woensdag 11 mei 2016

Boedapester bomen

foto Runa Hellinga
Het opgeknapte Kossuth tér
Deze week werd in Boedapest het hernieuwde Moszkva tér (Moskouplein) heropend. Of Széll Kálman tér, zoals je sinds enkele jaren hoort te zeggen, al doet het merendeel van de Boedapesters dat niet. Széll was een door weinigen herinnerde minister van financiën en premier aan het einde van de negentiende eeuw. Iedereen daarentegen weet waar Moskou ligt.
Maar goed. Het plein heeft niet alleen zijn communistische naam verloren, maar ook zijn communistische architectuur en het ziet er veel mooier uit dan het was. Maar het schijnt dat er nogal wat klachten zijn over de geringe hoeveelheid groen. Nou was het oude Moszkva tér bepaald niet het groene hart van de stad en je moet het nieuw geplante groen natuurlijk even de tijd geven om groot te groeien. Maar bomen zijn nu eenmaal een teer punt in de Boedapester ziel.
De afgelopen jaren waren er in de stad diverse protestacties tegen renovatie- en vernieuwingsplannen. Zelden gingen ze - behalve in het zevende district waar helemaal geen bomen zijn - over de architectuur. Vaak daarentegen over de bomen die zouden sneuvelen. Zelfs als het eindresultaat groener zou worden dan de beginsituatie.
Begin jaren negentig bestond het midden van het toenmalige Roosevelt tér (nu Széchenyi tér) uit een lelijke asfaltplak met een parkeerplaats en, juist ja, een aantal bomen. Toen er eind jaren negentig plannen kwamen om die parkeerplaats te vervangen door een parkeergarage, kwamen er protesten: een paar van de bomen zouden het loodje leggen. Het plan ging desondanks door. Het asfalt werd vervangen door gras en bloemen, de meeste bomen overleefden en het hele plein ziet er aanzienlijk fraaier uit dan het was.
Maar in de Nagymező utca ging de bouw van een parkeergarage in 2006 niet door vanwege protesten uit de buurt tegen de kap van de bomen in die straat. En toen de huidige regering een aantal jaren geleden aankondigde dat ze het Kossuth tér bij het parlement zouden gaan vernieuwen, was het ook vooral het lot van de bomen dat protesten uitlokte. Niet dat die protesten de renovatie tegenhielden, en eerlijk is eerlijk, dankzij het kappen van de bomen heb je voor het eerst in jaren vanaf het plein zicht op de Donau en de heuvels erachter. En persoonlijk vind ik dat uitzicht eigenlijk veel mooier dan de bomen die er vroeger stonden.
Momenteel voert een groep milieuactivisten al wekenlang actie in het Városliget, het Stadspark, tegen de voorgenomen bouw van een museumwijk naast en in het park. Niet vanwege het idee zelf, hoewel daar best wat op af te dingen is, zoals het prijskaartje dat eraan hangt, of de vraag of het eigenlijk wel zo slim is om alle belangrijke musea in de stad in een wijk te bundelen. Maar daar gaat het de activisten niet om. Zij protesten vanwege de bomen die voor het plan gekapt moeten worden.
Nou gaan er niet alleen bomen gekapt worden, maar krijgt dat hele deel van het park een opfrisbeurt. En daar is best wat voor te zeggen, want het Stadspark is groot en juist dat deel van het park waar de musea gepland zijn, is behoorlijk verwaarloosd, wordt betrekkelijk weinig gebruikt en is bovendien niet helemaal ongevaarlijk (tussen die laatste twee feiten is natuurlijk een verband). Toen onze zoon nog naar een school naast dat park ging, legde de school leerlingen een verbod op om alleen het park in te gaan nadat enkelen tussen de bosjes met enige geweld van hun mobiel beroofd waren, Maar een boom is een boom. Die moet blijven staan.
De ironie wil dat er een tijd was dat Boedapest helemaal geen bomen wilde. Midden negentiende eeuw stond de gemeenteraad van het toenmalige Pest op zijn achterste benen toen graaf István Széchenyi voorstelde om bomen in de stad te planten om het stadsklimaat te verbeteren. Pest was in die jaren haast net berucht vanwege het stof als Londen vanwege de smog. Maar bomen? In de stad? Was Széchenyi nou helemaal belazerd? Ze waren toch geen provincieplaats? Uiteindelijk kwamen er wel wat bomen. Maar die hielpen niet echt tegen het stof. Dat verminderde pas, toen de straten werden verhard. Zoals het een echte grote stad betaamt.

zondag 1 mei 2016

Europa's nieuwe grenzen: het dreigende einde van een Euregio

Foto Runa Hellinga
Grens op de Brennerpas. Straks weer een slagboom?
"Dit is het begin van het einde van de EU," zei Geert Wilders heel tevreden na afloop van het referendum over Oekraïne. De PVV-politicus kan zich niets mooiers indenken: ons eigen kleine Nederlandje, veilig binnen zijn eigen grenzen. Onze eigen gulden terug, en als je naar het buitenland wil, lekker in de file voor de grenscontrole. Een dagje fietsen in Euregio Maas-Rijn, kriskras over kleine weggetjes van Zuid-Limburg naar Duitsland en België? Niet als het aan de Limburgse politicus ligt.
Op de Oostenrijks-Italiaanse Brennerpas dreigt Wilders droom binnenkort realiteit te worden. Daar dreigt een nieuwe Europese grens een einde te maken aan de Euregio Tirol-Südtirol-Trentino  Nog is een provisorisch grenspaaltje in outlet-center Brennerpas het enige dat erop wijst dat je bovenop de Italiaans-Oostenrijkse staatsgrens staat. Hoe idioot die grens is, merk je zodra je van het ene land naar het andere loopt. Aan beide kanten van de grens spreken mensen hetzelfde Duitse dialect, betalen ze met de euro, eten ze Tiroler Speck en Knödel en gaan ze in Innsbruck winkelen. Zolang het duurt. Want als het aan de Oostenrijkse minister van defensie Hans Peter Doskotil ligt, voert dat land vanaf eind mei weer grenscontroles op de Brenner in.
De eerste bouwwerkzaamheden zijn al begonnen en Doskotil dreigt onder extreme omstandigheden met totale afsluiting van de pas. De reden: vluchtelingen. Op deze koude, winderige ochtend loopt er slechts één kleumende Pakistaan in een dunne katoenen traditionele shalwar en kameez over straat. Het kleine transit-opvangcentrum in Brenner, het Italiaanse dorpje bovenop de pas, is gesloten. Maar Oostenrijk vreest dat er deze zomer wel eens een miljoen vluchtelingen vanuit Libië naar Italië zouden kunnen oversteken.
In een café in Brenner is op een foto te zien hoe het vroeger was. Bij de oude grenspost, waar nu lederhosen worden verkocht, stond een slagboom die voor iedere auto open en dicht ging. Op de foto is maar weinig verkeer. Maar de Brenner is tegenwoordig de drukste overgang over de Alpen naar Italië en de eindeloze stroom vrachtwagens die op een koude aprildag over de pas kruipen doet het ergste vermoeden voor de zomerse files die grenscontroles nu zouden veroorzaken. Italië is dan ook woedend en heeft gedreigd met een EU-procedure tegen Oostenrijk.
Lena Fassnauer en haar drie klasgenoten in het St. Margarethenscholencentrum in het Zuid-Tiroolse Sterzing reageren emotioneel op de vraag hoe ze denken over de aangekondigde controles. Ze wonen weliswaar in Italië, maar ze zijn opgegroeid in de euroregio en kennen geen grens. Ze hebben vrienden in Oostenrijkse buurdorpen en het Oostenrijkse Innsbruck, een half uur met de auto, is de stad waar ze uitgaan en waar ze volgend jaar willen gaan studeren. Omgekeerd is het Oostenrijkse en Duitse toerisme van enorm belang voor de regio, maar wie komt er straks voor een dagje of een lang weekend als hij op de terugweg uren in de file staat? Ze kunnen het zich niet indenken, een echte grens tussen hen en Oostenrijk.
De vier hebben Italiaanse paspoorten, maar als je het vraagt wat ze zich voelen, aarzelen ze niet: Zuid-Tiroler, Tiroler ook, maar Italiaan? Nee. Vooral Lena ziet Italiaans echt als vreemde taal. Sterzing is Duitstalig, net trouwens als tweederde van alle Zuid-Tirolers.
Foto Runa Hellinga
Sterzing, Zuid-Tirool
Tot 1918 behoorde Zuid-Tirool tot Oostenrijk. Italië kreeg het gebied als beloning voor de steun die dat land tijdens de Eerste Wereldoorlog vanaf 1915 aan de Entente tegen Duitsland en Oostenrijk heeft gegeven. Op dat moment was Zuid-Tirool geheel Duitstalig, maar de Italianen wilden graag een bergketen als grens.
Tussen 1956 en 1988 kende Zuid-Tirool een autonomiebeweging die zo'n 361 aanslagen pleegde. Sinds de grenzen in 1996 opengingen, is het Tiroler nationalisme minder luid, maar de in 2007 opgerichte afscheidingsgezinde Süd-Tiroler Freiheit is juist onder jongeren populair, zegt leraar Franz Kompatscher.
Kompatscher is ook burgemeester van de gemeente Brennero waar Brenner, een dorpje van 250 inwoners, deel van uitmaakt. Het dorpje bouwde in 2014, toen de vluchtelingenstroom op gang kwam, al een transitopvang. Momenteel passeren er dagelijks zo'n dertig vluchtelingen. Maar er is tegenwoordig ook een stroom in omgekeerde richting, naar Italië, zegt Kompatscher.
De burgemeester is groot voorstander van de open Euregio, en niet alleen omdat hij zich zorgen over de gevolgen als er straks duizenden asielzoekers in Brenner stranden. De Euregio betekent echt iets voor de dorpen. Er is intensieve regionale samenwerking, vooral met de Oostenrijkse buurgemeente Gries, wat betreft cultuur, toerisme, onderwijs en niet te vergeten veiligheid. Het leven in de bergen kent zijn eigen problemen, zoals sneeuw, lawines en overstromingen. Natuur houdt geen rekening met grenzen.
Natuurlijk brengt grenscontrole die initiatieven niet tot stilstand, maar belemmerend wordt het zeker als er straks eindeloze files zijn. Bovendien zijn zulke controles geen oplossing, zegt Kompatscher. Ieder voor zich betekent alleen maar dat ieder land de problemen op een ander probeert af te schuiven. "Het is een puur politiek gebaar. Er zijn verkiezingen in Oostenrijk, de regeringspartijen staan op verlies en zo proberen stemmen terug te winnen van de rechtse FPÖ die succes heeft met zijn campagne tegen vluchtelingen." De enige echte oplossing is volgens hem samenwerking, tussen Oostenrijk en Italië en op Europees niveau, om te voorkomen dat het aan de Brenner, en elders, uit de hand loopt.