woensdag 12 juli 2006

VASTGEVROREN

Mensen bij ons in het dorp hebben twee Hongaarse komodors, enorme witte honden met een vacht van lange dreadlocks. Deze exemplaren hebben een buitengewoon onverzorgde vacht. Ze lopen altijd luid blaffend mee als je langs hun hek loopt en stinken een uur in de wind.
Het ras schijnt ooit met de eerste Hongaren mee uit Azië te zijn gekomen. Vroeger deden ze vooral als herdershonden dienst, tegenwoordig als waakhonden. Dat betekent dat ze, net als veel andere Hongaarse honden, buiten leven.
Maar in tegenstelling tot sommige pieterige vuilnisbakkemodelletjes die je soms aan een ketting manmoedig het erf ziet bewaken, is de komodor een hond die buiten moet leven. Sterker nog, die binnen vreselijk ongelukkig wordt. Hij heeft het voor de kachel simpelweg te warm.
Een komodor heeft het snel te warm, leert de ervaring van een Hongaars-Belgisch echtpaar dat aan de Tisza een pension heeft. Ze kregen op goed moment toch wat medelijden met hun komodor die zomer en winter trouwhartig in de veranda voor de huisdeur lag. En dus kochten ze voor hem een hok, dat op een bitterkoude winternacht werd ingewijd.
Het was een slimme hond, die al ras doorhad dat dat prachtige hok speciaal voor hem was bedoeld. Toen het echtpaar de volgende dag buitenkwam, lag hun komodor vóór zijn huis. Hij had zijn bazen kennelijk niet teleur willen stellen, maar erin gaan liggen, dat ging hem toch te ver.
Alleen, toen hij overeind wilde komen om hen te begroeten, was er één probleem. Met zijn geweldige lichaamswarmte had hij de sneeuw waarin hij lag, ontdooid. In de loop van de nacht was dat water weer bevroren, en de dreadlocks waren stijf aan de grond bevroren.
Ze hebben hem los geknipt en het hondenhok weggedaan. Dus ligt hij weer trouwhartig in de veranda. Náást de mat. Anders wordt het echt te warm.

Geen opmerkingen: