Posts tonen met het label geschiedenis. Alle posts tonen
Posts tonen met het label geschiedenis. Alle posts tonen

maandag 4 september 2017

Hitler verzwijgen heeft geen zin

Foto Runa Hellinga
Hitlerhuis in Braunau
Adolf Hitler hechtte weinig aan zijn geboortehuis aan de rand van het centrum van Braunau am Inn. Het was een huurhuis waar hij hooguit het eerste jaar van zijn leven heeft doorgebracht en waar ze wat hem betreft een kantoor in mochten vestigen. "Braunau was voor hem niet belangrijk. Linz was de stad van zijn jeugd," zegt Florian Kotanko, oud-directeur van het lokale gymnasium en voorzitter van de Vereniging voor Geschiedenis in Braunau. Toen Hitler na de machtsovername in Oostenrijk een bezoek aan zijn geboorteplaats bracht, reed hij het huis straal voorbij.
Toeristen denken er duidelijk anders over. Ze komen weliswaar niet met busladingen tegelijk, maar wie tien minuten de tijd neemt, ziet een gestage stroom belangstellenden stoppen. Ze bekijken de rots op de stoep, een steen uit concentratiekamp Mauthausen met daarop de tekst 'Voor vrede, vrijheid en democratie, nooit weer fascisme, miljoenen doden waarschuwen'. Ze nemen een foto en een enkeling laat zichzelf portretteren voor de lichtgeel gepleisterde gevel.
Veel bijzonders is er eigenlijk niet te zien, behalve dat het gebouw wat onderhoud kan gebruiken. Nergens staat dat Hitler hier geboren werd. Bewust niet. De stad ziet toeristen liever komen vanwege het fraaie historische centrum en doet er alles aan om belangstelling voor het Hitlerhuis te ontmoedigen, ook al uit angst dat het een verzamelpunt van neonazi's wordt. Kotanko maakt zich daar minder bezorgd om. "Er zal er vast wel eens een komen, maar geboortehuizen van beroemde of beruchte personen hebben nu eenmaal op heel veel mensen aantrekkingskracht,"  zegt hij.
Ooit was Braunau wel blij mee met hun bekende stadgenoot. Tot de oorlog toerisme de das omdeed, trok het geboortehuis ook tijdens het Derde Rijk de nodige geïnteresseerden en deed de plaatselijke middenstand goede zaken met fotobriefkaarten, vooral nadat Oostenrijk bij Duitsland was ingelijfd. Ondanks Hitlers desinteresse kocht zijn rechterhand, rijksleider Martin Bormann het pand in 1938 aan. Een paar bijgebouwen aan de achterkant moeten plaatsmaken voor een terrein voor openluchtbijeenkomsten. In 1943 werd het gebouw ter gelegenheid van Hitlers verjaardag ingericht voor 'volksopvoedkundige' doeleinden, met een galerie en een bibliotheek. Op de gevel staat nog steeds 'Volksbücherei'. Het terrein aan de achterkant is inmiddels parkeerplaats.
Na de oorlog werd de bestemming van het huis onderwerp van discussie. Een tijdlang hield de Amerikaanse veiligheidsdienst er kantoor. Later huurde de staat het pand en opende een sociale werkplaats. Plannen voor een gevelsteen om de slachtoffers van het fascisme te herdenken stuitten op verzet van de eigenaresse. Vandaar de rots uit Mauthausen, misschien zelfs een betere oplossing, want het is moeilijk het huis te fotograferen zonder die steen erbij.
Problemen ontstonden er pas toen de sociale werkplaats een paar jaar geleden wilde moderniseren. Ook dat weigerde de eigenaresse. De werkplaats verhuisde, het pand staat sindsdien leeg, maar de staat bleef jaarlijks zo'n 50.000 euro huur betalen om te voorkomen dat het aan verkeerde mensen zou worden verhuurd. Dat vond de Oostenrijkse Rekenkamer uiteindelijk te gek worden, maar een poging om het pand te kopen stuitte op nieuw verzet van de eigenaresse. De alarmbellen gingen pas echt rinkelen toen ze dreigde de huur op te zeggen, zegt Kotanko. Het ministerie van binnenlandse zaken greep in en stelde onteigening en sloop voor. Dat leidde tot gerechtelijke procedures die inmiddels bij het Europese Hof zijn beland.


donderdag 9 maart 2017

De gelukkige tijden van keizer Franz-Joseph

Franz-Joseph
'De gelukkige tijd van vrede'. Zo omschrijft een tentoonstelling in het Hongaars Nationaal Museum in Boedapest de tweede helft van de negentiende eeuw. Het was de tijd dat Hongarije door de Habsburgse keizer Franz-Joseph werd geregeerd en er is wel eens minder lovend over de vorst gedacht. Wie zich twintig jaar geleden positief over hem uitliet, liep goede kans voor landverrader uitgemaakt te worden.
Dat lag overigens anders met zijn vrouw Elisabeth, Sissi in de volksmond. Zij was en is geliefd. Na haar dood zamelden burgers geld in voor een standbeeld en ze wordt ruim geëerd met straten en standbeelden. De Erzsébet-brug in Budapest werd naar haar vernoemd en die naam is nooit veranderd, ook niet in de communistische tijd. Maar naar een eerbetoon aan haar man zul je tevergeefs zoeken. 
Dat moet anders, vindt historicus András Gerő van het Habsburg-Instituut in Boedapest. Honderd jaar na Franz-Josephs dood pleit hij voor een standbeeld voor de man die bijna vijftig jaar lang koning van Hongarije was. Blijkens een online enquête steunt 45 procent van de Hongaren dat idee. Dat lijkt niet zoveel, maar tien jaar geleden zou hooguit tien procent van de Hongaren voor zijn geweest, schat Gerő.
Vroeger lag dat anders. Tussen de twee wereldoorlogen was er volgens Gerő sprake van een regelrechte Habsburg-verering. Franz-Josephs standbeelden verdwenen kortstondig tijdens de communistische Radenrepubliek in 1919, keerden toen terug en werden pas na 1945, toen de communisten de keizer tot vijand verklaarden, definitief verwijderd. 
Communistische schoolboekjes hadden geen goed woord over voor de man die in 1849 opdracht gaf een aantal Hongaren te executeren die een jaar eerder een opstand tegen de Habsburgers hadden geleid. Franz-Joseph was op dat moment 18 jaar oud en zat net op de troon, dus je kunt je afvragen in hoeverre hijzelf de drijvende kracht achter de executies is geweest, maar de gedachte aan de wrede feodale vorst die hun nationale helden liet ombrengen brengt bij sommige oudere Hongaarse vrouwen nog steeds de tranen in de ogen.
Na de val van het communisme zijn historici wat genuanceerder gaan denken. Dat heeft nog niet tot nieuwe Frans Joseph-straten geleid, maar diverse Hongaarse bestuurders die dicht bij de keizer stonden, kregen wel een standbeeld of een regeringsplan dat naar hen werd vernoemd. Hongarije heeft tegenwoordig ook twee levende Habsburgers in dienst, de ene als ambassadeur, de andere had de buitenwereld moeten overtuigen dat het land zeer geschikt is om Olympische Spelen te organiseren.
Ook buiten Hongarije vindt een herwaardering van de keizer plaats. Zo werd eind 2015 in het Oekraïnse Turja Paszeka een standbeeld van Franz-Joseph onthuld. "Voor dat gebied, de voet van de Karpaten, is dat natuurlijk een goede manier om te benadrukken dat ze ooit tot het Habsburgse rijk, dus tot Europa behoorden," zegt  Gerő. In Oostenrijk, waar nazaten van de keizer tot dik in de vorige eeuw een inreisverbod hadden, werd vijf jaar geleden de wet afgeschaft die het Habsburgers verbood om zich kandidaat te stellen voor het presidentschap.
De rechts-extremistische Oostenrijkse politicus Norbert Hofer pleitte recent voor een soort Midden-Europese Benelux, een tegenkracht tegen Brussel, met daarin behalve Oostenrijk ook 'landen met een vergelijkbare cultuur', zoals Tsjechië, Hongarije, Roemenië, Servië, Slovenië en Kroatië. Per slot van rekening, aldus Hofer, waren die ooit allemaal deel van dezelfde monarchie.
Dat is ironisch, want die monarchie was volgens Gerő in zekere zin een voorloper van de EU en eigenlijk het tegenovergestelde van dat wat mensen als Hofer voor ogen staat. "Het was een multi-etnische staat met een veelvoud aan talen en religies, een gemeenschappelijke markt en vrijheid van reizen en vestiging." 
Dat is alles wat Hofer eigenlijk niet wil en ook alles wat de Hongaarse premier Viktor Orbán niet wil, Die benadrukte onlangs in een toespraak voor de Hongaarse Kamer van Koophandel het belang van een etnisch homogeen en cultureel uniform land. Maar die juist multi-etnische staat zorgde voor sterke economische ontwikkeling, vrede en welvaart, helemaal na 1867 toen de Oostenrijk-Hongaarse dubbelmonarchie werd gevormd en Franz Joseph koning van Hongarije werd. Boedapest is daar bij uitstek het resultaat van, zegt Gerő. "Alle belangrijke gebouwen die je ziet, zijn toen gebouwd, net als de belangrijkste gebouwen in veel provinciesteden."

Echt verrassend is de politieke herwaardering overigens misschien niet. Cultureel zijn de Habsburgers nooit echt verdwenen, hoe zeer machthebbers daar ook hun best voor deden. Dat is het beste zichtbaar in Oostenrijk, dat bezaaid met bordjes is die melden dat Franz Joseph hier geluncht of daar geslapen heeft. Iedere januari start in Wenen het balseizoen met een elan alsof de adel nooit verdwenen is. Zo'n zelfde bal vormt een hoogtepunt in het Hongaarse eindexamenjaar. In november organiseren scholen een eindexamenbal war de leerlingen van de hoogste klas even jonkheren en freules mogen zijn. Nazaten van graven en prinsen kunnen op groot respect voor hun officieel afgeschafte titel rekenen. En in veel Centraal-Europese landen kust een beleefde heer de dame nog altijd de hand.


zaterdag 17 januari 2015

Huzaar: een Hongaarse jongensdroom

Huzaren in de kathedraal van Vác
Zo af en toe rijden ze in het park voor ons huis langs: de huzaren van Vác. Te paard, met het sabel aan de zijde. Kinderen kijken ze met glinsterende ogen na. Veel volwassenen ook, trouwens. "Huzaar zijn is de droom van iedere jongen", zegt Péter Bócz, een leraar die vroeger infanterist bij de groep was. Een Hongaars jongetje komt volgens hem niet om de huzaren heen. Het zijn de cowboys van de Hongaarse kinderliteratuur: “In kinderboeken, sprookjes en liedjes, overal kom je ze tegen.”
Maar de huzaren zijn meer dan een jongens- en soms ook een meisjesdroom. Hoe serieus ze genomen worden, is goed zichtbaar rond de herdenking van de Martelaren van Arad, dertien Hongaarse officieren die in oktober 1849 werden geëxecuteerd na een mislukte opstand tegen de Oostenrijkse keizer. Het is een dag waarop Hongarije treurt. Bij een dienst in de kathedraal in Vác waar de bisschop aandacht wijdt aan die herdenking, zitten de huzaren voorin. Hun sabels en musketten liggen op de grond voor het altaar. Op een tafel aan de zijkant staan hun met veren versierde sjako’s, soldatenhoeden.
Het grote plein voor de kathedraal wordt door vuurpotten verlicht, dertien, voor iedere martelaar één. Na de mis marcheren de huzaren onder trommelgeroffel naar buiten en stellen zich in gelid naast de vlammen op. Er klinkt een droevige vrouwenstem: “In boeien geslagen de arme Hongaar, het bloed stroomde en stroomde/Van martelaren zingt dit lied, hierna is er bijna geen hoop meer”. Het is koud en de belangstelling is beperkt, maar de aanwezigen zijn zichtbaar geroerd. Een dikke veertiger veegt steels zijn wangen af. “Prachtig hè?” fluistert een oudere vrouw. Het mag 165 jaar geleden zijn, je zou haast geloven dat de dertien gisteren zijn geëxecuteerd.
“Het was een strijd om trots op te zijn,” zegt huzaar Zsolt Bakó na afloop. In het dagelijks leven is hij tuinarchitect. Maar een keer in de zoveel tijd trekt hij leren rijlaarzen aan, slaat een rijk gestikt jasje om zijn schouder, gort het sabel aan en zet zijn met hanenveren versierde sjako op het hoofd. Dan bestijgt hij zijn paard en speelt historische gevechten uit 1848 na of neemt hij deel aan erewachten, zoals bij deze herdenking van de Martelaren van Arad.
Hij is overigens nuchter genoeg om ongevraagd te erkennen dat de mislukte opstand van 1848 uiteindelijk minder dramatische gevolgen had dan het droevige vrouwenlied en de tranen op het plein suggereren. Als verlaat gevolg van die opstand stemde de Oostenrijkse keizer nog geen twintig jaar later in met de vorming van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Die monarchistische federatie luidde een van de welvarendste periodes uit de Hongaarse geschiedenis in. Het parlement in Boedapest, zo kostbaar dat je er een stad van veertigduizend inwoners van had kunnen bouwen, de Opera en eigenlijk alle grote gebouwen in Boedapest, de meeste bruggen over de Donau, maar ook de monumentale stadhuizen, theaters en kerken in veel ander steden stammen uit die jaren. Maar goed, dat terzijde.


zaterdag 7 januari 2012

Imre Nagy, een heikel probleem

Niet zo lang geleden besloot het Hongaarse parlement om de Imre Nagy medaille, vernoemd naar de leider van de opstand tegen de Russen in 1956, af te schaffen. De onderscheiding was bedoeld voor mensen die „patriottische moed tonen, de Hongaarse onafhankelijkheid dienen en werken aan sociale dialoog, sociale vrede en de eenheid van de natie”. Volgens een parlementariër van regeringspartij Fidesz die de medaille kwijtwil, is de onderscheiding inmiddels „uitgereikt aan iedereen die hem heeft verdiend”. Een opmerkelijk argument. Sociale dialoog, sociale vrede en eenheid van de natie zijn blijkbaar geen nastrevenswaardige doelen meer. Een andere Fidesz-parlementariër, Mária Wittner, die na 1956 ter dood werd veroordeeld wegens haar deelname aan de opstand (een straf die later in levenslang werd omgezet, en in de jaren 70 eindigde met een amnestie), zei eerlijker waar het op stond.

dinsdag 8 november 2011

Sint Joris en de Hongaarse maagd

Je hebt mensen die van rellen houden. Ik niet, en ik heb er dan ook  alle begrip voor dat vreedzame Fidesz-aanhangers die op 23 oktober 2006 ongewild betrokken raakten bij de rellen tussen de oproerpolitie en extreemrechts, slechte herinneringen aan die dag hebben. Met je hele familie tussen het traangas en de zwaaiende wapenstokken staan is niet leuk, en klappen krijgen terwijl je niets hebt gedaan nog minder.
Maar om die rellen nou een van de belangrijkste gebeurtenissen van de Hongaarse geschiedenis van de afgelopen 100 jaar te noemen? Iets dat op één lijn staat met, bijvoorbeeld, de Eerste en Tweede Wereldoorlog, de Holocaust, de onderdrukking van het Stalinisme en de opstand van 1956?
Mij gaat dat wat ver, er vallen bij rellen wel vaker onterechte klappen. Maar toch is 23 oktober 2006 terechtgekomen in de reeks van 15 schilderijen die in opdracht van de regering zijn gemaakt ter herdenking van de historische hoogtepunten van de afgelopen eeuw. De kunstwerken zijn een aanvulling op vijftig soortgelijke schilderijen die eind 19de eeuw werden vervaardigd ter herdenking van het duizendjarig bestaan van het Hongaarse rijk.
En zo strijdt nu Sint Joris, de patroonheilige van de politie, niet tegen de draak, maar tegen een onschuldige, in het wit geklede Hongaarse maagd, terwijl vanaf de rand wenende vrouwen toekijken. Opmerkelijk, een beschermheilige die zich zo misdraagt. Daarmee klaag je niet een gebeurtenis, maar een hele organisatie aan. Wat moet dat toekomstige generaties leren? Dat de Hongaarse politie een wrede club vrouwenschenders is? Of dat heiligen ook niet onfeilbaar zijn?
De schilderijen zijn bedoeld om te vieren dat Hongarije op 1 januari een nieuwe grondwet krijgt. Het is een wonderlijke collectie werken, die tot stand kwam onder de bezielende leiding van theaterregisseur Imre Kerényi, een man die ervaring heeft met het organiseren van theatrale gebeurtenissen.


woensdag 10 februari 2010

SLAG OM BUDAPEST


Een Hongaarse vriend van me meende onlangs dat wij Nederlanders de Tweede Wereldoorlog mythologiseren. Hij vond onze aandacht voor het onderwerp overdreven groot. Daar kun je over twisten, maar zeker is dat de Hongaren het omgekeerde doen: de oorlog is eerder een onderwerp om over te zwijgen. De Hongaarse rol in die periode is een ongemakkelijk en gecompliceerd debat waar mensen liever hun mond over houden.
Dat is misschien de reden waarom zo weinig mensen nog weten dat de slag om Boedapest in de winter van 1944 en 1945 een van de zwaarste veldslagen van de Tweede Wereldoorlog was, in verwoestende kracht min of meer vergelijkbaar met die van de slag om Berlijn. De foto's van Berlijn kennen we allemaal: een stad gereduceerd tot puinhopen, met daartussen een geslagen bevolking die probeert weer iets op de bouwen. In Budapest was het niet veel anders.
Het gevecht om Budapest duurde 102 dagen, in het midden van een zeer strenge winter. Het Rode Leger, gesteund door een Roemeense eenheid, had de stad ingesloten, maar de Duitsers en de Hongaarse Pijlkruisers hielden stand in Buda, waar ze de Russische troepen vanaf de burchtheuvel en later de heuvels van Buda bleven bestoken.
Toeristen verbazen zich altijd over de lelijke hotels langs de Donau-oever, maar voor die lelijkheid is een verklaring: de gebouwen die er oorspronkelijk stonden, stonden in de vuurlinie en zijn in de slag met de grond gelijkgemaakt. Ze hadden er natuurlijk iets mooiers neer kunnen zetten, maar de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw waren ook in Nederland geen periode van architectonische hoogstandjes.
Een groot deel van de stad is nadien weer liefdevol hersteld, maar hoe enorm de verwoesting was, is goed te zien op bijgaand Youtube-filmpje. Het is overigens een van de weinige filmpjes over het onderwerp dat duidelijk niet gemaakt is door nazi-aanhangers die achteraf de heldendaden van het Duitse leger en Hongaarse Puijlkruisers willen glorificeren.
De tussenteksten zijn helaas in het Hongaars, maar het filmpje geeft een mooi beeld van de laatste oorlogsmaanden, beginnend met de geallieerde bombardementen en de deportaties van en moorden op joodse stadsgenoten. De meeste Budapesters waren om begrijpelijke redenen niet blij met de komst van de Russen, maar de joden hadden zeer goede redenen om het Rode Leger als bevrijders te zien.
Aan het einde somt het filmpje de materiële en humanitaire verliezen op. Drieduizend mensen verloren het leven door de geallieerde bombardementen in de herfst van 1944. 25000 Budapester joden werden in die laatste maanden door de Pijlkruisers vermoord of keerden niet van deportatie terug (al met al overleefde overigens de helft van de pakweg 200.000 Budapester joden de Tweede Wereldoorlog niet). Tachtig procent van de gebouwen in Boedapest raakte beschadigd. 13588 woningen waren totaal vernietigd. Alle bruggen over de Donau waren door de Duitsers opgeblazen.
38000 burgers kwamen om tijdens de gevechten om het leven, als gevolg van gevechtshandelingen of simpelweg van honger en kou. 17500 Hongaarse, 30000 Duitse, 60000 Russische en 7000 Roemeense soldaten verloren het leven in de gevechten. Meer dan 100.000 mensen raakten gewond. Zeventig procent van de vrouwen boven de 12 werd verkracht of op zijn minst aangerand. 25000 mannen die naar Rusland werden gevoerd, keerden daar nooit vandaan terug.
Er zijn in Budapest meerdere monumenten ter herdenking van de vermoorde joodse bevolking, maar een herdenkplaats voor de slachtoffers van de slag is er niet. Onder het communisme kon dat niet, omdat zo'n monument ook een aanklacht tegen de Russen geweest zou zijn. Nu zou zo'n monument waarschijnlijk een verzamelplek worden van al wat extreem rechts is, zoals de filmpjes op Youtube ook laten zien. Misschien wordt het toch tijd om die Tweede Wereldoorlog serieuze aandacht te geven.