zondag 20 mei 2012

Onroerend goed-restitutie in Roemenië sleept voort

“Procederen is zo langzamerhand mijn manier van leven geworden. Anderen gaan ’s ochtends naar hun werk, ik naar de rechtbank.” Sinds vijf jaar steekt Gregor Roy Chowdhury, telg van de adellijke Hongaarse Mikes-familie, al zijn tijd in het terugclaimen van het Roemeense familiebezit dat eind jaren veertig door de communisten werd genationaliseerd. Hij heeft de wet aan zijn zijde, maar dat zegt weinig. Restitutie van onroerend goed is 22 jaar na de val van dictator Ceausescu nog steeds een slepend probleem in Roemenië. En een belangrijke bron van corruptie.
In 22 jaar tijd is slechts 11 procent van alle restitutieclaims gehonoreerd, en vrijwel altijd moest de rechtbank daaraan te pas komen. In 2010 zei het Europese Hof voor Mensenrechten dat Roemenië voor 15 juni dit jaar orde op zaken moest stellen. Daarom kwam de regering onlangs met een wet die de situatie feitelijk verslechtert. Wie onroerend goed terugvraagt, krijgt in toekomst nog maar 15 procent van de werkelijke waarde vergoed.
Meer, aldus voorzitter Dorian Danielescu van het Bureau voor Restitutie, kan de staat zich in deze crisistijd niet veroorloven. Onzin, meent Chowdhury. In de meeste gevallen gaat het namelijk helemaal niet om geld, maar om land of gebouwen die staatseigendom zijn en vaak leeg staan te verkommeren. “Dat kost de schatkist geen cent.”
Toen in 1991 een eerste wet beperkte restitutie mogelijk maakt, diende Chowdhury’s moeder de eerste claim in.

Inmiddels heeft de familie 20 procent van haar bezit terug, waaronder een landgoed in Zabola, een dorp in de bosrijke Karpaten waar de Chowdhury’s een bed and breakfast exploiteert.
“In de Karpaten gaat het makkelijker, omdat land daar weinig waard is,” zegt Chowdhury, “Maar Cluj, waar we ook claims hebben, ligt dat anders. Daar zijn er enorme financiële belangen mee gemoeid. Het gaat om braakliggende grond die door de staat aan een projectontwikkelaar is verkocht. Vervolgens begon de bouw, terwijl onze rechtszaak nog liep. Nu staat er een winkelcentrum. We zouden een financiële vergoeding moeten krijgen, en daar is dus geen geld voor. Maar dat is een probleem dat ze zelf geschapen hebben.”
Toen Gregor besloot zijn moeder te gaan helpen, verwachtte hij eigenlijk dat de omvang van de claims het grootste obstakel zouden zijn, want het gaat deels om enorme stukken land. Inmiddels weet hij beter: “Het gaat niet om de grootte, en ook niet om het feit dat wij Hongaren zijn. Hier in het dorp zijn Roemenen die al jaren proberen één enkele hectare terug te krijgen. In Boekarest, waar vrijwel niets terug is gegeven, gaat het meestal over een enkel appartement. Wat telt is of je aan de belangen van mensen met macht komt.”
“Overal loop je aan tegen kleinere of grotere corruptie. Als je een restitutieverzoek op de gemeenteraadsagenda wilt krijgen, de eerste stap in de procedure, wordt er een wederdienst verwacht. Zonder smeergeld en contacten kom je nergens. Van laag tot hoog wordt eraan verdiend. De octopus, wordt dat in Roemenië genoemd.”
Dat zelfs een positieve uitspraak van de rechter geen garantie is dat het bezit echt terugkomt, leert de ervaring van de Bánffy-familie, die in 2005 zo’n 9300 hectare bos (ongeveer de helft van Amsterdam) terugvroegen. Drie jaar later oordeelde het hof dat ze recht hadden op de grond. Sindsdien wachten ze op de handtekening van de prefect op de overdrachtspapieren. “Hij zegt dat teruggave niet goed is voor het land,” zegt Farkas Bánffy, die de belangen van de familie behartigt en er niet over uit kan dat autoriteiten in een EU-land een gerechtelijke uitspraak totaal negeren. Hij is ervan overtuigd dat de prefect slechts doet wat Boekarest hem opdraagt. “Het gaat om zo’n grote zaak, dat hij zoiets niet op eigen houtje beslist. Maar bosbouw is lucratief, en het geld verdwijnt vooral in private zakken,” zegt Bánffy, “De schatkist verdient er volgens de begroting geen cent aan, terwijl op grote schaal wordt gekapt.” Dat baart hem zorgen: “Als we het gebied ooit terugkrijgen, staat er geen boom meer.”

Wat cijfers


Er zijn geen goede statistieken over het totale aantal claims. Cijfers variëren van pakweg 70.000 tot zo’n 250.000. Wel is duidelijk dat de kerken de grootste eisers zijn. Zo eist katholieke kerk voor pakweg 8 miljard euro terug.
Volgens een recent onderzoek wordt op grote schaal met de claims gefraudeerd. Bij 80 procent van de financiële vergoedingen blijkt sprake van vervalste testamenten en andere valse papieren. De fraudeurs kregen honderden miljoenen aan ‘restitutiecompensatie’. In verband hiermee werden afgelopen najaar de toenmalige voorzitter van het Bureau voor Restitutie en zijn plaatsvervanger gearresteerd voor het aannemen van respectievelijk één en anderhalve ton aan smeergeld.


Geen opmerkingen: