zaterdag 12 januari 2019

Voor Orbáns nieuwe kantoor mag niet worden gedemonstreerd

foto Runa Hellinga
Erewacht voor het Sándorpaleis, kantoor van de president,
waar Orbán eigenlijk naar toe had gewild
De Hongaarse premier Viktor Orbán vervulde dit nieuwe jaar een oude wens en verruilde zijn werkkamer in het parlement voor een nieuw kantoor op de burchtheuvel. Waar Mark Rutte het moet doen met een torentje niet ver van de Tweede Kamer, heeft Orbán nu een gerestaureerd klooster met riant uitzicht over de stad, ver van oppositieparlementariërs die hem per ongeluk aanschieten met vervelende vragen.
Orbán zit in toekomst niet alleen ver van lastige parlementariërs, maar ook van demonstrerend gepeupel. Volgens een nieuwe regeringsregeling die eind december werd gepubliceerd, mag bij zijn nieuwe kantoor of bij dat van de president dat er pal naast ligt, namelijk niet worden gedemonstreerd. Het wordt dus lekker rustig voor de deur, al zou inzet van de ME tegen demonstranten die dat verbod spontaan negeren die pret natuurlijk wel bederven.
Voor Orbán komt de verhuizing eigenlijk zeventien jaar te laat. Al toen hij voor het eerst premier was, tussen 1998 en 2002, liet hij het naast het klooster gelegen Sándorpaleis opknappen Daar hadden voor de Tweede Wereldoorlog alle Hongaarse premiers hun residentie gehad. Dat wilde hij ook.
Maar voor hij destijds kon verhuizen, verloor hij in 2002 de verkiezingen. Zijn opvolger Péter Medgyessy vond dat een premier in de buurt van het parlement hoorde te zitten en gaf het Sándorpaleis daarom als kantoor aan de president, die eigenlijk geen fatsoenlijke werkruimte in de stad had.
Maar Orbáns nieuwe, ruime onderkomen maakt veel goed. Het klooster werd ooit gebouwd van de Karmelietessen, maar huisvestte sinds het begin van de negentiende eeuw een theater dat onder meer befaamd was omdat er ooit het eerste Hongaarse toneelstuk in Boeda werd opgevoerd. In de laatste jaren, tot Orbán besloot dat hij er kantoor wilde houden, was het nationale danstheater in het gebouw gevestigd. Het gebouw is stukken groter dan het Sándorpaleis, en kreeg bovendien nog een extensie. Totale kosten: waarschijnlijk een dikke 14 miljoen euro.
Waarschijnlijk, want het kostenplaatje van deze verhuizing is onbekend, zoals de kostenplaatjes van grote Hongaarse regeringsprojecten wel vaker onduidelijk blijven. Pas toen het gerucht ging dat alleen al de inrichting van Orbáns werkruimte 14 miljoen had gekost, kwam er wat openheid van zaken. Twee online nieuwssites, het regeringsgetrouwe Origo en Index, de site die de kosten van de inrichting als eerste aan de orde had gesteld, kregen kort voor de verhuizing een rondleiding.
Die maakte vooral duidelijk dat veel oude elementen zoals betimmeringen zijn hersteld, maar het gebouw als geheel redelijk strak is ingericht. Maar ook dat de kosten van de inrichting van de werkkamer van de premier eigenlijk niet te berekenen zijn.
Die blijkt namelijk gestoffeerd te zijn met staatsbezit waarvan alleen een taxateur de waarde zou kunnen aangeven. Aan de muren hangen klassieke schilderijen uit het Museum voor Schone Kunsten en op de vloer liggen kostbare handgeknoopte tapijten uit de Turkse verzameling van het Museum voor Toegepaste Kunst.
Het gaat om kunstwerken en voorwerpen die in de museumdepots opgeslagen waren, is het publiek verzekerd. Er is natuurlijk niets tegen dat die elders wordt opgehangen, dan hebben tenminste sommige mensen er plezier van. Maar het blijft raar dat Orbán met zijn schoenen over tapijten mag lopen die een museumbezoeker nog met geen vinger had mogen aanraken.
En dan is er natuurlijk nog het aangrenzende terras met weids uitzicht over de Donau en de hele stad. duidelijk ook een oude wens van Orbán, want het Sándorpaleis kreeg destijds net zo’n terras. Om die terrassen te kunnen bouwen, werd jaren geleden al de openbare promenade afgesloten die achter de gebouwen langs de muur van de burcht liep.
Of toekomstige presidenten nog lang van hun terras in het Sándorpaleis zullen kunnen genieten, is overigens de vraag. Er is namelijk sprake van dat Orbán na de volgende presidentsverkiezingen alsnog zelf in het Sándorpaleis wil gaan wonen. Net als zijn vooroorlogse voorgangers.
Niet alleen Orbán verhuist overigens naar de burcht, ook zijn ministers gaan mee. Terwijl de meeste ambtenaren ergens in de stad blijven, worden overal op de burcht gebouwen opgeknapt waar de ministeriële top gehuisvest wordt.

Goedkope maaltijden

Niet alleen de inrichting, ook de kantine in Orbáns nieuwe kantoor heeft het nodige stof doen opwaaien. Die blijkt namelijk verzorgd te worden door het Gundel-restaurant, een van de duurste restaurants van de stad. Een simpele kippensoep kost er 2700 forint (een kleine 8,5 euro) en de somloi galuska, een dessert van cake, rum, slagroom en chocoladesaus, hetzelfde.
In antwoord op de commotie dat zo'n duur restaurant in werd geschakeld voor de catering, publiceerde het kantoor van Orbán een foto van de menukaart. Dat bleek niet zo'n handige zet: het feit dat de regeringstop haar Gundel- somloi galuska voor 260 forint, nog geen tiende van de restaurantprijs, kan kopen, viel niet zo goed in een land waar veel ziekenhuizen zo weinig geld kunnen besteden aan het eten dat patiënten dat vaak liever door hun bezoek laten meenemen.
De lage prijzen werden daarmee gerechtvaardigd dat de porties ook kleiner waren. Mag zijn. Maar tien keer zo klein?

Geen opmerkingen: