donderdag 31 januari 2008

LEEG STATION


Het nieuwe treinstation bij vliegveld Ferihegy 1 schijnt nauwelijks gebruikt te worden. Slechts twee procent van de passagiers die van of naar het vliegveld gaat, neemt de trein, dagelijks zo'n 1200 mensen.
Geen wonder. Begin deze maand, op een sneeuwerige dag, heb ik de treinverbinding voor het eerst uitgeprobeerd. Het was al een klus om op Nyugati uit te vinden waar mijn trein vertrok. Niemand is op het idee gekomen om voor vliegtuigpassagiers duidelijke aanwijzingen te maken waar ze heen moeten. Nu is dat ook moeilijk, want geen enkele trein schijnt van hetzelfde perron te vertrekken. Ik had trouwens mazzel, iemand had de dag ervoor een kaartje voor mij gekocht, want op dat zelfde station de kassa zoeken is een klus apart.
Op de trein waar ik uiteindelijk in belandde, stond ook al niet dat hij op Ferihegy stopte, net zo min was die informatie op het perron te vinden en iemand om het aan te vragen was er uiteraard ook niet. En het is toch een wat ongemakkelijk gevoel om in een onduidelijke trein te stappen als je een vliegtuig moet halen.
Ondanks de verzekering van een medepassagier dat ik goed zat, bleef ik twijfelen. De intercity naar Szeged, zou die echt bij een klein station als Ferihegy stoppen? Toen hij in Budapest zelf al twee keer stopte, werd ik wat geruster.
Gelukkig ken ik de weg naar het vliegveld goed, zodat ik, ondanks het ontbreken van enig omroepsysteem en van een beetje duidelijke borden op het perron, wist waar ik uit moest stappen. Maar dat geldt voor de meeste toeristen natuurlijk niet.
Er was niemand anders die met mij van deze nieuwe service van de MÁV gebruik maakte. Moederzielalleen belandde ik met koffer en al op een ijsvlakte. Het perron schijnt in de hele sneeuwperiode niet schoongemaakt te zijn. Voor zover ik kon zien, was een lange trap de enige methode om van het vliegveld naar het perron te komen. Pas bovenaan gekomen zag ik dat dat ook anders had gekund. Er ís een lift, maar goed verborgen.
Een voetpad tussen twee hoge hekken met bovenop prikkeldraag bracht me naar de terminal. In tegenstelling tot het perron was dat pad wel schoongemaakt, al was mij een raadsel waarom ze er niet een simpel afdak boven hadden gemaakt, zodat passagiers bij slecht weer droog naar de trein kunnen lopen.
Op het vliegveld heb ik nog gezocht naar enige aanwijzing dat er een treinverbinding naar Budapest is. Ik heb hem nergens kunnen vinden, hoewel iemand me later vertelde dat je je treinkaartje in de terminal moet kopen, en niet op het station. Dat is fijn om te weten als je eenmaal je koffer daarheen hebt gezeuld.
Het is een begin, die treinverbinding naar Ferihegy. En alle begin is moeilijk, zeggen ze. Maar zo moeilijk?

zondag 27 januari 2008

ALCOHOLCONTROLE

Met een slokkie op achter het stuur mag niet in Hongarije. Nul procent is de limiet. In toekomst wordt het riskanter om die regel te negeren. Sinds midden januari neemt de politie meteen het rijbewijs in beslag, ook als je maar één glaasje op hebt. De eerste dag dat de maatregel van kracht werd, moesten 44 chauffeurs hun auto laten staan om hem de volgende dag, in ontnuchterde toestand, weer op te halen. Het kostte hen ook meteen kostbare punten van hun rijbewijs.
De strenge agent omkopen met een briefje van tienduizend forint lukt ook niet meer. De politie heeft namelijk nieuwe blaasapparaten gekregen, die niet alleen registreren wat iemand op heeft, maar ook bijhouden hoeveel mensen in het apparaat hebben geblazen en wat de uitslag van die test was. Achteraf is precies na te gaan of het aantal in beslag genomen rijbewijzen klopt met het aantal geregistreerde gevallen van drankgebruik.
De maatregelen zijn het resultaat van de besluiten die het parlement eing vorig jaar nam om de veiligheid op de Hongaarse wegen te verbeteren. Hongarije behoort zo langzamerhand tot de gevaarlijkste landen van Europa als het om verkeesongelukken gaat.
Een paar jaar geleden waren Tsjechië, Luxemburg en Portugal de riskantste plaatsen om auto te rijden. Maar in die drie landen schijnt veel verbeterd te zijn. De Tsjechen zijn tegenwoordig als de dood voor controle. Dat merk je, want in ieder dorp valt het verkeer braaaf terug tot vijftig kilometer per uur. Maar in Hongarije blijft het aantal verkeersdoden groeien. Jaarlijks vinden op de Hongaarse wegen zo'n een dikke 20.000 ongelukken plaats, waarbij zo'n 1300 mensen om het leven komen.
En veel te vaak speelt drank daarbij een rol. Ondanks het absolute drankverbod behoort Hongarije volgens cijfers van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) tot de top van Europa als het om ongelukken gaat waarbij alcohol een rol speelt.
Vorig jaar waren er in het totaal 2300 ongelukken waarbij een bestuurder gedronken had. Dat kostte 154 mensen het leven. De nieuwe maatregelen moeten het aantal verkeersdoden met eenderde verminderen ten opzichte van 2000, toen er 'slechts' 1190 mensen omkwamen.
Overigens is drank niet het enige probleem, te snel rijden is het andere. Honderdtwintig, honderdtwintig kilometer op wegen waar negentig het maximum is, is bepaald niet ongewoon. Maar ook dat gaat moeilijker worden. Vanaf 1 mei wordt het aantal verkeerscontroles verdrievoudigd en er komen meer flitspalen. Dat heeft weer zin, sinds het parlement ook daar de wet heeft veranderd. Vroeger gaven mensen als smoes dat ze niet zelfs achter het stuur hadden gezeten, maar een familielid. Om de naam van oom of tante kon de politie hen niet vragen, want volgens de wet kan niemand je verplichten tegen een familielid te getuigen. Zo werden talloze snelheidsovertredingen geseponeerd.
Nog steeds kan niemand je verplichten om tegen je echtgenote te getuigen. Maar sinds kort geldt de regel dat de eigenaar van de auto dokt, of hij nu achter het stuur zat of niet. Hij raakt ook punten kwijt wegens te snel rijden, tenzij hij bekend maakt, wie de echte chauffeur was.

vrijdag 25 januari 2008

CENTENDIEF

Naast de kassa van de winkel in het dorp staat een grote glazen pot, vol met één en twee forint stukken. Voor een nieuwe speelplaats, vermeldt het papiertje op de buitenkant. Ik gooi het kleingeld dat ik net heb gekregen, erbij. Veel is het niet, drie forint, maar alle kleine beetjes helpen, nietwaar.
Het brengt me wel in gewetensconflict, want op de school van mijn zoon bedelen ze ook al om mijn kleingeld. Per 1 maart verdwijnen de één en twee forintstukken. De productiekosten van de munten liggen hoger dan hun waarde, die trouwens met de huidige inflatie iedere maand minder wordt.
Ik zal er geen traan om laten, die muntjes zijn altijd een hoop balast in de portemonnee en van uitgeven komt het zelden. Dat geldt niet alleen voor mij klaarblijkelijk, want ergens las ik laatst dat iemand zeshonderd kilo aan kleingeld had ingeleverd bij een goed doel.
Heel Hongarije is namelijk op het idee gekomen om het verdwijnen van de muntjes aan te grijpen voor het organiseren van een of ander goed doel. Een speeltuin, extra boeken voor de schoolbibliotheek of wat extra geld in de kas voor een fonds voor kankerpatiëntjes, de keuze is niet simpel.
Aan één goed doel zullen wij geen van allen echter ontkomen. Winkelier zijn straks volgens de wet hun prijzen naar boven of naar beneden af te ronden, net als in Nederland. Maar vadertje staat heeft al laten weten dat voor de premies van de sociale verzekeringen andere regels gelden. Daar wordt alles naar boven afgerond.
Dat levert de staat 100 miljoen forint op, vier miljoen euro. Zelfs in een land met een ernstig begrotingstekort is dat een bedrag waarbij je je als beleidsmakers toch zou moeten afvragen of de winst die je haalt opweegt tegen het feit dat je de burger weer eens bevestigt in zijn gevoel dat van de overheid weinig te verwachten is. Waarom zouden winkeliers zich aan de wet houden als vadertje staat het ook niet doet?

vrijdag 18 januari 2008

ONDERGANG


Vader Frans vreesde het drie jaar geleden al: als het maar niet te snel gaat met de groei van Rynart, het Nederlandse transportbedrijf dat binnen tien jaar vanuit het niets een van Hongarijes grootste logistieke ondernemingen werd. Het ging te snel. Afgelopen najaar ging de Nederlandse poot van het transportbedrijf failliet, deze week werden in Biatorbágy de letters van de gevel afgehaald. Neerlands trots in Hongarije is ten onder gegaan.
Het bedrijf zit met een schuld van 24 miljard forint. Zelfs in euro's is dat veel geld, zo'n kleine honderd miljoen. Waar het geld precies is gebleven, is onduidelijk. Er is de afgelopen maanden nog geprobeerd te redden wat er te redden viel. Twee grote klanten, Unilever en Tesco, hadden er alle belang bij om de operatie overeind te houden, want Rynart zorgde voor hun hele opslag en distributie en zo’n service breng je niet zomaar bij een ander bedrijf onder. Maar geen enkele Hongaarse transportonderneming bleek belangstelling te hebben om de zaak over te nemen. De Hongaarse belastingdienst zal vast wel zorgen dat ze haar geld krijgt, maar een aantal Nederlandse investeerders die twee jaar geleden veel geld in het bedrijf hebben gestopt, hebben het nakijken.
Toch begon het allemaal zo mooi in 1993. Als kleine Nederlands transporteur die al decennialang op Turkije reed, opende het bedrijf bij Ferihegy een eerste loods, met één vrachtwagentje en een paar man personeel. Het werd er al snel te klein, en er kwam een grotere loods. Eigenaar-directeur Franck Rynart hielp zelf mee. Rynart was nu eenmaal het soort bedrijf waar de directeur zelf een verfkwast pakte als het nodig was, en zelf hielp met het sjouwen van de meubels.
Toen Rynart nog een paar jaar later in Biatorbágy startte, leek het succes niet te stuiten. Het bedrijf was het paradepaardje van het Nederlands bedrijfsleven in Hongarije: dit kon je toch maar voor elkaar krijgen met Hollandse werklust. En iedereen die er heeft gewerkt, kan het bevestigen: er wérd keihard gewerkt, tot laat in de avond. Er wáren ideeën, er wás enthousiasme.
Franck Rynart bracht iets naar Hongarije wat er nog niet was: het Nederlandse idee van logistiek, waarbij je niet alleen een pakje van A naar B bracht, maar ook zorgde voor een heel dienstenpakket daarachter, zoals opslag, herlabelen, zelfs schappen vullen bij de klant. Dat was uniek, en zelfs als Rynart nu niet meer bestaat, heeft het bedrijf er in ieder geval toe bijgedragen dat de concurrenten zich realiseerden dat ze achterbleven en het dienstenpeil van de grote Hongaarse bedrijven snel omhoog ging.
Ministers kwamen er naar toe, premier Balkende ging er heen. De opening van de faciliteit in Biatorbágy én de uitbreiding een paar jaar later werden met grootse feesten gevierd, met optredens van Frank Sinatra junior, zijn zuster Nancy, een kozakkendansgroep, balletdansers en het honderd-zigeunerorkest. Met limousines en koetsen voor de gasten. Met sushi en cocktails. Knalfeesten. Life on the fast lane.
Maar vrachtwagens horen niet op de snelste rijstrook thuis. De concurrentie in de transportwereld is keihard, en al een paar jaar geleden werd gezegd dat Rynart onder de kostprijs werkte om zijn klanten te houden. Dat hou je niet lang vol. Bovendien was er een groeiende druk van grote, internationale ondernemingen die Rynart graag hadden willen overnemen.
Dat was achteraf bezien misschien niet zo’n slecht idee geweest, maar het familiebedrijf koos voor een andere oplossing: een vlucht naar voren. Er moest een vestiging komen in Roemenë, de piepkleine vestiging in Turkije moest worden uitgebouwd tot een grote onderneming, er werd gedroomd over een toekomst in Servië en Slovenië.
Maar ondertussen blééf Rynart ook het bedrijf waar de directeur zelf de verfkwast pakte en meehielp met het sjouwen van de meubels. Misschien niet letterlijk, maar wel figuurlijk. Een van de grootste problemen van ieder groeiend familiebedrijf is dat het op een goed moment de sprong moet maken van een onderneming waar één man alles vanaf weet tot een bedrijf waar taken worden gedelegeerd. Franck Rynart kon die sprong niet maken. Hij racete constant tussen alle vestigingen heen en weer en bepaalde ieder weekend persoonlijk welke rekeningen betaald moesten worden en welke niet.
Het Hongaarse familiebedrijf Számos Marcipán heeft een aantal banketbakkerijen in Boedapest en heeft bewust besloten niet verder te willen groeien, omdat de huidige directeur alles zelf controleert en de stap naar delegeren niet wíl zetten. Het fotografische bedrijf Polaroid ging ten onder omdat de directeur de stap naar delegeren niet kón zetten. De een is er nu eenmaal beter in om zijn beperkingen te erkennen dan de ander.
Ergens vorige zomer grepen de Nederlandse investeerders in en zetten Franck Rynart op een zijspoor. Maar toen was het al te laat. Alleen op Youtube is de jongensdroom nog te bewonderen.