donderdag 9 maart 2017

De gelukkige tijden van keizer Franz-Joseph

Franz-Joseph
'De gelukkige tijd van vrede'. Zo omschrijft een tentoonstelling in het Hongaars Nationaal Museum in Boedapest de tweede helft van de negentiende eeuw. Het was de tijd dat Hongarije door de Habsburgse keizer Franz-Joseph werd geregeerd en er is wel eens minder lovend over de vorst gedacht. Wie zich twintig jaar geleden positief over hem uitliet, liep goede kans voor landverrader uitgemaakt te worden.
Dat lag overigens anders met zijn vrouw Elisabeth, Sissi in de volksmond. Zij was en is geliefd. Na haar dood zamelden burgers geld in voor een standbeeld en ze wordt ruim geëerd met straten en standbeelden. De Erzsébet-brug in Budapest werd naar haar vernoemd en die naam is nooit veranderd, ook niet in de communistische tijd. Maar naar een eerbetoon aan haar man zul je tevergeefs zoeken. 
Dat moet anders, vindt historicus András Gerő van het Habsburg-Instituut in Boedapest. Honderd jaar na Franz-Josephs dood pleit hij voor een standbeeld voor de man die bijna vijftig jaar lang koning van Hongarije was. Blijkens een online enquête steunt 45 procent van de Hongaren dat idee. Dat lijkt niet zoveel, maar tien jaar geleden zou hooguit tien procent van de Hongaren voor zijn geweest, schat Gerő.
Vroeger lag dat anders. Tussen de twee wereldoorlogen was er volgens Gerő sprake van een regelrechte Habsburg-verering. Franz-Josephs standbeelden verdwenen kortstondig tijdens de communistische Radenrepubliek in 1919, keerden toen terug en werden pas na 1945, toen de communisten de keizer tot vijand verklaarden, definitief verwijderd. 
Communistische schoolboekjes hadden geen goed woord over voor de man die in 1849 opdracht gaf een aantal Hongaren te executeren die een jaar eerder een opstand tegen de Habsburgers hadden geleid. Franz-Joseph was op dat moment 18 jaar oud en zat net op de troon, dus je kunt je afvragen in hoeverre hijzelf de drijvende kracht achter de executies is geweest, maar de gedachte aan de wrede feodale vorst die hun nationale helden liet ombrengen brengt bij sommige oudere Hongaarse vrouwen nog steeds de tranen in de ogen.
Na de val van het communisme zijn historici wat genuanceerder gaan denken. Dat heeft nog niet tot nieuwe Frans Joseph-straten geleid, maar diverse Hongaarse bestuurders die dicht bij de keizer stonden, kregen wel een standbeeld of een regeringsplan dat naar hen werd vernoemd. Hongarije heeft tegenwoordig ook twee levende Habsburgers in dienst, de ene als ambassadeur, de andere had de buitenwereld moeten overtuigen dat het land zeer geschikt is om Olympische Spelen te organiseren.
Ook buiten Hongarije vindt een herwaardering van de keizer plaats. Zo werd eind 2015 in het Oekraïnse Turja Paszeka een standbeeld van Franz-Joseph onthuld. "Voor dat gebied, de voet van de Karpaten, is dat natuurlijk een goede manier om te benadrukken dat ze ooit tot het Habsburgse rijk, dus tot Europa behoorden," zegt  Gerő. In Oostenrijk, waar nazaten van de keizer tot dik in de vorige eeuw een inreisverbod hadden, werd vijf jaar geleden de wet afgeschaft die het Habsburgers verbood om zich kandidaat te stellen voor het presidentschap.
De rechts-extremistische Oostenrijkse politicus Norbert Hofer pleitte recent voor een soort Midden-Europese Benelux, een tegenkracht tegen Brussel, met daarin behalve Oostenrijk ook 'landen met een vergelijkbare cultuur', zoals Tsjechië, Hongarije, Roemenië, Servië, Slovenië en Kroatië. Per slot van rekening, aldus Hofer, waren die ooit allemaal deel van dezelfde monarchie.
Dat is ironisch, want die monarchie was volgens Gerő in zekere zin een voorloper van de EU en eigenlijk het tegenovergestelde van dat wat mensen als Hofer voor ogen staat. "Het was een multi-etnische staat met een veelvoud aan talen en religies, een gemeenschappelijke markt en vrijheid van reizen en vestiging." 
Dat is alles wat Hofer eigenlijk niet wil en ook alles wat de Hongaarse premier Viktor Orbán niet wil, Die benadrukte onlangs in een toespraak voor de Hongaarse Kamer van Koophandel het belang van een etnisch homogeen en cultureel uniform land. Maar die juist multi-etnische staat zorgde voor sterke economische ontwikkeling, vrede en welvaart, helemaal na 1867 toen de Oostenrijk-Hongaarse dubbelmonarchie werd gevormd en Franz Joseph koning van Hongarije werd. Boedapest is daar bij uitstek het resultaat van, zegt Gerő. "Alle belangrijke gebouwen die je ziet, zijn toen gebouwd, net als de belangrijkste gebouwen in veel provinciesteden."

Echt verrassend is de politieke herwaardering overigens misschien niet. Cultureel zijn de Habsburgers nooit echt verdwenen, hoe zeer machthebbers daar ook hun best voor deden. Dat is het beste zichtbaar in Oostenrijk, dat bezaaid met bordjes is die melden dat Franz Joseph hier geluncht of daar geslapen heeft. Iedere januari start in Wenen het balseizoen met een elan alsof de adel nooit verdwenen is. Zo'n zelfde bal vormt een hoogtepunt in het Hongaarse eindexamenjaar. In november organiseren scholen een eindexamenbal war de leerlingen van de hoogste klas even jonkheren en freules mogen zijn. Nazaten van graven en prinsen kunnen op groot respect voor hun officieel afgeschafte titel rekenen. En in veel Centraal-Europese landen kust een beleefde heer de dame nog altijd de hand.