vrijdag 5 november 2010

KOLONTAR, EEN VERVOLGVERHAAL

Zodra János Fuchs en zijn vrouw Magdi parkeren, weet je waar ze vandaan komen.
Hun vuilrode auto heeft de kleur van Kolontár. Alles is vuilrood in Kolontár, een van de
twee Hongaarse dorpen die een maand geleden overspoeld werden door een roodbruine
moddergolf uit de slibopslag van een aluminiumfabriek. “Het ziet er nu erger uit dan toen,”
zegt Magdi, “De machines die de troep opruimen, verspreiden de modder overal.”
Ze is in de rouw en in het zwart gekleed. We ontmoeten elkaar in het naburige Ajka, want
sinds ruim drie weken mogen buitenstaanders Kolontár niet in. Alle vervuilde grond wordt
afgegraven en de autoriteiten zeggen dat ze ongelukken bij de opruimwerkzaamheden willen
voorkomen.
Magdi en János vinden het ergens wel best. Toen het dorp afgelopen weekend even open was,
barstte het meteen van de ramptoeristen. Maar dat zelfs vrienden en familie niet langs kunnen
komen, is bitter, want die steun kunnen ze goed gebruiken.
Hun huis, tien hectare land, twee schapen met lammeren, twee honden en twee katten werden
overspoeld door de vloed. Een derde kat redde zich in een boom, maar is nog steeds van
slag. “Hij laat zich nauwelijks aanhalen,” zegt Magdi. De auto is geleend van een bevriende
autohandelaar. Hun eigen auto werd drie kilometer door de modder meegesleurd.
Niet dat dat in de eerste dagen haar grootste verdriet was. Ze zat in de trein, om weg naar
huis van een bezoek aan haar dochter in Boedapest, toen János telefoneerde dat de dam
was gebroken. Ze belde onmiddellijk haar moeder, die in het getroffen gebied woonde. Ze
kreeg geen gehoor. De ziekelijke 81-jarige werd uiteindelijk 600 meter van haar huis dood
teruggevonden. “Ik denk dat ze naar buiten is gegaan, omdat haar honden zijn gaan blaffen,”
zegt Magdi. Ze was een van de acht doden in het achthonderd zielen tellende dorp.
Deze week was extra zwaar. Haar moeder zou afgelopen week 82 zijn geworden en op 1
november, Allerheiligen, bezoeken Hongaren traditioneel de graven van hun geliefden. Beide
dagen hebben ze goeddeels op het kerkhof doorgebracht.
János en Magdi zijn niet helemaal alles kwijt. Hun bovenverdieping bleef gespaard en met
hulp van familie en vrienden konden ze alle spullen daarvandaan redden. Ze begonnen net een
beetje over hun toekomst na te denken, toen er op zaterdag, vijf dagen na de dambreuk, om
half vijf ’s ochtends op de deur werd gebonsd. Er dreigde een nieuwe dambreuk dreigde en
de autoriteiten gaven iedereen tot acht uur om te pakken en het dorp te verlaten.
De paniek was enorm. “We propten in de auto wat we konden, en vertrokken, zonder te weten
hoe verder. Twee dagen later mochten we terug. Achteraf bleek het dorp ontruimd te zijn
zodat er niemand in de weg zou lopen terwijl ze bezigwaren met de bouw van een extra dijk,”
zegt Magdi. Een dijk die er wat haar betreft al veel eerder had moeten komen. “Ik heb me
nooit veilig gevoeld met die slibopslag zo dichtbij. Maar wie luistert er naar de kleine man?”
Ondanks alles zijn ze van plan in Kolontár te blijven. De regering heeft nieuw huizen beloofd
en het dorp is hun leven: “János is hier geboren, ik heb hier bijna mijn hele leven gewoond,
we hebben hier onze familie, onze vrienden. Het was een heel mooi dorp. En dat wordt het
ook weer, als dit allemaal voorbij is.”

Wordt vervolgd.

Geen opmerkingen: