maandag 27 juni 2011

Een Nederlandse bioloog in Hongarije

Rouwmantel
“Kijk, een rouwmantel, een mannetje,” bioloog Rob de Jong stopt de auto en wijst op een vlinder die voor ons boven de weg fladdert, “Die zit hier altijd te wachten op langskomende vrouwtjes.” Als de vlinder neerdaalt, opent hij voorzichtig het portier en instrueert: “Heel langzaam en rustig bewegen.” Zelfs ervaren vlinderaars zijn volgens hem vaak te haastig. Het is een wat rafelig exemplaar, de rouwmantel overwintert als vlinder en deze heeft er al haast een jaar opzitten. “Heel wat vlinderliefhebbers zouden hier vreselijk jaloers op zijn. Een rouwmantel zie je in Nederland bijna nooit,” zegt De Jong.
Even verderop ligt er een esculaapslang voor ons op de weg in het zonnetje. Prachtig, zegt De Jong, al bekent hij dat hij er een gespleten verhouding met de slang heeft: “We hebben ze ook in de tuin, op zich natuurlijk geweldig, maar ze klimmen de bomen in om nesten leeg te roven en dat vind ik minder leuk.” Een bioloog is ook maar een mens.


woensdag 22 juni 2011

Hongarije voert hamburgerbelasting in

De hamburgertax heet hij in de volksmond, maar hamburgers schijnen er uiteindelijk niet onder te gaan vallen, Desondank,: vanaf september krijgt Hongarije een wereldprimeur: een belasting op ongezond eten. Voedingsmiddelen met een hoog vet-, zout- of suikergehalte worden in toekomst extra belast. Hoeveel, dat hangt ervan af hoe ongezond het product is. Een fles cola, voor veel ouders het symbool van alle kwaad op voedselgebied, wordt per liter waarschijnlijk iets van 10 forint, 10 cent, duurder, maar voor een blikje energiedrank moet je in toekomst diep in de buidel tasten, met een belastingopslag 400 forint (1,5 euro). Het geld schijnt bestemd te zijn voor de noodlijdende Hongaarse gezondheidszorg. Daarnaast moet de belasting mensen bewust maken welke levensmiddelen ongezond zijn.
Koekjes, kaas, roomijs en chips, ze moeten er allemaal aan geloven, net als pakjes soep: te zout.
Er is een goede reden om de belasting in te voeren: Hongaren eten niet erg gezond. Gemiddeld werken Hongaren 40 kilo suiker per jaar weg, en mannen schijnen 18 gram zout per dag te eten. Vrouwen iets minder, 14 gram, maar dat is nog steeds drie keer zoveel als aanbevolen wordt. Ik moet bekennen, ik heb vaker in Hongaarse restaurants gegeten waar ik het eten lekker gevonden zou hebben, als het niet zo ongelooflijk zout geweest zou zijn. Geen idee hoe ze dat willen gaan belasten.
Ik denk dat veel Hongaren wel weten dat zoet eigenlijk niet zo gezond is. Naar aanleiding van de hamburgertax las ik een interview met een banketbakker, die vertelde dat hij tegenwoordig veel minder suiker gebruikt dan vroeger. Maar zout? De ouders van een leerling bij mijn zoon in de klas keken ooit oprecht verbaasd toen wij bezwaar maakten tegen de regelmatige consumptie van chips in de klas. Daar was toch niets tegen?
Toen ik voor het eerst over de hamburgertax las, had iedereen het vooral over fastfood. Toen vroeg ik me al af of de hamburgers van McDonalds echt zoveel ongezonder zijn dan sommige Hongaarse snacks. Neem een langos, een soort luchtige, platte oliebol, die in het meest ideale geval wordt bestreken met zure room, bestrooid met kaas en vervolgens nog een keer bestreken met knoflookolie. Geen topkeuken, maar verleidelijk lekker. En uiteraard vreselijk ongezond. Of tepertő, kaantjes in goed Nederlands. Te koop bij iedere betere slager. Ook erg lekker. Maar gezond? Ik bezondig me er heel af en toe aan, omdat kaantjes zo lekker zijn, vooral als onze buurvrouw ze zelf maakt, maar volgens mij is een big mac verstandiger.
Het schijnt dat de definitieve lijst van producten waarvoor de hamburgertax gaat gelden, nog niet rond is. Maar tepertő lijkt me ook een goede kandidaat. Die mag je, denk ik, net zo streng belasten als blikjes energiedrank. Hoewel ik vermoed dat vooral kant- en klare fabrieksproducten aan de belasting worden blootgesteld. Dat zijn natuurlijk ook de producten waarbij de fabrikant iets kan doen aan de samenstelling.
Hoewel er een dokter is die lid is van Jobbik, een hartspecialist nota bene, die loopt te beweren dat de Hongaarse keuken met al zijn varkensvet zeer gezond is. In ieder geval voor zijn praktijk, vermoed ik. Hart- en vaatziekten zijn samen met kanker de belangrijkste doodsoorzaak in Hongarije.
Maar  in Jobbik hebben ze wel vaker vreemde ideeën. Deze week, op de dag dat de regering de invoering van de hamburgertax bekend maakte, kwam een Jobbik-parlementariër met het voorstel om de accijns op shag af te schaffen. Dat is namelijk veel gezonder dan sigaretten roken, volgens hem: omdat je zelf moet rollen, rook je minder. Dat shag zonder filter komt, was hem blijkbaar ontgaan. De man is, net als eerder genoemde hartspecialist, arts. En niet alleen dat, hij zit ook nog in het bestuur van de Hongaarse artsenkamer. De hamburgertax is misschien een eerste stap, maar er is nog veel zendingswerk te verrichten.



maandag 20 juni 2011

Esztergom, een Hongaars koningsdrama

 Éva Tetényi


Afgelopen december ging in de Hongaarse stad Esztergom letterlijk het licht uit nadat de rekeningen voor de straatverlichting al maanden niet waren betaald. Het ophalen van huisvuil, het onderhoud van parken en speelplaatsen, de reparatie van gaten in het wegdek en kapotte trottoirs; de stad heeft er geen geld meer voor. Ook het voortbestaan van de plaatselijke busdienst, het onderwijs en het ziekenhuis worden bedreigd. Acht jaar bestuur door het rechts-populistische Fidesz hebben Esztergom aan de rand van de afgrond gebracht. En de wijze waarop diezelfde partij sinds de afgelopen oktober de gekozen nieuwe en onafhankelijke burgemeester tegenwerkt, betekent mogelijk het laatste zetje. Een locaal koningsdrama met nationale betekenis.

Het dagelijkse gevecht met de Fidesz fractie in de gemeenteraad en met haar voorganger als burgemeester, Fidesz leider Tamás Meggyes, wordt haar soms haast te veel, bekent de frêle ogende nieuwe burgemeester van de stad Esztergom, Éva Tetényi. “Een oorlogszone,” noemt ze het stadhuis. Toen ze onlangs van een paar vrije dagen terugkwam, had Fidesz haar hele staf van vijf personen ontslagen. De mensen die nu nog voor haar werken, doen dat op vrijwillige basis. Haar dienstauto is haar ontnomen en ze krijgt geen toestemming om haar eigen auto op het parkeerterrein van het stadhuis te parkeren. Het kantoor van de burgemeester kon ze pas in na een wekenlange strijd betrekken, omdat Meggyes weigerde dat te verlaten. Ze heeft geen geld voor kantoormateriaal, koffie met een koekje voor gasten of zelfs maar wc-papier. Een paar maanden terug werd de gemeentesecretaris, die gewoon zakelijk met haar samenwerkte, er door de raad uitgegooid. De nieuwe gemeentesecretaris, een vriend van Meggyes, weigert categorisch haar instructies op te volgen of door te geven aan het ambtelijk apparaat.



zondag 12 juni 2011

Voorouderlijke graven

Hongaren verhuizen niet graag. Misschien wel naar een grotere woning in de volgende straat, maar naar een andere plaats? Weg van de familie? Als het even kan, liever niet. Familiebanden zijn heilig. Een buitenlands bandenbedrijf in Hongarije haalde ooit werknemers van over de grens, omdat ze mensen uit Oost-Hongarije, waar de werkloosheid enorm is, niet konden overhalen om naar het westen te verhuizen.
Nu dacht ik altijd dat het om levende familie ging, hoewel ik weet dat de zorg voor de doden in Hongarije aanzienlijk verder gaat dan in Nederland. Dat je het graf van je moeder jaren niet zou bezoeken (als je het nog weet te vinden) is in Hongarije praktisch ondenkbaar. Iedereen gaat op zijn minst rond 1 november een keer op bezoek bij de overleden dierbaren. En als het even kan ook bij de verjaardag, sterfdag en andere belangrijke momenten.
Maar afgelopen week las ik een verhaal over het dorp Rajka, aan de grens met Slowakije. Rajka, dat op een kwartier rijden van de Slowaakse hoofdstad Bratislava ligt, heeft zich in de afgelopen jaren ontwikkeld tot een soort gegoede buitenwijk van die stad. Wie de prijzen in Bratislava niet kan betalen, koopt net over de grens een huis met tuin. Dankzij de vroegere premier Vladimir Meciar, die ooit als totaal onzinnig werkproject een snelweg naar de grens liet aanleggen, en dankzij de Schengengrens ben je vanaf Rajka in een kwartier in het centrum van de stad.
Voor de Slowaken zijn de Hongaarse ontroerend goed prijzen spotgoedkoop, en ze betalen dan ook grif meer dan welke Hongaarse koper dan ook. Menige inwoner van Rajka heeft de verleiding niet weerstaan en heeft verkocht, om naar het naburige Mosonmagyaróvár te verhuizen, een busrit verderop. Pakweg eenderde van de bevolking is inmiddels vertrokken, om plaats te maken voor Slowaken die veelal geen woord Hongaars spreken. Maar niet iedereen wil weg, zo blijkt uit het verhaal. Eén man heeft al aantrekkelijke aanbiedingen gehad, maar hij heeft ze allemaal afgeslagen. De sfeer in het dorp is weliswaar veranderd, maar zijn hele familie woont nog steeds in Rajka. En niet alleen dat: "Al mijn voorouders liggen hier begraven."

woensdag 8 juni 2011

De smaak van aardbeien

Toen we in 1990 naar Hongarije verhuisden, vroegen gasten vaak uit of ze uit Nederland noodzakelijke producten als koffie mee moesten nemen. Overbodig, want ook onder het communisme had Hongarije geen tekort aan levensmiddelen aan levensmiddelen gekend.
Wel was het aanbod in de winkels eenzijdiger dan we gewend waren. Vooral in de winter, als de groentewinkels niet veel meer in de aanbieding hadden dan kool en penen, en af en toe werkelijk peperdure geïmporteerde tomaten, was het, voor ons gevoel althans, behelpen. Zeker tegen de lente. Zo in maart zagen de kolen er niet meer uit, waren de aardappels ernstig verschrompeld en de uien een soort zachte pulp. Dan waren de eerste verse groenten echt een feest.
Daar stond wat tegenover. In de loop van het voorjaar vulden de groentenstalletjes zich enorme bergen aardbeien, tomaten, kersen, nieuwe aardappels en lenteuien. Komend uit een land waar je het hele jaar door tomaten kon krijgen, maar waar die tomaten ook het hele jaar kraak noch smaak hadden, waren de Hongaarse waren een ontdekking. Zoete aardbeien met smaak, even zoete tomaten, stapels dikke, witte asperges, geweldige watermeloenen die de winkeliers 's avonds afgedekt door een doek gewoon op straat lieten liggen, het was een overdaad aan kleur en smaak die het schaarse aanbod in de winter aardig compenseerde.
Nog steeds koop ik trouw, en gewoontegetrouw meestal Hongaarse tomaten. En een buitenlandse aardbei zul je me ook niet zien kopen, de Spaanse en Griekse import oogt prachtig, maar smaakt nergens naar.
De seizoenen zijn inmiddels ook in Hongarije vervaagd, en tomaten in de winter zijn al lang geen uitzondering meer. Dat is fijn als je niet echt dol bent op kool, maar er hangt een prijskaartje aan: wat we aan aanbod hebben gewonnen, hebben we aan smaak ingeleverd. Per slot van rekening hangt de smaak van een tomaat voor een groot deel af van de soort, en blijkbaar zijn er steeds meer telers die kiezen voor types die weliswaar veel opleveren, maar dat niet naar zoveel smaken. De laatste keer dat ik echt een lekkere tomaat heb gegeten, kwam hij uit mijn eigen tuin. Die staat dit jaar dan ook vol met tomatenplanten.
Vorig jaar vreesde ik even dat het met de Hongaarse aardbeien dezelfde kant opging. Maar dat zal aan het slechte weer gelegen hebben, want dezer weken ligt de markt vol met aardbeien zoals ik ze me van 21 jaar geleden herinner: rijp, zoet, sappig en smakelijk. De zomerkoninkjes, ze zijn er weer. Gelukkig.

dinsdag 7 juni 2011

Brandende metrokwesties

Pakweg een jaar geleden kondigde de Hongaarse Nationale Transport Autoriteit aan dat de nieuwe metrovoertuigen die de gemeente Boedapest bij de Franse firma Alstom had besteld, niet aan de Hongaarse veiligheidsvoorschriften voldeden en daarom niet toegelaten zouden worden in het Boedapester metrosysteem. Vooral het remsysteem zou niet deugen.
Dezelfde voertuigen van Alstom rijden overal in de wereld rond en voldoen aan alle Europese eisen, maar blijkbaar liggen de Hongaarse een stuk hoger. Een veilig gevoel, toch? De gemeente wilde prompt van het hele contract met de Franse producent af en begon zelfs een proces om de aanbetaling van 108 miljoen euro terug te krijgen. Tevergeefs. Een Franse rechtbank gaf Alstom gelijk.
Pakweg twee maanden geleden brandde er in Boedapest een metrostel uit. Geen Alstom-trein, maar een 35-jaar oud Russisch model. En toen nog een. En nog een. In het totaal braken er vijf branden uit, voordat het Boedapester openbaar vervoer bedrijf  BKV contact opnam met de Russische producent. Die waarschuwde dat treinstellen van meer dan 30 jaar oud nog wel eens spontaan willen ontbranden. Haastig werden 43 van de pakweg 400 metrostellen die de BKV op de rails heeft, uit de roulatie gehaald. Gemiddeld waren die stellen meer dan 40 jaar oud. De rest die rijdt, oogt overigens niet veel jonger. Het zijn, om heel eerlijk te zijn, stuk voor stuk lawaaiige roestbakken.
Dat is nu weer een wat minder veilig gevoel, vooral omdat het er niet naar uitziet dat de stad op korte termijn nieuwe metrostellen krijgt. Officieel loopt er nog geen bestelling bij een nieuwe fabrikant, en als Alstom ook het hoger beroep wint, bestaat het risico dat de gemeente niet alleen de aanbetaling kwijt is, maar ook de rest van het geld nog moet ophoesten. Bovendien dreigt Boedapest een forse Europese subsidie kwijt te raken, als de nieuwe M4-metro, waar de Alstom-metrostellen deels hadden moeten rijden, door deze vertragingen niet, zoals gepland, in 2014 in gebruik kan worden genomen. Dan blijft er weinig geld voor nieuwe metrotreinen.
Het schijnt dat burgemeester István Tarlos toch nog eens met Alstrom wil gaan praten. Ik mag het hopen, voor de Hongaarse belastingbetaler die anders erg veel geld kwijt dreigt te raken, en voor de metropassagiers, die ongetwijfeld minder risico lopen in een Alstom-metrostel met een remsysteem dat het overal op de wereld zonder problemen lijkt te doen, dan in een Russisch metrostel dat volgens de fabrikant spontaan vlam kan vatten. Maar daar kun je natuurlijk anders over denken als Nationale Transport Autoriteit.