dinsdag 25 juni 2013

De man die het IJzeren Gordijn doorknipte

Op 8 juli wordt Gyula Horn, de man die de schaar in het IJzeren Gordijn zette, in Boedapest
1992: Russische troepen verlaten Hongarije
begraven. Horn wordt bijgezet op de Kerepesi- Erebegraafplaats, waar alle grote Hongaren tegenwoordig een plek. Oppositiepartij DK heeft burgemeester István Tarlos gevraagd een straat te benoemen naar de man die in het Westen algemeen erkend werd vanwege zijn rol in de val van het communisme, maar die in Hongarije door velen als communist wordt verguisd.

Een kopje kamillethee. Daarmee begon de Hongaarse minister van buitenlandse zaken Gyula Horn de dag waarop hij in september 1989 feitelijk een einde maakte aan het communistische Oostblok. Zoals iedere morgen. Hongaren beschouwen kamillethee als panacee voor alle kwalen en ooit had een arts hem een ochtendlijk kopje aangeraden. Het was zo’n gewoonte geworden dat hij niet meer zonder kon.
Horn is de geschiedenis ingegaan als de man die in juni 1989 letterlijk de schaar in het IJzeren Gordijn zette. Maar die actie, opgezet door een Oostenrijkse pr-man die Horns Oostenrijkse collega Alois Mock zo in het zonnetje wilde zetten, was eigenlijk de minst betekenisvolle van alles wat Horn in die zomer deed. De Hongaren waren twee maanden eerder al begonnen met de ontmanteling van het prikkeldraad langs de grens, nadat ze, grotendeels op zijn initiatief, hadden besloten hun burgers de vrijheid te geven om te reizen en het daarom onzin vonden verder geld te steken in het onderhoud van de grensinstallaties.
Dat deed bij de communistische broederlanden al de wenkbrauwen fronzen. Maar wat de geschiedenis echt op zijn kop zette, was Horns besluit enkele maanden laten om duizenden DDR-burgers een uitreisvergunning te geven. Aangelokt door die opengeknipte grens hadden duizenden Oost-Duitsers in Hongarije hun tenten opgeslagen in de hoop naar West-Duitsland te kunnen.
Oost-Duitsland eiste dat die mensen teruggestuurd zouden worden, zoals Hongarije per verdrag ook verplicht was. Maar Horn vond dat antihumaan en meer iets voor dictaturen in zwart Afrika. De tijden waren veranderd, en duizenden gaan niet om niets weg, meende hij. Als de DDR zijn burgers thuis wilde houden, moesten ze wat aan hun systeem doen. Hoewel de Oost-Duitsers zeiden dat teruggestuurde burgers niets zou overkomen, wist hij uit informele gesprekken met mensen van de veiligheidsdienst dat ze bij terugkeer hun werk, en hun toekomstige mogelijkheden om te reizen, zouden kwijtraken.
En dus weigerde hij niet alleen om hen terug te sturen, maar overtuigde hij de Hongaarse partijleiding ook om het verdrag met de DDR te negeren en de grens open te stellen. Hij ging persoonlijk naar Berlijn om dat daar te vertellen. Daarmee trotseerde hij niet alleen de Oost-Duitse communisten, maar ook Praag, Boekarest en Moskou, wat de Hongaarse partijleiding behoorlijk zenuwachtig maakte.
Want weliswaar was er in Moskou behoorlijk wat veranderd, maar zowel in de DDR, als in Tsjecho-Slowakije, Roemenie en ook Bulgarije waren nog steeds hardliners aan de macht die vonden dat de Hongaren eigenlijk een lesje geleerd moest worden. Alleen in Polen waren de communisten, net als in Hongarije trouwens, op eigen houtje bezig het systeem te ontmantelen en aan het onderhandelen over vrije verkiezingen. Maar de Hongaren hadden goed gegokt: Moskou was niet bereid een actie tegen Hongarije te steunen. De Hongaarse grens ging open, en bleef dat ook.
Het was een enorme stap voor een man die in 1956 nog als overtuigd communist in een militie had meegevochten tegen Hongaren die tegen de Russen in opstand waren gekomen. Geboren in een kinderrijk, straatarm arbeidsgezin in Boedapest behoorde Horn tot degenen die daadwerkelijk profiteerden van het systeem. Zijn vader, ook communist, werd in 1944 door de Gestapo doodgeschoten. Horn ging op 11-jarige leeftijd werken, maar zijn achtergrond gaf hem eind jaren veertig alsnog de kans een goede opleiding te volgen. Hij studeerde in Rusland economie en kwam terug als toegewijd partijlid. Wat hem in 1956 deed besluiten zich bij de militie aan te sluiten, heeft hij nooit gezegd en hij heeft zich er ook nooit voor verontschuldigd. Maar waarschijnlijk speelde de dood van zijn broer, een cameraman die tijdens de opstand onder gewelddadige omstandigheden om het leven kwam en mogelijk door opstandelingen werd gelyncht, een cruciale rol.
Internationaal heeft hij na 1990 veel erkenning gehad, maar in Hongarije kreeg zijn rol in 1956 meer aandacht dan zijn positieve rol bij de val van het systeem. Twee presidenten weigerden hem om die reden een onderscheiding te geven. In 2002 verzuchtte hij wat verbitterd tegenover journalisten: “Ik prijs mezelf niet graag, maar wij waren het die in die tijd de belangen van het volk zagen en daarnaar handelden. De toenmalige politieke elite heeft bewust, en niet onder druk van de straat of de oppositie, besloten dat er een meerpartijenstelsel moest komen.”
Wie hem kende, omschreef hem als plichtsgetrouw, en dat bleek zeker in 1994, toen hij na een zwaar auto-ongeluk verkiezingscampagne voerde met een ijzeren frame om zijn hoofd om zijn nek te stabiliseren. Met zichtbare pijn, maar met succes.
Hij had zin voor humor en charme, maar ook een kort lontje, zoals hij zelf in zijn herinneringen aan de gebeurtenissen in 1989 beschrijft. Een Duitse krant berichtte destijds dat Hongarije de Oost-Duitsers alleen liet gaan, omdat het hoopte daar van West-Duitsland  geld voor te krijgen. “Ik ontplofte en gaf opdracht onmiddellijk alle abonnementen (van het ministerie R.H.) op die krant op te zeggen. De krant zal er niet aan failliet zijn gegaan, want we bleken geen abonnement te hebben.”

Gyula Horn leed aan een aan Alzheimer verwante ziekte en verbleef de laatste jaren van zijn leven in een ziekenhuis. Hij werd tachtig jaar oud.




Geen opmerkingen: