Door haar min 20 glazen kijkt de vrouw me met betraande ogen aan. Ze heeft me net verteld over de dood van haar man. Voorzichtig informeer ik wanneer dat dan was. Ze zucht, en zegt:: "Dat durf ik niet te zeggen. Mijn dochter zegt vaak dat ik me er inmiddels overheen moet zetten." Twintig jaar geleden, bekent ze uiteindelijk, maar het voelt nog steeds alsof het gisteren was. "Hij was een echt maatje, we deden alles samen." De problemen met haar ogen stammen van na zijn dood. De schok, zegt ze.
Dan verontschuldigt ze zich dat ze me zo lang aan de praat houdt. Maar de eenzaamheid vliegt haar soms aan, en dan komen de vier muren op haar af. Gelukkig heeft ze een kat, maar verder... Vroeger woonde er verderop in de straat nog een andere bejaarde vrouw, daar maakte ze wel eens een praatje mee, maar die is overleden. Haar kinderen komen zelden thuis, begrijp ik, en horen doet ze ook niet veel van ze. Ach, zegt ze, ze begrijpt het wel, die maken beiden carrière en hebben het heel druk. Eentje ziet ze wel eens op tv. Dat maakt haar heel trots.
Eenzame bejaarden heb je natuurlijk ook in Nederland, maar ik kom ze in Hongarije wel erg vaak tegen. De familiebanden zijn hecht. Voor veel mensen is de familie een belangrijke reden om niet te verhuizen en menig gezin brengt iedere zondagmiddag door bij één of andere grootouder. Tibor, een goede vriend van ons vond het een paar jaar geleden, toen zijn moeder nog leefde, ondenkbaar dat hij niet iedere zondag bij oma op de lunch gingen. Een afspraak met vrienden was op zondagmiddag dan ook ondenkbaar.
Maar lang niet iedereen vindt dat even leuk. Traditionele familieverhoudingen slijten, ook in Hongarije, vader wil naar zijn sportclub, kinderen blijven liever thuis achter hun computer, en bovendien, veel Hongaren hebben van oudsher maar één, hooguit twee kinderen. Als je sociale contacten op latere leeftijd alleen daarvan afhangen, kan het leven soms eenzaam worden.
In Nederland heb je een bloeiend verenigingsleven waar ouderen terecht kunnen, maar in Hongarije is dat nauwelijks ontwikkeld. Zeker in dorpen bestaat er, buiten de kerk, meestal bitter weinig. In de stad heb je wel bejaardenclubs, maar de deelname aan dat soort initiatieven is beperkt.
Een tijd geleden las ik over een project ergens in Nederland waar ze een soort huiskamers hadden, waar oudere mensen voor weinig geld een kopje koffie konden drinken, een kaartje leggen en een praatje maken. Het aardige was dat zich daar van alles uit ontwikkelde: een oud-elektricien hielp anderen met kleine elektrische problemen, iemand anders kookte af en toe voor medehuiskamergebruikers, weer een ander hielp tuinieren of gaf computerles. De huiskamer werd tot een contactpunt waar zich nieuwe vriendschappen ontwikkelden.
Toen ik het daar met Tibor over had, zei hij dat hij betwijfelde of zijn moeder ooit naar zoiets toegegaan zou zijn. "Ze zou zich geschaamd hebben," zei hij. Ze zou het, denkt hij, als een soort falen hebben gezien, als een erkenning dat ze eenzaam was, en dat het gezelschap van haar zoon één keer per week niet genoeg was.
De oude vrouw met haar dikke brillenglazen zegt dat ze maar weer eens doorloopt. Ze moet wat boodschappen doen. Bij het afscheid draait ze zich nog even om: "Als mijn kinderen het maar beter krijgen. Ik heb toch niet zoveel tijd meer." Leunend op haar stok verdwijnt ze weer in haar eigen, eenzame wereld.
Nieuws en achtergronden over Hongarije van correspondenten Runa Hellinga en Henk Hirs
zaterdag 28 augustus 2010
maandag 23 augustus 2010
OPVOEDING
Boldizsár was bijna tien toen hij graag wilde gaan voetballen. Zijn ouders vonden het prima, maar clubs bleken minder geïnteresseerd. Tien jaar, dat waren vier verloren trainingsjaren. Zo kon er nooit wat van die jongen worden. Uiteindelijk werd er toch een club gevonden. Tot verbazing van de ouders moest er wel een officieel contract ondertekend worden, met een heuse transferclausule: Boldizsár mag niet zonder toestemming naar een andere club overstappen, tenzij er geld wordt betaald. En dat, terwijl hij alleen maar een lekker potje wilde voetballen.
Maar lekker een balletje trappen, een beetje gezond sporten, een aardig moppie op de piano kunnen spelen, daar doe je het in Hongarije niet om. Buitenschoolse lessen zijn een net zo serieuze zaak als school zelf. Waarom zou je als ouders geld investeren als het alleen maar voor de lol is?
Sportactiviteiten horen voor een competitie op te leiden en muzieklessen voor het concertpodium, en dan heb je het niet over leuk wat spelen voor de verzamelde ouders, maar over serieuze optredens voor publiek. Lesschema’s zijn daar dan ook op aangepast. Een zesjarige die naar ballet wil, moet twee, of zelfs drie keer per week opdraven. Wie piano wil leren spelen, krijgt behalve twee muzieklessen per week ook twee keer verplicht solvege. En dat een basketbaltrainer een ploeg negenjarigen collectief laat opdrukken als straf voor de fout die één van hen heeft gemaakt, vinden veel ouders niet echt vreemd.
Die ambitieuze lesprogramma’s komen naast een onderwijssysteem dat ook al veel vergt van de kinderen. Het Hongaarse onderwijs is ouderwets en op de meeste scholen is huiswerk vanaf de eerste klas lagere school heel gewoon. De meeste ouders zouden er ook niet gerust op zijn als dat niet zo was. Huiswerk geeft hen de mogelijkheid hun kind achter de broek te zitten als de schoolprestaties achterblijven.
“Gelukkig had Balint een vijf voor zijn proefwerk,” zegt onze zoon als hij thuiskomt. Zelf heeft hij een vier, ook niet slecht. Maar een vijf is het hoogste cijfer dat je kunt krijgen, en als zijn beste vriend iets anders haalt (een vier, lager gaat hij nooit) moet hij uren extra leren van zijn moeder. Hij is niet zeker niet de enige, veel ouders nemen met minder dan een vijf geen genoegen.
Bij het uitdelen van de rapporten maakt zijn klassenleraar altijd bekend welke leerlingen tot de top van de klas behoren. Het wedstrijdelement is een belangrijk onderdeel in het onderwijs, niet alleen binnen de klas, maar ook daarbuiten. Scholen organiseren competities op allerlei gebied, van wiskunde tot het opzeggen van gedichten, of kennis van geschiedenis, muziek of Engels.
Wie op school wint, kan door naar stedelijke, provinciale of zelfs landelijke wedstrijden. “Voor ambitieuze ouders is de organisatie van zulke wedstrijden een criterium om een school te kiezen,” zegt Éva Balázs, onderzoekster aan het Onderwijskundig Onderzoekscentrum, “Ze zien het als een bewijs van kwaliteit. Scholen die er niet aan meedoen, worden als minder goed gezien.”
Je ziet volgens haar in het onderwijssysteem een duidelijke splitsing. Er is een klein aantal elitescholen, zo’n 15 procent, die het bij wedstrijden en examens veel beter doen dan anderen. Beter gesitueerde ouders hebben er alles voor over om hun kind op zo’n school te krijgen, de concurrentie is enorm en kinderen volgen vaak speciale trainingen om het toelatingsexamen te halen. “Maar daarnaast is er een hele grote groep scholen die blij zijn met iedere leerling die komt, omdat ze eerder een leerlingentekort dan een overschot hebben.”
De selectieve houding van de ouders heeft goede redenen. Toelating tot de universiteit vindt plaats op basis van de punten die je bij je eindexamen haalt, en de resultaten van de leerlingen van topscholen zijn aanzienlijk hoger dan die van andere scholen. Dat blijkt ook uit internationale onderzoeken zoals het wereldwijde PISA-onderzoek, waarin het Hongaarse onderwijs als geheel bepaald niet hoog scoort, maar de topscholen zich kunnen meten met de beste landen.
Zowel de strak georganiseerde buitenschoolse activiteiten als de wedstrijdcultuur zijn een erfenis uit de communistische tijd. Hoewel gelijkheid de theorie was, investeerde het systeem veel in een kleine bovenlaag aan talent. Via wedstrijden werden de meest getalenteerde wiskundigen en de beste sportlieden opgespoord. Zij kregen vervolgens middelen en kansen waar de grote massa alleen maar van kon dromen. Zo blonken Hongarije en andere communistische landen op internationale mathematische competities, terwijl het rekenonderwijs voor een groot deel van de leerlingen achterbleef.
Daarin is eigenlijk niet zoveel veranderd, meent psychologe Marta Fülöp, lid van de Hongaarse Academie van Wetenschappen: “Het competitie-element is nog steeds heel sterk. Er is nooit echt onderzoek naar gedaan, maar ik denk dat de gedachte dat muzieklessen of sporttraining alleen zin hebben als je er een echt niveau mee wil bereiken, ook veel te doen hebben met de schaarste aan middelen en met de opvatting dat de weinige middelen die er zin, ter beschikking moeten staan van het echte talent.”
Hongaren neigen er volgens haar toe het leven als een constant gevecht te zien waarbij je plaats in de hiërarchie alles bepaalt, winnen alles is en verliezers niet meetellen. “Uit een vergelijkend onderzoek in het Britse, Sloveense en Hongaarse schoolsysteem kwam het Hongaarse systeem als het meest competitieve uit de bus, daarna volgde Engeland en dan Slovenië. In dat land ligt de nadruk sterk op samenwerking. Weliswaar staat samenwerking tegenwoordig ook in het Hongaarse curriculum, maar de meeste leraren gebruiken nog steeds vooral competitieve lesmethodes,” zegt Fülöp.
Opvoedkundige sites op het internet noemen het deelnemen aan wedstrijden een goed middel om kinderen voor te bereiden op de concurrentiestrijd waar ze als volwassenen mee worden geconfronteerd. De werkelijke effect is heel anders, meent Fülöp. In vergelijking met andere Europeanen staan Hongaren juist heel negatief tegenover competitie. “Ze zien rivalen als vijanden en zijn ervan overtuigd dat mensen vooral winnen door te liegen en te bedriegen. Pakweg de helft van de Hongaren staat negatief tegenover winnen en verliezers zullen zelden erkennen dat hun tegenstander gewoon beter was.”
Maar lekker een balletje trappen, een beetje gezond sporten, een aardig moppie op de piano kunnen spelen, daar doe je het in Hongarije niet om. Buitenschoolse lessen zijn een net zo serieuze zaak als school zelf. Waarom zou je als ouders geld investeren als het alleen maar voor de lol is?
Sportactiviteiten horen voor een competitie op te leiden en muzieklessen voor het concertpodium, en dan heb je het niet over leuk wat spelen voor de verzamelde ouders, maar over serieuze optredens voor publiek. Lesschema’s zijn daar dan ook op aangepast. Een zesjarige die naar ballet wil, moet twee, of zelfs drie keer per week opdraven. Wie piano wil leren spelen, krijgt behalve twee muzieklessen per week ook twee keer verplicht solvege. En dat een basketbaltrainer een ploeg negenjarigen collectief laat opdrukken als straf voor de fout die één van hen heeft gemaakt, vinden veel ouders niet echt vreemd.
Die ambitieuze lesprogramma’s komen naast een onderwijssysteem dat ook al veel vergt van de kinderen. Het Hongaarse onderwijs is ouderwets en op de meeste scholen is huiswerk vanaf de eerste klas lagere school heel gewoon. De meeste ouders zouden er ook niet gerust op zijn als dat niet zo was. Huiswerk geeft hen de mogelijkheid hun kind achter de broek te zitten als de schoolprestaties achterblijven.
“Gelukkig had Balint een vijf voor zijn proefwerk,” zegt onze zoon als hij thuiskomt. Zelf heeft hij een vier, ook niet slecht. Maar een vijf is het hoogste cijfer dat je kunt krijgen, en als zijn beste vriend iets anders haalt (een vier, lager gaat hij nooit) moet hij uren extra leren van zijn moeder. Hij is niet zeker niet de enige, veel ouders nemen met minder dan een vijf geen genoegen.
Bij het uitdelen van de rapporten maakt zijn klassenleraar altijd bekend welke leerlingen tot de top van de klas behoren. Het wedstrijdelement is een belangrijk onderdeel in het onderwijs, niet alleen binnen de klas, maar ook daarbuiten. Scholen organiseren competities op allerlei gebied, van wiskunde tot het opzeggen van gedichten, of kennis van geschiedenis, muziek of Engels.
Wie op school wint, kan door naar stedelijke, provinciale of zelfs landelijke wedstrijden. “Voor ambitieuze ouders is de organisatie van zulke wedstrijden een criterium om een school te kiezen,” zegt Éva Balázs, onderzoekster aan het Onderwijskundig Onderzoekscentrum, “Ze zien het als een bewijs van kwaliteit. Scholen die er niet aan meedoen, worden als minder goed gezien.”
Je ziet volgens haar in het onderwijssysteem een duidelijke splitsing. Er is een klein aantal elitescholen, zo’n 15 procent, die het bij wedstrijden en examens veel beter doen dan anderen. Beter gesitueerde ouders hebben er alles voor over om hun kind op zo’n school te krijgen, de concurrentie is enorm en kinderen volgen vaak speciale trainingen om het toelatingsexamen te halen. “Maar daarnaast is er een hele grote groep scholen die blij zijn met iedere leerling die komt, omdat ze eerder een leerlingentekort dan een overschot hebben.”
De selectieve houding van de ouders heeft goede redenen. Toelating tot de universiteit vindt plaats op basis van de punten die je bij je eindexamen haalt, en de resultaten van de leerlingen van topscholen zijn aanzienlijk hoger dan die van andere scholen. Dat blijkt ook uit internationale onderzoeken zoals het wereldwijde PISA-onderzoek, waarin het Hongaarse onderwijs als geheel bepaald niet hoog scoort, maar de topscholen zich kunnen meten met de beste landen.
Zowel de strak georganiseerde buitenschoolse activiteiten als de wedstrijdcultuur zijn een erfenis uit de communistische tijd. Hoewel gelijkheid de theorie was, investeerde het systeem veel in een kleine bovenlaag aan talent. Via wedstrijden werden de meest getalenteerde wiskundigen en de beste sportlieden opgespoord. Zij kregen vervolgens middelen en kansen waar de grote massa alleen maar van kon dromen. Zo blonken Hongarije en andere communistische landen op internationale mathematische competities, terwijl het rekenonderwijs voor een groot deel van de leerlingen achterbleef.
Daarin is eigenlijk niet zoveel veranderd, meent psychologe Marta Fülöp, lid van de Hongaarse Academie van Wetenschappen: “Het competitie-element is nog steeds heel sterk. Er is nooit echt onderzoek naar gedaan, maar ik denk dat de gedachte dat muzieklessen of sporttraining alleen zin hebben als je er een echt niveau mee wil bereiken, ook veel te doen hebben met de schaarste aan middelen en met de opvatting dat de weinige middelen die er zin, ter beschikking moeten staan van het echte talent.”
Hongaren neigen er volgens haar toe het leven als een constant gevecht te zien waarbij je plaats in de hiërarchie alles bepaalt, winnen alles is en verliezers niet meetellen. “Uit een vergelijkend onderzoek in het Britse, Sloveense en Hongaarse schoolsysteem kwam het Hongaarse systeem als het meest competitieve uit de bus, daarna volgde Engeland en dan Slovenië. In dat land ligt de nadruk sterk op samenwerking. Weliswaar staat samenwerking tegenwoordig ook in het Hongaarse curriculum, maar de meeste leraren gebruiken nog steeds vooral competitieve lesmethodes,” zegt Fülöp.
Opvoedkundige sites op het internet noemen het deelnemen aan wedstrijden een goed middel om kinderen voor te bereiden op de concurrentiestrijd waar ze als volwassenen mee worden geconfronteerd. De werkelijke effect is heel anders, meent Fülöp. In vergelijking met andere Europeanen staan Hongaren juist heel negatief tegenover competitie. “Ze zien rivalen als vijanden en zijn ervan overtuigd dat mensen vooral winnen door te liegen en te bedriegen. Pakweg de helft van de Hongaren staat negatief tegenover winnen en verliezers zullen zelden erkennen dat hun tegenstander gewoon beter was.”
vrijdag 13 augustus 2010
VAKANTIE II
In augustus op vakantie gaan is natuurlijk heel Hongaars. Augustus is geen tijd dat je in Hongarije echt iets moet willen, want het halve land is in die dagen minstens een tijdje onbereikbaar. Kort voor we zelf weggingen, wilden we een afspraak maken met een advocaat. Dat hebben we uiteindelijk maar uitgesteld, want welke advocaat we ook belden, ze waren of gingen allemaal met vakantie.
Wie in Hongarije zeker niet met vakantie zijn, dat zijn de werknemers in de toeristische industrie. Logisch, zou je zeggen, want die sector moet het juist van vakanties hebben. Budapest is in de zomer een bruisende stad, vol festivals, terrassen, openluchttheaters en muziek. Restaurants draaien overuren en compenseren daarmee de mindere maanden van de winter. Zelfs de opera heeft speciaal voor de toeristen zomervoorstellingen.
Toch zal iedere Hongaar je vertellen dat het land in augustus op vakantie is. Maar als je wil weten wat het dat echt betekent, moet je naar Italie. Dat land gaat op 1 augustus simpelweg grotendeels op slot. Milaan, toch geen kleine provinciestad en het financiele hart van het land, is in augustus door de weeks zo rustig als normaal in het weekend. De helft van de winkels en restaurants is dicht. De stad heeft normaal gesproken allerlei maatregelen om luchtvervuiling tegen te gaan. Zo mag je de binnenstad alleen in met de auto als je een sticker koopt, waarvan de prijs afhangt van de uitstoot van je voertuig. Ook zijn er in smogrijke weken regelmatig autoloze zondagen (daar kunnen ze misschien iets van leren in Moskou). Maar in augustus zijn zulke maatregelen niet nodig. Dan is er toch nauwelijks verkeer.
Zelfs musea gaan een weekje met vakantie en theaters en dergelijke zijn gegarandeerd gesloten. Milaan is in de beste tijden al geen kinderparadijs, een dierentuin is er bijvoorbeeld niet, maar in augustus zijn ook de klimparadijzen die de kleintjes van de straat moeten houden, dicht. Nu is Milaan geen echte toeristenstad, en in toeristische centra zoals Venetie zijn de meeste (maar niet alle) restaurants wel open. Ergens moeten al die vakantievierende Italianen eten, per slot van rekening. Bizar, een heel land dat echt gelijktijdig op vakantie gaat.
Wie in Hongarije zeker niet met vakantie zijn, dat zijn de werknemers in de toeristische industrie. Logisch, zou je zeggen, want die sector moet het juist van vakanties hebben. Budapest is in de zomer een bruisende stad, vol festivals, terrassen, openluchttheaters en muziek. Restaurants draaien overuren en compenseren daarmee de mindere maanden van de winter. Zelfs de opera heeft speciaal voor de toeristen zomervoorstellingen.
Toch zal iedere Hongaar je vertellen dat het land in augustus op vakantie is. Maar als je wil weten wat het dat echt betekent, moet je naar Italie. Dat land gaat op 1 augustus simpelweg grotendeels op slot. Milaan, toch geen kleine provinciestad en het financiele hart van het land, is in augustus door de weeks zo rustig als normaal in het weekend. De helft van de winkels en restaurants is dicht. De stad heeft normaal gesproken allerlei maatregelen om luchtvervuiling tegen te gaan. Zo mag je de binnenstad alleen in met de auto als je een sticker koopt, waarvan de prijs afhangt van de uitstoot van je voertuig. Ook zijn er in smogrijke weken regelmatig autoloze zondagen (daar kunnen ze misschien iets van leren in Moskou). Maar in augustus zijn zulke maatregelen niet nodig. Dan is er toch nauwelijks verkeer.
Zelfs musea gaan een weekje met vakantie en theaters en dergelijke zijn gegarandeerd gesloten. Milaan is in de beste tijden al geen kinderparadijs, een dierentuin is er bijvoorbeeld niet, maar in augustus zijn ook de klimparadijzen die de kleintjes van de straat moeten houden, dicht. Nu is Milaan geen echte toeristenstad, en in toeristische centra zoals Venetie zijn de meeste (maar niet alle) restaurants wel open. Ergens moeten al die vakantievierende Italianen eten, per slot van rekening. Bizar, een heel land dat echt gelijktijdig op vakantie gaat.
donderdag 12 augustus 2010
Abonneren op:
Posts (Atom)