dinsdag 25 februari 2014

Filosofe Agnes Heller: "Geen enkele partij hecht aan echte discussie"

Foto Róbert Vadas, Wikipedia
Totalitarisme en de strijd daartegen zijn constanten in het leven van de Hongaarse filosofe Ágnes Heller. Vierentachtig is ze, en nog steeds onverschrokken. Bij de verkiezingen in 2010 maakte ze zich sterk voor meer vrouwelijke kandidaten. Nu behoort ze tot de uitgesproken critici van premier Viktor Orbán, die ze dictatoriale trekken verwijt. Gelijktijdig meent ze de hele Hongaarse politiek medeverantwoordelijk is.
Heller, filosoof en emeritus-hoogleraar bij de New York School of Social Research,  werd geboren in een joodse familie in Boedapest. Haar vader kwam om in Auschwitz. Zelf ontsnapte ze ternauwernood aan de fascistische pijlkruisers. Ze werd communist, maar verloor na de Praagse Lente het vertrouwen in dat systeem. Nadat ze als dissident haar baan had verloren, besloot ze te immigreren. Sinds ze met pensioen is, woont ze weer permanent in Hongarije. Toen ze het enkele jaren geleden opnam voor oud-premier Ferenc Gyurcsány, meenden sommigen dat ze in haar moeders baarmoeder had moeten verrotten.

Hongaren durven hun verleden niet onder ogen te zien volgens u.

Hongarije heeft zijn historische trauma’s, zoals de Holocaust en het verlies van tweederde van het land na de Eerste Wereldoorlog, nooit verwerkt. De politiek heeft dat altijd onder het tapijt geveegd, onder het communisme, maar ook daarna. Geen enkele partij hechtte aan publieke discussie, een voorwaarde voor de ontwikkeling van een gezonde democratie. Politiek debat was iets voor in het parlement, niet voor de aanhang, en een openbaar debat over het verleden was al helemaal niet aan de orde.
Daarmee is het Orbán erg gemakkelijk gemaakt. Volgens hem zijn we een miskende natie in een constante revolutie, en vechten we een permanente vrijheidstrijd tegen de EU. We zijn de beste, grootste en de meest fantastische natie ter wereld, en onze politiek overtreft die van welk democratisch land dan ook. Dat wordt nu niet erkend, maar vroeger of later zal heel Europa van ons leren en erkennen hoe groots we zijn.

Veel Hongaren zullen het met hem eens zijn.

Er is een gedicht van de negentiende eeuwse dichter Sándor Petöfi, “Als de aarde Gods hoed is, is ons land de ruiker bovenop”. Wij zijn de meest getalenteerde natie, we hebben de mooiste taal, en het mooiste land. Onzin natuurlijk. Mensen hebben talent, landen niet. Alle moedertaalsprekers vinden hun eigen taal het mooist. Maar die houding heeft natuurlijk alles te maken met de kijk op het verleden. Dat we het mooiste en meest getalenteerde land ter wereld zijn, is een troost voor het leed dat ons is aangedaan. 

De regering wil de oorlog herdenken met een monument voor de Duitse bezetting.

Maar dat is het omgekeerde van het verleden onder ogen zien. Dat is liegen over het verleden, verzwijgen welke rol Hongarije in de Holocaust heeft gespeeld. Los van de esthetiek natuurlijk, want het wordt echt vreselijk lelijk. Maar er is één positieve kant: dit monument gaat zelfs veel conservatieven te ver. Daardoor lijkt voor het eerst een echt debat over het verleden te ontstaan.

Hongarije wordt vaak bekritiseerd vanwege zijn antisemitisme.

Ik geloof niet dat het antisemitisme in Hongarije afwijkt van de rest van Europa. Wat wel uitzonderlijk is, is dat in het parlement antisemitische opmerkingen gemaakt kunnen worden zonder antwoord van de regeringspartij, en dat er laatst een antisemiet benoemd kon worden tot hoofd van een nieuw historisch instituut.

Hoe zou u de politiek van Orbán omschrijven? Zelf noemt hij zich conservatief.

Hij vertegenwoordigt geen conservatieve waarden, behalve als je ideologisch nationalisme met conservatisme associeert. Kun je je een conservatief indenken die de banken bedreigt, die tegen de vrije markt is, die bedrijven nationaliseert? Orbán combineert nationalisme en paternalisme met een soort socialisme. En hij claimt christen te zijn, maar vereert daarnaast de mythische Turul-vogel, een heidens Hongaars symbool.
Orbán heeft een nieuw soort nationalisme ontwikkeld. In de oppositie stelde hij al dat hij de natie vertegenwoordigt, en dat de natie niet in de oppositie kan zijn. Wie tegen hem is, behoort dus niet bij de natie, en oppositieleden worden omschreven als ‘zogenaamde Hongaren’. Het is een interessant fenomeen dat je politieke standpunt bepaalt of je tot de natie behoort of niet.
Zijn nationalisme heeft bolsjewistische trekjes. Alles hangt af van de politiek. Zelfs de huidige olicharchen zijn door Fidesz gecreëerd. Er is een algemeen gevoel van depressie en heel veel mensen gaan weg, maar je ziet juist in Fidesz veel mensen die bang zijn om te zeggen wat ze denken. Hun hele leven, hun inkomen, is afhankelijk van politieke loyaliteit.
Dat is een wezenlijk verschil met de situatie voor de Tweede Wereldoorlog. Het toenmalige bewind onder admiraal Horthy was zeer autoritair, maar het was een klassenmaatschappij. Horthy had te maken met aristocraten die onafhankelijk van hem waren. Ze konden zich terugtrekken op hun grootgrondbezit. Horthy heeft daardoor nooit zo’n greep gehad op de mensen om hem heen als Orbán nu.

Sommigen vergelijken Orbán met het communistische bewind van János Kádár.

Dat is een vergelijking die ik zou nooit maken. Orbán heeft dictatoriale trekken en is uitsluitend in macht geïnteresseerd, maar dit is geen dictatuur, en dat was het Kádárbewind wel. Er is een demarcatielijn die absoluut is, en die heet moord. Kádár was een moordenaar, en zijn regiem was moorddadig. De repressie was enorm. Zelf stond ik in die jaren onder constante surveillance, er waren huiszoekingen, je liep voortduren de kans gearresteerd te worden. Dat is nu niet zo. Ik heb zeer veel kritiek, maar ik vergelijk deze regering met een democratie, niet met een totalitaire staat. Ik wil Orbán wil zien vertrekken, en ik geloof dat democratische verandering mogelijk is.


Geen opmerkingen: