woensdag 10 februari 2016

Voorportaal van de hel

foto Runa Hellinga
Rokend ziekenhuisafval voor Hospitaal Nummer Twee
Het is de zomer van 1992 als neuroloog Alexander Kola ons rondleidt op de neurochirurgische afdeling van Hospitaal Nummer Twee, het grootste ziekenhuis van in de Albanese hoofdstad Tirana. In de intensive care, of wat daarvoor door moet gaan, liggen drie patiënten. Het is een kamertje van drie bij drie meter. Dicht op elkaar staan vier oude roestige bedden, bedekt met een vies, dun schuimrubber matrasje en met in geen weken gewassen lakens. Alle drie patiënten zijn zwaar gewonde verkeersslachtoffers. Met hun wasbleke strakgespannen huid zijn ze nauwelijks van doden te onderscheiden. 
De 'intensieve zorg' bestaat uit een enkel zuurstofapparaat, een tientallen jaren oud ding van Chinese makelij dat twee zieken – ieder krijgt steeds een paar minuten het masker op zijn gezicht gedrukt – van lucht voorziet. Voor de derde patiënt heeft de familie een eigen oplossing bedacht. Buiten staat een fles industriële zuurstof en door een gat dat in de muur is gehakt, steekt een stofzuigerslang die af en toe voor zijn neus wordt gehouden. In de kamer verdringen zich tientallen familieleden die de kostbare lucht verbruiken die de patiënten zo hard nodig hebben. Maar die mensen wegsturen is ondenkbaar, zegt Kola. “Ze zouden me de kamer uit slaan als ik het probeerde.”
We vragen naar hartbewaking. Kola kijkt ons zonder enig begrip aan. Dit is toch neurologie, niet cardiologie? Het ziekenhuis heeft maar één enkele hartbewakingsmachine, zo blijkt. En die wordt gebruikt op de afdeling "waar dat nuttiger is,” legt hij zonder blikken of blozen uit. 
Je kunt niet anders dan hem gelijk geven, als je maar één apparaat hebt, moet dat bij cardiologie staan. Het is typerend voor de hele staat van het ziekenhuis. Niet alleen aan medische apparatuur, zelfs aan de meest elementaire middelen is gebrek: antibiotica, infusen, hechtgaren, naalden.
In de andere zalen en op de gangen is het beeld nog erger dan in de intensive care. De stank is onbeschrijfelijk: pis, uitwerpselen, vieze verbanden, etterende wonden, schimmelende muren, kapotte toiletten van waaruit water de gang op stroom, vuile lakens, alles maakt duidelijk dat niet alleen een tekort aan middelen, maar ook een totaal gebrek aan aandacht en inzet van het personeel een probleem is. Overal versperren bezorgde en ijverige familieleden de doorgang. 
Buiten op de binnenplaats van het ziekenhuis, dat in de Tweede Wereldoorlog door de Italianen als kazerne werd gebouwd, smeulen hopen vuilnis, ziekenhuisafval dat in de open lucht in de fik wordt gestoken.. Zwerfkinderen en honden rommelen tussen de rokende resten op zoek naar iets van hun gading. Het is moeilijk de gedachte te onderdrukken dat een zwerfhond zich hier af en toe tegoed zal doen aan een geamputeerd been.
Even verderop genieten patiënten met groteske bandages om hun hoofd van de voorjaarszon, laat een man zijn drie schapen uit op het grasveldje, draven twee paarden door de poort naar binnen om zich vervolgens te goed te doen aan een paar bosjes, scheurt een auto met een vaart van zestig tussen alles en iedereen door en duwen twee verpleegsters een knarsende en piepende brancard op scheve wielen voor zich uit. Welkom in Hospitaal Nummer Twee van Tirana, voorportaal van de hel.

Bovenstaand stuk is een iets bewerkte versie van een verhaal uit "De Geit van mijn Buurman, Hoop en Teleurstelling na de val van het IJzeren Gordijn" van Runa Hellinga en Henk Hirs. Het boek verscheen in 1994 en is als pocket (€7,40) en e-book (€4,95) heruitgegeven via Boedapest op Maat Boeken. 

Geen opmerkingen: