbán met een revolutie bedoelt: een systeem waarin zijn partij het voor het zeggen heeft, en de oppositie zo min mogelijk in de melk te brokkelen krijgt. Een formele democratie, waarin Fidesz voor zichzelf garandeert dat alle wetgeving die de partij bedenkt, zonder enige tegenstand kan worden ingevoerd. Met een tweederde meerderheid in het parlement heeft de regering ruime mogelijkheden om wetten aan te passen aan haar wensen. Als de grondwet per ongeluk in de weg staat, wordt die simpelweg veranderd.
Een paar dagen geleden keurde het grondwettelijk hof een belastingwet af, die erin voorzag dat mensen die bij ontslag een gouden handdruk van meer dan twee miljoen forint krijgen, daarover 98 procent belasting moeten betalen. De reactie van Fidesz kwam diezelfde middag: als het hof zich aanmatigt om wetgeving ongrondwettelijk te verklaren, passen we de grondwet toch even aan en ontnemen we het hof ieder recht om over een belasting- of begrotingsmaatregel van de regering te oordelen. En als we volgend jaar een nieuwe grondwet maken, zorgen we ervoor dat niemand nog lastig kan doen wanneer we als parlement een wet aannemen, want het parlement is het volk en moet de hoogste bevoegdheid hebben.

Sindsdien staat Hongarije op zijn kop. Een gewezen rechter van het constitutionele hof wees erop dat de opvatting dat niemand het parlement moet kunnen corrigeren, stamt uit de tijden van Stalin. De voormalige president László Solyom stapte naar zijn opvolger Pál Schmitt om zijn zorg uit te spreken over ontwikkelingen die volgens hem de fundamenten van de rechtsstaat bedreigen. Schmitt, die bij zijn aantreden al zei deze regering geen blad in de weg te zullen leggen, meent overigens nog steeds dat er geen enkele reden tot bezorgdheid is.
Maar zelfs Fidesz welgezinde media als de Magyar Nemzet moesten even slikken. De krant citeerde uitgebreid de reactie van de oppositie en had het in een hoofdredactioneel commentaar over de moeizaamheid van de democratie en over een "ongelukkige reactie" van de regeringspartij. Ook binnen Fidesz zelf schijnt niet iedereen blij met dit soort uitspraken te zijn en de kleine coalitiepartner KDNP aarzelt ook wat te doen met deze kwestie.
De vraag is natuurlijk waar dat sputterende verzet uiteindelijk op uitdraait. Nog kan het tij keren. De nieuwe grondwet is nog niet aangenomen, het grondwettelijk hof is nog niet in zijn macht beknot. De tweederde meerderheid van de regering is aan de ene kant riant, maar uiteindelijk hoeven in de 263 man sterke fractie maar zes of zeven mensen nee zeggen, en die tweederde meerderheid is verdwenen.
Dat vereist moed, want Fidesz heeft ook intern geen democratische traditie. Critici werden in het verleden altijd direct afgestraft, zoals László Mádi, die eind januari als verkiezingskandidaat werd gewipt omdat hij de euvele moed had om heel voorzichtig te zeggen dat een onroerend goed belasting ooit, in de verre toekomst, misschien wel onvermijdelijk was. Maar misschien herinnert zich een enkeling nog op tijd, dat revoluties zelden goed uitpakken en dat evolutie en overleg weliswaar langzamer gaan, maar toch de voorkeur verdienen.

maandag 25 oktober 2010

RANCUNE

Dat Tamás Meggyes, sinds begin deze maand oud-burgemeester van Esztergom, een rancuneus man is, wisten ze in dat stadje al langer. Als burgemeester ontsloeg hij een paar jaar geleden een ambtenaar, nadat haar man als journalist van een streekkrant een kritisch stuk over hem had geschreven. Datzelfde lot trof de gemeentesecretaris die weigerde zijn handtekening te zetten onder een groot investeringsplan dat de diep in de schulden zittende gemeente zich helemaal niet kon veroorloven.
De rechter bepaalde dat het ontslag van de gemeentesecretaris onterecht was, maar de burgmeester lapte dat oordeel aan zijn laars en benoemde een nieuwe, hem welgezinde secretaris. De oude gemeentesecretaris bleef zijn salaris krijgen, maar handtekeningen mocht hij niet meer zetten.
Maar kritiek bleef Meggyes achtervolgen, en in februari dit jaar besloot de burgemeester dat gemeenteraadsleden in toekomst geen recht meer hadden om vragen te stellen. Trouwens, hij trok zich de kritiek dat hij teveel uitgaf, wel degelijk aan. Om te bezuinigen werd de verlichting van de Dom, de grote toeristische attractie van de stad, uitgedraaid.
Wel klinkt iedere dag in Esztergom het volkslied van Transsylvanië ter herinnering aan het verdrag van Trianon en de gebieden die Hongarije aan het einde van de Eerste Wereldoorlog verloor, maar wat kost dat nou? Weliswaar besteedde de gemeente geld aan de aanleg van een fraai vis- en bootmeertje, dat toevallig pal voor de deur van de burgemeester werd aangelegd, maar daar tegenover staat dat Esztergom niets hoeft uit te geven aan onderwijs. Meggyes heeft alle scholen namelijk aan de kerk gegeven en ouders die kun kind  naar een openbare school willen sturen, hebben geen andere keuze dan naar een andere gemeente gaan.
Echt de ideale volksvertegenwoordiger, dus. Zelfs binnen zijn partij, de huidige regeringspartij Fidesz, keken sommigen verbaasd op toen hij afgelopen voorjaar kandidaat werd gesteld voor de parlementsverkiezingen, maar gezien de daverende overwinning van Fidesz kon een zetel (en daarmee parlementaire onschendbaarheid) hem niet ontgaan en is hij nu dus parlementariër.


vrijdag 22 oktober 2010

AFVALPROBLEEM

Slibdam in Bulgarije
Slordig, typisch Centraal-Europa, ze zullen zich wel niet aan de EU-regels gehouden hebben. Dat waren veelal de reacties na het recente ongeluk met rood afvalslib van een aluminiumverwerkend bedrijf bij het Hongaarse stadje Ajka weer eens duidelijk. En inderdaad, er zijn aanwijzingen dat het bedrijf zich niet aan de veiligheidsvoorschriften hield, en Hongaarse milieugroepen eisen een betere controle op industrieel slibafval. Maar daarmee is het laatste woord niet gezegd. Europa telt talloze bergen en dammen met mijnbouw- en industrieafval. Sommige zijn gevaarlijker dan andere. Zijn er eigenlijk wel veiligheidsnormen die dit soort ongelukken kunnen voorkomen?
De moderne mens is afhankelijk van mineralen, en mineralen komen uit de grond. Zonder mijnbouw zou onze samenleving niet bestaan, maar gelijktijdig is er is geen menselijke activiteit te bedenken die zoveel afval produceert en zo'n invloed heeft op zijn omgeving als juist deze sector. In 2004, toen Hongarije en negen andere landen lid werden van de EU, kwam het Joint Research Centre, een onderzoekscentrum van de Europese Commissie, met een rapport over de milieugevolgen van de mijnbouw in de tien nieuwe EU-lidstaten. Dat rapport concludeerde dat 29 procent van het afval in de vijftien oude EU-landen uit de mijnbouw en de ertsverwerkende industrie afkomstig was. In de nieuwe lidstaten was dat cijfer nog veel hoger. Het afval uit andere industriële sectoren valt daarbij volkomen in het niet. 
Een echte inventarisatie van alle potentiële risicoplaatsen in Europa bestaat er eigenlijk niet. Maar zowel langs de Elbe als langs de Donau is ooit onderzocht welke mijn- en indsutriële activiteiten in de regio een risico voor de rivier betekenden. De Internationale Commissie voor de Bescherming van de Donaurivier (ICPDR) maakte in 2001 en 2004 een inventarisatie van de potentieel gevaarlijke bedrijven in het stroomgebied van die rivier en kwam toen tot een lijst met 611 bedrijven. Eenderde daarvan waren industriële bedrijven in Duitsland, en een kwart mijnslibopslag in Roemenië. De gebarsten Hongaarse dam gold als minder gevaarlijk, omdat hij vrij ver van de Donau af ligt. Overigens werd bij de inventarisatie niet gekeken naar de voorzorgsmaatregelen die bedrijven al hadden genomen.Ook werd niet gekeken naar het risico dat een bedrijf voor het milieu in het algemeen betekende.


zondag 17 oktober 2010

KOREAANS

In de hal van de metrohalte Nyugatistation in Boedapest pakt dominee Shin Seong Hak zijn elektrische orgel uit. Met zijn vrouw achter het toetsenbord zet hij een psalm in. Een lange rij daklozen kijkt geduldig toe. Voor velen van hen is het metrostation ‘thuis’. Iedere dinsdag- en vrijdagmiddag is de Zuid-Koreaanse missionaris hun garantie voor een warme avondmaaltijd, als hij na zijn muzikale optreden en zijn preek brood en soep verdeelt.
Niemand in de hal kan het optreden van de Zuid-Koreaan in zijn onberispelijke pak ontgaan. Zijn galmende stem weet het geroezemoes in de hal zonder problemen te overstemmen. Twintig jaar geleden studeerde hij zang aan het conservatorium in Wenen. Zo’n vooropleiding verloochent zich niet.
Operazanger wilde hij worden, tegen de wens van zijn gereformeerde moeder in, die haar oudste zoon bij zijn geboorte aan God had beloofd. Zij wilde dat hij naar het seminarium zou gaan. “Maar in de tiende klas realiseerde ik me hoe zwaar het werk van een geestelijke is. Ik beloofde God dat ik hem op andere wijze zou dienen als hij me zou helpen om operazanger te worden.”


zaterdag 9 oktober 2010

RODE TSUNAMI

De rode modder kwam niet helemaal onverwacht voor Teri néni en haar buren. Iemand had van Kolontár naar Devecser gebeld om te zeggen dat een opslagbassin met rood afvalslib van de aluminiumfabriek in Ajka was doorgebroken. De buurman was op de fiets gestapt om het te gaan bekijken en ook haar oude buurvrouw was nieuwsgierig de straat op gegaan. Ze had het raam open laten staan. Wist zij veel.
Teri néni was thuis en zag de modder uit het raam aankomen. Zo snel als een tsunami. De buurvrouw was naar binnen gehold, zo snel haar oude benen haar konden dragen. Bij Teri néni was de modder door het gat van de gevelkachel naar binnen gedrongen. Binnen luttele seconden was haar huis omringd door een zee van rode, bijtende modder. Maar ze had nog geluk: haar huis is wat hoger en vorig jaar hadden ze bovendien de zolder tot slaapruimte laten verbouwen. De zoldertrap bood een veilige toevlucht.
Anderen waren minder gelukkig. De lagere oudere huizen in de buurt vulden zich haast tot deurposthoogte met modder. Dat er niet uiteindelijk niet meer dan zeven doden zijn gevallen, mag een wonder heten. De lager gelegen straten van Devecser maken de indruk van een oorlogszone. Alles, muren, auto's, struiken en kippenhokken, is bedekt met rood slijm. Voor de huizen liggen grote stapels meubels.
Met waterslangen en hoge druk spuiten proberen mensen te redden wat er te redden valt. Soldaten, brandweermannen en vrijwilligers uit heel Hongarije staan in rubberlaarzen, mondkapjes en beschermende kleding de modder weg te scheppen en de onbruikbare huisraad in witte zakken te stoppen. De bescherming is niet voor niets. Bij de huisarts van Devecser zit een man bij wie de rode modder de rubberlaarzen is ingelopen toen hij zijn kelder in stapte. Zijn benen zijn tot laarshoogte verbrand door het looghoudende slib.
Nergens blaft een hond, scharrelt kip of soest een kat in de zon: huisdieren waren over het algemeen nog minder gelukkig dan hun bazen. De schoonmaakwerkzaamheden hebben iets desperaats. De rode troep moet weg, dat is zeker. Maar iedereen heeft het gevoel dat de buurt eigenlijk dood is. Niemand wil terug naar een huis dat potentieel opnieuw in de gevarenzone ligt, of naar een tuin waarvan onduidelijk is wat voor troep er in de grond zit. In het naburige Kolontár praat de bevolking er al over dat het hele dorp ergens anders opnieuw moet worden opgebouwd, in het grotere Devecser verwachten de bewoners van de ondergelopen huizen dat in ieder geval hun buurt verdwijnt.
Het is vooral de angst die overheerst: de angst voor een nieuwe vloedgolf, die nog eens versterkt wordt als het bericht komt dat de noordelijke dijk van het reservoir verder zou kunnen afbreken en Kolontár op last van de regering helemaal wordt ontruimd. En de angst voor de gevolgen op lange termijn. Niemand weet wat er precies in de rode modder zit. Geruststellende geluiden, eerst van het bedrijf, dan van Hongaarse wetenschappers, worden niet geloofd. Er doet het gerucht over radioactieve stoffen de ronde, Greenpeace verklaart dat er volgens hun hoge concentraties zware metalen in de modder zitten.


De tandarts in het lokale gezondheidscentrum behoort ook tot de slachtoffers. Het is een oudere vrouw, die haar hele bezit in de vloed ten onder zag gaan, behalve haar huis en haar tuin waar ze dol op was, nog twee auto's, waarvan een zo nieuw dat ze nog geen cascoverzekering had afgesloten. Ze zal opnieuw moeten beginnen, zegt ze, maar ze heeft geen idee waarvan. De verzekering is al langs geweest en heeft de schade op 2,5 miljoen forint, nog geen 10.000 euro, becijferd. Dat is genoeg om het huis op te knappen, maar niet om te verhuizen. "Ik weet echt niet hoe het verder moet, echt niet," zegt ze met tranen in haar ogen.

zaterdag 2 oktober 2010

ZIGEUNERKAMPEN


“Zigeuners die illegaal, zonder registratie, in Miskolc wonen en zich niet houden aan de Europese fatsoensregels, met zijn twintigen in een flat wonen, een varken in bad houden en hun buren molesteren, horen hier niet thuis.De echte misdadigers onder hen horen in de gevangenis, degenen die zich niet aan de gewone regels houden, zulln we onderbrengen in een bewaakt kamp met gecontroleerde toegang, waar psychologen en sociaal werkers zijn voor hun heropvoeding.”
On-democratisch of on-Europees? Marton Szegedi, namens de extreem-rechtse Jobbik kandidaat voor het burgemeesterschap in de Hongaarse industriestad Miskolc bij de verkiezingen morgen, vindt van niet. De wijze waarop andere Europese landen met zigeuners omgaan, sterkt hem in zijn opvattingen. “Italië heeft ook kampen ter bescherming van de openbare orde. En Frankrijk zet zigeuners uit.”
Achter Szegedi staat een groot zwart bord met daarop de namen van alle “onschuldige slachtoffers van zigeunercriminaliteit” in Hongarije. Het zijn er ruim zeventig sinds 1993. Als hij burgemeester wordt, komt er een echt monument, belooft hij tijdens een ad hoc persconferentie op straat. Die kans is overigens klein. Maar met zijn ‘zigeunercriminaliteit’ raakt Szegedi een gevoelige snaar. En met kritiek hoeft Europa niet bij hem aan te komen, nu Frankrijk massaal illegale Roma uitzet.
Miskolc heeft de laatste paar jaar een toestroom van arme zigeuners van het platteland te verwerken gekregen. Velen vestigden zich in Avas, een wijk met torenflats uit de socialistische tijd, waar ze voor niet al te veel geld flats konden kopen. Buren klagen over overbevolkte woningen waar soms twintig mensen wonen, over kleine criminaliteit, geluidsoverlast en over kinderen die het balkon als wc gebruiken.
Ook de zittende burgemeester, de socialist Sándor Káli, kan niet om dat probleem heen, al zoekt zijn partij wel andere oplossingen. De socialisten hameren op het belang van banen. Volgens de wet kan sociale steun aan werk worden gekoppeld, en dan gaat het niet alleen om het onderhoud van bloemperken. “Een gewezen verpleegster kan verpleegwerk doen en zo de kans krijgen haar beroep weer op te pakken,” zegt Gábor Veres, socialistisch kandidaat voor de gemeenteraad.
Maar Veres erkent dat werk niet persé een oplossing is bij geluidsoverlast van de buren. De gemeente Miskolc heeft in de afgelopen jaren al een aantal van de meest problematische gezinnen uitgekocht en politieagenten in de vrijgekomen woningen ondergebracht. Dat heeft de problemen wel verminderd, maar waar die mensen blijven, is onduidelijk. Of eigenlijk niet helemaal.
“Mijn vader heeft een zomerhuisje buiten de stad, dat is door zigeuners gekraakt, net als de omringende huisjes. Niets aan te doen” zegt Veres schouderophalend. Als zoiets gebeurt, geeft hij toe, is het niet zo moeilijk om racist te worden. “Maar racisme is geen antwoord. Je kunt mensen niet over één kam scheren. Er zijn heel veel hardwerkende zigeuners die gewoon een net leven willen. Racisme maakt het voor hen ook alleen maar moeilijker.”
Jobbik-politicus Szegedi vindt zichzelf ook geen racist. Om dat te benadrukken, grijpt hij na zijn persconferentie enthousiast de hand van een donkere, beetje aangeschoten man die naar hem toekomt. Zsolt is het wel met Szegedi eens. “Ik ben straatwerker, daar schaam ik mij niet voor. Ik heb nog nooit gestolen,” blijft hij herhalen, terwijl de camera’s draaien.
Aanzienlijk minder toeschietelijk is Szegedi als een kleine, besnorde man hem even later op zachte, maar dringende toon vraagt waarom er niet ook een monument met positieve rolmodellen staat, bijvoorbeeld van zigeuners die de Kossuth-cultuurprijs hebben gewonnen. Szegedi blijft een antwoord schuldig.
Gyula Bari, zelf ook Roma, is ziedend, maar, bekent hij, heel bezorgd. “Het klimaat is er sinds door Jobbik niet prettiger op geworden en ik hou mijn hart vast als ze echt aan de macht zouden komen. Ik ben niet direct herkenbaar als zigeuner, en ik heb een goede opleiding en een baan, maar er ontstaat een sfeer waarin mensen straks helemaal geen zigeuners meer aan willen nemen. Voorstellen om mensen op te sluiten in een kamp, is dat echt het Europa van vandaag? Onopgevoed is het, onopgevoed.”

dinsdag 28 september 2010

GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN

Sportief. Leuke kop. Frisgewassen. Je kunt niet anders zeggen dan dat Tibor Pető op het eerste gezicht de ideale schoonzoon lijkt. Tweevoudig wereldkampioen roeien. Wat wil je nog meer? Nou ja, persoonlijk zou ik wel iets meer willen wat over wat hij denkt en vindt.
Behalve tweevoudig wereldkampioen is Pető namelijk ook kandidaat voor het burgemeesterschap van Vác bij de gemeenteraadsverkiezingen volgende week. Hij staat kandidaat voor de conservatieve regeringspartij Fidesz, maar het enige dat ik over hem weet, is dat hij schoon water in het glas wil gieten. Dat staat op al zijn posters, en meer ook niet. Persoonlijk vind ik dat wat weinig vind om iemand op te beoordelen.
Hij heeft een website, maar echt veel wijzer word je daar ook niet. Hij is getrouwd en studeert sinds vorig jaar sportmanagement. Vác gaat hem natuurlijk ter harte, en hij is er uiteraard heel erg voor dat de stad economisch wordt ontwikkeld, dat er arbeidsplaatsen komen, de stedelijke financiën op orde zijn, en meer van dat soort dingen. Dat geldt trouwens voor alle burgemeesterskandidaten. Waarschijnlijk niet alleen in Vác.
Alle opiniepeilingen wijzen, net als in het voorjaar, weer op een klinkende overwinning van Fidesz. Ook Budapest, de afgelopen twee decennia een bolwerk van links en liberaal, krijgt in de komende jaren waarschijnlijk een Fidesz-burgemeester.
Maar Tibor Pető is een van de weinige kandidaten voor wie de race niet helemaal gelopen schijnt te zijn, wat natuurlijk wel toepasselijk is voor een wedstrijdroeier. De lantarenpalen in Vác zijn inmiddels langzamerhand bedolven onder de plakkaten van kandidaten voor het burgemeesterschap, en op de huidige socialistische burgemeester na, die weer een gooi naar het ambt doet, zijn al die kandidaten ter rechter tot zeer rechter zijde te vinden.
Pető moet het niet alleen opnemen tegen de extreem rechtse Jobbik, maar ook tegen de overduidelijk niet erg progressieve 'Voor Vác', en tegen een lokale Jobbik-concurrent, de Hongaarse Republikeinse Partij, een plaatselijke partij die voor een restauratie van Groot-Hongarije pleit, tegen buitenlandse investeringen, en niet te vergeten voor een 'echte systeemwisseling die tot vandaag de dag nog niet heeft plaatsgevonden'. Ik begrijp daaruit dat ook de nieuwe Fidesz-regering uit verborgen communisten bestaat, maar goed. De voorzitter heeft 45 jaar in Amerika gewoond.
Maar de meest opmerkelijke concurrent van Pető is een eigen partijgenoot. Attilá Fördős is officieel weliswaar lid van de kleinste Hongaarse regeringspartij, de Christen-Democratische Volkspartij (KDNP). Maar iedereen weet dat die partij nooit het parlement gehaald zou hebben, als Fidesz haar niet onder de vleugels genomen zou hebben.
Van zo'n partij wordt brave volgzaamheid verwacht en dat Fördős zich kandidaat heeft gesteld voor het burgemeesterschap, met steun van de lokale bisschop nog wel, wordt dan ook niet gewaardeerd. Al weken geleden kregen alle burgers een pamfletje van Fidesz in de bus, met daarop in grote letters de verklaring dat 'geen van de regeringspartijen Fördős steunt".
Maar de lokale KDNP liet het daar niet bij zitten. Het portret van Fördős siert inmiddels menige lantarenpaal en de partij heeft zelfs een reuzenplakkaat laten maken, waarin zich hij omringd door partijgenoten voorstelt aan de kiezers. De reden voor die koppigheid? De KDNP vindt het maar niets dat Pető, die net een paar maanden politiek actief is, de burgemeestersnominatie toebedeeld heeft gekregen. Vooral niet, omdat Fidesz die positie eerder aan Fördős had toegezegd, die bij de verkiezingen vier jaar geleden met het nipte verschil van iets van 120 stemmen verloor van zijn socialistische tegenstander.
We moeten er geen politieke meningsverschillen achter zoeken, beklemtonen beide partijen, en dat zal ook wel niet. Het is eerder een waarschuwing aan de KDNP. Eerder heeft Fidesz samengewerkt met de Partij van Kleine Landeigenaren en met het Hongaars Democratisch Front (MDF), en geen van beide partijen hebben die samenwerking uiteindelijk overleefd, al heeft het MDF nog jaren op eigen houtje doorgemodderd. Als de KDNP niet braaf is, wordt de partij zo voor een ander ingeruild.

maandag 20 september 2010

SYNAGOGE

Toen rabbi Slomo Köves in januari een telefoontje kreeg of hij een synagoge wilde kopen, moest hij lachen. “Natuurlijk, synagogen kopen is mijn dagelijkse werk.” Maar het was geen grap, en de synagoge waar het om ging, was er niet zomaar een. De synagoge in Óbuda is de oudste van Boedapest, gebouwd in 1767. Pakweg een eeuw voor zich elders in de toekomstige Hongaarse hoofdstad stad Joden mochten vestigen, zorgde de bescherming van de verlichte graaf Zichy zorgde dat in het destijds zelfstandige Óbuda een bloeiende joodse gemeenschap kon ontstaan, met een eigen school en koosjere winkels. “Weinig symboliseert de wederopbloei van het joodse leven in Boedapest mooier dan dit gebouw dat weer nieuw leven ingeblazen krijgt,” zegt hij.
Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw was de synagoge staatsbezit. Tot voor kort was er een studio van de Hongaarse televisie in gevestigd. Begin september werd ze onder massale belangstelling opnieuw ingewijd, maar voordat het gebouw in volle glorie hersteld is, is er nog veel te doen. Decennialang verborg akoestische isolatiemateriaal duizenden kleine Davidsterren en andere ornamenten. Alleen de Thora-ark, versierd met een opmerkelijke voorstelling van een brandende Sinaï-berg, is inmiddels helemaal hersteld. De herstelwerkzaamheden worden gefinancierd uit donaties.
De synagoge ligt ver van de traditionele Joodse wijk, nog steeds het centrum van het Joodse leven in Boedapest. En dat is prima, zegt Köves, want de pakweg tachtig- tot honderdduizend Joden in Boedapest wonen verspreid over de hele stad. Een synagoge elders symboliseert de kracht van de joodse wederopbloei.
Köves behoort tot de Lubavichers, een beweging die wereldwijd Joden weer in contact te brengt met hun geloof en cultuur. “Orthodox, maar gebruiksvriendelijk,” zo omschrijft hij zichzelf.  Zelf leeft hij alle regels nauwgezet na, maar hij weet dat weinig Hongaarse joden dat voorbeeld volgen.
Boedapest mag verreweg de grootste joodse gemeenschap van Centraal-Europa hebben, maar de meesten zijn volkomen geassimileerd. In  de Joodse wijk is een restaurant dat op vrijdag sholent, een typische sabbatgerecht, serveert. Met varkenskluif erin, wel te verstaan.
Dat zoveel Joden de oorlog overleefden, komt omdat dat de echte vervolging in Hongarije pas op gang kwam toen de Duitsers in maart 1944 de macht overnamen. In luttele maanden werden op het platteland 400.000 mensen naar Auschwitz gestuurd. Maar het Sovjet-leger kon in januari 1945 voorkomen dat de laatste 94.000 inwoners van de twee getto’s in Boedapest hetzelfde lot trof.
Onder het communisme werd religie ontmoedigd, en hoewel in 1953 een koosjere bakkerij zijn deuren opende, verkozen de meeste Joden de assimilatie. Uit veiligheid, maar ook uit overtuiging. “Mijn grootouders waren gestaalde communisten. Mijn ouders hoorden pas rond hun veertiende over hun achtergrond,” zegt Köves. Zelf begon hij zich rond zijn twaalfde voor het geloof van zijn voorouders te interesseren, en op zijn dertiende, na zijn bar mitswa, ging hij in zijn eentje naar Israel.
Assimilatie ten spijt verdween het joodse leven nooit helemaal.  Er bleven een synagoge, een ritueel bad en een paar koosjere winkels functioneren. Mede dankzij de Lubavichers is de belangstelling voor het Jodendom sinds de val van het communisme zichtbaar toegenomen. Boedapest heeft tegenwoordig meerdere joodse lagere en middelbare scholen, een yeshiva (religieuze school), koosjere restaurants, joodse pruikenmakers en diverse synagogen. Ook onder seculiere Joden neemt voor de oude tradities toe en het Joods culturele festival aan het einde van de zomer is inmiddels een jaarlijkse traditie geworden.
Gelijktijdig kent Hongarije een hardnekkig, en volgens sommigen groeiend, antisemitisme. Maar Köves ziet dat niet zo somber. “In de twintig jaar dat ik als orthodoxe jood in Boedapest leef, heb ik minder problemen gehad dan in de twee jaar dat ik in Parijs heb gewoond. Ik wil niet zeggen dat het niet bestaat en extreem rechts maakt zich er zeker schuldig aan. Maar linkse partijen blazen het gevaar om propagandaredenen ook erg op. Daarnaast denk ik dat wijzelf de taak hebben ons open op te stellen, mensen te laten zien wat onze cultuur is. Er bestaat de neiging om in onze schulp te kruipen, maar onbekend maakt onbemind.”


zaterdag 11 september 2010

GRIEKSE MELOEN

De zomer is voor mij altijd echt begonnen als ik de watermeloenverkoper door het dorp hoor rijden. Zijn wagentje is van veraf hoorbaar dankzij een geluidsinstallatie waar al twintig jaar lang hetzelfde zeurderige "meloenen, ik rij met meloenen" uit klinkt.
Een watermeloen bij hem kopen is een heel ritueel, waarbij de vruchten een voor een worden beklopt om te luisteren of ze goed hol klinken. Hoe holler het geluid, hoe rijper. Volgens de verkoper zijn ze natuurlijk allemaal "honingzoet". Maar hij verwacht niet dat je hem op zijn woord gelooft: als je een exemplaar hebt uitgezocht, snijdt hij daar met een speciaal mes een grote rode kegel uit om te proeven. Als je hem niet zoet genoeg vindt, kun je van de koop afzien, al betwijfel ik of hij volgende keer nog voor je huis stopt als je hem een paar meloenen laat aansnijden zonder er een te kopen.
Watermeloenen horen bij de Hongaarse zomer. In het seizoen is de kans groot dat je gastvrouw een schaal vol meloenparten op tafel zet. Bij groentestallen langs de weg zie je overal grote bergen groene bollen liggen, die 's avonds met een zeiltje worden afgedekt. Kranten melden de situatie van de watermeloenoogst, net zoals ze melden hoe het graan ervoor staat. De meloenen  zijn zo typisch Hongaars dat het eigenlijk heel vreemd is dat ze görögdinnye, Griekse meloen, worden genoemd.
Ik vind een stukje watermeloen op zijn tijd best lekker, maar het grote nadeel aan watermeloenen wat mij betreft is dat ze zo groot zijn. Je koopt meteen vier kilo fruit, en zelfs als er een dikke schil af valt, blijft er een hoop meloen over. Ik ben niet de enige die daarmee worstelt, en om die reden verkopen ze bij ons op de markt dan ook geen hele, maar halve en kwart meloenen. Het ritueel van proeven is daarmee verloren gegaan, maar daar staat tegenover dat je kunt zien of je meloen goed rood, en dus rijp is.
Het jongetje voor ons op de markt had duidelijk net leren lezen, en met de ijver die kinderen op die leeftijd eigen is, las hij alle borden bij de groentestal op. Dat er bij hem thuis veel waarde werd gehecht aan het kopen van Hongaarse waar, was overduidelijk, want telkens meldde hij met grote tevredenheid als de tomaten, paprika's en bonen volgens het bordje uit Hongarije kwamen.
Toen kwam hij bij de meloenen. Verschrikt viel hij even stil. "Waarom komen die meloenen uit Griekenland, oma?" vroeg hij na enig nadenken. Haar uitleg dat ze nu eenmaal zo heten, bevredigde hem maar half. Griekse meloenen? Waarom noemden ze ze dan niet gewoon Hongaarse meloenen? De wereld is knap ingewikkeld als je een zevenjarig nationalistje bent.

vrijdag 3 september 2010

HAASTWERK

De afgelopen drie maanden heeft de nieuwe Hongaarse regering een vloedgolf van wetten over het land uitgestort. Het is niet bij te houden, ook niet voor de parlementariërs zelf: de meeste wetten worden ingediend door fractieleden van de regeringspartij Fidesz en binnen een week min of meer als hamerstuk er doorheen gejaagd, zodat de oppositie geen kans op inspraak heeft. Dat kun je je veroorloven als je een tweederde meerderheid hebt. En je bent meteen af van het gedonder dat maatschappelijke organisaties ook wat te zeggen hebben over je plannen.
Hoewel... het kan ook wel eens voordelen hebben om naar anderen te luisteren. Neem de veranderingen in de strafwetgeving. Fidesz kondigde al in de verkiezingscampagne aan dat het harder zou optreden tegen criminelen en ook kleinere criminaliteit zou gaan aanpakken. Het eerste waar een einde aan werd gemaakt, was de regel dat diefstallen onder de 20.000 forint (pakweg 80 euro) niet als misdrijf, maar als overtreding afgehandeld werden en feitelijk niet werden bestraft.
Verder nam de partij van de Amerikaanse staat Californië het three strikes out principe over. Wie drie keer voor een misdrijf, vooral als er geweld in het spel was, wordt veroordeeld, kan in toekomst op levenslang rekenen. Het is nogal een maatregel om zonder maatschappelijke discussie door te voeren, en Hongaarse rechters, die ook niet geraadpleegd waren, schijnen er niet zo gelukkig mee te zijn. Het zal de situatie in het toch al overbelaste Hongaarse gevangenissysteem ook niet makkelijker maken.
Maar onder kiezers is het ongetwijfeld populair. In Californië, waar kiezers er in 1994 over mochten stemmen, was 72 procent van de bevolking destijds vóór. En dus verdwenen er al mensen voor 25 jaar of meer in de gevangenis voor de diefstal van golfclubs of een paar videotapes. In Texas dreigde iemand levenslang te krijgen omdat hij weigerde 120 dollar terug te betalen, zijn loon voor de slechte reparatie van een airconditioning.
Ondanks dat soort overduidelijke onrechtvaardigheden is three strikes out in Amerika populair, al is er geen duidelijke aanwijzing dat het systeem enig effect heeft op de daling van de misdaad. Het wordt inmiddels in 24 staten toegepast. Ook Nieuw-Zeeland werkt aan een soortgelijke wet. Veel Hongaren zijn ervan overtuigd dat het met de criminaliteit in hun land volkomen uit de hand loopt, al valt het volgens de cijfers eigenlijk erg mee. Als je three strikes out in een referendum aan de Hongaarse kiezer zou voorleggen, is de kans groot dat die ja zegt.
Dat geldt mogelijk ook voor een andere nieuwe wet, die de mogelijkheden voor gevangenisstraf voor minderjarigen vergroot. Ook voor kleine overtredingen, zoals diefstallen van minder dan 20.000 forint, moeten rechters minderjarigen in toekomst een straf opleggen. Omdat Hongarije geen alternatieve straffen kent, heeft zo'n rechter maar twee opties: een boete of een gevangenisstraf van maximaal dertig dagen.
Het probleem, aldus András Kádár van het Hongaarse Helsinki-comité, is dat een andere wet bepaalt dat jongeren zonder eigen inkomen geen boete opgelegd kan worden. Dat betekent dat rechters er niet aan ontkomen hen tot opsluiting te veroordelen.
Dat zal veel mensen waarschijnlijk worst wezen, zolang het kansarme zigeunerjongeren in Oost-Hongarije betreft. Sterker, veel mensen - en de parlementariërs die de wet hebben aangenomen, met hen - zullen denken dat het die jongeren misschien eindelijk een lesje leert. Pas als de eerste scholier uit een nette wijk in Budapest die zijn handen niet van die dure aftershave kon afhouden, de gevangenis in verdwijnt, worden de consequenties van zo'n ondoordachte wet duidelijk.
Even ondoordacht was een heftig omstreden en inmiddels ingetrokken voorstel dat politici het recht gegeven zou hebben om iedere keer als er over hen in een krant werd geschreven, een weerwoord te eisen, zelfs als het artikel over hen feitelijk juist was. Dat weerwoord moest volgens dat voorstel bovendien op dezelfde plaats gepubliceerd worden als het oorspronkelijke artikel.
Het idee was uiteraard dat regeringspolitici op die manier een greep hielden wat oppositiekranten over hen schreven. Maar het werkt uiteraard ook omgekeerd: een aanval in een regeringskrant op een oppositielid levert een paar dagen later een fraai platform voor dat oppositielid om in die regeringskrant zijn standpunt uiteen te zetten.
Weinig doordacht lijkt ook de nieuwe belastingheffing van 98 procent over de afscheidsbonus die ambtenaren die ontslagen worden, krijgen. Het doel van de maatregel is duidelijk: de regering zet bij bosjes mensen op straat van wie ze weet, of denkt, dat ze de oppositie aanhangen of gewoon te zelfstandig denken. Dat kost geld, want de wet schrijft een compensatie voor. Maar als je een belasting van 98 procent invoert, gaat dat geld weer terug naar de staatskas, en kost het je geen cent.
De kiezer, overvoerd met krantenberichten over topambtenaren die met vette bonussen in hun zak opstappen, vindt het prachtig. Maar die heffing treft uiteraard niet alleen die topambtenaren over wie iedereen leest. Het treft bijvoorbeeld ook de onderwijzer die na dertig jaar ploeteren voor een - daar is iedereen het wel over eens - veel te laag salaris, met zijn pensioen een welverdiend bonus krijgt. Of kreeg, eigenlijk, want ook dat geld valt onder de nieuwe belastingmaatregel, al was dat vast niet de bedoeling.
Ondoordacht, haastig. Maar of zulke wetten terug worden gedraaid? Dat zou betekenen dat Fidesz moet erkennen dat de partij ondanks haar tweederde meerderheid niet perfect en alwetend is, en er is weinig dat erop wijst dat ze daartoe bereid is. Kritiek stoot op dovemansoren, en zo lang de kiezers er nog van overtuigd zijn dat de regering het goed doet, lijkt er weinig kans dat dat verandert.

zaterdag 28 augustus 2010

EENZAAM

Door haar min 20 glazen kijkt de vrouw me met betraande ogen aan. Ze heeft me net verteld over de dood van haar man. Voorzichtig informeer ik wanneer dat dan was. Ze zucht, en zegt:: "Dat durf ik niet te zeggen. Mijn dochter zegt vaak dat ik me er inmiddels overheen moet zetten." Twintig jaar geleden, bekent ze uiteindelijk, maar het voelt nog steeds alsof het gisteren was. "Hij was een echt maatje, we deden alles samen." De problemen met haar ogen stammen van na zijn dood. De schok, zegt ze.
Dan verontschuldigt ze zich dat ze me zo lang aan de praat houdt. Maar de eenzaamheid vliegt haar soms aan, en dan komen de vier muren op haar af. Gelukkig heeft ze een kat, maar verder... Vroeger woonde er verderop in de straat nog een andere bejaarde vrouw, daar maakte ze wel eens een praatje mee, maar die is overleden. Haar kinderen komen zelden thuis, begrijp ik, en horen doet ze ook niet veel van ze. Ach, zegt ze, ze begrijpt het wel, die maken beiden carrière en hebben het heel druk. Eentje ziet ze wel eens op tv. Dat maakt haar heel trots.
Eenzame bejaarden heb je natuurlijk ook in Nederland, maar ik kom ze in Hongarije wel erg vaak tegen. De familiebanden zijn hecht. Voor veel mensen is de familie een belangrijke reden om niet te verhuizen en menig gezin brengt iedere zondagmiddag door bij één of andere grootouder. Tibor, een goede vriend van ons vond het een paar jaar geleden, toen zijn moeder nog leefde, ondenkbaar dat hij niet iedere zondag bij oma op de lunch gingen. Een afspraak met vrienden was op zondagmiddag dan ook  ondenkbaar.
Maar lang niet iedereen vindt dat even leuk. Traditionele familieverhoudingen slijten, ook in Hongarije, vader wil naar zijn sportclub, kinderen blijven liever thuis achter hun computer, en bovendien, veel Hongaren hebben van oudsher maar één, hooguit twee kinderen. Als je sociale contacten op latere leeftijd alleen daarvan afhangen, kan het leven soms eenzaam worden.
In Nederland heb je een bloeiend verenigingsleven waar ouderen terecht kunnen, maar in Hongarije is dat nauwelijks ontwikkeld. Zeker in dorpen bestaat er, buiten de kerk, meestal bitter weinig. In de stad heb je wel bejaardenclubs, maar de deelname aan dat soort initiatieven is beperkt.
Een tijd geleden las ik over een project ergens in Nederland waar ze een soort huiskamers hadden, waar oudere mensen voor weinig geld een kopje koffie konden drinken, een kaartje leggen en een praatje maken. Het aardige was dat zich daar van alles uit ontwikkelde: een oud-elektricien hielp anderen met kleine elektrische problemen, iemand anders kookte af en toe voor medehuiskamergebruikers, weer een ander hielp tuinieren of gaf computerles. De huiskamer werd tot een contactpunt waar zich nieuwe vriendschappen ontwikkelden.
Toen ik het daar met Tibor over had, zei hij dat hij betwijfelde of zijn moeder ooit naar zoiets toegegaan zou zijn. "Ze zou zich geschaamd hebben," zei hij. Ze zou het, denkt hij, als een soort falen hebben gezien, als een erkenning dat ze eenzaam was, en dat het gezelschap van haar zoon één keer per week niet genoeg was.
De oude vrouw met haar dikke brillenglazen zegt dat ze maar weer eens doorloopt. Ze moet wat boodschappen doen. Bij het afscheid draait ze zich nog even om: "Als mijn kinderen het maar beter krijgen. Ik heb toch niet zoveel tijd meer." Leunend op haar stok verdwijnt ze weer in haar eigen, eenzame wereld.