zondag 29 april 2012

Een gewone familie in crisistijd, deel 3. Peti


Het dagblad Trouw heeft dezer maanden een serie over de gevolgen van de crisis voor gewone families in zes Europese landen. In Hongarije volgen we de familie Újvári. Aflevering 1 verscheen op 14 maart, aflevering 2 op 15 april. Vandaag aflevering 3: speciaal onderwijs.

“Het zijn van die sluipende dingen waar je de crisis aan merkt. Vroeger konden we de kinderen bijvoorbeeld af en toe een koekje geven. Daar is geen geld meer voor. Het is niet zoals in Griekenland, waar de boel in één keer instort, maar pas als je terugkijkt,  realiseert je je hoeveel er de afgelopen tijd veranderd is, bij ons op school, maar ook in de rest van het land.” Peti werkt als leraar op een school voor geestelijk en lichamelijk gehandicapte kinderen in Vác. Hij heeft een groep van tien kinderen, in de leeftijd van vier tot zeven jaar: autisten, kinderen met Downsyndroom of met hersenbeschadiging.
De Csázar Andrásschool waar hij les geeft, was in de 19de eeuw het eerste doofstommeninstituut van Hongarije, maar is sindsdien uitgegroeid tot een algemeen instituut voor gehandicapten met meerdere vestigingen in de stad. Peti werkt op een steenworp afstand van thuis in een historisch pand.
De school ziet er goed uit, er is de laatste jaren fors aan opgeknapt. “We hebben een hele dynamische directeur, en die heeft veel voor elkaar gekregen. Er zijn computers, digitale hulpmiddelen, de klassen zien er goed uit.” Dat geeft de misleidende indruk dat er niets aan de hand is. Maar voor simpele materialen als kleurpotloden of voor klassenassistentie is nauwelijks nog geld.
En een echte loonsverhoging heeft hij niet meer gehad sinds 2002, toen de toenmalige socialistische regering de lerarensalarissen in één keer 50 procent verhoogde. De laatste jaren ontbreekt zelfs de inflatiecorrectie en is zijn salaris feitelijk achteruit gegaan.
Toch realiseert hij zich dat hij in een gunstige positie zit vergeleken met andere leraren. Vanwege de bezuinigingen en de daling van de leerlingenaantallen zijn er ook scholen die hun deuren moeten sluiten. “Dat risico loop ik niet. Het aantal gehandicapte kinderen neemt niet af, er zijn nauwelijks instellingen in Hongarije die je met de onze kunt vergelijken, en je kunt onze leerlingen niet onder brengen in het gewone onderwijs.”
Rek zit er niet in zijn financiële situatie, en er moet niets onverwachts gebeuren, maar hij kan rondkomen. Dat ligt anders bij de gezinnen van zijn leerlingen. “Acht van de tien kinderen komen uit probleemfamilies. Een leerling moest laatst van school naar het ziekenhuis met een longontsteking. Toen hij weer beter was, kon de moeder hem niet ophalen, omdat er thuis geen verwarming was en het er maar zeven of acht graden was.”
Veel Hongaarse leraren vragen ouders om bij te dragen aan een potje waaruit de klas speciale dingen kan financieren, snoepgoed voor Kerstmis of de aanschaf van materialen zoals klei. Ook kennen veel scholen een fruitregeling, waarbij iedere dag een andere ouder fruit voor de hele klas meebrengt.
Bij hem op school is dat ondenkbaar, zegt Peti: “Daar hebben onze ouders echt geen geld voor. Zelfs de schoolmaaltijden zijn vaak een probleem, want daar wordt enorm op bezuinigd en ouders kunnen de bijdrage daarvoor vaak niet betalen. Het is al voorgekomen dat ik eten mee naar school heb genomen omdat er kinderen waren die anders niets dan droog brood zouden hebben gekregen.”


Geen opmerkingen: