vrijdag 28 april 2006

EEEN KNOOP IN DE MAAG

De verkiezingen in de Hongarije zijn voorbij. Bijna, althans, want in Kecskemét moeten de burgers op 7 mei opnieuw naar de stembus. Daar is de tweede ronde ongeldig verklaard, omdat lokale activisten van de oppositiepartij Fidesz iets geniaals hadden bedacht: ze hadden overal in de stad affiches geplakt waarop stond dat hun socialistische tegenstander al in eerste ronde was gekozen, dus dat mensen niet meer op hem hoefden te gaan stemmen. "Wilt u nog een politicus uit Kecskemét in het parlement, stem dan op ons".
In een variatie op dit thema hadden ze ook nog affiches gemaakt waarop werd beweerd dat de socialistische kandidaat zich uit de verkiezingsstrijd had teruggetrokken. De socialisten dienden een klacht in bij de kiescommissie. En kregen gelijk.
Ach, het gaat maar om één zetel, en uitmaken doet het toch niet meer, want de socialisten en de liberalen samen hebben de verkiezingen overtuigend gewonnen. Gelukkig, verzuchtte onze werkster, vurig aanhangster van deze coalitie. Ze had zich de afgelopen weken vreselijk zenuwachtig gemaakt over de uitkomst van dit verkiezingsspektakel. Zij en haar even politiek geïnteresseerde dochter waren op de verkiezingsavond met een glaasje Unicum, een kruidenbitter dat goed voor de maag heet te zijn, voor de tv gaan zitten. Normaal drinkt ze niet, maar dit keer had ze het echt nodig: ze had een knoop in de maag van de zenuwen. Gelukkig voor haar werd al heel snel duidelijk dat de coalitiepartijen het goed deden.
En ze was niet de enige die zich zo te sappel maakte over de uitslag. Bij het hoofdkantoor van de socialistische partij bekende menige sympathisant tegenover journalisten buikpijn te hebben van de zenuwen. Bij Fidesz-aanhangers zal dat vast niet anders zijn geweest. Per slot van rekening is de laatsten een hele campagne lang voorgehouden dat ze zo ongeveer de terugkeer van de communisten aan het bestrijden waren.
Mij maak je niet wijs dat de partijleiding van Fidesz geen verschil ziet tussen de communisten van 1989 en de socialistische partij nu. Maar het fanatisme waarmee sommige Fidesz-aanhangers het denkbeeldige communistische spook aan het bestrijden waren, verklaart ook voor een deel de knoop in Erzsébets maag. Want het heeft de stemming in het land er niet beter op gemaakt.
Die activisten in Kecskemét staan niet alleen. Zo was er een pastoor die er trots op is dat hij affiches van de MSzP had beklad, alsof het om het illegale verzet in de Tweede Wereldoorlog gaat. Een andere Fidesz-activist verstuurde een massa-sms dat de grootste bank van Hongarije, de OTP, failliet dreigde te gaan. Het was een wraakactie tegen de directeur van de bank (die vorig jaar notabene een recordwinst boekte) die kort daarvoor geweigerd had zich beschikbaar te stellen als premier in een Fidesz-regering. En dan waren er nog SMS-jes over het privé-leven van politieke tegenstanders.

Als partijleiding zou je je toch achter je oren moeten krabben wanneer je aanhangers zich geroepen voelen je politieke opponenten met dit soort methoden te bestrijden. Met democratie heeft dat weinig mee te maken, met hysterie veel.
Het mag leuk ogen als je aanhang zo fanatiek voor je de straat opgaat, maar uiteindelijk moeten mensen na de verkiezingen weer met elkaar verder en dat is een stuk minder simpel als er over en weer angst en wantrouwen heerst. Vier jaar geleden waren er verhalen van vrienden die elkaar na de verkiezingen nooit meer wilden zien, buren die niet meer met elkaar praten, families die om de politiek ruzie kregen. Dat is echt een veel te hoge prijs voor een parlementszetel.

donderdag 20 april 2006

TOCH MAAR ONDERTITELING

In Slovenië spreken de mensen Engels. Ik bedoel, ze spreken natuurlijk gewoon Sloveens, maar het is opmerkelijk hoeveel mensen heel behoorlijk tot echt goed Engels spreken. Dat valt vooral op als je uit Hongarije komt, waar zelfs jongeren je zullen vertellen dat ze geen Engels of Duits kennen. En dat, terwijl ze een van die talen zeker op school hebben gehad.
Misschien dat het Sloveense onderwijs beter is. Het Hongaarse taalonderwijs is heel erg gericht op het leren van de grammatica en nauwelijks op spreekvaardigheid en het daadwerkelijk gebruik van de taal. Het kan zijn dat de Slovenen het beter aanpakken. Maar het belangrijkste verschil is vermoedelijk de tv. Slovenië is een klein land. Nasynchroniseren is duur. Dus worden tv-programma's net als in Nederland ondertiteld.
Ook in Roemenië en in Servië kom je de ene na de andere jongere tegen die goed Engels spreekt, en zelfs ouderen redden zich nog wel in die taal. Het kan geen toeval zijn dat al die landen gebuik maken van ondertitels.
In Hongarije, maar ook in Polen, Tsjechië en Slowakije is de drempel om Engels te spreken veel groter. En inderdaad, al die landen kennen nasynchronisatie. Of iets wat daar op lijkt. Het is twijfelachtig of je de Poolse oplossig, waarbij één stem, meestal een man, de vertaling van alle personages levert, nog wel nasynchronisatie kunt noemen. Het is maar wat je gewend bent, vermoedelijk.
En dus kan het makkelijk gebeuren dat het voor de jongere aan wie je vraagt of hij (of zij) Engels spreekt, de eerste keer in zijn leven is dat hij buiten de onderwijzer op school iemand Engels hoort spreken. Dat is schrikken, dus de logische reactie is: nee hoor, dat spreek ik niet.
De Europese Unie heeft zijn lidstaten al een tijd geleden geadviseerd om vanwege de talenkennis van nasynchronisatie af te stappen. Maar er zijn in Hongarije (en Tsjechië) sterke krachten aan het werk om het systeem te behouden. Voor veel acteurs is dit soort televisiewerk namelijk de belangrijkste bron van inkomsten.
Hoewel bioscoopfilms vaak wel ondertiteld zijn, zouden veel Hongaren zich ook niet kunnen voorstellen dat de nasynchronisatie verdwijnt. Sterker nog, menige Hongaar die je over het verschijnsel aanspreekt, zal je oprecht verklaren dat nasynchronisatie goed is.
Een argument dat je dan wordt voorgehouden is het behoud van de Hongaarse taal, waarbij ik me er over verbaas hoe weinig vertrouwen zo iemand er klaarblijkelijk in heeft dat het Hongaars het op eigen benen redt.
Maar het andere, meest gehoorde is, dat de Hongaren het vak zo goed verstaan, dat de nasynchronisatie vaak beter is dan het origineel. Dus de volgende keer als u John Cleese in het Engels grappen hoort maken, weet u wat u mist: in het Hongaars is hij pas echt leuk.

woensdag 5 april 2006

BETTER OPEN THE WINDOW

Two times in a row, Hungary this winter was hit by a drastic decrease in the gas deliveries from Russia. Both times, the cuts didn’t last long enough to cause real problems. But as the country is the second biggest per capita gas consumer in Europe (only the Dutch use more gas) those events once more emphasized Hungary’s enormous dependence on imported fuel. And as oil prices are also on the rise, the need for alternatives is obvious.
Despite that, the development of alternative energy sources only takes off slowly, as do measures to cut down energy use in general. Hungary still battles with a legacy from the communist past, when energy supply was the sole privilege of the state and energy prices, especially residential ones, were way below world level as part of the general social policy. As a result, Hungary’s energy efficiency is half the European Union average, according to recent remarks of Minister of Economy János Kóka.
Erzsébet Darvasi is a pensioner who lives in an outskirt of Budapest in one of the innumerable high rise buildings with which the communist government dotted the country in the seventies and eighties to answer the tremendous housing shortages of those days.
Like most of these neighborhoods, her 50 square meter apartment has communal heating. The radiators don’t have knobs to turn them on or of. When it is too hot in her apartment, she has to open a window. And it is almost always too hot, even on the coldest winter days, in spite of the fact that the construction of the apartment is so bad, that it is impossible to close the windows completely.

Some 16 percent of the countries apartments are heated through communal heating systems. Most of those systems are in desperate need of renovation, although metering, together with the possibility to regulate the heat in apartments, is gaining ground. This is due to the pressure of consumers, who no longer accept rising energy bills without the possibility to regulate their energy use and thus influence their monthly bill.
Hungary’s energy savings capacities in the residential sphere are still huge, according to the estimation of the International Energy Agency. Older residential dwellings would profit tremendously from insulation, and even the insulation of new buildings does not always comply with regular EU-energy norms. The problem of course is money. As most houses and apartments are privately owned, people have to pay for those renovations themselves, and although there are some subsidies available, for many people that is just too big an investment.
Huge savings also could be made in the public sphere, according to Diana Ürge-Vorsatz from the Department of Environmental Sciences and Policies of the Central-European University in Budapest. Public building like schools, universities and hospitals generally have their own heating system, normally coal or oil based and mostly using totally outdated boilers and heating systems. Local governments also could save much energy, and costs, by modernizing the street lights.
According to research from Vorsatz and her colleague Réka Soós, costs more then environment are a reason for Hungarians to think about energy saving. The general awareness about the correlation between energy use and environmental impact is low and there are many misunderstandings. Many people make a connection between carbon emissions and ‘the hole in the ozone layer’ instead of the greenhouse effect. Remarkably, consumers are more aware of the environment then owners of small and medium enterprises, for whom energy in general is just a matter of costs and certainly not an environmental issue on which they would spend extra money.
Large enterprises often have a more positive attitude towards the need of energy saving and alternative energy. As Hungary’s big industry was closed down at the beginning of the nineties, most bigger companies nowadays have foreign owners who are used to work according to EU-regulations. Also, most plants are new and therefore built to modern standards, says Vorsatz. Bigger companies may even regard energy policy as a possible public relations factor, like the environmental Grüne Punkt in Germany. Besides, a sound energy policy can be a considerable cost savings factor.
In the beginning of March Coca Cola inaugurated a combined heat and power (CHP) power plant at its premises in Dunaharaszti. The gas powered CHP, built by Greenergy in Budapest, produces electricity and uses the extra heat which normally goes to waste for heating (and in Coca Cola’s case also cooling) the factory, thus raising the 35 percent efficiency of a traditional gas power plant to 85-90 percent and thus lowering Coca Cola’s energy bills by 40 percent.
Greenergy is a project developer and energy provider, specialized in renewable energy like wind and biomass. The company has built installations for hotels, a plant of Ikea near Sopron as well as the Rózsakert Shopping Centre in Budapest. At Coca Cola, as elsewhere, Greenergy owns the power plants and sells electricity and heat to the customer. One of the projects the company develops is a production unit of biomass energy linked to a CHP. With such a system, a pig breeder could for instance use the manure as an energy source for his operation.
But despite the proclaimed readiness of the government to develop alternative energy sources, especially bio mass, Hungarian regulations proof to be a burden in the development of alternative energy, says Erwin van Wessel from Greenergy.
“Getting the permissions for an alternative plant like a wind mill or a CHP is very difficult. You have to be able to deliver your surplus production to the national grit, and the Hungarian energy company makes that very difficult. According to them, the grit is not able to deal with such extra peaks, although with small power plants like ours, that produce 7 megawatt, technically there cannot be a real problem”.
As a result, Greenergy has some 80 to 85 megawatt in development, for which the company yet has not managed to obtain the necessary permission. On the other hand, companies according to Van Wessel are very interested. “Alternative energy and outsourcing energy production to a third party for them is a whole new concept to which they haven’t paid any attention yet. On the other hand, they see their yearly energy bills going up, so they are becoming more receptive for the idea of alternatives ’’.

POPULISME ALS KATER VAN DE VERANDERINGEN

Rechts, conservatief, socialistisch. Wie probeert politieke naamkaartjes te plakken op partijen in Centraal-Europa, merkt al snel dat de gebruikelijke termen tekortschieten. De twee grootste partijen waar de Hongaren op 9 april op kunnen stemmen, worden door sommigen allebei als links aangeduid.
Van die twee partijen vergelijkt de oppositiepartij Fidesz zichzelf graag met de conservatieve Beierse CSU. Gelijktijdig haalt de partij uit tegen verdere privatisering en tegen verkwanseling van het nationaal erfgoed aan buitenlandse investeerders, terwijl de socialistische regeringspartij MSzP juist de invloed van de staat in bijvoorbeeld de gezondheidszorg terug wil dringen en meer aan het private initiatief over wil laten.
In Polen won vorige herfst een rechtse partij de verkiezingen die haar populariteit dankte aan een links economisch programma. De Wet en Gerechtigheidpartij (PiS) combineert antiprivatisering en antiglobalisering met reactionaire ideeën zoals herinvoering van de doodstraf.
Fidesz deelt met de PiS de antikapitalistische en nationalistische retoriek. ,,De vergelijking die de partij zelf trekt met de CSU slaat nergens op’, zegt Krisztián Szabados, directeur van het Hongaarse politieke onderzoeksinstituut Political Capital in Boedapest.
,,Conservatisme in West-Europa stoelt op democratie, op vrije markteconomie, en traditionele waarden. Veel rechtse partijen in Centraal-Europa zijn juist antikapitalistisch en voor radicale veranderingen. Ze noemen zichzelf ook niet conservatief, maar gebruiken termen als christelijk-socialistisch en nationaal’’.
Szabados herleidt de verschillen tot de geschiedenis. Rechtse partijen in Centraal-Europa vallen veelal terug op de conservatieve politieke traditie tussen de twee wereldoorlogen, een periode van nationalistisch en autoritair denken die uiteindelijk in landen als Slowakije, Roemenie, Hongarije en Bulgarije in steun voor het fascisme uitmondde.
Gelijktijdig zien politici in de regio zich geconfronteerd met sterke nostalgie naar de sociale zekerheid en veiligheid van het communisme. Uit Hongaars onderzoek blijkt dat 56 procent van de kiezers nostalgisch is over dat verleden. In de afgelopen verkiezingscampagne verwees Fidesz-leider Viktor Orban dan openlijk naar de goede kanten van het bewind van de Hongaarse communistische leider János Kadár. Overigens klopte hij zichzelf en zijn partij gelijktijdig op de schouder vanwege de rol die Fidesz in de val van datzelfde communisme heeft gespeeld.
,,Onze ouders groeiden in een systeem dat gelijke welvaart voor iedereen preekte en het is begrijpelijk dat ze daar in de huidige onzekerheid naar terugverlangen. Vreemd is wel dat veel jongeren dat ook doen’’, aldus Szabados.
Het loont electoraal om op die gevoelens in te spelen, vooral als dat gebeurt in combinatie met nationalistische retoriek. Haat tegen de elite, een vage politiek van economische gelijkheid, cultureel conservatisme, radicalisme, euroscepsis, nationalisme, xenofobie en anticorruptie retoriek. Dat is wat dit soort partijen volgens Ivan Krastev, voorzitter van het Centrum voor Liberale Strategieën in Bulgarije, kenmerkt.
Het zijn volgens Krastev partijen die worden gedreven door populisme, eerder dan door een rechtse of linkse ideologie. Dat kan leiden tot verrassende politieke ommezwaaien, zoals Fidesz, dat in de jaren negentig welbewust van liberalisme naar conservatisme overstapte, omdat de partij in die hoek meer stemmen kon halen.
Links en rechts lopen vloeiend in elkaar over en dat maakt de partijen ook zo moeilijk te definiëren. In Tsjechië is de communistische partij met zijn antikapitalistische en anti-Europese programma de derde partij in het parlement. De Poolse PiS won niet zozeer vanwege haar conservatieve denkbeelden op het vlak van abortus, doodstraf en homoseksualiteit, maar dankzij haar socialistische economische programma. In Slowakije staat Smer (Richting) op winst, en die partij staat te boek als 'links', ondanks haar anti-zigeunerstandpunten en nationalistische tendensen.
De kater van de veranderingen. Zo noemde de vroegere Tsjechische president Vaclav Havel noemde de populariteit van de populistische partijen in Centraal-Europa ooit. Havel verwacht dat die kater uiteindelijk vanzelf verdwijnt. De medicijn is het netwerk van stabiele Europese democratieën waar de Centraal-Europese landen als EU-leden en toekomstige EU-leden deel van uitmaken.
Maar daarvoor is volgens Szabados wel nodig dat in Centraal-Europa echte goede politici opstaan. ,,Wat wij hier missen zijn echte staatslieden. Hier heerst de politiek van de middelmatigheid. Er ontbreekt een Margret Thatcher, met zoveel politiek gewicht dat ze populisme helemaal niet nodig had’’.

zaterdag 1 april 2006

HONGARIJE VAN DE KAART


Centraal-Europa loopt vol water. Dat is op zich niets nieuws, want dat gebeurt de laatste jaren bijna ieder jaar wel eens. Roemenie heeft vorig jaar bijna permanent onder water gestaan. Niet constant dezelfde plek, maar ergens in het land was vanaf het voorjaar tot aan de herfst wel een overstroming. Was datzelfde in Frankrijk gebeurd, dan hadden de Nederlandse kranten er bol van gestaan. Nu waren de regelmatige overstromingen hooguit een kaderberichtje onderaan de pagina. Moet je maar niet aan de rand van Europa wonen.
Maar deze keer schijnt het Hongarije te zijn dat van de kaart verdwenen is. Er zijn, hoorde ik gisteren op het Nederlandse nieuws, overstromingen in Duitsland, in Tsjechie, in Roemenie en in Bulgarije. Hongarije werd er niet bij genoemd. Vreemd, want er zijn maar liefst twee grote rivieren die door Hongarije stromen, de Donau en de Tisza, en beiden staan boordevol water. Beter gezegd, ze lopen over.
Er is een merkwaardige overeenkomst tussen Hongarije en Nederland, al zou je dat niet zeggen als je op de kaart kijkt: beide landen zijn buitengewoon gevoelig voor water. Het stroomgebied van de Tisza, dat op de Hongaarse landkaart nu een groot, groen laagland lijkt, was ooit een soort halfmoeras, dat een flink deel van het jaar onder water stond. En dan gaat het niet over een klein gebied, maar over een regio, die pakweg eenderde van het huidige grondgebied in beslag neemt.
Daar vind je dus dijken, uiterwaarden, overloopgebieden en dezelfde discussie als in Nederland over de teruggave van land aan de natuur. En daar loopt de boel dus regelmatig over. Dat is niet nieuw, het is al honderden jaren oud, maar het blijft een jaarlijks drama voor de betrokkenen.
Maar goed, in Nederland hoor je daar dus weinig van, want als het aan de Nederlandse tv ligt, bestaat Centraal-Europa uit Tsjechie, Slowakije en daarna Roemenie en Bulgarije. Dat zie je bij het weeroverzicht van de Wereldomroep, waar ze in een grote zwaai van de temperaturen in Polen en Tsjechie overstappen naar het weer in Roemenie. Ik vraag me iedere keer weer af hoeveel vakantiegangers je daar blij mee maakt, met het weer in Roemenie.
Dat mensen Boedapest, de hoofdstad van Hongarije, aanzien voor Boekarest, hoofdstad van Roemenie, is ook niets nieuws. Als je beide steden kent, lijkt het onmogelijk dat mensen ze verwisselen, maar dat blijkt toch te kunnen.
Zelf heb ik het ook wel eens meegemaakt dat iemand Boedapest aanzag voor de hoofdstad van Kroatie. Het ging om een pakje dat ik toegestuurd moest krijgen, een Van Dale woordenboek.
Dat kwam weken te laat aan, en waarom het zolang had geduurd, werd onmiddellijk duidelijk uit de sticker op het pak. Daar stond als adres Boedapest, Kroatie, met tussen haakjes ’local name Hravtska’. Ik heb tijden gepuzzeld hoe het kan dat je wel weet wat hoe mensen hun eigen land noemen, maar niet, hoe de hoofdstad van dat land heet.
Aan de andere kant denk ik wel eens, je zou maar in Slovenie wonen. Of in Slowakije. Twee verschillende landen, ja. Misschien helpt een atlas als u het verschil niet weet.