László Mádi behoort niet tot de meest bekende Fideszpolitici, maar wel tot de oudgedienden. Of beter gezegd: dat behoorde hij. Mádi, die al bij Fidesz zat toen Hongarije's grootste conservatieve oppositiepartij nog progressief en liberaal was, en die de Fidesz sinds 1990 in het parlement vertegenwoordt, belandde dit weekend op het strafbankje. Bij de verkiezingen in april mag hij niet meer kandidaat staan.
Zijn vergrijp? Mádi was vrijdag uitgenodigd als spreker bij een organisatie van Hongaarse makelaars en daar had de euvele moed om te zeggen dat een onroerend goedbelasting ooit, in de verre toekomst, na lang nadenken en na overleg met Jan en Alleman, misschien wel eens een mogelijkheid zou kunnen zijn. Ik citeer niet letterlijk, maar zijn omschrijving was pakweg net zo omslachtig en voorzichtig.
De huidige regering heeft dit jaar geprobeerd een onroerend goedbelasting in te voeren. Of beter, zoals dat vaker gaat in Hongarije: er is per 1 januari een vermogensbelasting op onroerend goed ingevoerd, maar die ligt inmiddels weer in de prullenbak, want het Constitutionele Hof heeft de wet afgelopen week als ongrondwettelijk bestempeld.
Er zaten ook hele vreemde kanten aan de wet zoals die was ingevoerd. Zo kon je op een website van de Hongaarse belastingdienst, de APEH, uitrekenen wat je voor jouw huis aan belasting moest betalen. Maar zelfs als je netjes van die website gebruik had gemaakt en op basis daarvan je belastingaangifte invulde, liep je vijf jaar lang het risico dat de belasting alsnog bij je langs zou komen, zou constateren dat je huis tóch meer waard was en je vervolgens een boete zou geven wegens belastingontduiking. Je hoeft geen jurist te zijn om te kunnen bedenken dat daar iets niet klopt.
Maar goed, dat was niet de reden waarom Fidesz tegen de wet stemde. De partij zegt tegen iedere vorm van onroerend goed belasting te zijn. En dat Mádi drie maanden voor de verkiezingen zei dat zo'n standpunt misschien niet voor de eeuwigheid geldt, was duidelijk een vergrijp waar twee decennia partijtrouw niet tegenop konden. Het is ook een waarschuwing aan andere Fidesz-politici: van de officiele partijlijn afwijken, al is het maar een heel klein beetje, wordt niet gewaardeerd. Vrijheid van meningsuiting kent duidelijk strenge grenzen.
Daar staat tegenover dat wie trouw aan de leiband blijft lopen, na de verkiezingen op een beloning kan rekenen. De oppositiepartij ontkent niet dat een Fidesz-regering straks pakweg 12.000 topambtenaren, museumdirecteuren en directeuren van staatsbedrijven op straat zal zetten ten behoeve van Fidesz-gezinde opvolgers. Dat is overigens niet zo opmerkelijk. Het gebeurt niet alleen in Hongarije, maar ook in landen als Italie en Frankrijk. Ook Barack Obama heeft duizenden mensen een nieuwe baan bezorgd. Kansen te over dus straks voor degenen die bij de juiste partij zitten. Maar meneer Mádi zal waarschijnlijk elders naar een baantje moeten omzien.
Nieuws en achtergronden over Hongarije van correspondenten Runa Hellinga en Henk Hirs
zondag 31 januari 2010
zondag 24 januari 2010
ONGASTVRIJ
Misschien hadden de overschoenen die we in de hal moesten aantrekken, een waarschuwing moeten zijn. Maar de dames van het Liszt Ferenc- (Franz Liszt-) museum in Budapest zaten bepaald niet te wachten op het bezoek van een groep van 15 Nederlanders. Om te beginnen kwamen we onaangekondigd, en zonder dat we een Engels- of Duitstalige gids hadden besteld. Toen wilden we een groepskorting, iets dat volgens de mevrouw achter de balie niet bestond.
Vervolgens bleken enkelen de euvele moed te hebben om foto's te willen maken zonder daar eerst een fotokaartje voor te hebben gekocht. Bij een entreeprijs van 800 forint, drie euro per persoon, voor een museum dat drie niet zo heel grote kamers beslaat, sta je er ook niet bij stil dat zoiets nodig zou zijn. Als zo'n fotokaartje dan ook nog 1100 forint blijkt te kosten, bekruipt je helemaal het gevoel dat je niet zozeer een gast, maar een flappentap bent.
Maar onze allergrootste zonde, of beter, mijn allergrootste zonde, was dat ik als gids de groep het een en ander over Liszt wilde vertellen. Dat bleek absoluut verboden. Waarom? ,,Het is in het verleden gebeurd dat gidsen onzin vertelden,'' gaf een suppooste die ons inmiddels met haviksogen volgde, als antwoord. Dat leek mij geen zaak van het museum, maar de aap kwam al snel uit de mouw: in plaats van een rondleiding van mij zag de dame liever dat iedereen een audiogids huurde. Voor nog eens 400 forint.
Het is op zich een aardig museum, het Liszt Ferenc museum, al is het zodanig ingericht dat je er zonder gids of audiogids weinig opsteekt. Informatiebordjes zijn er namelijk nauwelijks, ook niet in het Hongaars. Dat is in ieder geval een troost: je wordt als buitenlander niet speciaal gediscrimineerd, ze zitten gewoon helemaal niet op gasten te wachten. Een entreeprijs van 800 forint zal de meeste Hongaren ook buiten houden, vermoed ik. Al zullen veel bezoekers wel gebruik kunnen maken van een bejaarden-, kinder- of andere kortingsregeling waarin Hongaarse musea groot zijn, maar die ze voor buitenlanders vaak zorgvuldig verbergen.
Niemand kan me weerhouden om hier te vertellen dat Liszt, een componist die weliswaar geen woord Hongaars sprak, maar zichzelf wel altijd als Hongaar beschouwd heeft, vanaf pakweg 1880 ieder jaar een aantal maanden in het huis woonde. Hij verdeelde zijn tijd tussen Rome, Bayreuth en Budapest. De inrichting van het museum bestaat uit een aantal originele stukken en uit meubels die gekocht zijn op basis van foto's van het huis zoals het was in Liszt's tijd. Die informatie heb ik overigens van de website van het museum. Ik zeg het er maar bij, zodat u niet denkt dat ik iets verzin.
Maar het zou natuurlijk nog aardiger zijn wanneer je je als bezoeker ook welkom voelde. Dat was bepaald niet het geval. De houding van de suppoosten stond in schril contrast tot het personeel van het Postmuseum, een ander klein museum op de Andrássy út, waar we als groep even eerder waren geweest. Dat is niet alleen goedkoper, het is ook groter, en de dames maken er de indruk dat ze het leuk vinden als er bezoekers komen.
Ze vinden het zelfs niet erg als je belangstelling niet echt uitgaat naar de memorabilia van de Hongaarse post, maar naar de rijke burgermanswoning waarin het museum gevestigd is. En die burgermanswoning is de moeite waard. De familie Saxlehner die het pand liet bouwen, spaarde kosten noch moeite voor de aankleding, en door gelukkige omstandigheden zijn het prachtige houtsnijwerk, de fresco's, de Venetiaanse spiegels en lampen en de kristallen luchters allemaal bewaard gebleven. En dat alles, plus een verzameling oude postwagens, een historisch postkantoor en paspoppen met postbode-uniformen, mag je allemaal bewonderen voor iets meer dan de helft van de prijs die het Liszt Ferenc museum kost. En je krijgt er nog een glimlach bij ook.
Vervolgens bleken enkelen de euvele moed te hebben om foto's te willen maken zonder daar eerst een fotokaartje voor te hebben gekocht. Bij een entreeprijs van 800 forint, drie euro per persoon, voor een museum dat drie niet zo heel grote kamers beslaat, sta je er ook niet bij stil dat zoiets nodig zou zijn. Als zo'n fotokaartje dan ook nog 1100 forint blijkt te kosten, bekruipt je helemaal het gevoel dat je niet zozeer een gast, maar een flappentap bent.
Maar onze allergrootste zonde, of beter, mijn allergrootste zonde, was dat ik als gids de groep het een en ander over Liszt wilde vertellen. Dat bleek absoluut verboden. Waarom? ,,Het is in het verleden gebeurd dat gidsen onzin vertelden,'' gaf een suppooste die ons inmiddels met haviksogen volgde, als antwoord. Dat leek mij geen zaak van het museum, maar de aap kwam al snel uit de mouw: in plaats van een rondleiding van mij zag de dame liever dat iedereen een audiogids huurde. Voor nog eens 400 forint.
Het is op zich een aardig museum, het Liszt Ferenc museum, al is het zodanig ingericht dat je er zonder gids of audiogids weinig opsteekt. Informatiebordjes zijn er namelijk nauwelijks, ook niet in het Hongaars. Dat is in ieder geval een troost: je wordt als buitenlander niet speciaal gediscrimineerd, ze zitten gewoon helemaal niet op gasten te wachten. Een entreeprijs van 800 forint zal de meeste Hongaren ook buiten houden, vermoed ik. Al zullen veel bezoekers wel gebruik kunnen maken van een bejaarden-, kinder- of andere kortingsregeling waarin Hongaarse musea groot zijn, maar die ze voor buitenlanders vaak zorgvuldig verbergen.
Niemand kan me weerhouden om hier te vertellen dat Liszt, een componist die weliswaar geen woord Hongaars sprak, maar zichzelf wel altijd als Hongaar beschouwd heeft, vanaf pakweg 1880 ieder jaar een aantal maanden in het huis woonde. Hij verdeelde zijn tijd tussen Rome, Bayreuth en Budapest. De inrichting van het museum bestaat uit een aantal originele stukken en uit meubels die gekocht zijn op basis van foto's van het huis zoals het was in Liszt's tijd. Die informatie heb ik overigens van de website van het museum. Ik zeg het er maar bij, zodat u niet denkt dat ik iets verzin.
Maar het zou natuurlijk nog aardiger zijn wanneer je je als bezoeker ook welkom voelde. Dat was bepaald niet het geval. De houding van de suppoosten stond in schril contrast tot het personeel van het Postmuseum, een ander klein museum op de Andrássy út, waar we als groep even eerder waren geweest. Dat is niet alleen goedkoper, het is ook groter, en de dames maken er de indruk dat ze het leuk vinden als er bezoekers komen.
Ze vinden het zelfs niet erg als je belangstelling niet echt uitgaat naar de memorabilia van de Hongaarse post, maar naar de rijke burgermanswoning waarin het museum gevestigd is. En die burgermanswoning is de moeite waard. De familie Saxlehner die het pand liet bouwen, spaarde kosten noch moeite voor de aankleding, en door gelukkige omstandigheden zijn het prachtige houtsnijwerk, de fresco's, de Venetiaanse spiegels en lampen en de kristallen luchters allemaal bewaard gebleven. En dat alles, plus een verzameling oude postwagens, een historisch postkantoor en paspoppen met postbode-uniformen, mag je allemaal bewonderen voor iets meer dan de helft van de prijs die het Liszt Ferenc museum kost. En je krijgt er nog een glimlach bij ook.
woensdag 20 januari 2010
CONTROLESCHRIFT
Toen onze zoon naar de middelbare school ging, kwam het in ons leven: het controleschriftje dat iedere Hongaarse scholier bij zich draagt. Op de lagere school had hij zo'n ding niet gehad, omdat zijn lagere school van het alternatieve type was, daar deden ze niet aan zulke formaliteiten. Ze hadden overigens wel om de zes weken een ouderavond, dus we bleven wel op de hoogte hoe het op school ging.
Ik vond het eerst maar niets, dat controleschrift. Leraren vullen er alle cijfers van proefwerken en overhoringen in, en als ouder moet je dat iedere keer braaf aftekenen. Verzuim, al dan niet terecht, wordt erin opgetekend en ook dat moet je aftekenen, net als opmerkingen van de klassenleraar, aantekeningen wegens slecht gedrag en andere zaken, zoals het rapport. Bemoeierig vond ik het.
Daar ben ik inmiddels anders over gaan denken. Als ik lees over de problemen op Nederlandse middelbare scholen, is zo'n controleschrift zo gek nog niet. Het kan je hier als ouder niet overkomen dat de school je belt dat zoonlief al maanden niet op zijn wiskundeles is verschenen of dat je na een half jaar onderwacht een rapport met allemaal vieren en vijfen onder je neus geduwd krijgt, terwijl je dochter de hele tijd deed alsof alles goed ging.
Ik heb het uiteraard over Nederlandse vieren en vijfen. In Hongarije is de vijf namelijk het hoogste cijfer en ben je als ouder dus heel tevreden over een rapport vol vieren en vijfen, tenzij je tot het streberige soort behoort dat alleen genoegen neemt met topprestaties. Die bestaan helaas, en het zijn er niet zo weinig ook. Voor zulke ouders, of beter voor hun kinderen, is het controleschrift misschien een minder positieve uitvinding. Mijn zoon's beste vriend krijgt op zijn donder zodra hij 'slechts' een vier voor een repetitie heeft en wordt dan voor het volgende proefwerk verplicht uren extra te leren.
Maar voor ouders die er normaal mee omgaan, is zo'n controleschrift een goede vinger aan de pols in een leeftijd dat het vaak lastig is om een vinger aan de pols te houden. Het leidt nog eens tot een gesprekje waarom een bepaald vak plots slecht gaat, en soms ook tot simpele oplossingen.
Zo had onze zoon ooit een één voor muziek. Hoe dan ook is dat niet zijn lievelingsvak, maar de veronderstelling van de lerares dat hij noten kon lezen terwijl hij dat niet kon, hielp natuurlijk niet. Hij zat er wel over in, want een één is volgens het Hongaarse systeem de enige onvoldoende die je kunt krijgen, maar als je er eentje op je eindrapport hebt, ga je ook meteen niet over. Daar hebben we thuis dus maar een uurtje extra aan besteed. Dat voorkwam meer enen, en een hoop frustratie. Overigens schijnt niemand op een één voor muziek te blijven zitten als de rest van de cijfers goed is, maar dat terzijde.
Ik vond het eerst maar niets, dat controleschrift. Leraren vullen er alle cijfers van proefwerken en overhoringen in, en als ouder moet je dat iedere keer braaf aftekenen. Verzuim, al dan niet terecht, wordt erin opgetekend en ook dat moet je aftekenen, net als opmerkingen van de klassenleraar, aantekeningen wegens slecht gedrag en andere zaken, zoals het rapport. Bemoeierig vond ik het.
Daar ben ik inmiddels anders over gaan denken. Als ik lees over de problemen op Nederlandse middelbare scholen, is zo'n controleschrift zo gek nog niet. Het kan je hier als ouder niet overkomen dat de school je belt dat zoonlief al maanden niet op zijn wiskundeles is verschenen of dat je na een half jaar onderwacht een rapport met allemaal vieren en vijfen onder je neus geduwd krijgt, terwijl je dochter de hele tijd deed alsof alles goed ging.
Ik heb het uiteraard over Nederlandse vieren en vijfen. In Hongarije is de vijf namelijk het hoogste cijfer en ben je als ouder dus heel tevreden over een rapport vol vieren en vijfen, tenzij je tot het streberige soort behoort dat alleen genoegen neemt met topprestaties. Die bestaan helaas, en het zijn er niet zo weinig ook. Voor zulke ouders, of beter voor hun kinderen, is het controleschrift misschien een minder positieve uitvinding. Mijn zoon's beste vriend krijgt op zijn donder zodra hij 'slechts' een vier voor een repetitie heeft en wordt dan voor het volgende proefwerk verplicht uren extra te leren.
Maar voor ouders die er normaal mee omgaan, is zo'n controleschrift een goede vinger aan de pols in een leeftijd dat het vaak lastig is om een vinger aan de pols te houden. Het leidt nog eens tot een gesprekje waarom een bepaald vak plots slecht gaat, en soms ook tot simpele oplossingen.
Zo had onze zoon ooit een één voor muziek. Hoe dan ook is dat niet zijn lievelingsvak, maar de veronderstelling van de lerares dat hij noten kon lezen terwijl hij dat niet kon, hielp natuurlijk niet. Hij zat er wel over in, want een één is volgens het Hongaarse systeem de enige onvoldoende die je kunt krijgen, maar als je er eentje op je eindrapport hebt, ga je ook meteen niet over. Daar hebben we thuis dus maar een uurtje extra aan besteed. Dat voorkwam meer enen, en een hoop frustratie. Overigens schijnt niemand op een één voor muziek te blijven zitten als de rest van de cijfers goed is, maar dat terzijde.
vrijdag 15 januari 2010
GEMBER
Tussen de kolen en tomaten op de markt in Vác ligt een onverwacht product: verse gember. Het is de tweede keer in een paar weken dat ik gember op de markt tegenkom. Terwijl ik een mooie wortel aan de groentevrouw overhandig, vraagt een dame achter me nieuwsgierig: ,,Wat is dat?" Verse gember, dat heeft ze nog nooit gezien. De groentevrouw is ook nieuwsgierig: ,,Wat doe je daar nou mee? Je kunt er thee mee zetten, heb ik gehoord."
Ze zegt dat ze aan iedere klant die gember koopt, vraagt waarvoor hij het gebruikt. Ze weet dat de wortel scherp-zoetig smaakt. Ik leg haar uit dat ik graag Aziatisch kook en dat de scherpe smaak enigszins verdwijnt als je gember kookt. En ook, dat gember goed werkt tegen misselijkheid. Dat laatste vindt iedereen om mij heen heel interessant om te horen.
In de weken daarna zie ik gember steeds vaker opduiken op de marktkramen in Vác. Blijkbaar heeft het nieuwe product zijn plaats weten te veroveren. Handig voor mij, hoef ik er niet meer voor naar Boedapest.
Zeker in de winter zie je, hoe zeer het voedselaanbod in Hongarije de afgelopen twintig jaar is veranderd. In 1990 mocht je, ook in Boedapest, blij zijn als je in de winter iets anders vond dan wortelen, kool, uien, aardappels en selderijknollen. Tomaten, als je ze in de winter al vond, waren hun gewicht in goud waard, bijna letterlijk. Als mensen iets anders wilden eten, werd er een pot ingelegde augurken opengemaakt of kwam er zuurkool op tafel.
Als in de lente de laatste verschrompelde aardappels eindelijk plaats maakten voor nieuwe, was het feest, zeker, omdat rond dezelfde tijd ook bergen asperges en aardbeien op de markt kwamen. Hongarije kende geen tekorten, zoals andere communistische landen, maar saai was het voedselaanbod bij tijd en wijle zeer zeker. Daar stond tegenover dat het ook echt feest was als je eindelijk iets anders op tafel kon zetten.
In Boedapest is het aanbod inmiddels aanzienlijk veelzijdiger, maar buiten de hoofdstad verandert de smaak veel langzamer. Toch zijn nieuwkomers als courgettes, aubergines en broccoli inmiddels niet meer weg te denken bij onze groentestal op de markt, en is de rode paprika ook ingeburgerd geraakt. Het mag vreemd klinken in paprikaland Hongarije, maar zoete rode paprika's zag je twintig jaar geleden heel zelden.
Kropsla, destijds zelfs in de zomer een zeldzaamheid, is ook zo'n product dat het helemaal gemaakt heeft, hoewel veel Hongaren als het om sla gaat, nog steeds de voorkeur geven aan in zuur ingelegde groente.
Sommige producten zie je inmiddels in zulke grote hoeveelheden op de markt, dat het haast niet te geloven is dat ze twintig jaar geleden onvindbaar waren: langwerpige, zoete oranje pompoenen bijvoorbeeld. Ieder boerenvrouwtje heeft er wel een paar op haar kraam liggen. Die kant zie ik de gember nog niet op gaan. Maar vorige week zag ik tot mijn genoegen, dat mijn groentevrouw weer iets nieuws had: rucola en veldsla. De tijden dat je als groenteliefhebber eigenlijk niet heen kon om een eigen groentetuin zijn inmiddels duidelijk voorbij.
Ze zegt dat ze aan iedere klant die gember koopt, vraagt waarvoor hij het gebruikt. Ze weet dat de wortel scherp-zoetig smaakt. Ik leg haar uit dat ik graag Aziatisch kook en dat de scherpe smaak enigszins verdwijnt als je gember kookt. En ook, dat gember goed werkt tegen misselijkheid. Dat laatste vindt iedereen om mij heen heel interessant om te horen.
In de weken daarna zie ik gember steeds vaker opduiken op de marktkramen in Vác. Blijkbaar heeft het nieuwe product zijn plaats weten te veroveren. Handig voor mij, hoef ik er niet meer voor naar Boedapest.
Zeker in de winter zie je, hoe zeer het voedselaanbod in Hongarije de afgelopen twintig jaar is veranderd. In 1990 mocht je, ook in Boedapest, blij zijn als je in de winter iets anders vond dan wortelen, kool, uien, aardappels en selderijknollen. Tomaten, als je ze in de winter al vond, waren hun gewicht in goud waard, bijna letterlijk. Als mensen iets anders wilden eten, werd er een pot ingelegde augurken opengemaakt of kwam er zuurkool op tafel.
Als in de lente de laatste verschrompelde aardappels eindelijk plaats maakten voor nieuwe, was het feest, zeker, omdat rond dezelfde tijd ook bergen asperges en aardbeien op de markt kwamen. Hongarije kende geen tekorten, zoals andere communistische landen, maar saai was het voedselaanbod bij tijd en wijle zeer zeker. Daar stond tegenover dat het ook echt feest was als je eindelijk iets anders op tafel kon zetten.
In Boedapest is het aanbod inmiddels aanzienlijk veelzijdiger, maar buiten de hoofdstad verandert de smaak veel langzamer. Toch zijn nieuwkomers als courgettes, aubergines en broccoli inmiddels niet meer weg te denken bij onze groentestal op de markt, en is de rode paprika ook ingeburgerd geraakt. Het mag vreemd klinken in paprikaland Hongarije, maar zoete rode paprika's zag je twintig jaar geleden heel zelden.
Kropsla, destijds zelfs in de zomer een zeldzaamheid, is ook zo'n product dat het helemaal gemaakt heeft, hoewel veel Hongaren als het om sla gaat, nog steeds de voorkeur geven aan in zuur ingelegde groente.
Sommige producten zie je inmiddels in zulke grote hoeveelheden op de markt, dat het haast niet te geloven is dat ze twintig jaar geleden onvindbaar waren: langwerpige, zoete oranje pompoenen bijvoorbeeld. Ieder boerenvrouwtje heeft er wel een paar op haar kraam liggen. Die kant zie ik de gember nog niet op gaan. Maar vorige week zag ik tot mijn genoegen, dat mijn groentevrouw weer iets nieuws had: rucola en veldsla. De tijden dat je als groenteliefhebber eigenlijk niet heen kon om een eigen groentetuin zijn inmiddels duidelijk voorbij.
dinsdag 12 januari 2010
RECHTSPRAAK
Iemand noemde Hongarije ooit een no-consequence land, een land waar je overal mee wegkomt. Daar zit wat in, en dat is niet in de laatste plaats te wijten aan de rammelende Hongaarse rechtspraak. Zelfs als een rechter een beslissing neemt, betekent dat nog lang niet altijd dat daar vervolgens conclusies aan verbonden worden. Vrouwe Justitia is in Hongarije eerder mank, dan blind.
Dat merkten de eigenaren van Danubius Radio, toen de rechter onlangs zei dat de procedure waarmee dit radiostation in november zijn zendmachtiging verloor, illegaal was geweest. Je zou zeggen: dat betekent dat het station dat de zendmachtiging van Danubius heeft overgenomen, dus uit de lucht moet, en Danubius zijn licentie terugkrijgt. Maar zo werkt het dus niet in Hongarije.
Het was illegaal, meende de rechter dezer weken. Maar aan die uitspraak zijn geen consequenties verbonden. De zender die Danubius' frequentie onwettig mocht overnemen, kan gewoon blijven uitzenden, en er is tot nu toe zelfs geen sprake van financiele compensatie voor de eigenaren van Danubius. Geen wonder dat sommigen achteraf meenden dat die eigenaren, een Oostenrijkse investeerder en de EBRD, de Europese Bank voor Reconstructie en Ontwikkeling, niet gewonnen, maar verloren had.
Enkele maanden geleden oordeelde een rechter dat de extreem-rechtse Hongaarse Garde illegaal was. Hetzelfde laken een pak: de Gardisten marcheren gewoon verder, zij het onder een andere naam: Nieuwe Hongaarse Garde. Zelfde pakkies, zelfde gezichten, niets veranderd, al is er wel een enkele burgemeester die op basis van de gerechtelijke uitspraak bijeenkomsten van de Gardisten verbiedt en er dan ook politie heenstuurt.
aar daarbuiten is er ook niet zoveel te doen: na de gerechtelijke uitspraak bleek dat het parlement nog een wet moet aannemen, waarin wordt bepaald op welke manier de Gardisten eigenlijk gestraft zouden kunnen worden, als ze het gerechtelijke verbod naast zich neerleggen. Tja.
Eind november besloot een rechter dat er geen belemmeringen zijn tegen de bouw van een radarstation op de Tubes, een berg bij Pécs. Dat radarstation moet worden gebouwd om een langlopende afspraak met de NAVO na te komen. Maar de lokale burgemeester Zsolt Páva is tegen de bouw en liet daarom na de gerechtelijke uitspraak de toegangsweg tot de bouwplaats tot privéterrein verklaren en blokkeren met betonblokken en een bewakingsdienst. Páva komt er tot nu toe mee weg: er wordt nog steeds niet gebouwd op de Tubes.
En dan gaat het nog om rechtszaken waar een uitspraak is. In de meeste gevallen draaien de gerechtelijke molens zo langzaam, dat mensen in civiele zaken vaak niet eens de moeite nemen.
Ik ben in de afgelopen maanden meerdere bedrijven tegengekomen, die geconfronteerd werden met een zakenpartner die eenzijdig het contract verbrak en plotseling eiste dat er op hele andere voorwaarden verder gewerkt zou worden. Geen van die bedrijven is naar de rechter gegaan, want wat heb je aan een uitspraak over vier jaar? Dan kun je beter proberen de zaken onderling op te lossen, en te redden wat er te redden valt.
Dat merkten de eigenaren van Danubius Radio, toen de rechter onlangs zei dat de procedure waarmee dit radiostation in november zijn zendmachtiging verloor, illegaal was geweest. Je zou zeggen: dat betekent dat het station dat de zendmachtiging van Danubius heeft overgenomen, dus uit de lucht moet, en Danubius zijn licentie terugkrijgt. Maar zo werkt het dus niet in Hongarije.
Het was illegaal, meende de rechter dezer weken. Maar aan die uitspraak zijn geen consequenties verbonden. De zender die Danubius' frequentie onwettig mocht overnemen, kan gewoon blijven uitzenden, en er is tot nu toe zelfs geen sprake van financiele compensatie voor de eigenaren van Danubius. Geen wonder dat sommigen achteraf meenden dat die eigenaren, een Oostenrijkse investeerder en de EBRD, de Europese Bank voor Reconstructie en Ontwikkeling, niet gewonnen, maar verloren had.
Enkele maanden geleden oordeelde een rechter dat de extreem-rechtse Hongaarse Garde illegaal was. Hetzelfde laken een pak: de Gardisten marcheren gewoon verder, zij het onder een andere naam: Nieuwe Hongaarse Garde. Zelfde pakkies, zelfde gezichten, niets veranderd, al is er wel een enkele burgemeester die op basis van de gerechtelijke uitspraak bijeenkomsten van de Gardisten verbiedt en er dan ook politie heenstuurt.
aar daarbuiten is er ook niet zoveel te doen: na de gerechtelijke uitspraak bleek dat het parlement nog een wet moet aannemen, waarin wordt bepaald op welke manier de Gardisten eigenlijk gestraft zouden kunnen worden, als ze het gerechtelijke verbod naast zich neerleggen. Tja.
Eind november besloot een rechter dat er geen belemmeringen zijn tegen de bouw van een radarstation op de Tubes, een berg bij Pécs. Dat radarstation moet worden gebouwd om een langlopende afspraak met de NAVO na te komen. Maar de lokale burgemeester Zsolt Páva is tegen de bouw en liet daarom na de gerechtelijke uitspraak de toegangsweg tot de bouwplaats tot privéterrein verklaren en blokkeren met betonblokken en een bewakingsdienst. Páva komt er tot nu toe mee weg: er wordt nog steeds niet gebouwd op de Tubes.
En dan gaat het nog om rechtszaken waar een uitspraak is. In de meeste gevallen draaien de gerechtelijke molens zo langzaam, dat mensen in civiele zaken vaak niet eens de moeite nemen.
Ik ben in de afgelopen maanden meerdere bedrijven tegengekomen, die geconfronteerd werden met een zakenpartner die eenzijdig het contract verbrak en plotseling eiste dat er op hele andere voorwaarden verder gewerkt zou worden. Geen van die bedrijven is naar de rechter gegaan, want wat heb je aan een uitspraak over vier jaar? Dan kun je beter proberen de zaken onderling op te lossen, en te redden wat er te redden valt.
vrijdag 8 januari 2010
VERKEERSREGELS
Sinds Hongarije op 1 januari nieuwe verkeersregels heeft ingevoerd, kom ik er pas achter hoe vaak ik de afgelopen jaren in overtreding ben geweest, zonder het te beseffen. Wist ik veel dat ik tot nu toe officieel verplicht was om pakweg tegen de stoeprand aangeplakt te fietsen en mij door rechtsafslaand verkeer omver te laten maaien als ik rechtdoor wilde.
Ik sorteerde altijd netjes voor, samen met de auto's, dat leek mij een stuk veiliger. Dat hebben de Hongaarse verkeerswetgevers inmiddels dus ook bedacht. Voorsorteren mag nu, en je moet als fietser verder wel rechts aanhouden, maar helemaal tegen de stoep aangeplakt zitten hoeft niet meer. Fietsers krijgen sowieso meer ruimte in toekomst, inclusief het recht om tegen het verkeer in te rijden in éénrichtingstraten, als dat tenminste met een bord aangegeven wordt. Nu deed ik dat stiekum toch al, maar ik moet toegeven dat ik wist dat dat eigenlijk niet klopte.
Ik heb ook altijd aangenomen dat als je op de snelweg een bordje met een maximumsnelheid ziet en daaronder een sneeuw- of regenbordje, die maximumsnelheid uitsluitend voor die weersomstandigheden geldt. Sinds 1 januari is dat ook zo. Daarvoor heb ik gewoon mazzel gehad dat zich op zonnige dagen niet ergens een slinkse verkeersagent achter het bord verborg om mij, en met mij talloze anderen, te flitsen.
Waar ik ook aan diverse boetes ben ontsnapt, is op spoorwegovergangen. Daar was je tot nu toe namelijk verplicht drastisch snelheid te minderen, zelfs als er geen borden waren die dat vermeldden. In toekomst wordt het aan je eigen verstand overgelaten om niet zo hard over die rails te crossen dat je vering eraan gaat. Als er wél maximum snelheid borden bij een overgang stonden, was je tot nu toe volgens de wet verplicht die maximumsnelheid aan te houden tot de eerst volgende kruising. Ook dat lijkt me prijsschieten voor politieagenten, maar ook deze onlogische regel is nu afgeschaft.
Als voetganger ben ik er eigenlijk altijd vanuit gegaan dat auto's bij bus- en tramhaltes vaart horen te minderen. Fijn om te weten dat dat in toekomst ook echt het geval is. Overigens is in de nieuwe verkeerswet ook de maximumsnelheid voor fietsers veranderd. Serieus! Verhoogd, neem ik aan, want op zo'n oude Csepel-fiets kon je niet zo hard. Nu mag je in de stad maximaal veertig en op de buitenwegen vijftig kilometer per uur op de fiets. Dus als u één dezer dagen een fietser voorbij ziet razen....
Ik sorteerde altijd netjes voor, samen met de auto's, dat leek mij een stuk veiliger. Dat hebben de Hongaarse verkeerswetgevers inmiddels dus ook bedacht. Voorsorteren mag nu, en je moet als fietser verder wel rechts aanhouden, maar helemaal tegen de stoep aangeplakt zitten hoeft niet meer. Fietsers krijgen sowieso meer ruimte in toekomst, inclusief het recht om tegen het verkeer in te rijden in éénrichtingstraten, als dat tenminste met een bord aangegeven wordt. Nu deed ik dat stiekum toch al, maar ik moet toegeven dat ik wist dat dat eigenlijk niet klopte.
Ik heb ook altijd aangenomen dat als je op de snelweg een bordje met een maximumsnelheid ziet en daaronder een sneeuw- of regenbordje, die maximumsnelheid uitsluitend voor die weersomstandigheden geldt. Sinds 1 januari is dat ook zo. Daarvoor heb ik gewoon mazzel gehad dat zich op zonnige dagen niet ergens een slinkse verkeersagent achter het bord verborg om mij, en met mij talloze anderen, te flitsen.
Waar ik ook aan diverse boetes ben ontsnapt, is op spoorwegovergangen. Daar was je tot nu toe namelijk verplicht drastisch snelheid te minderen, zelfs als er geen borden waren die dat vermeldden. In toekomst wordt het aan je eigen verstand overgelaten om niet zo hard over die rails te crossen dat je vering eraan gaat. Als er wél maximum snelheid borden bij een overgang stonden, was je tot nu toe volgens de wet verplicht die maximumsnelheid aan te houden tot de eerst volgende kruising. Ook dat lijkt me prijsschieten voor politieagenten, maar ook deze onlogische regel is nu afgeschaft.
Als voetganger ben ik er eigenlijk altijd vanuit gegaan dat auto's bij bus- en tramhaltes vaart horen te minderen. Fijn om te weten dat dat in toekomst ook echt het geval is. Overigens is in de nieuwe verkeerswet ook de maximumsnelheid voor fietsers veranderd. Serieus! Verhoogd, neem ik aan, want op zo'n oude Csepel-fiets kon je niet zo hard. Nu mag je in de stad maximaal veertig en op de buitenwegen vijftig kilometer per uur op de fiets. Dus als u één dezer dagen een fietser voorbij ziet razen....
donderdag 7 januari 2010
BUS-CHAOS
Sneeuw en een arbeidsconflict: als gebruiker van het openbaar vervoer in Boedapest heb je dezer dagen genoeg redenen om niet blij te zijn. Sneeuw is overigens het minste probleem: Hongarije is gewend aan sneeuwval, en Budapest heeft een goed functionerend systeem van sneeuwschuivers en zoutstrooiers, die als eerste taak hebben dat ze alle straten waar bussen rijden, sneeuwvrij moeten maken. Alleen als het heel heftig sneeuwt, ontstaan er wel eens tijdelijke problemen.
Maar het arbeidsconflict is een stuk problematischer. Omdat het niet gelukt is een CAO af te sluiten, hebben de werknemers bij de BKV, het openbaar vervoerbedrijf, voor volgende week dinsdag een staking aangekondigd. Waarschijnlijk beperkt die zich tot de bussen, maar niets is zeker.
Om op te warmen grijpen buschauffeurs al vast naar andere actiemiddelen. Aangezien er geen CAO meer is die voorschrijft dat ze twintig minuten hebben om hun bus te inspecteren, houden chauffeurs zich nu aan een of ander algemeen voorschrift, dat zegt dat ze de bus niet mogen gebruiken als er een gebrek is, en een gebrek is bij een Boedapester bus snel gevonden, want onderhoud is niet het sterkste punt bij de BKV. Niet voor niets staan bussen regelmatig stil.
Een kapotte zijspiegel, een slecht functionerende verwarming, ontbrekende ruitenwisservloeistof die op is: het zijn allemaal redenen voor chauffeurs om hun vehikel te laten staan. Maandagochtend konden 300 van de pakweg 1200 bussen niet uitrijden. De BKV heeft inmiddels een controlegroep opgericht, die nagaat of de betreffende voertuigen echt gebreken hebben. Sommige klachten bleken volslagen onzin en op basis daarvan heeft de BKV inmiddels zelfs twee chauffeurs ontslagen. Maar aan de andere kant bleek een aantal voertuigen inderdaad niet de weg op te mogen, want er doken ook problemen op als slecht functionerende remmen.
Het arbeidsconflict komt op een moment dat de BKV op weinig sympathie kan rekenen. Afgelopen maanden kwam een aantal schandalen aan het licht, waarvan de fraude van het inmiddels ontslagen (en woensdag gearresteerde) hoofd personeelszaken de meest opmerkelijke was. De dame had in 2008 een gouden handdruk van 86 miljoen forint (een dike 320.000 euro) gekregen en was daarna gewoon op haar post gebleven. Ook andere BKV-topmensen hebben zichzelf onbehoorlijk verrijkt.
Dat het personeel daar niet vrolijk van wordt, spreekt voor zich. Maar dat de belastingbetaler er pissig over is, ook. De BKV is een bijna failliet bedrijf en kreeg afgelopen december nog 23 miljard staatshulp om overeind te blijven. Niet direct een uitgangspunt voor loonsverhogingen.
De problemen zijn enorm. Het materieel is totaal verouderd en daardoor vaak kapot.Naast stelende directeuren kampt de BKV met grootschalige diefstallen van onderdelen en brandstof en met massaal zwartrijden. Dat laatste probleem wordt versterkt door de steeds stijgende prijs van de kaartjes, waarbij de BKV er ondanks jarenlange beloftes nog steeds niet in is geslaagd het tariefstelsel aan te passen. Noodzakelijke reorganisaties en vernieuwingen blijven uit.
Dat is jammer, want het staat buiten kijf dat het bedrijf goede service levert. Bussen en trams rijden zeer frequent en het systeem is zeer fijnmazig, dus er is een halte in de buurt. Je reist in Budapest vaak sneller met het openbaar vervoer dan met de auto. En in veel gevallen ook comfortabeler. Behalve natuurlijk als de verwarming in de bus kapot is. Of de rem het niet doet...
Maar het arbeidsconflict is een stuk problematischer. Omdat het niet gelukt is een CAO af te sluiten, hebben de werknemers bij de BKV, het openbaar vervoerbedrijf, voor volgende week dinsdag een staking aangekondigd. Waarschijnlijk beperkt die zich tot de bussen, maar niets is zeker.
Om op te warmen grijpen buschauffeurs al vast naar andere actiemiddelen. Aangezien er geen CAO meer is die voorschrijft dat ze twintig minuten hebben om hun bus te inspecteren, houden chauffeurs zich nu aan een of ander algemeen voorschrift, dat zegt dat ze de bus niet mogen gebruiken als er een gebrek is, en een gebrek is bij een Boedapester bus snel gevonden, want onderhoud is niet het sterkste punt bij de BKV. Niet voor niets staan bussen regelmatig stil.
Een kapotte zijspiegel, een slecht functionerende verwarming, ontbrekende ruitenwisservloeistof die op is: het zijn allemaal redenen voor chauffeurs om hun vehikel te laten staan. Maandagochtend konden 300 van de pakweg 1200 bussen niet uitrijden. De BKV heeft inmiddels een controlegroep opgericht, die nagaat of de betreffende voertuigen echt gebreken hebben. Sommige klachten bleken volslagen onzin en op basis daarvan heeft de BKV inmiddels zelfs twee chauffeurs ontslagen. Maar aan de andere kant bleek een aantal voertuigen inderdaad niet de weg op te mogen, want er doken ook problemen op als slecht functionerende remmen.
Het arbeidsconflict komt op een moment dat de BKV op weinig sympathie kan rekenen. Afgelopen maanden kwam een aantal schandalen aan het licht, waarvan de fraude van het inmiddels ontslagen (en woensdag gearresteerde) hoofd personeelszaken de meest opmerkelijke was. De dame had in 2008 een gouden handdruk van 86 miljoen forint (een dike 320.000 euro) gekregen en was daarna gewoon op haar post gebleven. Ook andere BKV-topmensen hebben zichzelf onbehoorlijk verrijkt.
Dat het personeel daar niet vrolijk van wordt, spreekt voor zich. Maar dat de belastingbetaler er pissig over is, ook. De BKV is een bijna failliet bedrijf en kreeg afgelopen december nog 23 miljard staatshulp om overeind te blijven. Niet direct een uitgangspunt voor loonsverhogingen.
De problemen zijn enorm. Het materieel is totaal verouderd en daardoor vaak kapot.Naast stelende directeuren kampt de BKV met grootschalige diefstallen van onderdelen en brandstof en met massaal zwartrijden. Dat laatste probleem wordt versterkt door de steeds stijgende prijs van de kaartjes, waarbij de BKV er ondanks jarenlange beloftes nog steeds niet in is geslaagd het tariefstelsel aan te passen. Noodzakelijke reorganisaties en vernieuwingen blijven uit.
Dat is jammer, want het staat buiten kijf dat het bedrijf goede service levert. Bussen en trams rijden zeer frequent en het systeem is zeer fijnmazig, dus er is een halte in de buurt. Je reist in Budapest vaak sneller met het openbaar vervoer dan met de auto. En in veel gevallen ook comfortabeler. Behalve natuurlijk als de verwarming in de bus kapot is. Of de rem het niet doet...
maandag 4 januari 2010
UITZICHT
De politie bij het Balatonmeer kreeg dit weekend een telefoontje van een oudere chauffeur in problemen. De man stond aan bij het enorme viaduct dat het Köröshegyi dal overspant. Nee, hij had geen panne, zei hij. Nee, hij was ook niet ziek. Hij had, kwam de aap uit de mouw, hoogtevrees. Zou de politie misschien zo aardig willen zijn om een agent te sturen die de auto naar de overkant kon rijden?
De politie was zo aardig. Maar aan de overkant gekomen zei de agent dat hij helaas wel een boete moest geven. Zomaar stilstaan op de snelweg is verboden, zeker bij een viaduct. Bovendien meende de agent dat de man zich door een dokter zou moeten laten keuren, want hij betwijfelde op deze chauffeur nog wel geschikt was voor het verkeer. Zijn laatste vraag was waarom de man niet even was ongereden via de oude weg langs het Balatonmeer als hij hoogtevrees had. Omdat hij speciaal deze weg had genomen om van het prachtige uitzicht te genieten, antwoordde de man.
Hongarije is geen erg veilig land om auto te rijden, al moet erbij worden gezegd dat er dankzij strengere politiecontrole de afgelopen jaren enorm veel is verbeterd. In 2009 daalde het aantal dodelijke ongelukken maar liefst met 16 procent. In 2007 vonden er rond de 1020 dodelijke ongelukken plaats, afgelopen jaar rond de 680. Er wordt veel geklaagd over de strengere controles, maar helemaal voor niets zijn ze dus zeker niet.
Maar iedereen die in Hongarije autorijdt, weet dat je af en toe paf kunt staan over het gedrag van medeweggebruikers. Laat ik één ding voorop stellen: heel wat Hongaren zijn beschaafde weggebruikers die best rekening houden met anderen en bereid zijn voorrang te geven op smalle wegen of drukke kruisingen.
Ik heb ooit een Roemeen totaal verlamd van verbazing op een oprit langs naar de Donau-oever in Budapest zien staan. Het was razend druk, en iemand stopte zomaar om hem ertussen te laten. De man kon het zichtbaar niet geloven: zoiets zul je in Boekarest niet snel meemaken. Zelf heb ik trouwens in een soortgelijke situatie in Praag ooit een kwartier lang staan wachten tot er een luwte in het verkeer kwam.
De problemen kun je opdelen in drie groepen. Oudere mensen, zoals de heer op het viaduct bij het Balatonmeer, die hun rijbewijs in een Trabant hebben gehaald en nog steeds zo rijden; geblondeerde vrouwen in dure auto's die ervan uitgaan dat iedereen voor hen opstaat of de deur voor hen opent en dat klaarblijkelijk in het verkeer ook verwachten; en jongeren in snelle wagens met teveel hormonen in hun bloed.
Dat laatste is niet ongewoon, niet voor niets kent Nederland voor jongeren van achttien een voorlopig rijbewijs. Maar dat iemand op een provinciale weg een via de andere weghelft inhalende auto inhaalt over de vluchtstrook van de tegenliggers, dat moet ik in Nederland toch nog tegenkomen.
Toch zijn het vooral oudere weggebruikers die je echt paf doen staan. Een kennis van ons zag ooit een auto stoppen op de tweede inhaalstrook van het zesbaansdeel van de M1 naar Wenen. De chauffeur stapte uit, legde zijn jasje in zijn kofferbak en reed weer verder. Zelf moest ik ooit vol op mijn rem gaan staan toen de auto voor mij stopte, een passagier uitstapte en een stukje terugliep om zijn portemonnee (!) op te rapen. Dat auto's bij een gemiste afslag op de snelweg een stukje via de vluchtstrook achteruit tuffen om alsnog af te kunnen slaan, komt minder vaak voor dan vroeger, maar uitzonderlijk is het nog steeds niet.
Oudere voetgangers maken vaak de indruk simpelweg te levensmoe zijn of met hun hoofd nog steeds te leven in een tijd dat auto's een bezienswaardigheid waren. Zonder ook maar een seconde naar links of rechts te kijken, stappen ze de straat op, en sloffen in slakkentempo naar de overkant. Vrienden van ons werden ooit door een 82-jarige fietser aangereden, aan de achterkant van hun auto.
De man bekende later dat hij hun bestelbus absoluut niet gezien had. Haast in tranen verklaarde hij bij de politie dat met dit ongeluk een einde was gekomen aan zijn enige pleziertje, zijn fietstochtjes langs de Donau, want hij zag in dat dat te riskant was. Dat inzicht duurde overigens maar kort, want korte tijd later zagen ze hem weer op zijn fiets, op dezelfde kruising, die hij wederom niet op- of omkijkend overstak. Gelukkig zagen zij hem deze keer wel op tijd.
De politie was zo aardig. Maar aan de overkant gekomen zei de agent dat hij helaas wel een boete moest geven. Zomaar stilstaan op de snelweg is verboden, zeker bij een viaduct. Bovendien meende de agent dat de man zich door een dokter zou moeten laten keuren, want hij betwijfelde op deze chauffeur nog wel geschikt was voor het verkeer. Zijn laatste vraag was waarom de man niet even was ongereden via de oude weg langs het Balatonmeer als hij hoogtevrees had. Omdat hij speciaal deze weg had genomen om van het prachtige uitzicht te genieten, antwoordde de man.
Hongarije is geen erg veilig land om auto te rijden, al moet erbij worden gezegd dat er dankzij strengere politiecontrole de afgelopen jaren enorm veel is verbeterd. In 2009 daalde het aantal dodelijke ongelukken maar liefst met 16 procent. In 2007 vonden er rond de 1020 dodelijke ongelukken plaats, afgelopen jaar rond de 680. Er wordt veel geklaagd over de strengere controles, maar helemaal voor niets zijn ze dus zeker niet.
Maar iedereen die in Hongarije autorijdt, weet dat je af en toe paf kunt staan over het gedrag van medeweggebruikers. Laat ik één ding voorop stellen: heel wat Hongaren zijn beschaafde weggebruikers die best rekening houden met anderen en bereid zijn voorrang te geven op smalle wegen of drukke kruisingen.
Ik heb ooit een Roemeen totaal verlamd van verbazing op een oprit langs naar de Donau-oever in Budapest zien staan. Het was razend druk, en iemand stopte zomaar om hem ertussen te laten. De man kon het zichtbaar niet geloven: zoiets zul je in Boekarest niet snel meemaken. Zelf heb ik trouwens in een soortgelijke situatie in Praag ooit een kwartier lang staan wachten tot er een luwte in het verkeer kwam.
De problemen kun je opdelen in drie groepen. Oudere mensen, zoals de heer op het viaduct bij het Balatonmeer, die hun rijbewijs in een Trabant hebben gehaald en nog steeds zo rijden; geblondeerde vrouwen in dure auto's die ervan uitgaan dat iedereen voor hen opstaat of de deur voor hen opent en dat klaarblijkelijk in het verkeer ook verwachten; en jongeren in snelle wagens met teveel hormonen in hun bloed.
Dat laatste is niet ongewoon, niet voor niets kent Nederland voor jongeren van achttien een voorlopig rijbewijs. Maar dat iemand op een provinciale weg een via de andere weghelft inhalende auto inhaalt over de vluchtstrook van de tegenliggers, dat moet ik in Nederland toch nog tegenkomen.
Toch zijn het vooral oudere weggebruikers die je echt paf doen staan. Een kennis van ons zag ooit een auto stoppen op de tweede inhaalstrook van het zesbaansdeel van de M1 naar Wenen. De chauffeur stapte uit, legde zijn jasje in zijn kofferbak en reed weer verder. Zelf moest ik ooit vol op mijn rem gaan staan toen de auto voor mij stopte, een passagier uitstapte en een stukje terugliep om zijn portemonnee (!) op te rapen. Dat auto's bij een gemiste afslag op de snelweg een stukje via de vluchtstrook achteruit tuffen om alsnog af te kunnen slaan, komt minder vaak voor dan vroeger, maar uitzonderlijk is het nog steeds niet.
Oudere voetgangers maken vaak de indruk simpelweg te levensmoe zijn of met hun hoofd nog steeds te leven in een tijd dat auto's een bezienswaardigheid waren. Zonder ook maar een seconde naar links of rechts te kijken, stappen ze de straat op, en sloffen in slakkentempo naar de overkant. Vrienden van ons werden ooit door een 82-jarige fietser aangereden, aan de achterkant van hun auto.
De man bekende later dat hij hun bestelbus absoluut niet gezien had. Haast in tranen verklaarde hij bij de politie dat met dit ongeluk een einde was gekomen aan zijn enige pleziertje, zijn fietstochtjes langs de Donau, want hij zag in dat dat te riskant was. Dat inzicht duurde overigens maar kort, want korte tijd later zagen ze hem weer op zijn fiets, op dezelfde kruising, die hij wederom niet op- of omkijkend overstak. Gelukkig zagen zij hem deze keer wel op tijd.
Abonneren op:
Posts (Atom)