zaterdag 30 oktober 2010

REVOLUTIE

Een moderne, centrum-rechtse regering. Zo afficheerde de Hongaarse premier Viktor Orbán zijn kabinet direct na zijn aantreden in mei. De premier, die tijdens de verkiezingscampagne zijn kaken stevig op elkaar had gehouden over de plannen van zijn partij, beloofde snelle veranderingen. De Hongaarse kiezer had in het stemhokje voor een revolutie gezorgd, en hij zou die revolutie waarmaken.
Niemand, Orbán zeker niet, had de kiezers verteld dat een stem op zijn partij een stem op een revolutionaire omwenteling zou betekenen. Laat staan dat iemand de kiezers had verteld zou die revolutie er dan zou uitzien. Er gingen wel geruchten dat de Fidesz bij een tweederde meerderheid een nieuwe grondwet zou willen invoeren, maar dat werd in Fidesz-kringen even hard ontkend.
Inmiddels is duidelijk wat Orbán met een revolutie bedoelt: een systeem waarin zijn partij het voor het zeggen heeft, en de oppositie zo min mogelijk in de melk te brokkelen krijgt. Een formele democratie, waarin Fidesz voor zichzelf garandeert dat alle wetgeving die de partij bedenkt, zonder enige tegenstand kan worden ingevoerd. Met een tweederde meerderheid in het parlement heeft de regering ruime mogelijkheden om wetten aan te passen aan haar wensen. Als de grondwet per ongeluk in de weg staat, wordt die simpelweg veranderd.
Een paar dagen geleden keurde het grondwettelijk hof een belastingwet af, die erin voorzag dat mensen die bij ontslag een gouden handdruk van meer dan twee miljoen forint krijgen, daarover 98 procent belasting moeten betalen. De reactie van Fidesz kwam diezelfde middag: als het hof zich aanmatigt om wetgeving ongrondwettelijk te verklaren, passen we de grondwet toch even aan en ontnemen we het hof ieder recht om over een belasting- of begrotingsmaatregel van de regering te oordelen. En als we volgend jaar een nieuwe grondwet maken, zorgen we ervoor dat niemand nog lastig kan doen wanneer we als parlement een wet aannemen, want het parlement is het volk en moet de hoogste bevoegdheid hebben.

Sindsdien staat Hongarije op zijn kop. Een gewezen rechter van het constitutionele hof wees erop dat de opvatting dat niemand het parlement moet kunnen corrigeren, stamt uit de tijden van Stalin. De voormalige president László Solyom stapte naar zijn opvolger Pál Schmitt om zijn zorg uit te spreken over ontwikkelingen die volgens hem de fundamenten van de rechtsstaat bedreigen. Schmitt, die bij zijn aantreden al zei deze regering geen blad in de weg te zullen leggen, meent overigens nog steeds dat er geen enkele reden tot bezorgdheid is.
Maar zelfs Fidesz welgezinde media als de Magyar Nemzet moesten even slikken. De krant citeerde uitgebreid de reactie van de oppositie en had het in een hoofdredactioneel commentaar over de moeizaamheid van de democratie en over een "ongelukkige reactie" van de regeringspartij. Ook binnen Fidesz zelf schijnt niet iedereen blij met dit soort uitspraken te zijn en de kleine coalitiepartner KDNP aarzelt ook wat te doen met deze kwestie.
De vraag is natuurlijk waar dat sputterende verzet uiteindelijk op uitdraait. Nog kan het tij keren. De nieuwe grondwet is nog niet aangenomen, het grondwettelijk hof is nog niet in zijn macht beknot. De tweederde meerderheid van de regering is aan de ene kant riant, maar uiteindelijk hoeven in de 263 man sterke fractie maar zes of zeven mensen nee zeggen, en die tweederde meerderheid is verdwenen.
Dat vereist moed, want Fidesz heeft ook intern geen democratische traditie. Critici werden in het verleden altijd direct afgestraft, zoals László Mádi, die eind januari als verkiezingskandidaat werd gewipt omdat hij de euvele moed had om heel voorzichtig te zeggen dat een onroerend goed belasting ooit, in de verre toekomst, misschien wel onvermijdelijk was. Maar misschien herinnert zich een enkeling nog op tijd, dat revoluties zelden goed uitpakken en dat evolutie en overleg weliswaar langzamer gaan, maar toch de voorkeur verdienen.

maandag 25 oktober 2010

RANCUNE

Dat Tamás Meggyes, sinds begin deze maand oud-burgemeester van Esztergom, een rancuneus man is, wisten ze in dat stadje al langer. Als burgemeester ontsloeg hij een paar jaar geleden een ambtenaar, nadat haar man als journalist van een streekkrant een kritisch stuk over hem had geschreven. Datzelfde lot trof de gemeentesecretaris die weigerde zijn handtekening te zetten onder een groot investeringsplan dat de diep in de schulden zittende gemeente zich helemaal niet kon veroorloven.
De rechter bepaalde dat het ontslag van de gemeentesecretaris onterecht was, maar de burgmeester lapte dat oordeel aan zijn laars en benoemde een nieuwe, hem welgezinde secretaris. De oude gemeentesecretaris bleef zijn salaris krijgen, maar handtekeningen mocht hij niet meer zetten.
Maar kritiek bleef Meggyes achtervolgen, en in februari dit jaar besloot de burgemeester dat gemeenteraadsleden in toekomst geen recht meer hadden om vragen te stellen. Trouwens, hij trok zich de kritiek dat hij teveel uitgaf, wel degelijk aan. Om te bezuinigen werd de verlichting van de Dom, de grote toeristische attractie van de stad, uitgedraaid.
Wel klinkt iedere dag in Esztergom het volkslied van Transsylvanië ter herinnering aan het verdrag van Trianon en de gebieden die Hongarije aan het einde van de Eerste Wereldoorlog verloor, maar wat kost dat nou? Weliswaar besteedde de gemeente geld aan de aanleg van een fraai vis- en bootmeertje, dat toevallig pal voor de deur van de burgemeester werd aangelegd, maar daar tegenover staat dat Esztergom niets hoeft uit te geven aan onderwijs. Meggyes heeft alle scholen namelijk aan de kerk gegeven en ouders die kun kind  naar een openbare school willen sturen, hebben geen andere keuze dan naar een andere gemeente gaan.
Echt de ideale volksvertegenwoordiger, dus. Zelfs binnen zijn partij, de huidige regeringspartij Fidesz, keken sommigen verbaasd op toen hij afgelopen voorjaar kandidaat werd gesteld voor de parlementsverkiezingen, maar gezien de daverende overwinning van Fidesz kon een zetel (en daarmee parlementaire onschendbaarheid) hem niet ontgaan en is hij nu dus parlementariër.


vrijdag 22 oktober 2010

AFVALPROBLEEM

Slibdam in Bulgarije
Slordig, typisch Centraal-Europa, ze zullen zich wel niet aan de EU-regels gehouden hebben. Dat waren veelal de reacties na het recente ongeluk met rood afvalslib van een aluminiumverwerkend bedrijf bij het Hongaarse stadje Ajka weer eens duidelijk. En inderdaad, er zijn aanwijzingen dat het bedrijf zich niet aan de veiligheidsvoorschriften hield, en Hongaarse milieugroepen eisen een betere controle op industrieel slibafval. Maar daarmee is het laatste woord niet gezegd. Europa telt talloze bergen en dammen met mijnbouw- en industrieafval. Sommige zijn gevaarlijker dan andere. Zijn er eigenlijk wel veiligheidsnormen die dit soort ongelukken kunnen voorkomen?
De moderne mens is afhankelijk van mineralen, en mineralen komen uit de grond. Zonder mijnbouw zou onze samenleving niet bestaan, maar gelijktijdig is er is geen menselijke activiteit te bedenken die zoveel afval produceert en zo'n invloed heeft op zijn omgeving als juist deze sector. In 2004, toen Hongarije en negen andere landen lid werden van de EU, kwam het Joint Research Centre, een onderzoekscentrum van de Europese Commissie, met een rapport over de milieugevolgen van de mijnbouw in de tien nieuwe EU-lidstaten. Dat rapport concludeerde dat 29 procent van het afval in de vijftien oude EU-landen uit de mijnbouw en de ertsverwerkende industrie afkomstig was. In de nieuwe lidstaten was dat cijfer nog veel hoger. Het afval uit andere industriële sectoren valt daarbij volkomen in het niet. 
Een echte inventarisatie van alle potentiële risicoplaatsen in Europa bestaat er eigenlijk niet. Maar zowel langs de Elbe als langs de Donau is ooit onderzocht welke mijn- en indsutriële activiteiten in de regio een risico voor de rivier betekenden. De Internationale Commissie voor de Bescherming van de Donaurivier (ICPDR) maakte in 2001 en 2004 een inventarisatie van de potentieel gevaarlijke bedrijven in het stroomgebied van die rivier en kwam toen tot een lijst met 611 bedrijven. Eenderde daarvan waren industriële bedrijven in Duitsland, en een kwart mijnslibopslag in Roemenië. De gebarsten Hongaarse dam gold als minder gevaarlijk, omdat hij vrij ver van de Donau af ligt. Overigens werd bij de inventarisatie niet gekeken naar de voorzorgsmaatregelen die bedrijven al hadden genomen.Ook werd niet gekeken naar het risico dat een bedrijf voor het milieu in het algemeen betekende.


zondag 17 oktober 2010

KOREAANS

In de hal van de metrohalte Nyugatistation in Boedapest pakt dominee Shin Seong Hak zijn elektrische orgel uit. Met zijn vrouw achter het toetsenbord zet hij een psalm in. Een lange rij daklozen kijkt geduldig toe. Voor velen van hen is het metrostation ‘thuis’. Iedere dinsdag- en vrijdagmiddag is de Zuid-Koreaanse missionaris hun garantie voor een warme avondmaaltijd, als hij na zijn muzikale optreden en zijn preek brood en soep verdeelt.
Niemand in de hal kan het optreden van de Zuid-Koreaan in zijn onberispelijke pak ontgaan. Zijn galmende stem weet het geroezemoes in de hal zonder problemen te overstemmen. Twintig jaar geleden studeerde hij zang aan het conservatorium in Wenen. Zo’n vooropleiding verloochent zich niet.
Operazanger wilde hij worden, tegen de wens van zijn gereformeerde moeder in, die haar oudste zoon bij zijn geboorte aan God had beloofd. Zij wilde dat hij naar het seminarium zou gaan. “Maar in de tiende klas realiseerde ik me hoe zwaar het werk van een geestelijke is. Ik beloofde God dat ik hem op andere wijze zou dienen als hij me zou helpen om operazanger te worden.”


zaterdag 9 oktober 2010

RODE TSUNAMI

De rode modder kwam niet helemaal onverwacht voor Teri néni en haar buren. Iemand had van Kolontár naar Devecser gebeld om te zeggen dat een opslagbassin met rood afvalslib van de aluminiumfabriek in Ajka was doorgebroken. De buurman was op de fiets gestapt om het te gaan bekijken en ook haar oude buurvrouw was nieuwsgierig de straat op gegaan. Ze had het raam open laten staan. Wist zij veel.
Teri néni was thuis en zag de modder uit het raam aankomen. Zo snel als een tsunami. De buurvrouw was naar binnen gehold, zo snel haar oude benen haar konden dragen. Bij Teri néni was de modder door het gat van de gevelkachel naar binnen gedrongen. Binnen luttele seconden was haar huis omringd door een zee van rode, bijtende modder. Maar ze had nog geluk: haar huis is wat hoger en vorig jaar hadden ze bovendien de zolder tot slaapruimte laten verbouwen. De zoldertrap bood een veilige toevlucht.
Anderen waren minder gelukkig. De lagere oudere huizen in de buurt vulden zich haast tot deurposthoogte met modder. Dat er niet uiteindelijk niet meer dan zeven doden zijn gevallen, mag een wonder heten. De lager gelegen straten van Devecser maken de indruk van een oorlogszone. Alles, muren, auto's, struiken en kippenhokken, is bedekt met rood slijm. Voor de huizen liggen grote stapels meubels.
Met waterslangen en hoge druk spuiten proberen mensen te redden wat er te redden valt. Soldaten, brandweermannen en vrijwilligers uit heel Hongarije staan in rubberlaarzen, mondkapjes en beschermende kleding de modder weg te scheppen en de onbruikbare huisraad in witte zakken te stoppen. De bescherming is niet voor niets. Bij de huisarts van Devecser zit een man bij wie de rode modder de rubberlaarzen is ingelopen toen hij zijn kelder in stapte. Zijn benen zijn tot laarshoogte verbrand door het looghoudende slib.
Nergens blaft een hond, scharrelt kip of soest een kat in de zon: huisdieren waren over het algemeen nog minder gelukkig dan hun bazen. De schoonmaakwerkzaamheden hebben iets desperaats. De rode troep moet weg, dat is zeker. Maar iedereen heeft het gevoel dat de buurt eigenlijk dood is. Niemand wil terug naar een huis dat potentieel opnieuw in de gevarenzone ligt, of naar een tuin waarvan onduidelijk is wat voor troep er in de grond zit. In het naburige Kolontár praat de bevolking er al over dat het hele dorp ergens anders opnieuw moet worden opgebouwd, in het grotere Devecser verwachten de bewoners van de ondergelopen huizen dat in ieder geval hun buurt verdwijnt.
Het is vooral de angst die overheerst: de angst voor een nieuwe vloedgolf, die nog eens versterkt wordt als het bericht komt dat de noordelijke dijk van het reservoir verder zou kunnen afbreken en Kolontár op last van de regering helemaal wordt ontruimd. En de angst voor de gevolgen op lange termijn. Niemand weet wat er precies in de rode modder zit. Geruststellende geluiden, eerst van het bedrijf, dan van Hongaarse wetenschappers, worden niet geloofd. Er doet het gerucht over radioactieve stoffen de ronde, Greenpeace verklaart dat er volgens hun hoge concentraties zware metalen in de modder zitten.


De tandarts in het lokale gezondheidscentrum behoort ook tot de slachtoffers. Het is een oudere vrouw, die haar hele bezit in de vloed ten onder zag gaan, behalve haar huis en haar tuin waar ze dol op was, nog twee auto's, waarvan een zo nieuw dat ze nog geen cascoverzekering had afgesloten. Ze zal opnieuw moeten beginnen, zegt ze, maar ze heeft geen idee waarvan. De verzekering is al langs geweest en heeft de schade op 2,5 miljoen forint, nog geen 10.000 euro, becijferd. Dat is genoeg om het huis op te knappen, maar niet om te verhuizen. "Ik weet echt niet hoe het verder moet, echt niet," zegt ze met tranen in haar ogen.

zaterdag 2 oktober 2010

ZIGEUNERKAMPEN


“Zigeuners die illegaal, zonder registratie, in Miskolc wonen en zich niet houden aan de Europese fatsoensregels, met zijn twintigen in een flat wonen, een varken in bad houden en hun buren molesteren, horen hier niet thuis.De echte misdadigers onder hen horen in de gevangenis, degenen die zich niet aan de gewone regels houden, zulln we onderbrengen in een bewaakt kamp met gecontroleerde toegang, waar psychologen en sociaal werkers zijn voor hun heropvoeding.”
On-democratisch of on-Europees? Marton Szegedi, namens de extreem-rechtse Jobbik kandidaat voor het burgemeesterschap in de Hongaarse industriestad Miskolc bij de verkiezingen morgen, vindt van niet. De wijze waarop andere Europese landen met zigeuners omgaan, sterkt hem in zijn opvattingen. “Italië heeft ook kampen ter bescherming van de openbare orde. En Frankrijk zet zigeuners uit.”
Achter Szegedi staat een groot zwart bord met daarop de namen van alle “onschuldige slachtoffers van zigeunercriminaliteit” in Hongarije. Het zijn er ruim zeventig sinds 1993. Als hij burgemeester wordt, komt er een echt monument, belooft hij tijdens een ad hoc persconferentie op straat. Die kans is overigens klein. Maar met zijn ‘zigeunercriminaliteit’ raakt Szegedi een gevoelige snaar. En met kritiek hoeft Europa niet bij hem aan te komen, nu Frankrijk massaal illegale Roma uitzet.
Miskolc heeft de laatste paar jaar een toestroom van arme zigeuners van het platteland te verwerken gekregen. Velen vestigden zich in Avas, een wijk met torenflats uit de socialistische tijd, waar ze voor niet al te veel geld flats konden kopen. Buren klagen over overbevolkte woningen waar soms twintig mensen wonen, over kleine criminaliteit, geluidsoverlast en over kinderen die het balkon als wc gebruiken.
Ook de zittende burgemeester, de socialist Sándor Káli, kan niet om dat probleem heen, al zoekt zijn partij wel andere oplossingen. De socialisten hameren op het belang van banen. Volgens de wet kan sociale steun aan werk worden gekoppeld, en dan gaat het niet alleen om het onderhoud van bloemperken. “Een gewezen verpleegster kan verpleegwerk doen en zo de kans krijgen haar beroep weer op te pakken,” zegt Gábor Veres, socialistisch kandidaat voor de gemeenteraad.
Maar Veres erkent dat werk niet persé een oplossing is bij geluidsoverlast van de buren. De gemeente Miskolc heeft in de afgelopen jaren al een aantal van de meest problematische gezinnen uitgekocht en politieagenten in de vrijgekomen woningen ondergebracht. Dat heeft de problemen wel verminderd, maar waar die mensen blijven, is onduidelijk. Of eigenlijk niet helemaal.
“Mijn vader heeft een zomerhuisje buiten de stad, dat is door zigeuners gekraakt, net als de omringende huisjes. Niets aan te doen” zegt Veres schouderophalend. Als zoiets gebeurt, geeft hij toe, is het niet zo moeilijk om racist te worden. “Maar racisme is geen antwoord. Je kunt mensen niet over één kam scheren. Er zijn heel veel hardwerkende zigeuners die gewoon een net leven willen. Racisme maakt het voor hen ook alleen maar moeilijker.”
Jobbik-politicus Szegedi vindt zichzelf ook geen racist. Om dat te benadrukken, grijpt hij na zijn persconferentie enthousiast de hand van een donkere, beetje aangeschoten man die naar hem toekomt. Zsolt is het wel met Szegedi eens. “Ik ben straatwerker, daar schaam ik mij niet voor. Ik heb nog nooit gestolen,” blijft hij herhalen, terwijl de camera’s draaien.
Aanzienlijk minder toeschietelijk is Szegedi als een kleine, besnorde man hem even later op zachte, maar dringende toon vraagt waarom er niet ook een monument met positieve rolmodellen staat, bijvoorbeeld van zigeuners die de Kossuth-cultuurprijs hebben gewonnen. Szegedi blijft een antwoord schuldig.
Gyula Bari, zelf ook Roma, is ziedend, maar, bekent hij, heel bezorgd. “Het klimaat is er sinds door Jobbik niet prettiger op geworden en ik hou mijn hart vast als ze echt aan de macht zouden komen. Ik ben niet direct herkenbaar als zigeuner, en ik heb een goede opleiding en een baan, maar er ontstaat een sfeer waarin mensen straks helemaal geen zigeuners meer aan willen nemen. Voorstellen om mensen op te sluiten in een kamp, is dat echt het Europa van vandaag? Onopgevoed is het, onopgevoed.”