dinsdag 25 december 2007

OMGEKEERD

Een van de dingen die het Hongaars zo moeilijk maken, is dat ze geen voorzetsels en voornaamwoorden hebben, maar achtervoegsels. Zo'n woord waar van alles achter wordt geplakt, dat is knap verwarrend.
Maar Hongaren draaien meer om. Namen natuurlijk. Dat delen ze trouwens met veel Aziatische volkeren. Het is een andere manier van tegen de mens aan kijken. De Nederlandse volgorde gaat uit van het individu: Piet, welke Piet, nou die van Jansen. De Hongaarse gaat uit van de familie, of clan: de Varga's, welke Varga, nou, János.
Het kost me af en toe nog steeds moeite me voor te stellen als Hellinga Runa, maar het went. Maar het kan ook tot misverstanden leiden om je aan te passen. Een kennis die vaker in het buitenland was geweest en wist dat men het daar andersom doet, noemt me consequent Hellinga. Eerst dacht ik dat hij me simpelweg met mijn achternaam aansprak. Nu ik me van zijn fout bewust ben, heb ik het hart niet meer om hem te corrigeren.
Helemaal verwarrend wordt het als bereisde Hongaren ten behoeve van buitenlanders hun eigen naam gaan omdraaien. Dat geldt vooral als beide namen ook een voornaam kunnen zijn, wat regelmatig voorkomt. Er zijn bijvoorbeeld twee economen (de ene was ook nog een tijdlang minister). De ene heet Csaba László en de andere László Csaba. Maar vraag mij niet meer welke van de twee nu precies hoe heet, ik ben de draad wat dat betreft echt kwijt.
Er is nog een kwestie die Hongaren consequent omdraaien: data. Eerst het jaar, dan de maand, dan de dag. Zo leer je het op school, zo staat het op alle formulieren. Maar ook daar slaat de verwarring steeds vaker toe, want mooi dat de houdbaarheiddatum op pakken melk tegenwoordig vaak in ónze volgorde staat. Geïmporteerde verpakkingsmachines weten nu eenmaal niet beter.
Dat is vooral lastig bij data waar geen jaartal wordt genoemd. Is iets dat houdbaar is tot 07-08 nou goed tot 7 augustus of tot 8 juli? Het enige dat je kunt doen is je gezonde verstand gebruiken. Het moet bij heel wat mensen tot enorme verwarring leiden, want ik heb gemerkt dat veel Hongaren met omgekeerde data niet uit de voeten kunnen.
Onlangs werd ik gebeld door een school waar we onze zoon hadden ingeschreven. Wat zijn geboortedatum nu precies was. Ik bleek me vergist te hebben en had de maand en dag in de Nederlandse volgorde neergezet. Maar een 21ste maand, die bestond toch helemaal niet, zei de secretaresse wat verward.
Korte tijd later stond ik in de supermarkt gebogen over een bak met voorverpakte pakjes paté. Aan de andere kant stond een keurige oudere dame die me hulpzoekend aankeek. Waar de champignonpaté was die er volgens de prijskaartjes bij zou moeten zitten? Ik gaf haar een pakje mushroompaté. Er zat inderdaad geen Hongaarse sticker op.
Ze schoof haar bril wat naar voren en tuurde op het etiket. Tot wanneer was het goed, vroeg ze. Ik wees op de datum: 1-17-2008. Ze bleef puzzelend kijken en kwam er echt niet uit. Pas toen ik zei dat dat volgend jaar januari was, lichtte haar gezicht op. Dat was lang genoeg. Tegen die tijd was het pakje wel op, zei ze.

maandag 17 december 2007

STAKINGEN

Het personeel van de Hongaarse Spoorwegen staakt vandaag. Tegen de nieuwe ziektenkostenverzekering en tegen de hervormingen in de gezondheidszorg. Althans, dat is de officiële reden, maar het is geen toeval dat juist bij een bedrijf als de MÁV wordt gestaakt. MÁV zelf staat ook voor enorme hervormingen, als het tenminste aan MÁV-directeur Istvan Heitczinger ligt. En alles wat naar hervormingen riekt, valt bij het MÁV-personeel slecht.
Er is sinds 1990 bar weinig veranderd bij de Hongaarse Spoorwegen. Treinen zijn verouderd en ogen vies, ze rijden vaak niet op tijd en hebben zon hoge instap dat je er als bejaarde niet of nauwelijks inkomt. Als je een station binnenrijdt, moet je als een havik opletten om het bordje te zien waar de stationsnaam op vermeld wordt. Op grote delen van het spoor kruipt de trein voort, hetzij, omdat het door de verouderde rails niet mogelijk is om sneller te rijden of omdat het seinensysteem verouderd is. Kaartjes kopen is een tergend trage bezigheid.
De afgelopen zeventien jaar heeft de MÁV dertien (!) directeuren versleten die geprobeerd hebben om iets aan de problemen te doen. Op deelterreinen zijn er wat successen geboekt, maar het totale beeld van de MÁv blijft dat van een bedrijf waar niets verandert.
Heitczinger ziet daar twee duidelijke redenen voor. Ten eerste is de post van MÁV-directeur een politieke benoeming. Zodra er een andere regering komt, komt er een andere directeur. En als een directeur de minister niet kan beloven dat er binnen één of twee jaar mooie dingen gebeuren bij de MÁV, zodat die er publicitair mooie sier mee kan maken, vliegt hij er weer uit.
En dan is er het personeel van MÁV zelf. Dat, zegt Heitczinger, is de hoofdreden waarom moderniseringen geen kans van slagen hebben. Op alle niveaus worden vernieuwingen tegengewerkt, in de wetenschap dat het slechts een kwestie van afwachten is tot een directeur wordt afgevoerd en zijn opvolger zijn tanden op de MÁV stuk mag bijten.
Het MÁV-personeel beschouwt de klant, de passagier, als een lastige factor, is zijn ervaring. "Een tijd geleden kwam het hoofd klantenservice naar mij toe en kankerde: 'wat wil die passagier nou van me?' Ik heb hem geantwoord dat die passagier gewoon wil waar hij recht op heeft, service en een fatsoenlijke behandeling. Zo iemand hoort natuurlijk gewoon niet op die positie," aldus Heitczinger.
Het MÁV-personeel vindt het volgens hem vanzelfsprekend dat de regering jaar na jaar na jaar het gat in de begroting dicht, maar verder dan dat komt het normaal niet. Minister van economische zaken János Kóka heeft in 2007 echter 1,2 miljard euro uitgetrokken voor de modernisering van het bedrijf. "Dat is meer geld dan de MÁV ooit heeft gehad en meer geld dan het kabinet bespaart met de totale bezuiningen op de gezondheidszorg, onderwijs en pensioenen," zegt Heitczinger.
De regering ziet volgens hem duidelijk dat het nu of nooit is voor het bedrijf: "Als we dit geld niet goed gebruiken, heb je grote kans dat over een aantal jaren de hele MÁV simpelweg dicht moet, omdat de financiering van het bedrijf onbetaalbaar is geworden, zonder dat er ook maar iets is veranderd."
Heitczinger ontkent niet dat sommige veranderingen onplezierig kunnen uitpakken voor het personeel, maar dat is onvermijdelijk. "We moeten onze kosten verlagen en onze inkomsten verhogen." Dat betekent bezuinigingen, en dus het verlies van onnodige functies. Zo zijn er constant twaalf man bezig met de bediening van het uit 1907 stammende handmatige wisselsysteem bij het Nyugatistation in Boedapest. Bepaalde diensten, zoals het schoonmaken van stations en treinen, zullen in toekomst worden uitbesteed aan schoonmaakbedrijven.
Als het om inkomsten verhogen gaat, ziet Heitczinger goede mogelijkheden. Zonder de kaartjes duurder te maken, is er zo twintig procent te verdienen met het aanpakken van zwartrijders, zegt hij. Hij wil de stations gaan voorzien van een electronisch controlesysteem dat passagiers zowel bij vertrek als bij aankomst controleert. Wie verder is gereden dan zijn kaartje toelaat, moet dan alsnog dokken.
Maar het eerste streven is toch wel, dat passagiers het gevoel moeten krijgen dat er iets verandert bij de MÁV. Goede informatie op de stations ziet hij als een eerste doel. Zodat mensen in toekomst weten waar ze zijn, waar ze heenrijden en wanneer ze uit moeten stappen.
Of hij het voor elkaar krijgt? Heitczinger haalt zijn schouders op. De kans dat hij over twee jaar naar een andere baan kan omkijken, is enorm, dat weet hij. Als het personeel de hervormingen tot dan weet tegen te houden, kunnen de passagiers waarschijnlijk nog jaren wachten tot er iets simpels als een goed informatiesysteem op de stations komt. "Mijn enige hoop is dat ik de oppositie ook achter me weet te krijgen, doordat ik hen duidelijk weet te maken dat het hun eigen kiezers zijn die de dupe zijn van de huidige situatie."

zondag 16 december 2007

TEVREDEN IN HET ZIEKENHUIS

Alles is betrekkelijk, ook de kwaliteit van ziekenhuizen. Het Roemeense dagblad Adevarul had afgelopen week een verhaal over Roemeense aanstaande moeders die in de grensstreek met Hongarije wonen. Als ze het zich enigszinds kunnen veroorloven, bevallen ze bij voorkeur... in Hongarije.
En waarom? Ze voelen zich veiliger bij Hongaarse artsen en de kwaliteit van de ziekenhuizen is veel beter. Er zit vlees bij de maaltijd. Er zijn badkamers bij iedere kamer. Het beddengoed wordt regelmatig verschoond. De verpleegsters zijn hulpvaardig en het ziekenhuis is patiëntgericht.
Een paar jaar geleden waren het vooral Hongaars-talige vrouwen die voor een bevalling over de grens kozen, maar inmiddels zijn er meer en meer Roemeens-sprekende zwangeren die de voorkeur aan een Hongaarse bevalling geven. De grensziekenhuizen schijnen er al helemaal op ingesteld te zijn. Voor wie het nodig heeft, zijn voor 7500 forint per dag tolken beschikbaar.
Eén van de vrouwen vertelde Adevarul dat ze besloten had naar Hongarije te gaan, nadat haar arts haar al in de eerste maanden van de zwangerschap probeerde over te halen tot een keizernsede, omdat hij veel patiënten had en niet kon garanderen dat hij er bij een natuurlijke bevalling zou zijn. Een andere vrouw besloot in Debrecen te bevallen, omdat haar eerste baby als gevolg van een ziekenhuisinfectie was overleden.
Zelfs de vrouw van de burgemeester van Arad, waarvan je toch zou verwachten die in het plaatselijke ziekenhuis met alle égards zou worden behandeld, besloot naar Szeged te gaan, toen er tijdens de zwangerschap complicaties optraden, waar de lokale artsen geen raad mee wisten.
De vrouwen moeten er wel wat voor neertellen. Een eerste consult kost tussen de 5000 en de 12000 forint, een gewone bevalling 200.000 tot 300.000 forint, terwijl een keizersnede al snel 300.000 forint meer kost. Zoals gezegd, alles is relatief, ook het oordeel over de kwaliteit van de Hongaarse ziekenhuizen.

vrijdag 7 december 2007

ZIEKENHUISETEN

Met een beetje geluk zult u in toekomst niet verhongeren in een Hongaars ziekenhuis, zelfs als u geen familie heeft die af en toe met lekkere hapjes voorbijkomt. Dat klinkt belachelijk, maar het is vandaag de dag wel de situatie: patiënten die niemand hebben die voor hen zorgt, liggen letterlijk verhongeren in het ziekenhuis.
Of verdorsten. Een Nederlandse die ooit een paar dagen in het ziekenhuis lag, zag met ontzetting dat een oudere, bedlegerige medepatiënte alleen te drinken kreeg als een van de andere patiënten haar een beker tegen de lippen drukte. De verpleging dacht er niet aan.
Dat heeft niets met de zoveel bekritiseerde hervormingen van de gezondheidszorg te maken. Voeding is sinds jaar en dag een zwaar ondergeschoven kindje in het Hongaarse ziekenhuiswezen. Er zijn ziekenhuizen die per patiënt dagelijks niet meer dan 300 forint voor dit doel uittrekken. Vers fruit en verse groente komen er niet aan te pas. Een snee brood met margarine is in veel gevallen het enige dat ziekenhuizen hun patiënten verstrekken.
Uit onderzoek blijkt dat er ziekenhuizen zijn waar iedere tweede of derde patiënt ondervoed is. Minister van gezondheidszorg Agnes Horváth startte twee maanden geleden een actie tegen ondervoeding in ziekenhuizen. Zij wil de opbrengst van de eigen bijdrage die patiënten sinds kort moeten betalen, gaan gebruiken om de voedselsituatie te verbeteren.
Deze week opende ze een 'roadshow' die ziekenhuizen moet tonen hoe het ook kan. Ze wil vastleggen dat er dagelijks minimaal 550 forint per persoon aan voeding wordt uitgetrokken. Dat is ruim twee euro, ook al geen wereldbedrag, maar het schijnt voldoende te zijn voor een menu, waar in ieder geval alles inzit wat een normaal mens nodig heeft. Haute cuisine wordt het nog steeds niet: bij de demonstratie in het Szent-Imre ziekenhuis in Boedapest konden mensen kiezen tussen kool met tomaat en gehaktbal of gestoomde groente met gepaneerd vlees. Maar dat is beter dan niets.
Persoonlijk ongaat me de logica om iemand voor veel geld te operen om hem vervolgens in zijn bed aan zijn lot over te laten, maar dat is wel het geval. Niemand maakt mij wijs dat dat echt met geld te maken heeft. Op de totale kosten van een behandeling zijn een dagelijke portie verse groente of een appel echt niet de kosten. Net zo min als de aanschaf van rietjes, zodat bedlegerige patiënten wél kunnen drinken.
Dit voorjaar wil de oppositiepartij Fidesz een referendum organiseren dat tot doel heeft de hervormingen in de gezondheidszorg feitelijk af te schieten en zo de regering ten val te brengen. Dat is hun goed recht. De vraag is alleen voor alternatief Fidesz te bieden heeft. Eigen voorstellen voor de hervorming van de gezondheidszorg heeft de partij namelijk nog nooit naar buiten gebracht.
Er zijn vast betere oplossingen te verzinnen dan de huidige hervormingen, maar alles bij het oude laten, lijkt me niet het juiste antwoord. Niemand kan beweren dat een systeem waarin patiënten in het ziekenhuis liggen te verhongeren, het beste is dat we ons kunnen wensen.

maandag 3 december 2007

TRAPPEN

Je ziet opvallend weinig kinderwagens in Budapest. Uiteraard vanwege het lage geboortecijfer, maar dat is niet de enige reden. Je ziet namelijk wel kinderen. Maar opvallend veel Budapester baby's worden gedragen in een draagzak, op de rug, of zelfs gewoon op de arm.
Twee moeders organiseerden vorige week een kleine actie om journalisten duidelijk te maken waarom. Ze gingen met kroost en kinderwagens van de binnenstad naar een park in een buitenwijk. Trap op, trap af. Trap af, trap op. Rennen over zebrapaden, omdat het voetgangerslicht zo kort op groen stond, dat ze alleen in draf veilig naar de overkant konden komen.
Ooit geprobeerd met een kinderwagen een bus in de stad in te komen? Laat staan een oude Ganz-tram of een Hongaarse trein? Alleen de nieuwe Combinotram, door velen zo verketterd, veroorzaakte geen problemen. Tenminste, het is niet moeilijk om er met de kinderwagen in te komen. Dat ding vervolgens parkeren is een andere kwestie. Maar dat is natuurlijk altijd een heikel punt met kinderwagens.
Het zijn natuurlijk niet alleen moeders die er last van hebben dat het openbaar vervoer eigenlijk alleen toegankelijk is voor mensen die goed ter been zijn. Dat geldt net zozeer voor invaliden, of ouden van dagen. Meer nog misschien, want een baby neem je nog op de arm. Maar Opa?
Budapest is een prima voetgangersstad. Op de heuvel waar ikzelf woon, zijn er voor voetganger allemaal trappen en doorsteekjes waar je als automobilist een forse omweg moet maken. In de binnenstad komen meer en meer autovrije stukken waar je met plezier wandelt. Het openbaar vervoer is uitstekend, al beweren geboren Budapesters iets anders. Maar dat geldt allemaal alleen zolang je goed ter been bent.
Het schijnt dat volgens de wet het openbaar vervoer en de openbare gebouwen vanaf 2010 in heel Hongarije toegankelijk moeten zijn voor invaliden. Nog drie jaar... dat wordt hard doorbouwen. En dat, terwijl ik tot mijn verbazing zag dat net als in veel oude metrostations de nieuwe, vierde metrolijn ook lang niet overal roltrappen krijgt. Je zou verwachten dat beleidsmakers hun eigen voorschriften toch wel kennen.