dinsdag 30 mei 2006

ELECTRICITEITSSTORING

Zo iedere twee weken valt de electriciteit wel eens uit. Meestal duurt het maar een minuut of tien, en dan floept de boel weer aan. Dat is zo'n gewoon verschijnsel dat we er nauwelijks nog op letten, en voor donkere avonden staan ergens in huis kaarsen en lampen op batterij klaar.
Maar deze keer duurde het wel erg lang. En toen ik naar buiten liep om bij de buren te vragen of zij er ook last van hadden, bleek daar alles te functioneren. Het probleem lag dus bij ons. En in de stoppenkast was alles in orde, dus dat betekende bellen met het electriciteitsbedrijf.?
Of ik de stoppen al had gecontroleerd, wilde de dame van het electriciteitsbedrijf weten. Ja, antwoordde ik. Ik begreep haar vast niet goed, meende ze, en stelde de vraag nog een keer: of ik de stoppen al had gecontroleerd?
Ja, antwoordde ik nogmaals, echt. U begrijpt het niet, toeterde ze nogmaals: u moet de stoppen controleren. Heb ik gedaan, antwoordde ik, langzaam wat ongeduldig. En toen kwam het hoge woord eruit: kon ik er niet iemand bij halen die Hongaars sprak.
Nu is mijn Hongaars niet perfect, maar over het algemeen kan ik me behoorlijk duidelijk maken en begrijpen mensen mij ook. Ik ben het stadium van alleen maar boodschappen kunnen doen echt voorbij. Ik volg ouderavonden op school en interview soms zelfs mensen in het Hongaars.
Maar goed, ik begreep dat het geen zin had met haar te gaan redetwisten, dus belde ik bij de buren aan, waar alleen de zestienjarige dochter thuis was. Die was graag bereid te helpen, en de eerste vraag die zij kreeg, was uiteraard of de stoppen al gecontroleerd waren. Ja, antwoordde ze. Hm, zei de dame, je begrijpt het niet, je moet de stoppen controleren. Is gedaan, zei het meisje. De stoppenkast, legde de dame uit, is een kastje met schakelaars. Daar zal er een verkeerd van staan. Nee, antwoordde het buurmeisje.
Of er geen volwassene in de buurt was, wilde de dame vervolgens weten, dan kon ze het daaraan uitleggen. Dat troostte me. De dame had klaarblijkelijk niet alleen iets tegen buitenlanders, maar tegen de wereld in zijn algemeenheid.
Op een of andere manier lukte het ons uiteindelijk toch haar te overtuigen dat er een mannetje langs moest komen om te kijken. Maar dat was een probleem, zei ze, want hoe moest ik die man duidelijk maken wat er aan de hand was. Dat zou hij nooit begrijpen.
Een half uur later stond er een monteur voor de deur. Bij de buren, want daar had ze hem voor de zekerheid maar heengestuurd. Ons buurmeisje stuurde hem door, en het kostte me precies één zin om hem duidelijk te maken dat het probleem niet in de stoppenkast kon zitten. Onze electriciteitsmeter bleek verouderd en kapot te zijn en we kregen een nieuwe.
Een kwartier later belde een dame van het electriciteitsbedrijf. Een andere, ditmaal. Of alles inmiddels in orde was, of dat ze nog een monteur langs moest sturen. Ik dankte haar vriendelijk voor zoveel service.


vrijdag 26 mei 2006

KROATIE SLOOPT ILLEGALE HUIZEN

Het eiland Vir is een toeristische nachtmerrie. In de winter wonen er twee-, drieduizend mensen, in de zomer zeker het tienvoudige. En al die mensen hebben huizen. Vir is één groot bouwterrein, waar huizen groeien inplaats van bomen. Systeem zit er niet in, iedereen bouwt wat hij zelf mooi vindt, of wat binnen zijn budget valt. Aan controle wordt zichtbaar niets gedaan.
Aan bouwvergunningen trouwens ook niet. Vrijwel alle huizen op Vir zijn zonder vergunning gebouwd, zoals trouwens in heel Kroatie veel zonder vergunning is gebouwd. Maar op Vir is het wel heel extreem uit de hand gelopen.
Dat schijnt een historische reden te hebben. Ooit wilden de autoriteiten schijnbaar een kerncentrale op het eiland bouwen, en toen heeft het gemeentebestuur besloten iedereen overal te laten bouwen, want als de boel eenmaal vol stond, was er geen plek meer voor die centrale. Een merkwaardige vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid dus, die inmiddels wel heel erg uit de hand is gelopen. De huizen staan inmiddels letterlijk tot aan de rand van het water.
Geen wonder dus dat de Kroatische autoriteiten Vir hebben uitgekozen als speerpunt in hun nieuwe beleid om de bouw van huizen zonder bouwvergunning aan te pakken. Ze beperken zich daarbij in eerste instantie tot huizen, die te dicht bij de waterlijn zijn gebouwd. Zeventig meter van de zee is het wettelijke minimum, en wie zich daar niet aan heeft gehouden, ziet zijn bezit onherroepelijk tegen de grond gaan. De eerste tientallen huizen zijn al gesloopt, enkele honderden staan nog op de nominatie. Ook op Rab en Krk, eilanden waar het ook behoorlijk uit de hand is gelopen, staan de buldozers al klaar.
In Hongarije heeft dat tot behoorlijke verontwaardiging geleid, want Vir schijnt onder Hongaarse bezitters van vakantiehuizen aan de Kroatische kust een geliefde bestemming te zijn. Er zijn tientallen Hongaren die door de sloop worden gedupeerd. Overigens is er ook een groot aantal Kroaten en huiseigenaren uit diverse andere landen die hun bezit tegen de vlakte zien gaan, dus niemand kan beweren dat er sprake is van discriminatie.
Kroatische kranten toonden niet veel medeleven met de gedupeerde buitenlanders. Er bestaat onder Kroatische eigenaren enige wrevel tegen buitenlanders, die tegen de regels in hun huis verhuren, omdat die buitenlanders over die huuropbrengst geen belasting betalen, terwijl de Kroaten dat wel moeten.
Maar één krant constateerde wel dat veel gedupeerden er zelf weinig aan kunnen doen. De Kroatische onroerend goed markt is, of was in ieder geval, tamelijk chaotisch. Tot voor kort bestond er geen kadaster. Pas nu, onder druk van de EU, wordt er een goed registratiesysteem opgezet. Dat maakte het voor kopers buitengewoon moeilijk wom te controleren of alles met een bepaald huis wel in orde was.
Ze waren daarin afhankelijk van hun advocaat, en ook daarvoor was het vaak een moeilijke klus om uit te vinden hoe de situatie rond een bepaald stuk onroerend goed gesteld was.
Er schijnen huizen te zijn, waarvan ergens nog eigendomspapieren van begin vorige eeuw rondzwerven. Om maar niet te spreken van Serviërs die sinds midden jaren negentig niet meer naar hun vakantiehuis aan de Kroatische kust zijn geweest, maar die formeel nog wel steeds eigenaar zijn.
Dat zijn soms hele ingewikkelde situaties. Maar advocaten die, zoals op Vir, hun klant simpelweg hebben verteld dat alles in orde was, terwijl er nooit een bouwvergunning voor een huis was afgegeven, hebben de boel natuurlijk simpelweg beduveld onder het motto 'iedereen bouwt illegaal, dus wat zou het?'.
Aan de andere kant, of die Hongaarse kopers echt altijd zo onschuldig zijn als ze zich voordoen, is maar de vraag. Bij het Balatonmeer, de 'Hongaarse zee' wordt vaak even vrolijk illegaal gebouwd als op Vir. De kans dat daar een sloper langskomt, is tot nu toe gering. Kroaten zullen daar in toekomst toch iets minder lichtzinnig over denken

Campinggids Kroatië en Midden-Europa bij Bol.com
Campinggids Midden-Europa & Kroatie / 2005<br>
Campinggids Midden-Europa & Kroatie / 2005



donderdag 25 mei 2006

WELKOM IN BRATISLAVA

Afgelopen weekend arresteerde de Slowaakse politie in Bratislava drie Hongaarse toeristengidsen. Hun overtreding? Ze hadden hun groepen rondgeleid zonder daarvoor de nodige Slowaakse diploma’s en vergunningen te hebben. Want alleen wie in Slowakije bevoegd is, mag uitleg geven over het schoons dat de hoofdstad te bieden heeft.
Als je daar als politiek al werk van maakt, zou je zeggen, je laat het bij een boete. Maar nee, de drie, overigens geen van allen professionele gidsen, maar leraren die met hun klas op schoolreisje waren, verdwenen daadwerkelijk voor een paar uur in de cel. Pas nadat de Hongaarse consul in Bratislava zich met de zaak had bemoeid, werden ze vrijgelaten. In de tussentijd kon er op het politiebureau nog geen glas water af.
Aanleiding tot hun arrestatie was het optreden van het hoofd van de Slowaakse Toeristengidsen Federatie, een man die zich klaarblijkelijk in zijn broodwinning bedreigd voelde. Hij had de gidsen eerst persoonlijk aangesproken. Toen ze op zijn vermaningen niet reageerde, stapte hij naar de politie.
Tegenover een Hongaarse krant zei de man achteraf dat hij zich ’uitgelachen’ voelde.
Hij had de groep een Hongaarstalig blaadje gegeven met daarop de regels, die, zo verklaarde hij „een van hen lachend had voorgelezen”. Een ander had hem gevraagd waarom iemand uit Bratislava geen Hongaars sprak. Dat alles werd hem te gortig: hij deed aangifte wegens belediging. Tja.
De Hongaren hadden hem erop gewezen dat tal van andere groepen, Japanners, Ieren en Amerikanen, ook met hun eigen gids rondliepen. Maar die groepen werden wel begeleid door een officiële Slowaakse gids, zodat aan de regels was voldaan. Dat die gids klaarblijkelijk niets te doen had dan er zijn, deed er niet toe. Regels zijn regels.
Eerlijk is eerlijk, Hongarije heeft ook regels op het gebied van professionele gidsen en er schijnen veel meer landen te zijn waar je niet zomaar iemand mag rondleiden. Althans, een ander Hongaarse krant citeerde Roy Ruby, het Canadese hoofd van de Internationale Organisatie van Toeristengidsen, die bevestigde dat dit soort regelgeving helemaal niet uitzonderlijk is. Of je nu met je klas, met collega’s of met een groep vriendenin het buitenland op pad bent: als je geen professionele gids bent, schijn je hen eigenlijk niet in het openbaar te mogen vertellen, wat je allemaal over een plek weet. Ook niet als je er geen geld voor krijgt.
Maar as je toeristen wil lokken, als dat willen ze graag in Bratislava, lijkt me dit toch niet de ideale aanpak. Een van de leraren verklaarde achteraf dat hij zich volgende keer wel zal bedenken zijn klas mee naar Bratislava te nemen. Nederlandse leraren zijn in ieder geval gewaarschuwd: zonder gids is een uitstapje naar Bratislava een riskante bezigheid.

Reisgids Bratislava bij Bol.com
Bratislava<br>Lucy Mallows
Bratislava
Lucy Mallows



maandag 22 mei 2006

STRAATVENTERS

Een oorverdovend gekwaak en gekukel klinkt over het dorp. De eerste keer dat ik het hoorde, stond ik er wat verbijsterd naar te luisteren, tot ik de nasale stem hoorde die even later zeer beleefd aankondigde: 'Dames en heren, wij hebben vandaag eenden te kopen en kuikens''. Of zoiets.
De pluimveehandelaar is vast onderdeel van het ritme van het dorpsleven. In voorjaar en zomer komt hij iedere week wel een keer langs, aangekondigd door het gekwaak van eenden en een triomfantelijk kukelende haan.
Hij is niet alleen. Iedere week klinkt op dezelfde dag klinkt op goed moment het melodietje van de wagen met diepvrieswaren: doppertjes, hamburgers en ijsjes. De wagen komt van een bedrijf dat in heel Centraal-Europa actief is, dus het kan je overkomen dat je midden in Slovenië plotseling precies hetzelfde wijsje hoort.
Veel minder frequent is de handelaar in varkens, of beter biggen, want zo vaak hebben mensen geen nieuw varken nodig. Een keer per jaar, in het voorjaar. Dat wordt dan tegen de winter tot hamlapjes, zijden spek en worsten verwerkt. Vermoedelijk voldoen de verwerkingsmethodes totaal niet aan de EU-regels, maar dan neemt niet weg dat die varkenslapjes aanzienlijk beter smaken dan de varkenslapjes uit de supermarkt, die wel aan de EU-regels voldoen.
In de zomer wordt de stilte in het dorp regelmatig doorbroken door een langerekt en uiterst monotoon klinkend Dieeenjé. Daarna volgt nog een riedel, maar wat hij precies zegt, heb ik nog steeds niet kunnen achterhalen, al is mijn Hongaars een stuk beter dan vroeger.
Dat is de man van de watermeloenen, die tegenwoordig trouwens vaak ook gewone meloenen in de aanbieding heeft. Als hij komt, is pas het écht zomer. Hij heeft de hele laadbak van zijn bestelautootje vol met meloenen. Als je er één aanwijst, snijdt hij er mt een speciaal mes feilloos een prachtige ronde cirkel schil met vruchtvlees uit, om je die met een zwierig gebaar aan te bieden. Als je de vrucht hebt gekeurd en zoet genoeg hebt bevonden, gaat de cirkel, inmiddels meer een dekseltje, weer in het gat en wordt de enorme kogel gewogen.
Een kilo of zes weegt zo'n ding al snel, en daar zit hem het probleem. Ik bezwijk iedere keer weer voor de zomerse verleiding van zo'n watermeloen, om de verzuurde resten na een dag of wat op de composthoop te mikken.
Ik zou wat aan de buurvrouw kunnen geven, maar helaas, ook zij zit meestal al met een enorme watermeloen. Watermeloensap is ook niet alles, weet ik uit ervaring. Zonde, denk ik als ik de wespen gadesla die zich enthousiast op het rode vruchtvlees storten. En iets van: dat moet ik niet meer doen, tenzij ik een halve kan krijgen, waar de watermeloenenkoopman niet aan doet. Maar ik weet het: een volgende keer bezwijk ik toch weer.
Land, land ! ...<br>S. Marai
Land, land ! ...
S. Marai



vrijdag 19 mei 2006

EXAMENS

Een paar jaar geleden wilden we graag dat ons zoontje naast school iets ging doen. Sport, muziek, noem maar op. Vrijwel alle kinderen in zijn klas zaten ergens op, dus krijg je als ouder haast het gevoel dat je tekort schiet als je kind niet ook érgens heengaat. Afgezien daarvan, een beetje sport deed hem zeker geen kwaad.
Maar zo simpel als het leek, was het niet. Het bleek vrijwel onmogelijk om iets te vinden waar hij gewoon, voor de lol, heen kon. Hongaren nemen dit soort zaken vreselijk serieus. Dus als een kind naar ballet, dan gaat het ook naar ballet, niet één, maar drie keer per week. Balletles is geen hobby, het is een investering in de toekomst, en met één keer per week wordt je dochter zeker geen ballerina.
Datzelfde geldt voor sport en al helemaal voor muziekles. Één keer per week pianoles is onmogelijk. Om muziekles te kunnen volgen, moeten kinderen hoe dan ook solvege doen, twee keer per week als het even kan, en dan moeten ze ook nog twee of drie keer per week naar hun gewone muziekles.
Bij mijn zoontje in de klas zit een meisje, dat piano- en dwarsfluitles heeft, en daarnaast nog naar rockballet en judo gaat. Dat is, met de solvege erbij, iets van tien of meer uren per week. Plus, niet te vergeten, de uren die ze thuis moet oefenen.
Ze heeft ook nog een broertje dat van de ene les naar de andere zoeft. Over de logistiek van zo'n operatie wil ik niet nadenken, maar ik ben niet helemaal verbaasd, dat ze niet tot de sterkste leerlingen in haar klas behoort. ,,Het wordt haar soms een beetje veel'', biechtte de moeder laatst bij een ouderavond op.
Over twee weken wordt het helemaal hectisch in dat huisgezin. Dan is het namelijk examentijd. Acht en tien jaar oud draven beide kinderen die week van piano- naar dwarsfluit-, solvege- en trompetexamen. Waarvoor, vraag je je dan af. Weet zo'n pianoleraar zelf niet hoe goed zijn leerlingen zijn?
Maar zonder officieel papiertje telt het niet. Ik ken een meisje, dat vloeiend Nederland sprak én ook schreef, omdat ze dat van kleins af aan had geleerd. Maar om daar in een sollicitatie iets aan te hebben, moest ze examen doen. Ze zakte. Haar mondeling deed ze weliswaar ruim voldoende. Maar van voltooid deelwoorden, bijvoegelijke naamwoorden en bijwoorden had ze totaal geen verstand. En ja, zonder dat kon ze geen papiertje krijgen.
Stroomafwaarts langs de Donau<br>Péter Esterházy
Stroomafwaarts langs de Donau
Péter Esterházy



donderdag 18 mei 2006

MILIEU BLIJFT ONDERGESCHOVEN KIND IN ROEMENIË

Het station van Copsa Mica is weinig meer dan een spoorwegemplacement vol goederentreinen. Daarachter staat de twee fabrieken die het leven én de gezondheid van Copsa Mica’s inwoners sinds decennia bepalen. Om het complex hangt de geur van kolengruis.
Rechts tekent het vervallen Carbosin pikzwart af tegen de hemel. Tot aan de sluiting in 1993 was de wijde omgeving van Carbosin, dat de kleurstof koolzwart produceerde, net zo zwart als het bedrijf zelf. Links staat de lood- en zinksmelterij Sometra. De vervuiling daarvan is minder zichtbaar, maar Sometra, inmiddels eigendom van een Griekse investeerder, zorgt voor de zwaarste milieuproblemen in Copsa Mica.

De nieuwe eigenaar heeft weliswaar enige milieumaatregelen genomen, maar aan de EU-normen voldoet Sometra, dat lood, zink en cadnium uitstoot, nog lang niet. Jaarlijks krijgen enkele tientallen mensen in de omgeving acute loodvergiftiging. Nieuwgeboren babies hebben al lood in het bloed en schoolkinderen zijn te klein en hebben leerachterstanden.
Copsa Mica is berucht, maar Roemenië telt tal van vergelijkbare fabrieken. Slechts een handvol bedrijven heeft sinds 1990 in milieumaatregelen geïnvesteerd. Dat de vervuiling desondanks minder is dan vroeger, komt vooral omdat veel verouderde bedrijven zijn dichtgegaan.
Daardoor verbeterde bijvoorbeeld ook in Boekarest de luchtkwaliteit de laatste jaren enigszins. Maar nog steeds is de situatie in de Roemeense hoofdstad slecht, deels vanwege het verkeer, dat ten dele nog op loodhoudende benzine rijdt.
Roemeense ambtenaren zullen niet snel volmondig toegeven dat Roemenië bij lange na niet kan voldoen aan EU-milieunormen. ,,De luchtkwaliteit in Boekarest is goed, beter dan in andere Europese hoofdsteden’’, beweert Carmen Stupara, directeur van het het regionale milieubeschermingscentrum van Boekarest.
Maar Roemenië heeft niet voor niets tot 2015 bedongen om op milieugebied de zaken op orde te krijgen. Klaus Rehda, namens de Duitse deelstaat Saksen-Anhalt verbonden als adviseur aan het regionale milieubeschermingscentrum, heeft zelfs twijfels over de haalbaarheid van die termijn. ,,Roemenen zelf geneigd zijn de zaken veel rooskleuriger te zien dan ze in werkelijkheid zijn. Wettelijk lijkt alles prachtig in orde, maar om de richtlijnen in praktijk om te zetten, vergt nog enorme inspanningen’’, zegt hij.
De Roemenen rekenen jaarlijks op 400 tot 500 miljoen euro steun vanuit de EU. Dat geld wordt, zegt Rehda, het drukmiddel om ook na de Roemeense toetreding tot de EU concrete milieumaatregelen af te dwingen. ,,Maar het zal, ook vanwege de corruptie onder controlerende ambtenaren, heel moeilijk worden om bedrijven tot echte maatregelen te dwingen’’, vreest hij.
Druk vanuit de bevolking is er nauwelijks. De Roemeense milieubeweging is klein en onmachtig. Voor veel mensen staat behoud van hun baan voorop, en milieumaatregelen gaan vaak gepaard met vernieuwing van de productie en dus met ontslagen.
Dat geldt ook voor Copsa Mica, waar zo’n al met al 10000 mensen de afglopen dertien jaar hun baan verloren. Zestig procent van de bevolking is werkloos en alternatieven zijn er niet. De landbouw biedt geen uitweg. De loodvervuiling is zo hoog, dat de agrarische producten uit de buurt niet verkocht mogen worden. Dus eten mensen die spullen zelf maar. Voor velen is de consumptie van hun eigen, met lood en cadnium vergiftigde producten de enige manier om te overleven.
Van Sandor Marai tot Magda Szabo<br>Jastrzebska, J.
Van Sandor Marai tot Magda Szabo
Jastrzebska, J.



woensdag 17 mei 2006

EMIGRANTEN VERANDEREN ROEMEENSE DORPEN

Zeven jaar geleden vertrokken Maria Negoita’s zoon en schoondochter van Bolentin naar Italië. Hij werk er als bouwvakker, zij als schoonmaakster. Sindsdien zorgt Maria voor hun zoon. Vorig jaar haalde ze de jongen, nu zeventien, van school. ,,Hij moet helpen, mijn man is ziek'', zegt ze verontschuldigend. Om die reden mag hij ook niet naar Italië, hoewel hij altijd huilt als zijn ouders bellen.
De jongen werkt als huisschilder en zijn inkomen is hard nodig om opa’s medicijnen en ziekenhuiskosten te betalen. Het Italiaanse geld zit voor een groot deel in de bouw van een enorm huis op het achtererf. ,,Bovendien verdient mijn zoon nu ook al niets, hij heeft een longziekte'', verzucht ze.
De kleinzoon behoort tot een nieuwe groep probleemkinderen, zeggen hulporganisaties in Roemenië.. Het zijn kinderen die achterblijven alsl hun ouders elders geld verdienen. Sommigen, zoals Maria's kleinzoon, leven bij familie. Anderen krijgen al op heel jonge leeftijd de verantwoordelijkheid voor zichzelf en de jongere kinderen op hun schouder. Soms gaat dat mis en eindigen kinderen in de misdaad of in handen van mensenhandelaars.
Het kinderprobleem is de schaduwzijde van een ontwikkeling die het Roemeense platteland in snel tempo doet veranderen. Pakweg twee miljoen Roemenen verdienen momenteel in het buitenland geld. Naast hooggeschoolden zijn het veelal dorpelingen die hun geluk elders zoeken, vaak in Italië en Spanje, landen met aan het Roemeens verwante talen. Ze werken er als bouwvakker, schoonmaakster, sinaasappelplukkers of serveersters. De miljarden die ze naar huis sturen, zijn een belangrijke factor in de economische groei van Roemenie in de afgelopen jaren.
Dankzij hun geld maken isolatie en armoede in veel dorpen plaats voor een zekere welvaart, en daarmee komen wensen en eisen. Mensen kopen koelkasten, auto's, televisies en wasmachines. En dat betekent dat ze stroom en stromend water willen en een verharde weg zodat hun auto schoon en heel blijft.
,,Veel emigranten investeren in onroerend goed. Dat levert het dorp belasting op en daarvan hebben we aardgas aangelegd, wegen verbeterd en straatverlichting aangelegd'', zegt Bolentin's gemeentesecretaris Mihai Grigore. Emigranten hebben ook geld geïnvesteerd in een benzinestation, in een hotel, in land en ander onroerend goed.
Het is onduidelijk hoeveel van de 6500 inwoners uit Bolentin, een dorp in een kale vlakte zo'n 25 kilometer van Boekarest, precies in Italië werken. Zo'n 350, zegt Grigore. Duizend tot 2000, meent burgemeester Emilian Banica. Ex-emigrant Gigi, mede-eigenaar van Club X , houdt het op ,,wel drie- tot vierduizend''. Migratie kent een zekere traditie in het dorp. Dertig jaar geleden vertrokken Bolentiners al naar de DDR, in de jaren tachtig van de vorige eeuw gingen ze naar Libië, en tegenwoordig naar Florence.
De meeste emigranten stoppen hun geld in huizen. Overal in Bolentin, overal in Roemenie wordt gebouwd. Gigi en zijn twee broers vormen een uitzondering op die regel. Ze werkten, net als de meeste Bolentiners, in het Italiaanse Florence in de bouw. Het was hard werken, zegt hij. Veel harder dan hier thuis, in Roemenie. De broers spaarden hun geld en vervulden een langgekoesterde droom: hun eigen discotheek.
Op den lange duur, hoopt burgemeester Banica, creëren dit soort initiatieven van emigranten samen met de komst van een aantal grote, nieuwe bedrijven op een nabij bedrijfsterrein thuis werkgelegenheid. Dan kunnen Bolentiners in de toekomst gewoon thuisblijven.
Gloed<br>S. Marai
Gloed
S. Marai


dinsdag 16 mei 2006

BUITEN SPELEN

Vreemd, dat een van de beroemdste Hongaarse kinderboeken, misschien wel het beroemdste, over buitenspelen gaat. Pál Utcai Fiúk is het verhaal van een groep jongens die hun 'grund', hun speelterrein, moeten verdedigen die een rivaliserende groep. Het terrein, in het achtste district van Boedapest, ligt vol met hout en bouwmateriaal en is de droom van ieder buitenspelend kind.
Het boek van Ferenc Molnár werd meermaals verfilmd, er is een toneelstuk van gemaakt en het prijkt op de leeslijst van ieder lagere school kind. Je zou zeggen, dat moet inspireren. Maar de tijden dat Hongaarse kinderen massaal buitenspeelden, zijn lang voorbij. Vrienden van ons vertellen wel eens dat zij als kind wel altijd buiten waren. Maar bij ons in de buurt zie je zelden een kind op straat, of alleen onder streng toezicht van zijn ouders. Alleen grotere kinderen zie je soms buiten fietsen of voetballen.
Zelfs in dorpen is het vaak opvallend rustig op straat. En als er kinderen buiten spelen, zijn ze vaak een slag donkerder dan de rest van de bevolking. Iemand gaf me dat ook wel als verklaring: op straat spelen wordt door veel mensen gezien als iets dat zigeunerkinderen doen.
Er moet overigens bij gezegd worden, het verhaal van de jongens uit de Paulstraat verloopt dramatisch. De hoofdpersoon, de kleine Nemecsek, wordt er door een paar jongens van beschuldigd hen aan de rivalen verraden te hebben, hij gaat om zijn trouw te bewijzen op spionagetocht, valt midden in de winter in het ijskoude water, krijgt een zware longontsteking, sleept zich desondanks tijdens het beslissende gevecht naar de grund, speelt daar uiteindelijk een doorslaggevende rol, om vervolgens te midden van zijn vrienden als held te sterven.
Echt een opwekkend kinderboek dus. En het is tekenend, dat vervolgens ook nog blijkt dat het allemaal voor niets is geweest. Kort na zijn dood blijkt dat het bouwterrein plaats moet maken voor nieuwbouw.
Het is een mooi boek, maar dat het over kinderen gaat, maakt het natuurlijk niet direct jeugdliteratuur. In de meeste landen eindigen kinderboeken, zelfs de droevige, uiteindelijk positief. Kruimeltje vindt zijn moeder terug, en Remi uit Alleen op de Wereld ook. Ook David Copperfield wordt weer gelukkig.
De schrijver Ferenc Mólnár, eigenlijk bekend om zijn lichte kost, schijnt het verhaal dan ook als anti-oorlogsroman bedoeld te hebben. Misschien zou hij zelf ook verbaasd zijn dat het nu verplichte kost is voor alle Hongaarse elfjarigen.
Maar helemaal verbazen doet me het niet. Van kleins af aan horen Hongaarse kinderen sprookjes, die allemaal eindigen op 'en ze leefden nog lang en gelukkig tot ze doodgingen'. Een echte positieve boodschap: je moet vooral niet de illusie koesteren dat geluk eeuwig is. Hongaren worden vaak omschreven als melancholisch, en niet ten onrechte. Echt raar is dat niet, als je van jongs af aan met een dergelijke levensvisie wordt geconfronteerd.

vrijdag 5 mei 2006

OPKNAPWOEDE

,,In verband met de aanleg van het metrostation op het Moricz Zsigmund körtér zal het verkeer op de volgende wegen hinder ondervinden....'' ,,In verband met de renovatie van het wegdek is de linkerrijstrook van die en die straat afgesloten''. ,,In verband met wegwerkzaamheden in de humpelepumstraat wordt het verkeer omgeleid''.
Je kunt de radio dezer dagen niet aanzetten, of je wordt bestookt met verkeersinformatie over straten die opengebroken zijn in Boedapest. Jaren klaagde iedereen steen en been over de kwaliteit van het wegdek. Een jaar geleden organiseerde een krant in het voorjaar een fotowedstrijd met als onderwerp 'de diepste gaten'.
Een goede vriend, die altijd tegen SUV's was, verdedigde de aanschaf van zijn Landrover er uiteindelijk mee dat je in Boedapest altijd off road rijdt, en als ik de snelheid zie waarmee wij door onze schokdempers gaan, geef ik hem in stilte soms gelijk.
Maar de stad is van een stratenvernieuwingswoede bevangen die zijn weerga niet kent en een tocht van de ene kant van Boedapest naar de andere vereist dezer dagen een goede kennis van alle opbrekingen plus een nog betere kennis van de mogelijke alternatieve routes.
Zo niet, dan kan je overkomen wat ons laatst overkwam: een weg die 's ochtends open was geweest, bleek 's avonds afgesloten en de daaruit voortkomende file was zo gigantisch, dat we pakweg drie kwartier over een stuk van tweehonderd meter deden.
Maar ik wil niet mopperen, want ik ben de stadsbestuurders meer dan dankbaar voor hun vernieuwingsdrift en het bijkomende ongemak neem ik graag voor lief.
Al moet ik er niet aan denken hoeveel toeristen een flink deel van hun vakantie gefrustreerd op zoek zijn naar een begaanbare weg naar hun toeristische attracties. Daar is maar een advies op: neem het openbaar vervoer. Als Boedapest zich ergens op kan beroepen, dan is het wel op een uitstekend openbaar vervoer.
Het is niet helemaal toevallig dat het na de val van het communisme zestien jaar heeft geduurd voordat Boedapest zijn gaten ging repareren. De bouwdrift van stads- en landsbestuurders kent geen grenzen meer sinds Hongarije lid van de EU is. Ergens langs de nieuwe snelweg naar de Kroatische grens stond'Hier bouwt de gemeente X met steun van de EU een Y' is een soort standaardbordje bij tal van projecten. Al kwam ik laatst een belangrijke uitzondering tegen: 'Hier bouwt de Hongaarse staat met uw belastinggeld een snelweg'. Dat de EU daar ook een beetje aan bijgedragen heeft, lijkt me overigens heel waarschijnlijk.

woensdag 3 mei 2006

SAAMHORIGHEID

Onze buurvrouw Veronika Néni is tevreden: de kruisweg staat er prachtig bij dit voorjaar. Omzoomd door bloemen die wekelijks liefdevol worden geschoffeld door de vrouwen uit het dorp, slingert het pad met de kruisen erlangs zich de heuvel op, tot op de top, waar tussen drie kruizen een ruw stenen altaar is gebouwd.
Vier jaar geleden was hier niet meer dan bos met woest struikgewas en een paar verweerde kruizen waar buiten wat herten nooit iemand kwam. Maar toen nam de dokter het initiatief om de kruisweg, die er voor de Tweede Wereldoorlog ook al was geweest, in ere te herstellen.
Het idee paste bij Nógrádsáp, een dorp dat kan zich beroemen op een van de oudste kerken van Hongarije en op een kapelletje waar ooit de maagd Maria is verschenen en waar sindsdien water uit de grond komt dat volgens onze buurvrouw alle kwalen geneest, behalve haar eigen kapotte rug. Soms komt daar een bus toeristen op af, al heeft de paus die Mariaverschijning nooit erkend. Een kruisweg kon de kansen van het dorp als bedevaartsplaats alleen maar verhogen.
Het dorp omarmde het plan dan ook met enthousiasme. In de winkel verscheen een inzamelingsbus, voor stenen, beton, kruizen en ander materiaal. Met een vriendelijke glimlach nodigde de winkeljuffrouw haar klanten steeds weer uit uit om hun wisselgeld in de bus te stoppen.
Iedere zaterdag trokken vrijwilligers het bos in om te kappen, te hakken en te graven. In de lente, toen de velden moesten worden beplant, ging het werk wat langzamer, maar net op tijd, vlak voor de Pasen, verrezen veertien houten kruisen en luttele dagen later liepen de eerste biddende vrouwen de wat modderige weg naar boven.
Maar het dorp was meer van plan. Onderaan de statieweg was een oude wijnkelder, waar voor dertig jaar een kind was omgekomen onder het instortende plafond. Daar moest, bedacht de dokter, een kapel met jonkvrouw komen. De bisschop persoonlijk zou het bouwwerk komen inwijden.
Toen dat plan eenmaal was gemaakt, moest het ook gerealiseerd worden, al bleek de grotachtige kelder eigenlijk te gevaarlijk voor het doel. Geen nood: pal ervoor verscheen een houten constructie, de mal voor een kunstgrot van beton en natuursteen. Aarde erop en het leek net echt. Achter een smeedijzeren hek kwam de maagd, in lichtblauw gewaad. Er bleek zelfs nog geld over voor een biddend vrouwenbeeldje aan haar voeten en voor een bordje om het dode meisje te herdenken.
Voor de grot werd het terrein geëgaliseerd. De komst van een bisschop kun je niet ongemerkt voorbij laten gaan. Er verschenen tenten, enorme kookketels boven houtvuren, een heel bataljon vrouwen dat uien sneed en aardappels schilde. Er werd een poort opgericht, versierd met dennengroen en herfstbloemen. En er verschenen, op de feestelijke dag zelf, bedevaartsgangers uit alle buurdorpen: vooral oude mensen, die de weg ten dele te voet hadden afgelegd, met een krukje in hun hand om af en toe uit te rusten.
Vrij vroeg in de ochtend verschenen tafels met schalen bakwerk en frisdrank. De vrouwen hadden voldoende gebakken om de pakweg duizend mensen die uiteindelijk kwamen opdagen, de hele dag van lekkers te voorzien. Er waren wildzwijnstoofpot en aardappels voor eenieder, rondgebracht door meisjes en jongens in klederdracht en een tap voor de dorstige mannen.
Een klein jaar later pakte het dorp, op verzoek van de bisschop, nog grootser uit met de organisatie van een twee dagen durend kerkfeest, dat maar liefst drie bisschoppen en duizenden bezoekers van heinde en ver trok. Het was mij iets te veel van het goede: na een dag kon ik de monotone klank van gebeden en preken niet goed meer velen.
Sindsdien is het rustig bij de kapel. Wat heet rustig: bijna iedere dag komen er wel mensen met de auto om bij de kapel en op de kruisweg te bidden. De dorpsjeugd gebruikt het pad als sleebaan en afgelopen winter schijnt de bisschop persoonlijk met hen mee te zijn geroetsjt. Iedere middag verzamelen zich vrouwen uit het dorp om gezamelijk te bidden en, minstens even belangrijk, het dorpsnieuws door te nemen. Ieder weekend trekken ze de heuvel op om de tulpen en viooltjes onkruidvrij te houden.
's Avonds kijk ik van het terras van ons huis naar de brandende kaarsen die iedere dag in de kapel verschijnen. Er spreekt een saamhorigheid uit die je moet koesteren. Daarom stop ik volgende keer mijn wisselgeld vast weer in de bus voor een gezamenlijk doel.