Posts tonen met het label jodendom. Alle posts tonen
Posts tonen met het label jodendom. Alle posts tonen

zondag 29 juni 2014

Een volle synagoge in de Hongaarse provincie

Concert in de synagoge van Albertirsa
“Joden in Albertirsa?” Het piepkleine oude dametje fronst nadenkend. “We hadden natuurlijk de winkelier, dat was een jood, maar die is dood. En verder? Volgens mij hebben we geen joden in het dorp, nee.” Ze kijkt haar dochter aan, maar ook die schudt haar hoofd. Of ze iets weten van de joden die er vroeger hebben gewoond? “Er waren hier in de negentiende eeuw veel joden, geloof ik. Mijn grootmoeder, die had er vast meer over kunnen vertellen, maar die leeft natuurlijk niet meer,” zegt de oude dame.
Ze heeft echt geen idee. Ze is geboren in 1940, toen er nog honderden joden in het Hongaarse Albertirsa woonden. Ze moet als klein kind regelmatig joden op straat tegen zijn gekomen, en met haar moeder boodschappen hebben gedaan bij een joodse winkelier. De massieve synagoge in het centrum van het dorp getuigt van een gemeenschap die stevig geworteld was. Maar in juni 1944, zij was hooguit vier, werden alle joden naar Auschwitz gestuurd. Slechts twintig mensen overleefden, en met de gemeenschap stierf de herinnering aan hen uit. Vandaag is de eerste keer dat ze echt worden herdacht.
Decennialang stond de synagoge in Albertirsa leeg. Na de oorlog is ze lange tijd als opslag gebruikt. De afgelopen jaren kreeg het gebouw een iets waardigere functie en werd enkele malen als tentoonstellingsruimte gebruikt. Af en toe komen er wandelaars langs die in de geschiedenis geïnteresseerd zijn.
Maar veel dorpelingen komen hier voor het eerst. Ze zijn duidelijk onder de indruk van de grote ruimte met zijn gewelfde korenblauw plafond, bezaaid met honderden kleine Davidsterren. Op de oostelijke muur is nog vaak de afdruk te zien van de Thoraschrijn en het baldakijn dat daarboven hing. Grotere, wat onregelmatig geschilderde Davidsterren rond de lampen verraden de boerse hand van een lokale schilder.
De dorpelingen zijn hier op uitnodiging van het Boedapest Festival Orkest (BFO) en de orthodoxe rabbijn Slomo Köves voor een concert en een voordracht over het Hongaarse jodendom. Het is een gemeenschappelijk project van de rabbijn en BFO-dirigent Iván Fischer. Met een serie optredens in leegstaande synagoges in de provincie hopen ze mensen bekend te maken met een vergeten stuk verleden en zo vooroordelen uit de weg te helpen.
Niet alleen hier in Albertirsa, ook in andere plaatsen is de belangstelling tot blijschap van de organisatoren overweldigend. “Het is zeventig jaar geleden dat deze ruimte voor het laatst zo vol met mensen zat als vandaag, en het is fantastisch om te zien dat dit gebouw weer tot leven komt,” zegt Fischer als hij de bomvolle zaal toespreekt.
De burgemeester kondigt aan dat de gemeente de synagoge gekocht heeft met de bedoeling er een herdenkingscentrum te maken. Als het aan rabbijn Köves ligt, zal de nadruk in dat centrum meer op het joodse leven dan op de Holocaust liggen. Hij is ervan overtuigd dat onbekendheid onbemind maakt en een belangrijke oorzaak is van het luider wordende antisemitisme in Hongarije.


dinsdag 7 augustus 2012

De boetegang van Csanád Szegedi


Csanád Szegedi, MEP voor de Hongaarse extremistische Jobbik, baarde in 2010  opzien toen hij in het Europese parlement opdook in het uniform van de verboden Magyar Garda. Een overtuigd Hongaar, meneer Szegedi, die zichzelf geen antisemiet vond, maar wel meende dat joodse intellectuelen Hongarije de afgelopen twintig jaar cultureel hebben onderdrukt.
Pech dus, toen afgelopen juni bekend werd dat zijn moeder uit een orthodox joods gezin kwam. Sterker nog, zijn halve familie is in Auschwitz omgebracht. Szegedi zei dat pas sinds kort te weten en totaal verrast te zijn over de ontdekking. De betekenis van het concentratiekampnummer dan zijn grootmoeder (met de niet erg Hongaarse achternaam Klein) als Auschwitz-overlevende op haar arm had, was hem zijn hele jeugd ontgaan, hoewel hij vaak bij haar was en naar eigen zeggen veel van haar houdt.
Uiteraard had Szegedi’s joods zijn geen enkele invloed op zijn positie in Jobbik. Daar telde alleen hoe Hongaars iemand zich opstelt, verzekerde hij, en Jobbik-voorzitter Gábor Vona met hem, al dachten veel schrijvers op extremistische internetfora daar heel anders over.
Toen bleek dat Szegedi al in 2010 wist dat hij joods was en zich had laten afpersen om die informatie geheim te houden, vloog hij er alsnog uit. Uiteraard niet omdat hij joods was, maar aldus Vona, omdat hij geld had betaald om dat geheim te houden.
Jobbik-aanhangers op het internet meenden dat maar weer eens bewezen was dat joden corrupt zijn. Dat bevestigde Szegedi in hun ogen natuurlijk prompt met zijn aankondiging dat hij zijn goedbetaalde post als europarlementariër niet opgeeft, tot sjagrijn van minstens drie Jobbik-topmensen die verder kunnen fluiten naar hun door Brussel gefinancierde baantje als Szegedi’s fractieassistent.
Afgelopen vrijdag had Szegedi een gesprek met de orthodoxe Hongaarse rabbi Shlomó Köves, met wie hij volgens eigen zeggen veel gemeen heeft, omdat Köves als puber ook niet wist dat hij joods was. Szegedi vroeg daarbij om vergeving voor uitspraken waarmee hij ooit de joodse gemeenschap heeft gekwetst en wil een bezoek aan Auschwitz brengen uit piëteit met zijn voorouders. Wie weet, straks verschijnt hij op de laatste EU-parlementszitting in 2014 nog met een keppeltje.


zaterdag 28 juli 2012

Worstelen met antisemitisme


Holocaust monument aan de Donau
"Vergeleken met andere joodse gemeenschappen verkeren we in een goede positie. Maar als je de huidige situatie in Hongarije vergelijkt met die van twintig jaar geleden, gaat het duidelijk in een verkeerde richting." Péter Feldmajer, jurist en sinds 1991 afwisselend voorzitter en vicevoorzitter van de Hongaarse Vereniging van de Joodse Geloofsgemeenschap (MAZSIHISZ), wil geen paniek zaaien met verhalen over Hongarije als antisemitisch bolwerk. Maar zorgen heeft hij wel: "Het aantal gewelddadige incidenten kun je op één hand tellen, maar het antisemitisme wordt luider en virulenter."
Weinigen realiseren het zich, maar de Hongaarse joodse gemeenschap is, na Frankrijk en Engeland, in omvang de derde van Europa. Alleen in Boedapest al wonen zo’n 100.000 joden. In Duitsland wonen tegenwoordig weer ongeveer even veel joden, maar het overgrote deel daarvan zijn immigranten. Hongaarse joden hebben veelal wortels in het land die teruggaan tot de 19de eeuw of eerder.
Onder het communisme was de joodse gemeenschap een vrij onzichtbare bevolkingsgroep, want openlijke geloofsbeleving werd in die tijd sterk ontmoedigd. Maar de laatste jaren is er sprake van een sterke joodse opbloei. In de Hongaarse hoofdstad zijn 25 actieve synagogen, en op het platteland nog eens 20 tot 25. De joodse wijk met zijn rijk versierde godshuizen en een toenemend aantal koosjere winkels en restaurants behoort tot de belangrijkste toeristische attracties van Boedapest.
Antisemitisme is er zeker. Uit onderzoeken naar tolerantie in Hongarije blijkt bijvoorbeeld dat twintig procent van de Hongaren geen joodse buren wil hebben. Maar in tegenstelling tot Parijs of Antwerpen hebben de synagogen in Boedapest geen permanente bewaking nodig en is antisemitisch geweld zeldzaam.
Misschien dat het juist daarom opvalt als binnen luttele weken een vooraanstaande rabbijn op straat wordt uitgescholden, een joodse man in elkaar wordt geslagen, een Holocaustmonument wordt beklad en een parlementariër van de extremistische Jobbik zich antisemitisch uitlaat in het parlement.
Die incidenten zijn verontrustend, maar het blijven voorlopig incidenten, waarvoor de verantwoordelijkheid gezocht moet worden bij een harde kern van extreemrechts. Dat ligt anders met de groeiende conservatieve herwaardering voor het vooroorlogse Hongaarse staatshoofd admiraal Miklós Horthy, een bondgenoot van Hitler.


donderdag 26 juli 2012

Bewijzen tegen oorlogsmisdadiger redelijk hard

Getto in Kosice
“Ik wil niet zeggen dat de bewijzen die er nu nog zijn, keihard zijn, maar ze zijn zeker niet zo zwak als wordt gesuggereerd,” zegt Ádam Gellért, een voormalig jurist van het Internationale Gerechtshof in Den Haag, die afgelopen tijd op eigen gelegenheid onderzoek deed naar de beschuldigingen tegen de van oorlogsmisdaden verdachte Hongaar László Csatáry.
Gellért deed zijn onderzoek, omdat het openbaar ministerie naar zijn gevoel weinig haast heeft met de zaak tegen de 97-jarige. “Ze hebben drie maanden gewacht op documenten uit Slowakije. Ik ben er met de trein heengegaan, en heb zelf zowel in diverse archieven gezocht. Dat was een kwestie van een dag.”
Dat de Hongaarse autoriteiten weinig animo vertonen om Csatáry veroordeeld te krijgen, blijkt ook uit het feit dat justitie al een jaar op de hoogte is van het feit dat hij in Hongarije woont en de man bovendien jarenlang onder eigen naam in Boedapest leeft. Toen in 1997 bleek dat hij wegens oorlogsmisdaden was veroordeeld, vertrok hij op eigen houtje naar Boedapest, nadat de Canadezen zijn naturalisatie ongedaan hadden gemaakt en dreigden hem uit te zetten.
“Hij heeft eerst wel geïnformeerd wat de risico’s waren, maar niemand dacht destijds erg na over een 82-jarige Hongaar die uit het buitenland terugkeerde. Dat waren er zovelen terug die na de oorlog of in 1956 gevlucht waren, en de naoorlogse processen tegen oorlogsmisdadigers werden algemeen afgedaan als net zulke showprocessen als de latere processen. Bovendien was hij na de oorlog niet in Hongarije, maar in Slowakije veroordeeld, en is die veroordeling inmiddels verjaard. Verder werken overheidsdiensten in Hongarije niet erg goed samen. Hij kon er gewoon doorheen glippen, dat is niemand opgevallen,” zegt Gellért.
Uit de documenten die Gellért in Slowakije vond, blijkt dat Csatáry, die momenteel in Boedapest in huisarrest zit, geen toppositie had, maar wel degelijk meer was dan het schakeltje in het grote geheel dat hij claimt te zijn geweest. Hij was als commandant van het getto en een deel van het concentratiekamp in de Slowaakse stad Kosice verantwoordelijk voor de selectie van de haast 12000 joden die vanuit die stad op transport werden gesteld en voor de organisatie van de transporten zelf. Dankzij zijn goede Duits werkte hij bovendien als liaisonofficier tussen de Duitsers en de Hongaren en als hoofd van de afdeling politieke zaken.
Uit getuigenverklaringen tijdens twee processen na de oorlog blijkt dat Csatáry bekend stond als een buitengewone sadist. Hij sloeg volwassenen en kinderen om het minste of geringste, liet mensen met blote handen graven en dreigde enkele ingenieurs met een militair tribunaal als ze luchtgaten zouden maken in de veewagens waar 85 mensen waren samengeperst.Medestanders van Csatáry betogen dat hij niet heeft geweten waar hij mensen heenstuurde. Gellért betwijfelt dat, want zijn chef, politiecommandant György Horváth wist het bijvoorbeeld wel, zo erkende die in het proces dat tegen hem gevoerd werd. Maar Gellért vindt het ook niet echt ter zake doen: “Hij liet als verantwoordelijke voor de transporten 85 mensen in veewagens duwen en hij liet die wagens een dag lang op vertrek wachten zonder enige verzorging. De inzittenden waren vaak al dood voor ze vertrokken. Dat is op zich al marteling.”
Péter Feldmajer, voorzitter van de joodse gemeenschap in Hongarije, vindt dat er zeker een proces moet komen. “Als iemand als gettocommandant verantwoordelijk was voor deportaties, dan is hij een oorlogsmisdadiger en moet hij veroordeeld worden.(...) Duizenden families hebben door deze man geleden en het zou een schande voor de hele Hongaarse natie zijn als deze man zijn straf ontloopt.”
Maar over het algemeen is het enthousiasme voor een nieuw proces In Hongarije niet erg groot. Niet alleen omdat Csatáry al 97 jaar oud is, maar ook, omdat de Hongaren net de mislukking van het proces tegen Sándor Képíró achter de rug hebben, die beschuldigd werd van een moordpartij onder joden en Serviërs in Novi Sad. Képíró werd daar nog tijdens de oorlog, onder het Horthy-regiem, voor veroordeeld, maar zoveel jaar na dato was de aanklacht niet meer hard te maken, ook omdat er geen getuigen meer leefden.
Velen twijfelen ook aan de betrouwbaarheid van de naoorlogse aanklachten tegen Csatáry. Gellért erkent dat het Slowaakse proces waarin hij in 1948 ter dood werd veroordeeld weinig inhield. Ook al omdat de verdachte afwezig was, deden de aanklagers en rechters weinig moeite. Maar de meest belastende getuigenverklaringen tegen hem komen uit een proces dat de Hongaren in 1945-1946 voerden tegen Horváth. Ook dat wordt afgedaan als van een communistisch showproces, maar dat is volgens Gellért niet terecht. “Het vond plaats voor een volksrechtbank, en die stelden in latere jaren weinig voor, maar in de eerste jaren werd er wel degelijk serieus rechtgesproken.” Ook leven er, in tegenstelling tot het Képíró-proces, nog zo’n half dozijn getuigen, wat een nieuw proces een zekere kans zou geven.

zondag 17 juni 2012

Raszuivere Hongaar


Holocaust-monument langs de Donau
De Hongaarse Medische Onderzoeksraad deed afgelopen week aangifte tegen een genetisch diagnostisch bedrijf dat een Jobbik-parlementariër op raszuiverheid heeft getest. De man, wiens naam onbekend is gebleven, kreeg op papier de garantie dat hij 100 procent zeker geen joodse of zigeunervoorouders had.
Zuiver bloed is belangrijk bij de extremistische Jobbik. Ze danken hun aanhang vooral aan hun hetze tegen zigeuners, maar als die het niet gedaan hebben, kun je altijd nog de joden de schuld geven: antisemitisme is het tweede stokpaardje van de partij. Van partijvoorzitter Gábor Vona is ook ooit beweerd hij joods bloed had. Hij nodigde partijgenoten prompt uit op de wc te komen kijken of hij besneden was.
Het document dat de Jobbik-afgevaardigde  raszuiver was, werd al in 2010, kort voor de lokale verkiezingen, afgegeven. Nagy Gén, een bedrijf dat gevestigd is in de gerenommeerde ELTE-universiteit in Budapst, testte het genoom van de parlementariër op achttien punten die volgens het bedrijf uitsluitsel geven over de aanwezigheid van  joodse of zigeunervoorouders. Het was een extremistische website die de zaak aan het rollen bracht. Uiteraard niet omdat ze tegen die test waren. Ze prezen de nobele stap van de Jobbik-afgevaardigde.
In Hongarije leidde de kwestie behalve tot aangifte en morele verontwaardiging ook tot een debat of zulk onderzoek technisch eigenlijk mogelijk is. Maar dat is uiteraard niet de essentie. Waar het om gaat, is wat de vraag hoe het kan dat een bedrijf überhaupt bereid kan zijn tot zo'n onderzoek en blijkbaar zelf niet inziet dat met zo'n onderzoek een grens overschreden wordt.


zondag 29 mei 2011

Hongaar Holocaust Centrum onder vuur

Het imago van de vooroorlogse autoritaire leider admiraal Miklós Horthy en van de Hongaarse rol in de Holocaust hebben László Harsányi, directeur van het Holocaust Centrum in Boedapest afgelopen week zijn baan gekost. Vorige maand weigerde hij in te gaan op de eis van staatssecretaris András Gál, die liet weten dat een deel van de permanente tentoonstelling van het centrum veranderd moest worden. De staatssecretaris is geen historicus, maar weet desondanks zeker dat het beeld dat de tentoonstelling van Horthy geeft, veel te zwart is. En veel Hongaren, inclusief premier Viktor Orbán, zijn het met hem eens.
Sinds zijn oprichting werkt het Holocaustcentrum als een  publieke, maar onafhankelijk stichting, al is de staat, sinds kort in de vorm van het ministerie van binnenlandse zaken, officieel eigenaar. Dat ministerie had geen boodschap aan die onafhankelijkheid en benoemde meteen een nieuw bestuur, voor Harsányi een teken dat zijn dagen geteld waren.
Voor het internationaal gerenommeerde centrum zijn het moeilijke tijden. Gál is zeker niet de enige die meent dat Hongarije geen blaam aan de Jodenvervolging treft. De nieuwe, afgelopen maand aangenomen grondwet ondersteunt die mening. Daarin wordt de Hongaarse natie als slachtoffer, niet als medestander van het naziregime omschreven en wordt iedere Hongaarse verantwoordelijkheid ontkend voor gebeurtenissen na 19 maart 1944, toen Hitler de macht in Boedapest greep uit twijfel over de loyaliteit van zijn Hongaarse bondgenoten. Die dag begonnen de deportaties, maar de tentoonstelling, die tot stand kwam in overleg met tientallen historici, laat zien hoe Hongarije onder Horthy al vanaf 1920 de eerste antisemitische wetten introduceerde en de joden meer en meer marginaliseerde.
Twintig procent van de Hongaren ziet Horthy, staatshoofd van 1920 tot 1944 en bondgenoot van Hitler, als een ondubbelzinnig positieve figuur, die zich inzette voor teruggave van de gebieden die Hongarije als verliezer van de Eerste Wereldoorlog kwijtraakte. Net als in Oostenrijk wijzen Hongaren graag naar Duitsland als enige verantwoordelijke van de Holocaust. Een tentoonstelling die beweert dat het iets minder simpel ligt, past niet in de tijdgeest.
In een opzicht hebben Horthy-sympatisanten gelijk: de man was weliswaar een antisemiet, maar zeker geen Hitler. Getto’s kende Hongarije tot 1944 niet en na een massaslachting onder joden en Serviërs in Novi Sad kwamen de daders voor het gerecht. Tot de Duitse bezetting was Hongarije relatief veilig, ondanks wetten die het joden verbood met niet-joden te trouwen, onroerend goed kopen, te studeren en een reeks van beroepen uit te oefenen. Maar joodse mannen moesten in arbeidsdienst, en dat was geen vakantietrip. Toen Horthy – met Hitlers steun – de in 1919 verloren gebieden binnentrok, was introductie van de anti-joodse wetten een van de allereerste maatregelen.
En, zoals Harsány aangeeft, het lukte Adolf Eichman, die in 1944 van Hitler opdracht de Hongaarse joden te deporteren, uitsluitend om luttele maanden 600 duizend mensen naar Auschwitz te sturen dankzij de hulp van honderdduizenden Hongaren. En Horthy bleef ondanks de Duitse inval staatshoofd en was zeker niet alleen een machteloze marionet. Hij was invloedrijk genoeg om in juli 1944 de deportaties te laten stoppen, waarschijnlijk nadat hem door de geallieerden duidelijk was gemaakt dat hem anders na de oorlog een proces wachtte.