maandag 8 augustus 2016

Op zoek naar een hemel zonder bommen

Foto Runa Hellinga
Maru Kameri en zijn zoon
“Noem het geen kamp,” zegt Saed Muhsan. De textielhandelaar, die in Kaboel hoofddoeken verkocht, is de tijdelijke en informele leider van het noodkampje dat vluchtelingen hebben opgezet in de buurt van het Servische grensplaatsje Horgos. Op een verloren strook land tussen het met NATO-prikkeldraad afgezette grenshek dat de Hongaren vorig jaar bouwden en de officiële Servische grens wachten 600 mensen, vooral Afghanen, wekenlang op toelating tot Hongarije.
Dagelijks mogen vijftien gelukkigen, veertien in familieverband en één alleen reizende man, naar de transitzone aan de andere kant van het hek. Daar is een van containers gebouwd opvangkampje waar ze Hongaars asiel kunnen aanvragen. De families reizen vervolgens door naar andere opvang, de alleen reizende mannen blijven tot dertig dagen in de kale container met luchtkooi. Alles is gedaan om asiel aanvragen zo onaantrekkelijk mogelijk te blijven, al wil niemand sowieso in Hongarije blijven.
Op een lijst houdt Muhsan bij wie wanneer aan de beurt is. Zelf heeft hij nog dertig dagen te gaan. Dat mensen weten wanneer ze verder reizen, maakt het wachten enigszins dragelijk. “Nog 22 dagen,” weet de elfjarige Iraanse Abdulfaz, die met zijn ouders in een door een takkenhek afgeschermde tent verblijft. Hij is een van de weinige kinderen die wat Engels spreekt, en hij is er trots op.
Maar Musan heeft gelijk, een kamp kun je deze verzameling tijdelijke onderkomens uit takken, dekens en wrakke tentjes nauwelijks noemen. Het enige water komt uit twee kranen middenin een modderpoel. Een meertje verderop doet dienst als badfaciliteit. Een Hongaarse hulporganisatie is er met veel moeite in geslaagd toestemming te krijgen om chemische toiletten te plaatsen. Overal smeulen kookvuurtjes. Er is geen elektriciteit, laat staan wifi, broodnodig voor het contact met familie.
Je moet doorzettingsvermogen hebben om hier te blijven. Maar doorzettingsvermogen kun je de mensen niet ontzeggen. Maru Kameri heeft zijn elf jaar oude, zwaar gehandicapte zoon een half jaar lang op zijn rug gedragen terwijl ze te voet uit Afghanistan door Iran en Turkije trokken. Dan kan een paar weken wachten er ook nog wel bij. De jongen zit nu in een rolstoel die hij onlangs van een hulporganisatie kreeg. Zijn toekomst is Kameri's motivatie: in Afghanistan is er voor de jongen geen enkele opvang.
De zon schijnt vandaag en kinderen volleyballen bij een net van takken en touw. De kleinsten zijn aan het bellen blazen, een cadeautje van een hulporganisatie. Degenen die geen bellenblaas hebben gekregen, trekken iedereen die er niet als een vluchteling uitziet, met een vragende blik aan de kleren. Het ziet er allemaal haast ontspannen uit, maar toen het onlangs twee dagenlang goot, was er weinig vrolijkheid. De dekententen raakten doorweekt, de mensen ook. Gelukkig is het zomer. Maar je moet denken niet aan de winter.
Met dat nachtmerriescenario worstelen ook de Servische autoriteiten. Die willen voorkomen dat zich dan aan deze grens vergelijkbare taferelen gaan afspelen als in Macedonië. Recentelijk kreeg Muhsan te horen dat hij geen nieuwkomers meer op de wachtlijst mag zetten. Sindsdien moet hij mensen wegsturen. “Maar waar die heen moeten? De Servische vluchtelingenkampen zijn vol. En mensen kijken mij aan alsof het mijn schuld is.” Hij zucht.
De strook land is officieel Hongarije en de verzorging komt grotendeels op de Hongaren neer. 's Ochtends brengt het Rode Kruis ontbijt. Iedere middag brengt een hulporganisatie helemaal uit Boedapest warm eten. “Een kwestie van beschaving. Je kunt mensen toch niet laten stikken?” zegt vrijwilligster Nikoletta Szöllösi. Ze hielp vorige jaar ook bij de opvang van vluchtelingen die in de Hongaarse hoofdstad waren gestrand.
Bizar is het avondmaal. Dat levert het Hongaarse leger. Eerst nemen bewapende militairen stelling op het dak van de  transitzone. Dan opent een deur in de containerwand. Op vertoon van door een Muhsan verstrekt bonnetje krijgt iedere familie een voedselpakket: brood, melk, beleg, sap en chocolade. Grote families krijgen er twee.
Khaled Khan reist alleen. Zijn Engels is vlekkeloos, hij werkte in Afghanistan drie jaar als tolk voor de Amerikanen. “In Afghanistan ben ik mijn leven niet meer zeker.Voor de Taliban ben ik een verrader.” Eerder heeft hij geprobeerd illegaal de grens over te steken, maar daar begint hij niet meer aan. “Ik ben gepakt, en toen ze me de grens overzetten, hebben ze me twee keer met een elektrische stok geshockt.” Nu wacht hij op zijn beurt om toegelaten te worden tot de transitzone.

Foto Runa Hellinga
Wachten op het avondeten
Hij is niet de enige met een verhaal over mishandeling aan de andere kant van het grenshek. Sinds 5 juli zet Hongarije vluchtelingen die in het binnenland worden aangetroffen, weer over de grens met Servië. Officieel mogen mensen die binnen een zone van acht kilometer worden opgepakt, weer terug worden gezet, in praktijk worden ook mensen die al veel verder weg zijn, teruggestuurd. Volgens de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch gebeurt dat vaak zeer hardhandig. De organisatie interviewde twaalf vluchtelingen die claimden dat ze geslagen zijn, hardhandig door het scheermesjeshek zijn geduwd, met honden opgejaagd of met bijtende vloeistoffen werden bespoten.
Veel mensen hebben maar een flauwe notie wat ze in Europa moeten wachten, maar Khan volgt het het internationale nieuws nauwlettend. Iedere dag loopt hij naar het Servische Horgos om zijn telefoon op te laden en ergens op de wifi in te loggen. Hij is op de hoogte van de recentste aanslagen in Europa. Hij heeft ook alle begrip voor de angst van veel Europeanen. “Dit is hun land, hun leven, ze willen onze problemen niet. Maar ik ben geen terrorist. Ik hou net als ieder ander van het leven. Het enige dat ik wil, is een rustige plek waar je naar de blauwe hemel kunt kijken zonder angst voor een bom.”
Of hij zich zorgen maakt over de vijandige reacties tegenover vluchtelingen? Hij haalt zijn schouders op: “In Afghanistan is ook racisme. Ik weet dat er problemen zijn, ik ken de verhalen van het internet, maar ik denk dat ermee te leven valt, al is het natuurlijk anders wanneer het jezelf overkomt. Maar wat moet ik? De keuze om terug te gaan heb ik gewoon niet.”

Geen opmerkingen: