maandag 25 juli 2011

Op weg naar een nieuwe staatseconomie

Ooit, tot zo'n twintig jaar geleden, kon je als Hongaarse burger rekenen op Vadertje Staat. Die verzorgde je van de wieg tot het graf, gaf je onderwijs, gezondheidszorg, werk en pensioen. Daar hing wel een prijskaartje aan. Ten eerste verlangde Vadertje Staat in ruil voor al die goede zorgen dat je als burger je mond hield. Een grapje hier en daar, okay, daar was niets tegen, maar echte kritiek werd niet gewaardeerd.
Ten tweede leverde Vadertje Staat niet altijd verzorging op topniveau. Het socialisme, want daar hebben we het over, zorgde er wel voor dat iedereen een baan had, maar dat werk was bepaald niet altijd even interessant. Ik ken iemand, die was zaadbewaker. Die sleet zijn dagen ermee om een loods met zakken graan in de gaten te houden. Vadertje Staat zorgde er ook voor dat iedereen naar de dokter kon, maar wie twintig jaar geleden een Hongaars ziekenhuis binnenliep, hoefde geen arts te zijn om te weten dat de gezondheidszorg vreselijk achterliep op West-Europa.
Waar Vadertje Staat echt niet goed in slaagde, was mensen voorzien van basisvoorzieningen. Stromend water, riolering, telefoon: in grote delen van het land bestond het eenvoudigweg niet. En het bleek ook niet echt eenvoudig om ervoor te zorgen dat alle winkels iedere dag weer voorzien werden van al die dingen die een mens nodig heeft, van koffie en wc-papier tot suiker en vlees. Hongarije kendein de jaren tachtig van de vorige eeuw weliswaar geen rijen, zoals Polen en Roemenië, maar dat een schap leeg was, kwam toch wel regelmatig voor.
De Hongaarse premier Viktor Orbán groeide op onder het socialisme. Sterker nog, hoewel zijn vader bij de partij zat, sloot hij zich aan bij de anti-communistische oppositie. Hij was er destijds ongetwijfeld eerder dan veel gewone burgers van op de hoogte dat de Hongaarse staatseconomie bezig was geheel in de soep te draaien.
Toch is een veel sterkere rol van de staat in de economie twintig jaar na dato precies het recept om de Hongaarse en de wereldeconomie uit het slop te trekken, zei Orbán afgelopen weekend in het Roemeense Tusnádfürdő/Băile Tuşnad, waar zijn partij jaarlijks een soort zomerkamp houdt. Een sterke staat, gebouwd op een sterke natie, dat was zijn boodschap. "De staat krijgt een totaal nieuwe rol in de toekomst," aldus Orbán. Volgens hem heeft het westerse vrij economische model zijn failliet bewezen en heeft de staat de taak om de economie te hervormen en de Europese welvaartstaat te vervangen door een op arbeid gebaseerde economie.
Nu is iedere economie op arbeid gebaseerd - de arbeidsproductiviteit ligt in Nederland aanzienlijk hoger dan in Hongarije, om maar wat te noemen - maar wat Orbán daarmee bedoelt, is de afgelopen tijd duidelijk geworden. Bij de verkiezingscampagne ruim een jaar geleden beloofde hij een miljoen nieuwe banen. Onmogelijk, leek het, tenzij je, net onder het socialisme, mensen verplicht om nutteloos werk te doen. En dat gaat inderdaad gebeuren. Werklozen zullen in toekomst verplicht worden om, tegen minder dan het minimumloon, graaf- en bouwwerkzaamheden te verrichten aan projecten die de staat organiseert. Daarbij kan het gaan om de aanleg van dijken en kanalen, maar ook om de bouw van sportstadia.
Natuurlijk gaat dat werk sneller met machines, en vermoedelijk ook beter, maar in Hongarije, aldus Orbán een tijd geleden op de Hongaarse tv, zullen dat soort projecten in toekomst niet meer met machines, maar met ouderwetse handkracht worden gedaan. Wie weigert, krijgt zo'n minimale uitkering dat er echt niet van te leven is. En omdat te verwachten is dat mensen niet staan te trappelen voor dit soort banen, worden straks gepensioneerde politiemensen ingeschakeld om toezicht op hen te houden.
Protesten tegen deze werkverschaffing hoor je tot nu toe nauwelijks, misschien omdat veel mensen denken dat het vooral zigeuners zijn die op die manier "eindelijk eens aan het werk gaan." In absolute getallen zijn er echter nog veel meer Hongaren, vooral in het oosten van het land, die ongeschoold en langdurig werkloos zijn en die geen kans maken op de reguliere arbeidsmarkt. Dat is een serieus probleem, dat valt niet te ontkennen. Maar al die mensen zouden waarschijnlijk meer gebaat zijn bij een goed scholingsprogramma dan bij graafwerk dat hen geen steek verder helpt als het gaat om het vinden van een echte baan.
Volgens hem kijken West-Europese landen  met jaloezie naar de ontwikkelingen in Hongarije, en speelt het land met zijn nieuwe sterke staat, zijn nieuwe grondwet en zijn nieuwe mediawet een voortrekkersrol. Ongetwijfeld zijn Geert Wilders en andere populisten het roerend met hem eens.

donderdag 14 juli 2011

Gesprek in de trein

In de trein van Utrecht naar Nijmegen zit een groep studenten. Ze praten nogal hard, en daarom kan me niet ontgaan dat het gesprek plots over een medestudente gaat, of een medestudent, die zich van vrouw naar man aan het ombouwen is. Er schijnt een borstoperatie aanstaande te zijn, en de groep bespreekt intensief, maar met mededogen, wat voor enorm ingrijpende verandering dat voor de betreffende persoon moet zijn. Het gesprek gaat over hormonen, over baardgroei, over haar stem, maar, en daarom valt het me op, niet één keer wordt er grappig over gedaan of over gegiecheld. Transseksualiteit is voor hen duidelijk geen onderwerp om over te lachen, laat staan om bespottelijk te maken. Je zal het maar hebben. Alle problemen die daarbij komen kijken....
Ik probeer me hetzelfde gesprek in te denken in een Hongaarse treincoupé. Onmogelijk, denk ik. Het zal in Hongarije misschien mogelijk zijn je te laten opereren, maar als het gebeurt, gebeurt dat heel erg in het geheim. Een zoektocht op het internet levert sites op van belangenorganisaties van homoseksuelen, waar uit wordt gelegd wat een transseksueel is, en mensen worden uitgenodigd voor een bijeenkomst van transseksuelen in, jawel, Nederland. En er wat het een en ander hormoonbehandelingen uitgelegd. Maar een operatie? Er is één Attila die er openlijk voor uit is gekomen dat hij in een Anna veranderd is en die dan ook alle kranten heeft gehaald.
Maar daar blijft het wel bij. Boedapest heeft zeker een homoscene, en je ziet op straat heel af en toe een stel dat openlijk uit de kast komt. Maar daar is moed voor nodig, want aanvaard is het zeker niet. Homoseksualiteit is voor scholieren een onderwerp om op school lacherig over te doen, voor sommige priesters een ziekelijke afwijking en voor sommige politici in de huidige regering een kwestie om zich druk over te maken: niet voor niets is het huwelijk in de nieuwe grondwet vastgelegd als een verbinding tussen man en vrouw.
Transseksualiteit is in zo'n klimaat helemaal een brug te ver. En een paar studenten die er in de trein over praten alsof ze het hebben over de aanstaande verhuizing van een of andere vriend of het gebroken been van een vriendin? Ik denk dat we daar nog heel lang op kunnen wachten.

donderdag 7 juli 2011

Spionage of politiek opzetje?

Een echt geval van spionage of een politiek proces? Die vraag houdt Hongarije bezig sinds afgelopen weekend de voormalige minister van veiligheidszaken György Szilvásy, lid van de vorige socialistische regering, op verdenking van spionage werd gearresteerd. Ook twee voormalige hoofden van de veiligheidsdienst werden in verband met dezelfde kwestie aangehouden.
Welke kwestie? Goede vraag. De drie worden beschuldigd van spionage en staatsvijandige activiteiten. Maar wat ze zouden hebben gedaan, is tot staatsgeheim verklaard en mag pas in 2089 openbaar worden gemaakt. Alleen voor de leden van de parlementaire commissie voor veiligheidszaken werd een tipje van de sluier opgelicht, maar ook die kregen de echte aanklacht niet te horen en moeten bovendien de komende 78 jaar hun mond houden over het weinige dat ze weten.
Bij gebrek aan informatie speculeren de Hongaarse media volop over de mogelijke aanklacht. Een optie is dat de drie van spionage voor Rusland worden beschuldigd. Dat past goed bij het feit dat een van de verdachten, Sándor Laborc, ooit door de Russische KGB werd opleid. 


dinsdag 5 juli 2011

Hogere verkeersboetes

Rijden met een slok op was altijd al verboden in Hongarije, maar sinds 1 juli kun je het echt maar beter uit je hoofd laten. De minimumstraf voor bestuurders die gedronken hebben (en één glas is al genoeg) wordt 150.000 forint, pakweg 575 euro. En als je pech hebt en boven de 0,8 promille zit, rekent oom agent het dubbele. Bovendien kost dronken rijden je punten van je rijbewijs, en als het er genoeg zijn, ben je dat dus kwijt.
Het is maar een van de boetes die per 1 juli omhoog is gegaan. Na het lik-op-stukbeleid voor kleine misdrijven, dat vorig jaar werd ingevoerd, zijn nu verkeersovertreders aan de beurt.  Wie geen gordel om heeft, is tussen de 15.000 en de 40.000 forint kwijt en wie door het rode licht of op een spoorwegovergang blijft staan, betaalt 100.000 forint (of zijn leven, natuurlijk, als hij pech heeft). Ook hardrijders kunnen rekenen op straffen die oplopen tot 300.000 forint. Afhankelijk van de geldende maximumsnelheid op de betreffende weg is tien tot twintig kilometer te hard nog een gewone boete, maar nog harder rijden wordt een officieel misdrijf. Hoe hoog de boete daarvoor is en hoe snel die oploopt hangt ook af van de maximumsnelheid op het betreffende wegdeel samen.
Buitenlanders moeten overigens helemaal gaan uitkijken, want de politie krijgt de bevoegdheid om auto's in beslag te nemen tot de boete is voldaan. Hongarije is niet het enige land dat dat doet. Ook Frankrijk, dat een boetesysteem heeft waar het nieuwe Hongaarse stelsel rechtstreeks van af gekeken lijkt te zijn. neemt auto's in beslag tot de boete voldaan is. De ervaring leert namelijk dat de politie anders naar zijn geld kan fluiten. De bedoeling is overigens wel dat boetes uiteindelijk ter plekke met een credit card kunnen worden betaald, maar dat is voorlopig toekomstmuziek.
En vanaf 2014 wordt het nog strenger, niet alleen in Hongarije, maar in de hele EU. Verkeersovertredingen worden een Europese aangelegenheid, en wie in Boedapest door het rode licht rijdt, te diep in het glas kijkt, of op de snelweg het gaspedaal eens flink intrapt, kan erop rekenen dat de Hongaren in Nederland  navragen of dit voor het eerst of dat ze met een veelpleger van doen hebben. En dat kost extra.

maandag 4 juli 2011

De kracht van een anonieme klacht

Iemand, niemand weet wie, klaagde onlangs bij minister van informatie Zoltán Kóvacs over een bijdrage op het online-forum van oppositiekrant Népszava. Het ging om een reactie op een commentaar van de krant, waar de anonieme klager aanstoot aan genomen schijnt te hebben. Het commentaar was geschreven naar aanleiding van de begrafenis van de vroegere president Ferenc Madl. Maar wat de klager zo had gestoord aan de reacties, is niet duidelijk. Dat stond er namelijk niet bij.
Wat doe je als je als minister van informatie een anonieme brief krijgt over een niet nader gespecificeerde bijdrage op een internetforum? In de prullenbak ermee, zou je zeggen. Zo niet Zoltán Kóvacs. Die oordeelde dat zijn bureau niet het juiste was om de klacht te behandelen, en gaf de zaak dus door aan wat hij wel de juiste man vond, mediacommissaris Jenő Bodonovich. Dat is weer iemand anders dan de Hongaarse media-autoriteit die zich eigenlijk over dit soort klachten zou moeten buigen, maar hij is blijkbaar ook bevoegd om klachten af te handelen, zelfs anonieme.
De Népszava kreeg prompt een brief van meneer Bodonovich waarin die een onderzoek aankondigde naar de reacties op het forum, die beledigend voor Madl en de huidige president Pál Schmitt zouden zijn geweest. Eén reactie had de krant overigens zelf al verwijderd, eentje waarin premier Viktor Orbán in zoveel woorden dood werd gewenst.
Inmiddels heeft de media-autoriteit laten weten dat de wet helemaal geen mogelijkheden biedt om onlinemedia aan te pakken vanwege commentaren op hun sites, dus wat meneer Bodonovich precies gaat doen, is onduidelijk. In die zin lijkt het allemaal een storm in een glas water, maar juist daarom ga je je afvragen waarom de minister van informatie überhaupt aandacht aan een anonieme brief heeft gegeven.
Hongaarse media leggen een verband met het feit dat per 1 juli niet alleen het Hongaarse voorzitterschap van de EU voorbij is, maar ook de 'gewenningsperiode' die media kregen bij de invoering van de mediawet op 1 januari. Vanaf nu is het menens: media die volgens de media-autoriteit de wet overtreden en bijvoorbeeld beledigend schrijven over religie, minderheden, meerderheden en nog zo wat zaken, kunnen forse boetes krijgen.
In zo'n klimaat krijgt de hele kwestie meer betekenis. Zelfs als er uiteindelijk niets uit komt, dan heeft de brief aan de Népszava zo'n intimiderende werking gehad, dat diverse onlinemedia aankondigden hun forums te gaan moderaten. Nu is daar misschien wel wat voor te zeggen. Dat sommigen het internet als een vrijbrief zien om, liefst verstopt achter een schuilnaam, alles en iedereen die hen niet bevallen voor rotte vis uit te maken, of zelfs het graf in te wensen, is geen ontwikkeling die ik persoonlijk erg toejuich.
En dat je dat als beheerder van een forum niet accepteert, daar heb ik alle begrip voor, als het tenminste uit de juiste motieven gebeurt. Kranten maken ook een selectie van hun lezersbrieven. Noodgedwongen, want er is nu eenmaal maar een beperkte ruimte in een gedrukte krant, maar daarbij sneuvelen de scheldpartijen ook.
Ik kan me zelfs indenken dat je als regering een discussie met de media aangaat hoe je omgaat met bepaalde meningen op internetforums. Dat soort debatten zijn niet ongewoon: in Nederland hebben media ooit onderling afgesproken hoe ze omgaan met de identiteit van verdachten, en in Engeland (geloof het of niet) houden de tabloids zich ook aan bepaalde regels naar aanleiding van zo'n openbaar debat.
Maar dat media zonder enige discussie besluiten tot moderaten uit angst voor boetes, dat is zorgwekkend. Dat is geen rationale afweging meer, maar zelfcensuur. En dat de Hongaarse mediawet dat effect zou hebben, was te verwachten. Zelfs als er nooit een boete wordt uitgedeeld, is de dreiging van een forse geldstraf een effectief middel om media tot zelfcensuur te bewegen.
Dat geldt zeker voor oppositiemedia, die merendeels aan de rand van de afgrond staan, niet in de laatste plaats dankzij het feit dat deze regering hen geen overheidsadvertenties gunt en daarmee een fors gat in hun budget slaat. Het is een effectieve manier om van de kritische media af te komen zonder ze wettelijk aan te pakken. De Népszava is bijvoorbeeld bijna failliet. Een boete zou zeker het einde van de krant zijn. Dan hou je je wel gedeisd.