Posts tonen met het label politiek. Alle posts tonen
Posts tonen met het label politiek. Alle posts tonen

woensdag 6 juni 2018

Steeds minder Hongaren


Orbán's hoop: meer baby's
Borbolá Tóth dacht  al langer over een studie in het buitenland, maar sinds de Hongaarse verkiezingen begin april weet ze het zeker: ze gaat. "Dat Viktor Orbán weer gewonnen heeft, zette het licht op groen: ik ga naar Leuven voor mijn masters," zegt de 22-jarige studente Nederlands. Ze is bepaald niet de enige: na de Hongaarse verkiezingen zochten vier keer zoveel mensen als normaal op de website van EUwork, het grootste Hongaarse uitzendbureau voor werk in de EU, naar banen in West-Europa.
Tóth ziet het in haar eigen omgeving: al haar jaargenoten willen weg en ook haar ene broer heeft plannen. Haar vriend wil, net zal zijzelf uiteindelijk, in Nederland gaan werken. "Mij spreekt de Nederlandse openheid en directheid erg aan," zegt ze. Nederlanders lachen veel vaker dan Hongaren, vindt ze.
Ze treedt in de voetsporen van 600.000 Hongaren die volgens officiële cijfers afgelopen jaren het land verlieten om elders in de EU te werken of te studeren. Sinds 1990, toen er ruim tien miljoen mensen in Hongarije woonden, is de bevolking met 5,5 procent gedaald. Jarenlang was vooral het lage geboortecijfer verantwoordelijk voor die daling, maar de laatste jaren speelt migratie de hoofdrol. Volgens sommige onderzoeken overwegen nog 400.000 mensen om weg te gaan.
Volgens voormalig EU-commissaris László Andor zijn nog nooit zoveel Hongaren in vredestijd vertrokken. De directeur van de Nationale Bank, György Matolcsi, erkende onlangs tegenover ondernemers dat 4 procent van de beroepsbevolking inmiddels in het buitenland werkt.
Dat is waarschijnlijk een behoorlijke onderschatting. Volgens Eurostat woont 5,1 procent van de Hongaren inmiddels officieel in een ander EU-land, maar om in het buitenland te werken, hoef je daar niet ingeschreven te staan. Tienduizenden Hongaren die in Oostenrijk werken, forenzen bijvoorbeeld dagelijks heen en weer en wonen officieel gewoon thuis.
Die migratie heeft niet alleen negatieve kanten. Volgens schattingen sturen Hongaarse werknemers in het buitenland jaarlijks zo'n 3,5 miljard euro naar huis. Voor menige familie, maar ook voor het land zelf, is dat een belangrijke bron inkomsten. Gelijktijdig heeft Hongarije inmiddels een schreeuwend tekort aan arbeidskrachten. Winkels, ziekenhuizen en grote bedrijven: overal wordt personeel gezocht. Fruitboeren op het platteland vrezen voor hun opbrengst dit jaar, niet omdat vorst, hitte of ongedierte heeft toegeslagen, maar omdat er simpelweg geen mensen meer zijn die de appels of aardbeien kunnen plukken. Wie seizoensarbeid wil doen, kan beter bij een Nederlandse appelboer aan de slag.
Premier Viktor Orbán, die met vier dochters en een zoon zonder enige twijfel het goede voorbeeld geeft, heeft bevolkingsgroei tot een van de speerpunten van zijn beleid in de komende jaren verklaard. Maar toelating van migranten blijft voor hem onbespreekbaar. Meer kinderen moeten er komen. Voorlopig hoopt hij families over de streep te trekken met subsidies voor koopwoningen en andere financiële voordelen voor grote gezinnen.
Tóth kan zich niet indenken dat iemand daarom zou blijven: "Voordat je voor die subsidies in aanmerking komt, ben je drie kinderen en jaren verder", zegt ze. Probleem is dat bijna de helft van de vertrekkers net als zijzelf nog geen dertig jaar is. Driekwart is onder de veertig. Dat is precies de generatie die voor extra baby's zou moeten zorgen. Ze krijgen wel kinderen, maar steeds vaker gebeurt dat in het buitenland. Een op de zes Hongaarse baby's wordt inmiddels in den vreemde geboren.
Hoewel de verkiezingen Tóth het laatste zetje hebben gegeven, gaan de meeste mensen toch vooral vanwege de betere kansen en de hogere lonen in West-Europa. Het Hongaarse modale salaris bedraagt nog geen 800 euro per maand, het minimumloon rond de 300 euro.
Voor jongeren speelt de ruimere studiekeuze aan buitenlandse universiteiten een belangrijke rol. Een kwart tot een derde van de eindexamenkandidaten van Hongaarse topscholen kiest inmiddels voor een buitenlandse opleiding.  Zij vertrekken meestal niet 'voor goed'. Maar uit onderzoek van economisch instituut GVI blijkt dat degenen die in het buitenland studeren, daar uiteindelijk net als Tóth ook willen gaan werken. En hoe langer ze wegblijven, hoe groter de kans dat ze, bijvoorbeeld vanwege een partner, niet meer terugkomen. Terugkeer wordt helemaal moeilijk als er eenmaal kinderen zijn die elders naar school gaan.
Niet alleen de regering maakt zich zorgen. De onder jongeren populaire oppositiebeweging Momentum riep aanhangers kort na de verkiezingen op niet te vertrekken, maar zich thuis in te zetten voor verandering. Momentumbestuurslid en sociologe Anna Donáth weet zelf goed hoe aantrekkelijk dat buitenland is. Ze studeerde en werkte zes jaar in Nederland en deed een masters Migratie en Etnische Studies aan de Universiteit van Amsterdam. "Dat vak bestaat in Hongarije helemaal niet."
Aanvankelijk voelde ze zich niet echt thuis in Nederland. Dezelfde directheid die Tóth aantrekt, vond zij juist heel moeilijk. Dat veranderde toen ze een Nederlandse vriend kreeg. "Toen leerde ik Nederland eigenlijk pas echt kennen en zag ik de positieve kant. Mensen zijn niet alleen direct met hun kritiek, maar ook met hun complimenten."
Ze had zich dan ook net ingesteld op een toekomst in Nederland, toen haar Nederlandse vriend zo'n twee jaar geleden meldde dat hij wel naar Hongarije wilde. Ze vertrokken op de bonnefooi, maar vonden dankzij de krappe Hongaarse arbeidsmarkt allebei binnen zes weken werk.
De terugkeer had voor Donáth één schaduwzijde: "Al mijn oude vrienden woonden inmiddels in het buitenland." Toen iemand haar uitnodigde voor het zomerkamp van de nieuwe Hongaarse oppositiebeweging Momentum zei ze dan ook direct ja.
Inmiddels is ze fulltime actief in de organisatie, die bij de laatste verkiezingen ruim drie procent van de stemmen haalde: "Om te blijven moeten mensen een goede reden hebben en dat kan alleen als het land verandert. Hongaren zijn op dit moment ontzettend verdeeld en wantrouwig. We moeten ons ervoor inzetten dat we opnieuw met elkaar leren praten en elkaar weer gaan vertrouwen. Alleen zo kunnen we opnieuw een Hongarije opbouwen dat je niet wilt verlaten en dat het waard is om voor terug te komen."

maandag 1 mei 2017

Soros, volksvijand nummer één


George Soros, foto Harald Dettenborn
Een steenrijke joodse zakenmagnaat die in pakweg 100 landen organisaties ondersteunt die zich inzetten voor mensenrechten en democratie: voor degenen die geloven in geheime linkse complotten om de wereld te overheersen, is de in Hongarije geboren Amerikaanse miljardair George Soros een voor de hand liggende boeman. Donald Trump haat hem, Vladimir Putin haat hem en zoals de laatste weken weer eens overduidelijk werd, Viktor Orbán, premier van het land waar Soros 86 jaar geleden als György Schwarz ter wereld kwam, haat hem.
De man die sinds midden jaren tachtig als filantroop vele miljarden heeft uitgegeven om de anticommunistische oppositie achter het IJzeren Gordijn te ondersteunen en later om de democratie in de hele wereld te bevorderen, wil volgens hen niets meer of minder dan de vernietiging van Europa en Amerika.
In zijn geboorteland is Soros inmiddels volksvijand nummer één, samen met de organisaties die geld krijgen uit zijn Open Society Foundation (OSF): mensenrechtenorganisaties zoals Hongaarse Helsinki Comité en de Hongaarse Vereniging voor Burgervrijheden (TASZ), maar ook de door Soros opgerichte Central European University (CEU) die als het aan Orbán ligt, volgens jaar haar licentie kwijtraakt.
"Er zwemmen hier grote roofdieren in het water. Dit is het grensoverschrijdende rijk van George Soros, met ladingen geld en zware internationale wapens," aldus premier Orbán in januari in een toespraak. "Ze veroorzaken problemen, omdat ze in het geheim en met buitenlands geld de Hongaarse politiek willen beïnvloeden." Hij heeft natuurlijk niet helemaal ongelijk. Van geheim is weliswaar geen sprake, maar als Orbán met wetgeving komt die de persvrijheid beperkt of geheime diensten meer macht geeft, behoren TASZ en Helsinki Comité tot de eerste die aan de bel trekken.
Soros is gewend aan haat. Hij werd in 1930 geboren in een land waar antisemitisme staatspolitiek was. Al in 1921 nam Hongarije een wet aan die het aantal joodse studenten aan de universiteit moest beperken. In jaren dertig werd het leven voor Hongaarse joden steeds moeilijk. Dat was ook de reden waarom zijn vader in 1936 de duidelijk joodse familienaam Schwartz in Soros liet omzetten.


dinsdag 12 januari 2016

Gegoochel met regels

Foto Runa Hellinga
Reclamezuilen in de Andrassy ut
De firma Mahir, die de 761 reclamezuilen in de Boedapester straten beheert, schijnt sinds 2006 al te verstoten tegen een stedelijke regulering uit 2013. Dat althans is een van de argumenten die de gemeente Boedapest maandag in de rechtbank aanvoerde als reden waarom de stad eenzijdig het contract met Mahir heeft opgezegd en vorige week is begonnen de zuilen te verwijderen. 
De stad vindt de reclamezuilen zo aanstootgevend dat er zelfs geen tijd meer was om het oordeel van de rechter af te wachten. Dat oordeel zal overigens nog even op zich doen wachten, want de rechter heeft de stad tot maart de tijd gegeven om uit te zoeken tegen welke stedelijke regulering Mahir eigenlijk verstoot. Het recht neem zijn tijd in Hongarije. Kort gedingen zijn een onbekend verschijnsel.
Mahir sloot in 2006 een 25-jarig contract met Boedapest af over de oprichting van de zuilen. Het contract was het resultaat van een openbare aanbesteding waarin het aanbod van de firma Mahir als beste uit de bus kwam. Boedapest verdient haast jaarlijks een miljoen euro aan de reclamezuilen (in de tijd van de aanbesteding lag dat bedrag in euro's trouwens nog een stuk hoger, omdat de Hongaarse forint toen zo'n twintig procent sterker was) en bovendien kunnen kunst- en sportorganisaties er tegen korting adverteren. Maar sinds de zomer van vorig jaar zijn er volgens de gemeente teveel zuilen en verdient de stad te weinig aan de deal.
Toegegeven, op sommige plekken staan wel erg veel zuilen. Maar ze staan er al haast tien jaar en waren nooit eerder een probleem. Ze hangen vooral vol met culturele en sportreclame en er staat geen onvertogen affiche op. Steen des aanstoots is dan ook eerder hun eigenaar, de zakenman Lajos Simicska die twee decennia lang het financiële brein achter regeringspartij Fidesz was. Een jaar geleden brak hij met de partij. Sindsdien is het oorlog tussen hem en de regeringspartij en wordt er alles aan gedaan om zijn zakelijk imperium te breken. Dat leidde eerder al tot het afblazen van bouwprojecten die door Simicska's bouwonderneming Közgép werden uitgevoerd.
Behalve in de bouw zit Simicska in de media en naast kranten en een tv-station bezit hij onder meer het grootste deel van alle Hongaarse billboards. Bij de verkiezingen in 2014 kwam dat nog goed van pas kwam: Fidesz had toen aanzienlijk meer reclameruimte dan anderen partijen. Maar afgelopen zomer boden dezelfde billboards plotseling ruimte aan de Tweestaartige Hondpartij die de antivluchtelingenpropaganda van de regering op de hak nam.
Misschien geheel toevallig, maar kort daarop zegde Boedapest eenzijdig het 25-jarige contract over de reclamezuilen met Mahir op en begin januari begon dus de sloop. De eerste zuil die verwijderd werd, stond zeer toepasselijk voor het hoofdkantoor van Mahir zelf.
Sindsdien woedt een kleine zuilenoorlog in de straten van de hoofdstad, want Simicska is de laatste om zomaar te berusten. De gesloopte zuil voor het hoofdkantoor werd binnen een week teruggeplaatst en elders wordt de sloop van andere zuilen verhinderd door bewakers, ondanks politie-ingrijpen, een dreigement om de vergunning van het bewakingsbedrijf in te trekken en arrestatie van twee bewakers wegens 'branieschopperij'. 
Maandag volgde de eerste zitting van de rechtszaak waarin de gemeente dus claimde dat Mahir al sinds 2006 tegen een verordening verstoot die pas in 2013 werd aangenomen. Je hoeft geen jurist te zijn om het argument van advocaat György Magyar dat dat helemaal niet kan, te kunnen volgen. Magyar ziet de uitspraak van de rechtszaak dan ook met het nodige vertrouwen tegemoet. Mahir heeft zich volgens hem altijd aan alle afspraken gehouden en de gemeente pleegt contractbreuk en steelt simpelweg privébezit.

dinsdag 25 februari 2014

Filosofe Agnes Heller: "Geen enkele partij hecht aan echte discussie"

Foto Róbert Vadas, Wikipedia
Totalitarisme en de strijd daartegen zijn constanten in het leven van de Hongaarse filosofe Ágnes Heller. Vierentachtig is ze, en nog steeds onverschrokken. Bij de verkiezingen in 2010 maakte ze zich sterk voor meer vrouwelijke kandidaten. Nu behoort ze tot de uitgesproken critici van premier Viktor Orbán, die ze dictatoriale trekken verwijt. Gelijktijdig meent ze de hele Hongaarse politiek medeverantwoordelijk is.
Heller, filosoof en emeritus-hoogleraar bij de New York School of Social Research,  werd geboren in een joodse familie in Boedapest. Haar vader kwam om in Auschwitz. Zelf ontsnapte ze ternauwernood aan de fascistische pijlkruisers. Ze werd communist, maar verloor na de Praagse Lente het vertrouwen in dat systeem. Nadat ze als dissident haar baan had verloren, besloot ze te immigreren. Sinds ze met pensioen is, woont ze weer permanent in Hongarije. Toen ze het enkele jaren geleden opnam voor oud-premier Ferenc Gyurcsány, meenden sommigen dat ze in haar moeders baarmoeder had moeten verrotten.

Hongaren durven hun verleden niet onder ogen te zien volgens u.

Hongarije heeft zijn historische trauma’s, zoals de Holocaust en het verlies van tweederde van het land na de Eerste Wereldoorlog, nooit verwerkt. De politiek heeft dat altijd onder het tapijt geveegd, onder het communisme, maar ook daarna. Geen enkele partij hechtte aan publieke discussie, een voorwaarde voor de ontwikkeling van een gezonde democratie. Politiek debat was iets voor in het parlement, niet voor de aanhang, en een openbaar debat over het verleden was al helemaal niet aan de orde.
Daarmee is het Orbán erg gemakkelijk gemaakt. Volgens hem zijn we een miskende natie in een constante revolutie, en vechten we een permanente vrijheidstrijd tegen de EU. We zijn de beste, grootste en de meest fantastische natie ter wereld, en onze politiek overtreft die van welk democratisch land dan ook. Dat wordt nu niet erkend, maar vroeger of later zal heel Europa van ons leren en erkennen hoe groots we zijn.

Veel Hongaren zullen het met hem eens zijn.

Er is een gedicht van de negentiende eeuwse dichter Sándor Petöfi, “Als de aarde Gods hoed is, is ons land de ruiker bovenop”. Wij zijn de meest getalenteerde natie, we hebben de mooiste taal, en het mooiste land. Onzin natuurlijk. Mensen hebben talent, landen niet. Alle moedertaalsprekers vinden hun eigen taal het mooist. Maar die houding heeft natuurlijk alles te maken met de kijk op het verleden. Dat we het mooiste en meest getalenteerde land ter wereld zijn, is een troost voor het leed dat ons is aangedaan. 


zondag 25 augustus 2013

Net als toen

Vrede en Vrijheid, de gelukkige jaren vijftig
Op de wekelijkse rommelmarkt in Vác bladert een vrouw door een stapel oude tijdschriften. De coverfoto's van noeste arbeiders, stralend naar de toekomst kijkende vrouwen en goedgevulde partijcongressen laten geen twijfel over de publicatiedatum: ergens in de goede oude tijd van het Stalinisme. De vrouw kijkt me met twinkelende ogen aan: "Eens kijken wat voor herinneringen dat oproept."
Het is een keurige oudere dame, met zilvergrijs gekapt haar, een smetteloos oudroze colbertjasje met schoudervullingen en een grijze rok met voor een dubbele plooi. Terwijl ze de tijdschriften in haar tas stopt, vervolgt ze: "Hoewel, daarvoor heb ik die tijdschriften eigenlijk niet nodig, ik hoef alleen maar om me heen te kijken. Het is nu net als toen. Toen nam de regering ons alles af, nu weer. De pensioenfondsen, tabakswinkels, en nu de spaarbanken die ze hebben genationaliseerd. Het is precies als toen, ze pakken alles van ons af. En net als toen durven mensen niets te zeggen, omdat ze bang zijn nog meer kwijt te raken. Zo is het toch?"
Het feit dat ze me zo aanspreekt, is op zich een bewijs dat het niet net als toen is. In de jaren vijftig hadden mensen het wel uit hun hoofd gelaten om hun mening zomaar tegenover een wildvreemde te spuien. Je wist maar nooit of dat niet toevallig een informant van de geheime dienst was. En ondanks een internationaal zwaar bekritiseerde mediawet valt de positie van de Hongaarse niet te vergelijken met die van de tijden van Béke és Szabadság, Vrede en Vrijheid, waarvan de vrouw net twee exemplaren heeft aangeschaft. Maar ze is zeker niet de eerste die ik tegenkom die dit sentiment uit. Als mensen kritiek op de regering hebben, hoor je het ze steeds vaker zeggen: "net als toen".
Afgelopen weekend sprak ik met een Hongaarse kennis. Ze is getrouwd met een buitenlander, maar ze wonen al iets van vijftien jaar ergens in een klein dorp, waar ze huis en tuin tot een waar paradijs hebben omgetoverd. Toch willen ze graag weg, zij vooral. Want stel je voor dat Hongarije uit de EU stapt en ze de grenzen straks weer sluiten, net als toen? Dan komt ze nooit meer weg!


zaterdag 24 maart 2012

Interview met schrijver György Konrád: Democratie heeft creativiteit nodig


De Hongaarse schrijver György Konrád (78) overleefde twee totalitaire systemen. Als kind ontliep hij in 1944 samen met zijn zusje als enigen een razzia in zijn geboorteplaats Berettyóújfalu. In 1988 behoorde hij als dissidente schrijver tot de oprichters van de eerste anticommunistische oppositiepartij, de liberale SzDSz. Nu heeft hij het gevoel dat het verleden zich herhaalt. “Hongarije is een partijstaat in de maak”. 

Toen Hongarije zich in 2004 bij de EU aansloot, was u optimistisch. Volgens u was Hongarije eindelijk thuis gekomen in de Europese grootfamilie. U sprak over een natie die zich nuchter en behaaglijk in haar omgeving nestelt. Daar is weinig van over. Waar is het misgegaan?

Waar het fout ging, is dat de politieke partijen onderling oorlog voeren, geen dialoog. Sinds de Tweede Wereldoorlog leven we in een permanente staat van strijd. Direct na de oorlog maakten van iedere criticus de communisten een vijand. Daarna kwamen de vervolgingen na de opstand van 1956. Ook de oppositie van de jaren zeventig werd permanent als vijand afgeschilderd. De andere kant criminaliseren was een hele gewone methode. En die mentaliteit is na 1989 overeind gebleven.
Het is een probleem dat diepe wortels heeft in onze geschiedenis. Door de eeuwen heen hebben Hongaren elkaar bestreden. Het is typerend dat onze woorden voor oppositie  (ellenzék) en vijand (ellenség) nauwelijks van elkaar verschillen.


maandag 16 januari 2012

Een Fidesz-sympathisant aan het woord

“Ik vind dat premier Orbán fouten maakt, maar voor mij heeft hij één grote verdienste: hij heeft Hongaren hun zelfbewustzijn teruggegeven. In 2010, voor de verkiezingen, was het moreel heel laag. Hij heeft gezorgd dat mensen weer trots zijn op hun land,” aldus András Csengő, Hongaar en Nederlander, werkzaam voor een groot internationaal bedrijf en sinds jaren aanhanger van de Hongaarse regeringspartij Fidesz. Csengő groeide op in Nederland, maar woont sinds vele jaren in Hongarije. Kritiekloos is hij zeker niet, maar de storm van afkeur die Hongarije dezer dagen over zich heen krijgt, begrijpt hij niet. „Ondanks fouten gaat het voor mij negentig procent de goede kant op.” Hij stoort zich ook aan wat hij ervaart als eenzijdige berichtgeving. Fidesz is voor Csengő vooral de partij die een einde maakte aan jaren van onzekerheid en socialistisch wanbeleid. De socialistische ex-premier Gyurcsány, waar momenteel een – volgens de oppositie politiek gemotiveerd – corruptieonderzoek tegen loopt, hoort voor hem in de gevangenis. „Die heeft alles bij elkaar gestolen,” zegt hij, al erkent hij dat corruptie nog steeds een probleem is. Csengő prijst het besluit om Hongaren in de buurlanden een Hongaars paspoort te geven, al weet hij niet echt wat hij moet denken van plannen om die groep ook stemrecht te geven. Hij staat volledig achter de extra winstbelasting die de regering banken oplegde – een van de maatregelen die internationaal onder vuur liggen – en heeft begrip voor de omstreden onteigening van de private pensioenfondsen vorig jaar. Het verdient misschien geen schoonheidsprijs, maar buitengewone tijden vragen soms om ongewone oplossingen, vindt hij.

vrijdag 30 december 2011

Nieuwe Hongaarse grondwet

De nieuwe grondwet die Hongarije op 1 januari invoert, is volgens premier Viktor Orbán een belangrijke stap in de definitieve afrekening met het communisme. Maar critici zien de wet eerder als een belangrijke stap in de invoering van een nieuw autoritair bewind. En de beelden van 27 oppositieparlementariërs en activisten die de dag voor Kerstmis werden gearresteerd omdat ze protesteerden tegen de wijze waarop wetgeving er in het parlement zonder discussie doorheen wordt gejaagd, bevestigen het imago van een bewind dat het met de democratie niet erg nauw neemt.
De arrestaties waren slechts één incident in een roerige week waarin vooral de persvrijheid te leiden had. In het begin van de week kreeg Klubrádio, het enige oppositionele radiostation, te horen dat het per februari haar frequentie kwijtraakt aan een nieuwe muziekzender, een beslissing die ook de regeringsgezinde politiek commentator Ferenc Kumin “onbegrijpelijk” noemde.
Eind van de week werd Index, de grootste onafhankelijke nieuwssite van Hongarije, de toegang tot het parlement ontzegd nadat twee verslaggevers in het parlementsgebouw een satirisch filmpje hadden opgenomen en daarmee “minachting voor de volksvertegenwoordiging” hadden getoond.
Ook ontsloeg de staatstelevisie twee verslaggevers die sinds twee weken een hongerstaking hielden. Ze protesteerden ertegen dat diezelfde staatstelevisie het gezicht van kritische voormalige hoofd van de Hongaarse Hoge Raad in een verslag had uitgevaagd alsof het om een misdadiger ging. Ironisch genoeg was zulk wegretoucheren van politieke tegenstanders een gebruikelijke praktijk in de jaren van het communisme, waarmee Orbán volgens eigen zeggen wil afrekenen.
Maar niet alleen de media staan onder druk. De Europese Unie maakt zich zeer bezorgd over een nieuwe wet die een einde maakt aan de onafhankelijkheid van de Nationale Bank, en protesteert ook tegen een bepaling in de nieuwe grondwet dat belastingwetgeving in toekomst alleen met een tweederde meerderheid veranderd kan worden. In een reactie aan Barosso zei Orbán dat beide wetten belangrijke pijlers waren van de grondwet die op 1 januari wordt ingevoerd, en dat uitstel van de stemming daarover dan ook uitgesloten was.
De wetgeving over de Nationale Bank is vooral een punt van zorg, omdat de nieuwe wet de regering de mogelijkheid geeft de reserves van de bank te gebruiken, bijvoorbeeld voor het dichten van het gat in de begroting. De belastingwet raakt de fundamentele kritiek dat de nieuwe grondwet meer is dan slechts een kader voor toekomstige wetgeving, maar een bevestiging van het streven van de huidige regering om haar macht voor vele jaren vast te leggen.
"De nieuwe grondwet beoogt niet meer en niet minder dan de totale ideologische en spirituele hervorming van Hongarije,” aldus Milós Tallián, commentator bij het toonaangevende weekblad HVG en bij het conservatieve politieke weblog Mandiner. Het Hongarije dat Orbán voor ogen staat, is volgens hem een soort mengsel tussen Poolse vroomheid, de ijver van het Verre Oosten, Russische autoritaire willekeur en de natuurgebondenheid van traditionele agrarische samenlevingen. Volgens Tallián is de nieuwe grondwet dan ook op vele punten in conflict met de Europese regelgeving.
De Hongaarse regering lijkt op dit moment totaal niet genegen zich de binnen- en buitenlandse kritiek aan te trekken. Het omgekeerde lijkt eerder het geval. Orbán sprak de afgelopen weken herhaaldelijk over bewuste internationale financiële aanvallen op Hongarije. De conservatieve commentator Gábor Török beschuldigde Brussel er min of van Hongarije tot het bankroet te willen drijven om premier Orbán af te kunnen zetten. Maar dat zal niet gebeuren, aldus Fidesz-fractievoorzitter János Lázár: “Er mag nu veel onrust zijn, al kan ik niet zeggen of die intern is of van buitenaf wordt veroorzaakt, maar één ding is zeker: Viktor Orbán blijft minstens tot 2014 premier.”

vrijdag 15 april 2011

NIEUWE GRONDWET

Bescherming van het embryo, een lijst met verdiensten waar Hongaren constitutioneel trots op moeten zijn, een grondwettelijke ontkenning van de Hongaarse verantwoordelijkheid voor de Holocaust: het zijn zomaar wat punten uit de nieuwe grondwet die het Hongaarse parlement komende maandag officieel aanneemt. Volgens juristen verzwakt de nieuwe constitutie de mensenrechten in Hongarije en krijgt de staat aanzienlijk meer macht.
Begin deze week stemde het Hongaarse parlement, of althans de regeringsfractie in het parlement, al over de laatste amendementen. Zo werd de forint vastgelegd als Hongaarse munt: een duidelijkere boodschap aan de EU dat deze regering geen boodschap heeft aan de euro kan het land nauwelijks afgeven. Op het allerlaatste moment is ook grondwettelijk bepaald dat rechters met 62 in plaats van 70 jaar met pensioen moeten. Samen met andere maatregelen heeft dat grote gevolgen voor de onafhankelijke rechtspraak.
Fidesz noemt de nieuwe constitutie een historische afrekening met het communisme, waar de huidige grondwet zijn wortels zou hebben. “De huidige wet stamt uit 1949. Hongarije is het enige post-communistische land dat na 1990 geen nieuwe grondwet heeft aangenomen,” aldus József Szajer, Fidesz-Europarlementariër, de man die de nieuwe constitutie volgens eigen zeggen "op zijn IPad tikte". Formeel is dat waar zijn, feitelijk werd de communistische grondwet eind 1989 in onderhandelingen tussen communisten en oppositie (waaronder Fidesz zelf) zo totaal herschreven, dat constitutionele juristen soms grappen dat zo ongeveer alleen het zinnetje ‘Boedapest is de hoofdstad” overeind bleef. De meeste juristen zijn het er wel over eens dat de wet best een opknapbeurt kon gebruiken (zo zou dat jaartal van 1949 eruit moeten), maar menen ook dat hij in principe voldeed aan alles waar een democratische grondwet aan moet voldoen.
Fidesz zag echter een historische kans. Voor de partij is de nieuwe grondwet ook de afronding van wat premier Orbán ‘de revolutie in het stemhokje’ noemt, de verkiezingsoverwinning die de partij in mei vorig jaar een tweederde meerderheid in het parlement bezorgde. Wat de partij stelselmatig vergeet te vermelden, is dat die meerderheid vooral aan het kiesstelsel te danken is. In stemmen kreeg Fidesz 53 procent van de kiezers achter zich. Tegenstanders wijzen er dan ook op dat 47 procent van de Hongaren in deze grondwet geen inbreng heeft gehad en zich er niet in herkent.
Een belangrijk kritiekpunt is dat er geen publiek debat over de grondwet geweest. Maatschappelijke organisaties werden helemaal niet in het proces betrokken. Een door de oppositie gevraagd referendum wees de regeringspartij af, hoewel uit recente opiniepeilingen blijkt dat zestig procent van de bevolking voor zo'n volksraadpleging zou zijn.
Wel is er een enquêteformulier verstuurd, met achttien vragen erop over de grondwet, waar mensen hun mening over konden geven. Daarvan schijnen er ruim 800 duizend terug te zijn gestuurd. Een geweldig succes, aldus Szajer. Wat met de inhoud van die enquêtes is gebeurd, is een groot raadsel, want tussen de uiterste inzendtermijn en de laatste stemmingen over amendementen zat iets van twee weken. Het is tamelijk onwaarschijnlijk dat al die formulieren in zo'n korte tijd zijn bekeken en verwerkt.
De oppositie heeft grotendeels geweigerd aan de voorbereidingen mee te werken. De socialistische MSzP haakte als eerste af, nadat duidelijk werd dat de Fidesz-meerderheid in de parlementaire grondwetscommissie ieder voorstel van die partij afwees. Ook de groene LMP stapte uiteindelijk uit de commissie.
Zelfs de extreemrechtse Jobbik stemde maandag niet meer mee, boos omdat een amendement dat land en water alleen nog maar aan Hongaren mogen worden verkocht, door Fidesz werd verworpen. “Daarmee is de maatschappelijke draagkracht van deze grondwet zeer zwak”, aldus de constitutionele jurist en voormalige Hongaarse ombudsman László Majtényi. Eenenveertig procent van de Hongaren blijkt een nieuwe grondwet sowieso niet nodig te vinden.
De nieuwe constitutie legt vooral de conservatieve en nationalistische ideologie van de regeringspartij vast. Vooral de preambule is een wonderlijke opsomming standpunten en ideeën. Zo moeten Hongaren in toekomst grondwettelijk trots zijn op "de magnifieke intellectuele scheppingen van het Hongaarse volk".
Het christendom geldt als “fundament van de natie”, terwijl andere godsdiensten worden “gerespecteerd.” De middeleeuwse Heilige Kroon, ooit gedragen door koningen die niet alleen over Hongarije, maar ook over Servië, Roemenië en Slowakije heersten, is het nieuwe symbool van nationale eenheid.
Homo-organisaties maken zich zorgen over de bepaling dat het huwelijk wordt een exclusieve verbintenis tussen man en vrouw wordt. Opmerkelijk is ook dat belangrijke onderdelen van het regeringsbeleid, zoals belasting- en pensioenwetgeving in de grondwet worden vastgelegd, wat betekent dat toekomstige regeringen die alleen kan wijzigen via een wijziging van de constitutie zelf.
Onder rechters leven grote zorgen over de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de basis van onze democratie. Behalve verlaging van de pensioensgerechtigde leeftijd, waardoor ruim 300 van de meest ervaren rechters hun baan verliezen, verdwijnt de in 1997 ingestelde autonomie van het rechtelijk apparaat op. Rechters gaan weer onder het ministerie van justitie vallen, zoals dat voor 1997 en onder het communisme het geval was. Daardoor krijgt de regering grotere invloed op benoemingen en zelfs op de vraag welke rechter welke rechtszaak behandelt. Verder beperkt de nieuwe grondwet de macht van het Grondwettelijk Hof en wordt het straks veel moeilijker om nieuwe wetgeving ter beoordeling aan dat hof voor te leggen.
Een groot aantal toprechters heeft zich inmiddels al in een open brief aan de EU gewend om in te grijpen. Zij noemen de bepaling dat rechters met 62 met pensioen moeten, "onverantwoord, slecht gemotiveerd en professioneel ongegrond." Wie de enorme achterstand bij de Hongaarse rechtbanken kent,moet het alleen om praktische redenen al volkomen met hen eens zijn.



maandag 28 maart 2011

GYULA HORN'S VERDIENDE LOON

Er zijn er van die mensen waarvan je denkt: als je die als romanfiguur had opgevoerd, dan zou iedereen het personage ongeloofwaardig hebben gevonden. Parlementariër Mária Wittner is zo iemand. Ten tijde van de inquisitie zou niemand van haar hebben opgekeken, maar in de 21ste eeuw, in een Europees parlement, verwacht je toch geen volksvertegenwoordiger die serieus meent dat een langzame en pijnlijke dood een straf Gods is voor een zondig leven?
Toch is mevrouw Wittner, die namens regeringspartij Fidesz in het parlement zit, die mening toegedaan. Volgens haar is het lange ziekenhuisbed van de vroegere de voormalige socialistische premier Gyula Horn voor zijn daden. "Gyula Horn was een beul, die sinds drie jaar worstelt in het Honvédziekenhuis omdat hij niet in staat is te sterven. Ik wens hem zijn dood niet toe, maar hij krijgt zijn straf nog hier op aarde."  en "De goede god beschouwt de gezondheidstoestand van de voormalige premier als diens straf hier op aarde."
En Horn is niet de enige die om die reden lijdt. Ook László Toller, de voormalige - vier keer herkozen - socialistische burgemeester van Pécs, die na een frontale botsing vier jaar lang in coma lag voor hij stierf, bleef volgens Wittner zo lang in leven als straf voor zijn daden. Zelf denk ik dat zijn artsen een dikke vinger in de pap hadden: zonder hulp van allerlei medische apparatuur en zonder medisch ingrijpen was Toller vier jaar eerder gestorven. Artsen als verlengstuk van de goddelijke gerechtigheid, het is een wat bizarre notie.
Dat Mária Wittner een verbitterd mens is, is best begrijpelijk. Ze deed als 19jarige mee in de opstand van 1956, raakte gewond, wist uiteindelijk naar Oostenrijk te ontkomen, maar was zo naïef dat ze een paar maanden later terugkeerde naar Hongarije. Het kostte haar haast haar leven: ze werd gearresteerd en ter dood veroordeeld, maar die doodstraf werd uiteindelijk omgezet in levenslang. In 1970 werd ze vrij gelaten, een gebaar van Hongarije aan de rest van de wereld dat mensenrechten wat serieuzer genomen werden.
Dat Wittner Horn niet mag, is ook nog begrijpelijk. Hij stond in 1956 aan de andere kant, en maakte deel uit van de pufajkás, een ordedienst die orde op zaken moest stellen en daarbij ook marteling niet altijd uit de weg ging. Of Horn zich daar ooit aan schuldig heeft gemaakt, is nooit bewezen, maar er is ook onduidelijkheid over zijn excuus dat zijn broer door de opstandelingen was omgebracht.
Wat wel zeker is, is dat Horn eind jaren tachtig tot de hervormers binnen de communistische partij behoorde en als minister van buitenlandse zaken mede verantwoordelijk was voor het openen van de Hongaarse grenzen en voor de politieke hervormingen in Hongarije en daardoor indirect voor de val van het hele systeem. Dat maakt hem voor sommigen een held, maar voor Wittner duidelijk niet. Wat Toller in Wittner's ogen misdaan heeft, is een stuk onduidelijker: de man was pas zes jaar in 1956.
Verbittering als drijfveer voor politiek, daar word je niet vrolijk van. Dat zie je aan Wilders en aan Wittner, die zich gedraagt alsof ze het alleenrecht op het leed van de politieke gevangenen van 1956 heeft. Ze speelde in 2006 een luidruchtige rol in de demonstraties tegen premier Gyurcsány, omdat die ook een communist was, ooit. Ze houdt zich overigens opmerkelijk stil over het feit dat de huidige staatspresident, Pál Schmitt onder het communisme staatssecretaris was en daarvoor mogelijk voor de geheime dienst heeft gewerkt als hoteldirecteur van het Astoria Hotel. Sommige zonden kunnen blijkbaar wel vergeven worden bij leven.
Ze was bij de oprichting van de inmiddels verboden Hongaarse Garde, en ze geldt als de uiterste rechtse vleugel van Fidesz. Haar partijgenoten in Pécs distantiëren zich van haar woorden en de Hongaarse socialisten vinden dat ze moet vertrekken. Als ik Fidesz was, zou ik haar inderdaad liever kwijt dan rijk zijn. Want Horn en Toller zijn niet de enige langdurig zieken in Hongarije. Volgens mij win je weinig aanhang met de visie dat een pijnlijk, langdurig sterven de straf voor een zondig leven is.

woensdag 19 januari 2011

VRIENDENCLUB

De herbegrafenis in juni 1989 van Imre Nagy, leider van de Hongaarse opstand van 1956, was een historische gebeurtenis die heel Hongarije in de greep hield. Sommigen schaften er speciaal een tv-toestel voor aan om de plechtigheid live te kunnen volgen. Voor veel toeschouwers kwam het meest gedenkwaardige moment, toen een jonge rechtenstudent de Sovjettroepen in Hongarije openlijk opriep het land te verlaten.
Wie eerder niet van Viktor Orbán had gehoord, wist vanaf dat moment wie hij was. Zelfs vandaag is die toespraak voor veel Hongaren een van de grote verdiensten van de man die mei vorig jaar voor de tweede keer premier van Hongarije werd en die in januari onder een storm van kritiek aantrad als voorzitter van Europa. Zijn toespraak, een pleidooi voor de invoering van een burgerlijke, Europese democratie in Hongarije, maakte hem tot een van de bekende gezichten van de anticommunistische oppositie.  “Hij was de ultieme anarcho-liberaal,” aldus publicist Miklós Haraszti, oprichter van de Hongaarse samizdat-beweging, die Orbán destijds van dichtbij meemaakte en zijn politieke talent bewonderde.
Volgens Haraszti was Orbán destijds een hartstochtelijk verdediger van de constitutie en was er niemand feller dan hij toen de eerste postcommunistische, conservatieve regering pogingen ondernam om de in 1989 met politieke consensus tot stand gekomen grondwet om te vormen tot een instrument dat die de politieke meerderheid van de regering zou dienen.
Maar diezelfde man werd er de afgelopen weken in binnen- en buitenland van beschuldigd Hongarije in een autocratie te veranderen. De kritiek beperkt zich al lang niet meer tot de linkse oppositie. De conservatieve Duitse krant Die Welt schreef over “de mars naar de Führerstaat”. Konzervatórium, een blog van jonge conservatieve Hongaren die zijn verkiezingsoverwinning vorig jaar nog toejuichten, noemen Orbáns bewind nu: “Een vreemd mengsel van Putinisme, Chinees staatskapitalisme en een links populistisch regiem zoals je dat in Zuid-Amerika vindt.”
De huidige rechtse regeringspartij Fidesz begon in 1988 als een liberale jongerenbeweging. De kern bestond uit een vriendenclub die elkaar had leren kennen bij het juridische István Bibó College van de Universiteit van Boedapest.
De universitaire vriendenclub bleef een belangrijke rol in Fidesz spelen. Tot de dag van vandaag is de premier omringd door mensen die hij tijdens zijn studie, of zelfs op de middelbare school leerde kennen. Parlementsvoorzitter Lászlö Kövér is een studiegenoot, voormalige docent Istvan Stumpf werd lid van het Constitutionele Hof, een andere voormalige docent, Tamás Fellegi is minister van nationale ontwikkeling. Orbáns klas- en studiegenoot, de zakenmagnaat Lajos Simicska geldt als de stille kracht achter de premier.
Maar de politieke richting veranderde radicaal toen duidelijk werd dat Fidesz als liberale partij geen toekomst had. Rond de verkiezingen van 1994, die gewonnen werden door de socialistische MSzP en de liberale SzDSz, sprong Orbán in het ideologische gat dat ontstond door de verkiezingsnederlaag van de conservatieve regeringspartij MDF.
Fidesz wierp zich vanaf dat moment op als een brede, rechtse partij die zowel gematigd als extreemrechts probeerde te vertegenwoordigen. Simpel was dat niet, en het leidde af en toe tot een behoorlijke politieke spagaat. De gebruikelijke tactiek van Fidesz was, en is, om partijen aan zich te liëren en ze vervolgens te absorberen. Tijdens de eerste regering Orbán, tussen 1998 en 2002, kreeg zijn regering gedoogsteun van de inmiddels vrijwel verdwenen extreemrechtse MIÉP. Die kreeg in ruil daarvoor alle ruimte om op de staatstelevisie en -radio zijn mening te verkondigen. Dat extremisme straalde ook op de regering zelf af, en kostte Orbán bij de volgende verkiezingen veel stemmen in het midden.
Tijdens die eerste regering werd al duidelijk dat niet alleen Orbáns politieke richting, maar ook zijn houding ten opzichte van grondwet en democratie gewijzigd waren. De oppositie kreeg nauwelijks nog ruimte op de staatstelevisie, oppositiekranten raakten hun overheidsadvertenties kwijt, en de regering richtte een eigen, regeringsgezinde krant op. Waar mogelijk, werden oppositie-aanhangers uit leidinggevende functies ontslagen, een praktijk die nu weer massaal wordt toegepast: na topambtenaren regent het momenteel ontslagen onder directeuren van theaters, musea en nationale parken.
De huidige regering kreeg, met overigens niet meer dan 52 procent van de stemmen, een tweederde meerderheid in het parlement en ziet dat als legitimatie om alle macht naar zich toe te trekken. Een revolutie in het stemhokje, zo noemde Orbán zijn overwinning op de verkiezingsavond,. Iedere wet wordt daarmee gerechtvaardigd dat de partij de wil van de kiezers uitvoert. Het is wat de Amerikaanse politicoloog Fareed Zakaria omschrijft als onliberale democratie: de stem van de meerderheid telt zwaarder dan de rechtstaat en de bescherming van burgerlijke vrijheden en rechten van minderheden, principes die de basis vormen van gevestigde democratieën in West-Europa.
“Het hele ideologische framewerk dat in de eerste helft van de twintigste eeuw ontstond en de Europese landen domineerde, was achterhaald aan het einde van de eeuw. Inertie leidde tot groeiende druk op samenlevingen in heel Europa, inclusief Hongarije, en uiteindelijk tot verandering,” aldus Orbán toen hij de balans opmaakte van 56 dagen regeren. Zijn doel is het omzetten van zijn overwinning, “een verkiezingsfenomeen” in een “duurzame gemeenschap.”
Orbán staat bekend als een man die op zijn best is in de strijd. Hij heeft weinig op met compromissen, geen oor voor kritiek en hij neemt politieke verliezen persoonlijk op. Toen hij, in 2002 en 2006, achter elkaar twee verkiezingen verloor, leidde dat dan ook niet tot zelfkritiek, maar tot de frontale aanval. Toen in de herfst van 2006 een interne partijrede van de toenmalige premier Ferenc Gyurcsány uitlekte, waarin die zei dat zijn partij (en alle andere partijen) gelogen hadden tijdens de verkiezingscampagne, was dat voor Orbán reden om Gyurcsány's aftreden te eisen. Toen de premier daar niet op inging, ondersteunde de Fidesz-leider demonstraties die het doel hadden de regering omver te werpen.
Nadat hij afgelopen voorjaar aan de macht kwam, werd er alsnog grondig schoon schip gemaakt met de socialisten. Orbán's voortdurende beschuldigingen van verkiezingsfraude, beweringen dat de communisten feitelijk nog aan de macht waren en het betwisten van de legitimiteit van de socialistische regering legden ook in de hoofden van zijn aanhang het fundament voor het opzij schuiven van allen die die regering hadden gediend.
“Het is vanzelfsprekend dat met de komst van een nieuwe regering nieuwe mensen worden benoemd op leidende posities die over het algemeen als politieke benoemingen gelden. Maar wat er heeft plaatsgevonden is een politieke zuivering die veel verder ging, zodat het principe van een ambtenarenapparaat met een zekere politieke onafhankelijkheid omver is geworpen,” aldus János Kornai, Hongarije’s meest vooraanstaande econoom, die onlangs de balans opmaakte van de eerste negen maanden en tot de conclusie kwam dat Hongarije sinds de zomer van een democratie in een autocratie veranderd is.
Een groot deel van Orbáns electoraat meent echt dat nu eindelijk de onvolledige politieke veranderingen van 1989 worden afgemaakt die er volgens hen destijds in resulteerden dat de communisten de macht in handen hielden. Daar hoort ook de “linkse pers” bij.  Dat de macht van die pers via de internationaal fel bekritiseerde nieuwe mediawet wordt beperkt, is vanuit dat standpunt bekeken niet iets om je erg druk over te maken.
Daarnaast speelt Orbán in op het nationalisme in grote delen van de Hongaarse samenleving en het bijbehorende antiglobalisme. Veel Hongaren juichen maatregelen als het heffen van extra winstbelasting op banken, energiemaatschappijen, hypermarkten en andere “multi’s” alleen maar toe en zijn het met de premier eens dat de privatisering van de afgelopen twintig jaar alleen maar de zakken van de verkeerden heeft gevuld.
In feite verschilt de Hongaarse premier niet wezenlijk van andere populistische leiders die sinds twee decennia in Centraal-Europa en elders in Europa opduiken. De Poolse Kaczynski-tweeling, de Slowaakse premiers Vladimir Meciar en Robert Fico, Silvio Berlusconi en Geert Wilders: allemaal spelen ze de nationalistische kaart en stellen ze hun verkiezingsmandaat boven de rechtstaat die de burgerlijke vrijheden beschermt.
Wat Orbán onderscheidt, is zijn macht. Zijn tweederde meerderheid in het parlement maakt het mogelijk om iedere wet naar eigen goeddunken te veranderen. Ook de grondwet, die in de afgelopen maanden tien keer is aangepast en waarvoor momenteel een heel nieuw concept wordt geschreven. Zonder enige maatschappelijke discussie, zodat vrijwel niemand precies weet wat erin staat.
Maar maakt dat Orbán tot een nieuwe Poetin? Niet al zijn critici zijn daarvan overtuigd. “Orbán wil geen dictator zijn, maar een succesvol politicus. Hij wil iets blijvends nalaten, een legende worden. Je kunt het afgelopen halve jaar en de jaren die komen niet begrijpen, als je gelooft dat zijn hoofddoel het ontmantelen van de democratie is,” aldus de conservatieve politicoloog Gábor Török. “Hij realiseert zich dat hij en Hongarije anders Europa uit worden geschreven. Indien nodig zal hij tot het randje gaan, maar om die reden zal hij altijd binnen de perken blijven.”



zaterdag 4 december 2010

MEDIAWET

Hongaarse oppositiemedia en mensenrechtenorganisaties vrezen voor nieuwe censuur als het parlement op 13 december de nieuwe mediawet aanneemt. Weliswaar benadrukt die wet het belang van persvrijheid en veelzijdige media. “Maar wat ons zeer bezorgd maakt is de verregaande bevoegdheid die de media-autoriteit krijgt om ook om inhoudelijke redenen hoge boetes op te leggen,” aldus Tamás Szigeti van de Hongaarse Unie voor Burgerlijke Vrijheid (TASZ). Uit protest verschenen enkele kranten deze week met een lege voorpagina. De grootste oppositiekrant Népszabadság gaat het Constitutionele Hof als de wet wordt aangenomen.
“Nieuw is ook dat alle media, ook nieuwssites op het internet, zich moeten registreren, en dat de media-autoriteit die registratie kan intrekken,” aldus Szigeti. Dat is sinds de val van het communisme in 1989 niet meer gebeurd. De boetes kunnen oplopen van 90.000 euro voor dagbladen tot meer dan 700.000 euro voor commerciële tv-zenders.
Beroep tegen zo’n boete is moeilijk, als het huidige voorstel wordt aangenomen. “Media kunnen naar de rechter, maar die mag niet, zoals vroeger, boetes opschorten. Dat betekent dat media eerst moeten betalen en dan een jarenlange procedure afwachten. Sommigen zullen voor de uitspraak failliet gaan,” zegt Szigeti.
Media, ook internetsites, lopen kans op een boete als ze “onevenwichtig” politiek verslag doen, als ze de kerk, minderheden of zelfs “meerderheden” beledigen of als ze verstoten tegen de goede zeden. Die bepaling richt zich in eerste instantie tegen extreemrechtse sites, maar kan uiteraard veel breder worden gebruikt.
Media worden verplicht “snel en precies te berichten over plaatselijke, landelijke en Europese kwesties van algemeen belang.” Wat daaronder verstaan wordt, is onduidelijk. De formulering is heel algemeen en op iedereen van toepassing. Zoals het er nu staat, geldt het ook voor receptenbladen. "De uitleg is geheel ter beoordeling van de media-autoriteit," zegt Szigeti. Omdat de linkse en extreem rechtse oppositie het niet eens kon worden over een gezamenlijke kandidaat, bestaat dat orgaan uitsluitend uit vertegenwoordigers van regeringspartij Fidesz. De voorzitter is door premier Orbán persoonlijk voor negen jaar benoemd.
Journalisten- en mediaorganisaties zijn niet geraadpleegd over de wet. Net als het overgrote deel van alle wetsontwerpen die in het parlement zijn ingediend sinds het kabinet afgelopen juni aantrad, is het mediavoorstel, een meer dan 160 bladzijden dik boekwerk vol met gedetailleerde wetsbepalingen, formeel een initiatief van drie parlementariërs. Zo ontloopt de regering de wettelijke verplichting om belangenorganisaties te raadplegen als een ministerie een wetsontwerp indient.
Het is typerend voor de regeerstijl van premier Orbán, die na zijn verkiezingsoverwinning - haast 53 procent van de stemmen en een tweederde meerderheid in het parlement – verklaarde dat in Hongarije een revolutie via het stemhokje had plaatsgevonden. Sindsdien neemt Fidesz met revolutionaire snelheid, en zonder enig overleg met maatschappelijke organisaties, wetten aan die er in veel gevallen vooral op gericht zijn om de eigen positie voor lange tijd veilig te stellen.
Een wet maakte het mogelijk kritische ambtenaren te ontslaan zonder opgaaf van redenen. Op belangrijke posten, zoals de media-autoriteit en de hoofdofficier van justitie, zijn inmiddels partijmensen benoemd. Waar dat niet lukt, worden andere maatregelen genomen. Zo werd het salaris van de kritische directeur van de Nationale Bank gereduceerd tot een minimum. De fiscale raad, een onafhankelijke organisatie die moet controleren of begrotingsvoorstellen kloppen, verloor na kritische opmerkingen vrijwel zijn hele budget, zodat de raad volgend jaar niet meer kan functioneren.
Toen het Constitutionele Hof oordeelde dat een bepaalde belastingmaatregel onconstitutioneel was, wijzigde het parlement de grondwet en ontzegde het Hof het recht zich in toekomst met begrotingszaken te bemoeien.
In april wil Fidesz een nieuwe grondwet aannemen. De inhoud daarvan is volslagen onduidelijk, want een maatschappelijk debat wordt niet gevoerd. Volgens sommige Fidesz-politici verandert er weinig, maar volgens parlementsvoorzitter László Kövér blijft van de oude constitutie alleen overeind dat Boedapest de Hongaarse hoofdstad is.
Af en toe lekt er wat uit: zo wordt gerept over de invoering van een nieuw nationaal wapen, over een grondwettelijk verbod op homohuwelijken en over bescherming van het leven vanaf de conceptie, wat feitelijk betekent dat Hongarije abortus gaat verbieden zonder dat de bevolking het doorheeft. Een oppositievoorstel voor een referendum over de grondwet is afgewezen. De tweederde parlementaire meerderheid is voor Orbán voldoende bewijs dat het volk achter hem staat. En tot nu toe geven de opiniepeilingen hem gelijk, want in de laatste peilingen is Fidesz nog steeds heel erg populair.


zaterdag 27 november 2010

GOOCHELEN MET GELD

Een aantal jaren geleden moest ik intreden in het Hongaarse pensioensysteem. Ik was destijds behoorlijk pissig dat de private pensioenfondsen me vanwege mijn leeftijd niet meer aannamen en ik mijn premie in de staatskas moest storten. Het Hongaarse staatspensioen is net als de Nederlandse AOW een omslagsysteem waarbij de pensioenen die nu worden betaald, worden gefinancierd door de premies die de werkenden van vandaag ophoesten. Hongarije is fors aan het vergrijzen, dus het is maar de vraag wat ik, als het zover is, ooit uit die pot zal krijgen. Een privaat pensioenfonds, in feite een eigen spaarpotje, leek me aanzienlijk veiliger.
In mijn stoutste dromen had ik niet kunnen voorzien dat er pakweg een decennium later een regering aan de macht zou komen die er niet voor schroomt om die pensioenfondsen simpelweg te nationaliseren, net zoals Argentinië in 2008 deed om een bankroet van dat land te voorkomen.

Dat de regering Orbán lekkerbekkend naar de miljarden in de private pensioenfondsen keek, was al langer duidelijk. Een paar weken geleden kregen de deelnemers aan die fondsen te horen dat de regering hun premie de komende veertien maanden zou 'lenen' om gaten in de begroting te dichten. Dat geld zou ter zijner tijd terug worden betaald, werd erbij gezegd.
Maar al snel werd duidelijk dat de regering eigenlijk veel meer wilde. Afschaffing van de private pensioenfondsen was het uiteindelijke doel. De afgelopen weken werd flink gelobbyd om mensen ervan te overtuigen naar het staatssysteem over te stappen. De hoop was duidelijk dat het overgrote deel van de deelnemers aan private pensioenfondsen dat vrijwillig zou doen. Maar blijkbaar is het vertrouwen van jonge Hongaren in de houdbaarheid van het staatssysteem niet erg groot, want afgelopen weer bleek uit een opiniepeiling dat slechts iets van een derde van de werknemers vrijwillig uit de private pensioenfondsen zal stappen.
Dat was voor de regering niet genoeg, en prompt kwam minister van economische zaken György Matolcsi met een groot konijn uit de hoed: werknemers houden de vrijheid om bij een privaat pensioenfonds te blijven, maar wie besluit dat daadwerkelijk te doen, verspeelt tot in de eeuwigheid zijn recht op een staatspensioen. Let wel: iedere Hongaar betaalt via de werkgeversbijdrage hoe dan ook mee aan de staatspensioenen en is voor zijn uiteindelijke pensioen ook deels afhankelijk van de staat.
De 'vrijheid om te kiezen' is dus de vrijheid om het grootste deel van je pensioen te verspelen. Dan stap je wel 'vrijwillig' over. "De keuze van de regering is helemaal geen keuze. Het is kiezen tussen twee dingen terwijl je een pistool tegen je slaap gedrukt krijgt," aldus Julianna Bába, voorzitter van de Vereniging van Stabiliteitsfondsen, die de pensioenfondsen vertegenwoordigt.
Discussie over de kwestie is, zoals bij alle besluiten van deze regering, niet mogelijk. De dag nadat Matolcsy zijn plan bekend had gemaakt, had hij een ontmoeting met leiders van pensioenfondsen en andere hoge pieten uit de financiële wereld. Daar las hij nog eens zijn verklaring voor, en dat was het. Ruimte voor vragen of opmerkingen was er niet. Alleen het parlement zou er nog een stokje voor kunnen steken, want dat moet er nog over stemmen. Maar dat het tegenstemt, is tamelijk onwaarschijnlijk. Fidesz-parlementariërs hebben het er al over dat ze "de pensioenen juist veiligstellen".
De regering wil het geld van de private fondsen gebruiken om het begrotingstekort te bestrijden. Met het geld wordt de Hongaarse schatkist in een klap zo'n 2700 miljard forint (10 miljard euro, pakweg 10 procent van Hongarije's jaarlijkse brutto nationaal product) rijker en heeft het land in plaats van een begrotingstekort een begrotingsoverschot van 7 procent.
Hoezo, Hongarije in het rijtje van Ierland en Portugal? Welk Europees land kan zich beroemen op een begrotingsoverschot van 7 procent? En een leuk extraatje: de Hongaarse pensioenfondsen hebben een groot deel van hun geld in staatsobligaties belegd. Als de staat die obligaties terugkrijgt (en hoe moeten de fondsen hun geld anders aan de overheid geven?), is Hongarije ook nog eens een hoop schulden kwijt.
Het is een gok, en een forse ook. De nationale en internationale reacties zijn buitengewoon negatief. De forint daalde behoorlijk in waarde, een teken dat de internationale markten weinig vertrouwen hebben in het plan. En onder de 3 miljoen pensoendeelnemers die hun private spaarpotje plots naar de staat zien verdwijnen, zitten heel wat Fideszstemmers. Als die zich niet laten overtuigen door de verhalen dat ze eigenlijk beter worden van deze stap, kan het de regering behoorlijk wat populariteit kosten. De Hongaarse vakbonden hebben voor komende week al demonstraties aangekondigd.
Aan de andere kant: de volgende verkiezingen zijn ver weg, en met een begrotingoverschot van zeven miljard kun je leuke dingen voor de mensen doen. En je kunt het nemen van vervelende maatregelen, zoals het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd, of het bezuinigen op het ambtenarenapparaat en het reorganiseren van de gezondheidszorg, of andere noodzakelijke besluiten, uitstellen tot de bodem van de schatkist weer in zicht komt. Wat, als de regering die maatregelen niet neemt, zonder enige twijfel een keer gebeurt. Ook Argentinië bleek uiteindelijk niet uit de problemen te zijn.
Maar als deze goocheltruc met geld wel goed uitpakt, kan premier Orbán er over 3,5 jaar mee pronken Hongarije uit de financiële problemen te hebben geholpen. Tegen die tijd zijn de mensen mogelijk weer vergeten dat ze die oplossing uit eigen spaarpot hebben betaald. Want dat is het mooie van pensioenpremies: alleen degenen die dicht bij hun pensioen staan, realiseren zich dat het echt om hun geld gaat. En die mensen zullen hun pensioen voorlopig wel krijgen.
Voor dertigers, die straks echt met de problemen van de vergrijzing te maken krijgen, is het pensioen nog zo ver weg dat het toch vooral om virtuele centjes gaat. Het is een gok, maar zolang mensen de komende weken niet massaal de straat opgaan om te protesteren, is er een behoorlijke kans dat Orbán met deze goocheltruc wegkomt.

dinsdag 28 september 2010

GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN

Sportief. Leuke kop. Frisgewassen. Je kunt niet anders zeggen dan dat Tibor Pető op het eerste gezicht de ideale schoonzoon lijkt. Tweevoudig wereldkampioen roeien. Wat wil je nog meer? Nou ja, persoonlijk zou ik wel iets meer willen wat over wat hij denkt en vindt.
Behalve tweevoudig wereldkampioen is Pető namelijk ook kandidaat voor het burgemeesterschap van Vác bij de gemeenteraadsverkiezingen volgende week. Hij staat kandidaat voor de conservatieve regeringspartij Fidesz, maar het enige dat ik over hem weet, is dat hij schoon water in het glas wil gieten. Dat staat op al zijn posters, en meer ook niet. Persoonlijk vind ik dat wat weinig vind om iemand op te beoordelen.
Hij heeft een website, maar echt veel wijzer word je daar ook niet. Hij is getrouwd en studeert sinds vorig jaar sportmanagement. Vác gaat hem natuurlijk ter harte, en hij is er uiteraard heel erg voor dat de stad economisch wordt ontwikkeld, dat er arbeidsplaatsen komen, de stedelijke financiën op orde zijn, en meer van dat soort dingen. Dat geldt trouwens voor alle burgemeesterskandidaten. Waarschijnlijk niet alleen in Vác.
Alle opiniepeilingen wijzen, net als in het voorjaar, weer op een klinkende overwinning van Fidesz. Ook Budapest, de afgelopen twee decennia een bolwerk van links en liberaal, krijgt in de komende jaren waarschijnlijk een Fidesz-burgemeester.
Maar Tibor Pető is een van de weinige kandidaten voor wie de race niet helemaal gelopen schijnt te zijn, wat natuurlijk wel toepasselijk is voor een wedstrijdroeier. De lantarenpalen in Vác zijn inmiddels langzamerhand bedolven onder de plakkaten van kandidaten voor het burgemeesterschap, en op de huidige socialistische burgemeester na, die weer een gooi naar het ambt doet, zijn al die kandidaten ter rechter tot zeer rechter zijde te vinden.
Pető moet het niet alleen opnemen tegen de extreem rechtse Jobbik, maar ook tegen de overduidelijk niet erg progressieve 'Voor Vác', en tegen een lokale Jobbik-concurrent, de Hongaarse Republikeinse Partij, een plaatselijke partij die voor een restauratie van Groot-Hongarije pleit, tegen buitenlandse investeringen, en niet te vergeten voor een 'echte systeemwisseling die tot vandaag de dag nog niet heeft plaatsgevonden'. Ik begrijp daaruit dat ook de nieuwe Fidesz-regering uit verborgen communisten bestaat, maar goed. De voorzitter heeft 45 jaar in Amerika gewoond.
Maar de meest opmerkelijke concurrent van Pető is een eigen partijgenoot. Attilá Fördős is officieel weliswaar lid van de kleinste Hongaarse regeringspartij, de Christen-Democratische Volkspartij (KDNP). Maar iedereen weet dat die partij nooit het parlement gehaald zou hebben, als Fidesz haar niet onder de vleugels genomen zou hebben.
Van zo'n partij wordt brave volgzaamheid verwacht en dat Fördős zich kandidaat heeft gesteld voor het burgemeesterschap, met steun van de lokale bisschop nog wel, wordt dan ook niet gewaardeerd. Al weken geleden kregen alle burgers een pamfletje van Fidesz in de bus, met daarop in grote letters de verklaring dat 'geen van de regeringspartijen Fördős steunt".
Maar de lokale KDNP liet het daar niet bij zitten. Het portret van Fördős siert inmiddels menige lantarenpaal en de partij heeft zelfs een reuzenplakkaat laten maken, waarin zich hij omringd door partijgenoten voorstelt aan de kiezers. De reden voor die koppigheid? De KDNP vindt het maar niets dat Pető, die net een paar maanden politiek actief is, de burgemeestersnominatie toebedeeld heeft gekregen. Vooral niet, omdat Fidesz die positie eerder aan Fördős had toegezegd, die bij de verkiezingen vier jaar geleden met het nipte verschil van iets van 120 stemmen verloor van zijn socialistische tegenstander.
We moeten er geen politieke meningsverschillen achter zoeken, beklemtonen beide partijen, en dat zal ook wel niet. Het is eerder een waarschuwing aan de KDNP. Eerder heeft Fidesz samengewerkt met de Partij van Kleine Landeigenaren en met het Hongaars Democratisch Front (MDF), en geen van beide partijen hebben die samenwerking uiteindelijk overleefd, al heeft het MDF nog jaren op eigen houtje doorgemodderd. Als de KDNP niet braaf is, wordt de partij zo voor een ander ingeruild.

vrijdag 3 september 2010

HAASTWERK

De afgelopen drie maanden heeft de nieuwe Hongaarse regering een vloedgolf van wetten over het land uitgestort. Het is niet bij te houden, ook niet voor de parlementariërs zelf: de meeste wetten worden ingediend door fractieleden van de regeringspartij Fidesz en binnen een week min of meer als hamerstuk er doorheen gejaagd, zodat de oppositie geen kans op inspraak heeft. Dat kun je je veroorloven als je een tweederde meerderheid hebt. En je bent meteen af van het gedonder dat maatschappelijke organisaties ook wat te zeggen hebben over je plannen.
Hoewel... het kan ook wel eens voordelen hebben om naar anderen te luisteren. Neem de veranderingen in de strafwetgeving. Fidesz kondigde al in de verkiezingscampagne aan dat het harder zou optreden tegen criminelen en ook kleinere criminaliteit zou gaan aanpakken. Het eerste waar een einde aan werd gemaakt, was de regel dat diefstallen onder de 20.000 forint (pakweg 80 euro) niet als misdrijf, maar als overtreding afgehandeld werden en feitelijk niet werden bestraft.
Verder nam de partij van de Amerikaanse staat Californië het three strikes out principe over. Wie drie keer voor een misdrijf, vooral als er geweld in het spel was, wordt veroordeeld, kan in toekomst op levenslang rekenen. Het is nogal een maatregel om zonder maatschappelijke discussie door te voeren, en Hongaarse rechters, die ook niet geraadpleegd waren, schijnen er niet zo gelukkig mee te zijn. Het zal de situatie in het toch al overbelaste Hongaarse gevangenissysteem ook niet makkelijker maken.
Maar onder kiezers is het ongetwijfeld populair. In Californië, waar kiezers er in 1994 over mochten stemmen, was 72 procent van de bevolking destijds vóór. En dus verdwenen er al mensen voor 25 jaar of meer in de gevangenis voor de diefstal van golfclubs of een paar videotapes. In Texas dreigde iemand levenslang te krijgen omdat hij weigerde 120 dollar terug te betalen, zijn loon voor de slechte reparatie van een airconditioning.
Ondanks dat soort overduidelijke onrechtvaardigheden is three strikes out in Amerika populair, al is er geen duidelijke aanwijzing dat het systeem enig effect heeft op de daling van de misdaad. Het wordt inmiddels in 24 staten toegepast. Ook Nieuw-Zeeland werkt aan een soortgelijke wet. Veel Hongaren zijn ervan overtuigd dat het met de criminaliteit in hun land volkomen uit de hand loopt, al valt het volgens de cijfers eigenlijk erg mee. Als je three strikes out in een referendum aan de Hongaarse kiezer zou voorleggen, is de kans groot dat die ja zegt.
Dat geldt mogelijk ook voor een andere nieuwe wet, die de mogelijkheden voor gevangenisstraf voor minderjarigen vergroot. Ook voor kleine overtredingen, zoals diefstallen van minder dan 20.000 forint, moeten rechters minderjarigen in toekomst een straf opleggen. Omdat Hongarije geen alternatieve straffen kent, heeft zo'n rechter maar twee opties: een boete of een gevangenisstraf van maximaal dertig dagen.
Het probleem, aldus András Kádár van het Hongaarse Helsinki-comité, is dat een andere wet bepaalt dat jongeren zonder eigen inkomen geen boete opgelegd kan worden. Dat betekent dat rechters er niet aan ontkomen hen tot opsluiting te veroordelen.
Dat zal veel mensen waarschijnlijk worst wezen, zolang het kansarme zigeunerjongeren in Oost-Hongarije betreft. Sterker, veel mensen - en de parlementariërs die de wet hebben aangenomen, met hen - zullen denken dat het die jongeren misschien eindelijk een lesje leert. Pas als de eerste scholier uit een nette wijk in Budapest die zijn handen niet van die dure aftershave kon afhouden, de gevangenis in verdwijnt, worden de consequenties van zo'n ondoordachte wet duidelijk.
Even ondoordacht was een heftig omstreden en inmiddels ingetrokken voorstel dat politici het recht gegeven zou hebben om iedere keer als er over hen in een krant werd geschreven, een weerwoord te eisen, zelfs als het artikel over hen feitelijk juist was. Dat weerwoord moest volgens dat voorstel bovendien op dezelfde plaats gepubliceerd worden als het oorspronkelijke artikel.
Het idee was uiteraard dat regeringspolitici op die manier een greep hielden wat oppositiekranten over hen schreven. Maar het werkt uiteraard ook omgekeerd: een aanval in een regeringskrant op een oppositielid levert een paar dagen later een fraai platform voor dat oppositielid om in die regeringskrant zijn standpunt uiteen te zetten.
Weinig doordacht lijkt ook de nieuwe belastingheffing van 98 procent over de afscheidsbonus die ambtenaren die ontslagen worden, krijgen. Het doel van de maatregel is duidelijk: de regering zet bij bosjes mensen op straat van wie ze weet, of denkt, dat ze de oppositie aanhangen of gewoon te zelfstandig denken. Dat kost geld, want de wet schrijft een compensatie voor. Maar als je een belasting van 98 procent invoert, gaat dat geld weer terug naar de staatskas, en kost het je geen cent.
De kiezer, overvoerd met krantenberichten over topambtenaren die met vette bonussen in hun zak opstappen, vindt het prachtig. Maar die heffing treft uiteraard niet alleen die topambtenaren over wie iedereen leest. Het treft bijvoorbeeld ook de onderwijzer die na dertig jaar ploeteren voor een - daar is iedereen het wel over eens - veel te laag salaris, met zijn pensioen een welverdiend bonus krijgt. Of kreeg, eigenlijk, want ook dat geld valt onder de nieuwe belastingmaatregel, al was dat vast niet de bedoeling.
Ondoordacht, haastig. Maar of zulke wetten terug worden gedraaid? Dat zou betekenen dat Fidesz moet erkennen dat de partij ondanks haar tweederde meerderheid niet perfect en alwetend is, en er is weinig dat erop wijst dat ze daartoe bereid is. Kritiek stoot op dovemansoren, en zo lang de kiezers er nog van overtuigd zijn dat de regering het goed doet, lijkt er weinig kans dat dat verandert.

zaterdag 24 juli 2010

POLITIEK VOETBAL

Voetbaltrainers worden ontslagen, niets bijzonders aan. Maar het vrijdag officieel bekend gemaakte ontslag van Erwin Koeman als trainer van het nationale elftal van Hongarije is een directe gevolg van de Hongaarse regeringswisseling, en dat de politiek zo direct bij voetbal betrokken is, is wel opmerkelijk.

Koeman, die met de Hongaarse nationale elf de weg omhoog weer leek te hebben gevonden, ook al haalde dat net niet het WK in Zuid-Afrika, had nog een contract tot 2012. Maar hij koos de afgelopen week eieren voor zijn geld en kwam – officieel “in goed overleg” – tot een akkoord met de Hongaarse voetbalbond over de beëindiging van zijn verbintenis.
Een onvermijdelijke stap, want de in mei gekozen nieuwe Hongaarse premier Viktor Orbán heeft twee passies, politiek en voetbal, en die twee lopen nog al eens door elkaar heen. In 2001, toen Orbán ook al premier was, zei hij eens een kabinetszitting af vanwege een wedstrijd van Felcsút, het team van zijn geboortedorp met dezelfde naam dat in de tweede divisie speelde.
In datzelfde 2000 zielen tellende dorp Felcsút staat, op initiatief van Orbán, sinds een aantal jaren ook de nieuwe nationale voetbalacademie. Tot de studenten behoort ook zijn oudste zoon Gaspár, die door trainers wordt omschreven als een “hardwerkende jongen”. Orbán mist geen enkele EK of WK finale en zat ook dit jaar in Johannesburg op de tribune bij de finale Nederland-Spanje. Het verhaal gaat dat hij als student ooit wegliep uit een ziekenhuis waar hij lag met een longontsteking om een belangrijke wedstrijd bij te wonen.
Vorig jaar november, toen Orbán nog leider van de oppositie was, verklaarde hij al herhaaldelijk niets in Koeman te zien en vanaf dat moment speculeerden de Hongaarse kranten, die de binnenlandse politieke verhoudingen kennen en weten wat zo’n uitspraak betekent, al dat het gedaan was met de carrière van de Nederlander. Het ging snel toen kort na de verkiezingen de voorzitter van de Hongaarse voetbalbond - de man die Koeman naar Hongarije had gehaald - werd afgezet en werd vervangen door Sándor Csányi
Csányi is directeur en medeaandeelhouder van de Hongaarse OTP Bank, een van de drie rijkste mannen van het land en een persoonlijke vriend en adviseur van premier Orbán. Met Csányi’s komst kwam ook een geheel nieuw bondsbestuur en dat besloot afgelopen week, in lijn met de nieuwe nationalistische koers van de regering Orbán, dat een nationaal elftal geen buitenlandse trainer kon hebben.
De voorlopige opvolger voor Koeman wordt Sándor Egervári, voormalig Hongaars speler en trainer van het nationale jeugdelftal onder 20 van Hongarije. Aan hem de taak de Hongaren voor te bereiden op het komende EK, waarbij Hongarije is ingedeeld in dezelfde poule als Nederland. En de ondankbare opgave om zich de politiek van het lijf te houden.

zondag 4 juli 2010

NATIONALE SAMENWERKING

Kort nadat de Hongaarse premier Viktor Orbán in mei werd beëdigd, kwam hij met een 'verklaring van nationale samenwerking', de NMR. Het was een wonderlijk document waarin de overwinning van zijn partij Fidesz werd afgeschilderd als het einde van een tijdperk. In het stemhokje was een einde gemaakt an het communisme en de daarop volgende overgangsperiode van twintig jaar:
Bij deze wat hoogtepunten uit die verklaring: ,,In de lente van 2010 verzamelde het Hongaarse volk wederom zijn overgebleven krachten en bereikte het een succesvolle revolutie via de stembus. Het Hongaarse volk bereikte met deze overwinning het omverwerpen van het oude regiem en het oprichten van een nieuw bewind van nationale samenwerking."
Nu heeft Fidesz tweederde van alle zetels in het parlement, en je kunt je indenken dat dat tot overmoed stemt. Maar die verkiezingsuitslag moet enigszins gerelativeerd worden. De enorme overwinning is grotendeels te danken aan het kiesstelsel. Fidesz haalde feitelijk net iets meer dan de helft van alle stemmen.
Maar goed, het document vervolgt: "Wij, de vertegenwoordigers van het Hongaarse Parlement, verklaren dat wij dat nieuwe politieke en economische systeem, dat tot stand kwam als resultaat van de wil van het volk, op de stevige funderingen zullen plaatsen die noodzakelijk zijn voor welvaart en menselijke waardigheid en die de leden van de Hongaarse natie in zijn diverse kleuren verenigen. Werk, thuis, familie, gezondheid en recht en veiligheid. Dat zijn de pilaren van onze gezamenlijke toekomst. (....) Deze coöperatie, die ongelooflijke energie losmaakt, geeft alle Hongaren het recht tot hoop, ongeacht hun leeftijd, godsdienst, politieke overtuiging, ongeacht waar ze leven."
Het was de bedoeling dat het parlement deze verklaring aannam, wat het natuurlijk ook deed: met een tweederde meerderheid krijg je per slot van rekening alles aangenomen wat je wil. Maar alle oppositiepartijen, van de socialistische MSzP tot de extreemrechtse Jobbik, bedankten voor de eer.
Dat leek het te zijn, tot premier Orbán dit weekend op de verklaring terugkwam in een stijl die doet vermoeden dat het erg moeilijk is om daadwerkelijk afscheid te nemen van een tijdperk: hij verordoneerde dat de NMR in alle regeringsgebouwen moet worden opgehangen, op een plek die goed zichtbaar is voor het publiek. Andere instellingen, zoals de nationale bank en lokale overheden, wordt vriendelijk edoch dringend verzocht het papier op te hangen.
De oppositie, wederom van links tot rechts, dacht eerst dat het een grap was, en reageerde vervolgens geschokt. De MSzP zei dat zo'n verordening deed denken aan het Hitler-vriendelijke Horthy-regiem en aan de communistische dictator Miklós Rákosi. De LMP was het daarmee eens en meende dat Orbáns verordening zelfs als grap een slechte geweest zou zijn. Ook Jobbik haalde het stalinisme aan, toen soortgelijke verklaringen tussen de portretten van Stalin, Lenin en  Rákosi hingen. Zoals een woordvoerder van Jobbik zei: ,,Nationale samenwerking moet uit dagelijkse daden blijken, niet uit papieren op de muur."
En als de oppositie de afgelopen weken één ding heeft ervaren, dan is het dat er in de parlementaire werkelijkheid van alle dag weinig sprake is van nationale samenwerking. Fidesz heeft het land in korte tijd bedolven onder een golf van wetsontwerpen, meer dan zeventig stuks in het totaal, waarvan het overgrote deel zonder enige aankondiging of zonder enig vooroverleg tot stand kwam en binnen luttele dagen ter stemming werd gebracht.
Dat kan, omdat het overgrote deel van al die wetsontwerpen, inclusief een geruchtmakend pakket over de omroepen en over de persvrijheid, werd ingediend door individuele parlementariërs. De reden om die route te bewandelen, aldus de socialistische fractieleider Attila Mesterházy, is dat ministeries hun wetsontwerpen vooraf moet bespreken met de relevante maatschappelijke organisaties, en een financiële en juridische verantwoording mee moeten leveren. Als een parlementariër een wetsontwerp indient, hoeft dat niet. Voor een regering die de nationale samenwerking op alle muren wil spijkeren, is dat op zijn minst opmerkelijk om wetten zo in te dienen dat een maatschappelijk debat erover zoveel mogelijk wordt vermeden en het zelfs voor medeparlementariërs moeilijk wordt een zinvolle bijdrage te leveren.
Het bespaart wel een hoop discussie, in theorie althans: de mediavoorstellen lokten een storm van kritiek uit binnen- en buitenland uit en zijn daarom op punten toch maar aangepast. Maar het vraagt natuurlijk om problemen in de toekomst. En niet alleen, omdat de oppositie klaagt en Europa kritisch meekijkt. Aan vrijwel iedere wet zit een kostenplaatje, maar als nooit de moeite is genomen die kosten uit te rekenen, is de kans op nieuwe gaten in de begroting groot. En dat is iets dat Hongarije zich niet echt kan veroorloven, al kun je er donder op zeggen dat zulke gaten in de begroting voorlopig verklaard zullen worden als lijken in de kast die de socialistische regering heeft achtergelaten.

vrijdag 4 juni 2010

TRIANON

Aan de oever van de Donau staan zo’n 200 mensen rond een dikke vierkante zuil met een vlaggenstok erop. Een meisje draagt droeve gedichten over het Hongaars noodlot voor. Dan stappen vier mannen in huzarenpakken naar voren. Plechtig dragen ze een blad met 64 minuscule aardewerken plantenpotjes, gevuld met aarde, afkomstig van alle provincies die Hongarije na de Eerste Wereldoorlog kwijtraakte. Onder toeziend oog van de burgemeester, de bisschop en de dominee worden de potjes in het monument bijgezet. Vooral oudere vrouwen laten openlijk hun tranen vloeien.
Vandaag precies negentig jaar geleden raakte Hongarije, een van de verliezers van de Eerste Wereldoorlog, bij de vredesbesprekingen in Versailles pakweg tweederde van zijn grondgebied kwijt. De geallieerden schonken ruim tweederde van het Hongaarse grondgebied aan de nieuwe staten Tsjecho-Slowakije, Roemenië en Joegoslavië.
In tegenstelling tot de afspraken werden ook gebieden met een zuiver Hongaarse bevolking door de buurlanden ingelijfd. Ruim 3 miljoen Hongaren verloren hun vaderland door Trianon, zoals het verdrag in de volksmond heet naar het paleis waar het werd ondertekend. De vorige week aangetreden conservatieve Hongaarse regering heeft voor vandaag een ‘dag van nationale samenhorigheid’ afgekondigd. Ook is er geld vrijgemaakt voor de vestiging van een Trianonmuseum in Boedapest.
Het mag negentig jaar geleden zijn, maar Trianon is nog steeds springlevend in de Hongaarse belevingswereld. Of weer springlevend. Handelaars in bumperstickers van Groot-Hongarije doen goede zaken en het Donaustadje Vác is slechts een van de plaatsen waar in de afgelopen jaren het vooroorlogse Trianonmonument weer in ere werd hersteld. Een constante toestroom van Hongaarse migranten uit de buurlanden draagt ertoe bij dat de banden met de minderheden in het buitenland sterk blijven. “Trianon doet iedere echte Hongaar pijn. Ze hebben ons huis gestolen” zegt winkelierster Anna Uhlar.
Voor de Tweede Wereldoorlog beheerste Trianon de Hongaarse politiek. De schooldag begon met het Hongaarse credo: “Ik geloof in de wederopstanding van Hongarije”. Hongarije koos de kant van Hitler in de hoop met zijn hulp de verloren landen terug te krijgen.
Tijdens het communisme was het onderwerp taboe. János Széky, hoofdredacteur van het liberale opinieweekblad Élet és Irodalom (Leven en Literatuur), kon als jongetje in de jaren zestig eindeloos bladeren in een oude wereldatlas met kaarten van ‘Hongarije’ en ‘Verminkt Hongarije’. “Ik tekende hele strategische aanvalsplannen in de atlas om verloren steden terug te veroveren.” Maar op school werd het onderwerp doodgezwegen.
Links Hongarije heeft het er nog steeds moeilijk mee, aldus Széky tijdens een debat over het verdrag. De meeste linkse intellectuelen zien Trianon als een trauma van rechts. Maar dat vindt hij onterecht. “Links is evenzeer de gevangene van het verdrag als rechts, in die zin dat men er gewoon niet over durft te praten. Maar Trianon een historische onrechtvaardigheid waar je niet om heen kunt, zelfs al is er geen uitzicht op een oplossing.”
Dat er geen oplossing is is iets waar rechts Hongarije niet aan wil. Hoe rechtser, hoe extremer de oplossingen. Een van de eerste maatregelen van de nieuwe regering was de invoering van een dubbel staatsburgerschap voor Hongaren in de buurlanden, wat tot furieuze reacties van de Slowaakse regering leidde. Maar premier Orbán heeft in het verleden ook herhaaldelijk benadrukt dat de open EU-grenzen in zekere zin het antwoord op Trianon zijn, omdat het onderlinge contact daardoor veel makkelijker wordt.
Radicalen vinden dat ronduit slap. Zij willen minstens autonomie voor de Hongaarse minderheden in de buurlanden, en eigenlijk zelfs totale revisie van het verdrag. “We laten Trianon neerstorten en heroveren de vlag,” zingt de extremistische muziekgroep Romantisch Geweld. En de fans gaan uit hun dak.

maandag 5 april 2010

VERKIEZINGEN

Het is geen vraag wie er wint bij de Hongaarse verkiezingen komende zondag. Dat is de huidige conservatieve oppositiepartij Fidesz. De vraag is hooguit, hoeveel met zetels. Opiniepeilingen voorspellen al jaren een absolute meerderheid voor de partij. Fidesz zelf hoopt op tweederde van alle zetels. Zoveel zijn er nodig om de grondwet, en een aantal andere belangrijke wetten, aan te passen. Het makkelijkste is natuurlijk als je eigen fractie zo groot is dat je met niemand hoeft te onderhandelen.
Dat verklaart misschien waarom de partij zich ondanks haar zekere overwinning opmerkelijk kinderachtig opstelde bij het inzamelen van handtekeningen ter ondersteuning van de kandidaten. Het Hongaarse verkiezingsstelsel is buitengewoon gecompliceerd. Om het mee te kunnen doen, en om het goed te doen, moet een partij in ieder kiesdistrict kandidaten hebben. Als dat niet lukt, is de kans om de kiesdrempel van vijf procent te halen en daadwerkelijk in het parlement te komen, een stuk kleiner. Iedere kandidatuur moet ondersteund worden door 700 handtekeningen van kiezers uit het betreffende kiesdistrict.
Die regels leken ooit zo mooi bedacht. De kiesdrempel was bedoeld om extreme versplintering van het parlement te voorkomen. Als je dat niet doet, zoals in Nederland, eindig je af en toe met eenmansfracties van Boer Koekoek in de Tweede Kamer. Als je, zoals Hongarije, 386 zetels te verdelen hebt, is de kans op versplintering zonder kiesdrempel natuurlijk nog veel groter.
Zevenhonderd handtekeningen per kandidaat lijkt ook geen onoverkoombaar obstakel voor een serieuze partij, en schrikt voldoende af om te voorkomen dat onzinpartijen zoals de Bierpartij (ooit kandidaat in Tsjechië) of de Partij voor de Planten (klaarblijkelijk een gegadigde bij de Nederlandse verkiezingen en géén één-arpil-grap) zich opwerpen.
Wat niemand had voorzien, is dat je het systeem ook kunt misbruiken. Iedere kiezer mag maar één keer tekenen. Een grote partij heeft die zevenhonderd handtekeningen inderdaad zo bij elkaar. Maar kleine partijen lopen zich een ongeluk en, zoals hun activisten de afgelopen maanden in weer en wind ondervonden, vaak voor niets: in veel gevallen bleek iemand hen voor te zijn geweest. Met name Fidesz heeft veel meer handtekeningen opgehaald dan nodig, bewust, om te verhinderen dat anderen die kregen.
Utieindelijk kon dat niet voorkomen dat de socialisten overal in het land kandidaten op wisten te stellen, net overigens als de extreem-rechtse Jobbik. Met veel moeite is het ook een nieuwkomer in de Hongaarse politiek, de ’Andere Politiek is Mogelijk’ (LMP) gelukt om overal kandidaten op te stellen.
Maar de kans is groot dat een oudgediende, de centrum-rechtse Hongaarse Democratische Partij (MDF) het parlement niet haalt, omdat het de partij te weinig handtekeningen binnen wist te halen. Even dreigde het MDF zelfs in Boedapest niet in alle districten kandidaten te hebben, omdat de andere partijen in de kiescommissie meenden dat een deel van de handtekeningenlijsten niet klopten. In hoger beroep werd beslist dat die lijsten toch goed waren.
Een beetje kinderachtig, maar het maakt wel duidelijk waar het in deze verkiezingen eigenlijk alleen nog maar om gaat: om de stemmen in het midden. De socialisten, het MDF en LMP lonken allemaal naar de kiezers in het midden met een waarschuwing tegen de absolute macht die Fidesz dreigt te krijgen. Fidesz op zijn beurt werpt zich op als de enige kracht die Hongarije economisch en sociaal weer op het goede spoor kan krijgen en daarmee het rechts-extremisme kan indammen.
Fidesz is altijd goed in geweest in het vernieuwen van het imago. Ooit begonnen als links-liberaal schoof de partij in 1998 op naar rechts van het centrum omdat daar de grootste kansen lagen. Jaren heeft Viktor Orbán geprobeerd om dé partij voor zowel gematigd als extreem-rechts te worden, waarbij hij nationalistische retoriek niet schuwde om de extremistische kiezer te lokken. Maar met de opkomst van de Jobbik lijkt die strijd verloren. Jobbik-leider Gábor Vona was ooit Orbán’s politieke ontdekking, maar heeft zich al lang aan diens invloed ontworsteld. Zoals Vona recent in een open brief aan Orbán schreef: wij zijn geen vliegen die u met een klap op uw wang kunt verjagen.
Van een potentiële bondgenoot is Jobbik, gesteund door zijn paramilitaire Hongaarse Garde, veranderd in een geduchte concurrent. Bij de Europese parlementsverkiezingen haalde de partij vorig jaar 15 procent van de stemmen. Nu kan Jobbik wel eens de tweede kracht in het parlement worden. En niemand verwacht dat parlementslidmaatschap een matigende invloed zal hebben. ,,Jobbik is extremistisch, gewelddadig en gevaarlijk voor Hongarije, ’’ aldus Orbán’s rechterhand Péter Szíjjárto onlangs op een bijeenkomst voor buitenlandse journalisten.
En dus is het ditmaal vooral het politieke midden waar Fidesz zijn basis probeert te versterken. Datzelfde politieke midden waar de anderen het van moeten hebben. Vandaar dat de strijd toch nog venijniger is dan je zou verwachten met zo’n zekere overwinning op zak.