zondag 25 augustus 2013

Net als toen

Vrede en Vrijheid, de gelukkige jaren vijftig
Op de wekelijkse rommelmarkt in Vác bladert een vrouw door een stapel oude tijdschriften. De coverfoto's van noeste arbeiders, stralend naar de toekomst kijkende vrouwen en goedgevulde partijcongressen laten geen twijfel over de publicatiedatum: ergens in de goede oude tijd van het Stalinisme. De vrouw kijkt me met twinkelende ogen aan: "Eens kijken wat voor herinneringen dat oproept."
Het is een keurige oudere dame, met zilvergrijs gekapt haar, een smetteloos oudroze colbertjasje met schoudervullingen en een grijze rok met voor een dubbele plooi. Terwijl ze de tijdschriften in haar tas stopt, vervolgt ze: "Hoewel, daarvoor heb ik die tijdschriften eigenlijk niet nodig, ik hoef alleen maar om me heen te kijken. Het is nu net als toen. Toen nam de regering ons alles af, nu weer. De pensioenfondsen, tabakswinkels, en nu de spaarbanken die ze hebben genationaliseerd. Het is precies als toen, ze pakken alles van ons af. En net als toen durven mensen niets te zeggen, omdat ze bang zijn nog meer kwijt te raken. Zo is het toch?"
Het feit dat ze me zo aanspreekt, is op zich een bewijs dat het niet net als toen is. In de jaren vijftig hadden mensen het wel uit hun hoofd gelaten om hun mening zomaar tegenover een wildvreemde te spuien. Je wist maar nooit of dat niet toevallig een informant van de geheime dienst was. En ondanks een internationaal zwaar bekritiseerde mediawet valt de positie van de Hongaarse niet te vergelijken met die van de tijden van Béke és Szabadság, Vrede en Vrijheid, waarvan de vrouw net twee exemplaren heeft aangeschaft. Maar ze is zeker niet de eerste die ik tegenkom die dit sentiment uit. Als mensen kritiek op de regering hebben, hoor je het ze steeds vaker zeggen: "net als toen".
Afgelopen weekend sprak ik met een Hongaarse kennis. Ze is getrouwd met een buitenlander, maar ze wonen al iets van vijftien jaar ergens in een klein dorp, waar ze huis en tuin tot een waar paradijs hebben omgetoverd. Toch willen ze graag weg, zij vooral. Want stel je voor dat Hongarije uit de EU stapt en ze de grenzen straks weer sluiten, net als toen? Dan komt ze nooit meer weg!


maandag 12 augustus 2013

Vrijwilligerswerk

Engelse vrijwillgers aan het werk
Op het nachtkastje van onze slaapkamer ligt het lokale blaadje van Sonning Common, het Engelse dorp waar we vakantie houden. Vijfduizend inwoners die, als je het blaadje moet geloven, ongeveer allemaal actief zijn als vrijwilliger. Er staan artikelen in over de groep die de bloembedden verzorgt (met dank voor de gereedschappen en materialen die ze zelf meenemen), en een uitgebreid verhaal over het mozaiek dat de leerlingen van de lagere school hebben gemaakt ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan, met de hulp van een lokale kunstenares die ook voor de tegels heeft gezorgd. En de vrijwilligers die de lokale ouderen helpen worden in het zonnetje gezet.
Engeland drijft op vrijwilligers. Je komt ze overal tegen. Ieder landhuis dat zijn deuren heeft opgesteld voor bezoekers wemelt van de vriendelijke dames en heren allesw van het huis afweten en je er graag over vertellen. Ook het theehuis en de museumwinkel worden veelal bemand door mannen en vrouwen met op hun borst een button met 'volunteer' die, vaak met opmerkelijke stunteligheid, zorgen voor de scones en worstelen met de electronische kassa.
Bij natuurparken staan enthousiaste vrijwilligers klaar om uitleg te geven over de natuurverschijnselen om je heen, en vind je boekenkasten met tweedehands natuurgidsen, afkomstig van een of andere goede gever die de opbrengst van de verkoop van die boeken bestemd heeft als bijdrage voor het onderhoud van het natuurgebied. Heel wat scholen maken dankbaar gebruik van vrijwilligers voor naschoolse activiteiten, handenarbeidlessen en leeslessen.
Uiteraard kom je ook in Hongarije wel vrijwilligerswerk tegen. Ik heb ooit meegedaan aan een actie om een bosgebied in de buurt van Boedapest te ontdoen van de werkelijk schokkende hoeveelheid troep die zich tussen het lover verborg, tot en met een oude Trabant aan toe. Ook dorpen organiseren af en toe zulke schoonmaakacties, waarbij de hele bevolking meedoet. Met name buitenlandse bedrijven stimuleren hun personeel ook steeds vaker om iets aan vrijwilligerswerk te doen.
Maar het is geen echte traditie. En dat is niet zo gek, want in de jaren van het communisme werd het hardhandig tegengewerkt. Aan de ene kant eiste de partij  weliswaar 'vrijwilligerswerk'. Maar daar was weinig vrijwilligs aan was: onder leiding van een gestaald kader verplicht-vrijwillig bepaalde klussen uitvoeren leidt er niet toe dat dat soort activiteiten populair worden.
Aan de andere kant werd echt vrijwilligerswerk door de partijleiding met wantrouwen bekeken. Ooit hoorde ik een verhaal van iemand die in een van die enorme hoogbouwwijken in Boedapest woonde. Zoals dat gaat in dat soort wijken waar niemand zich verantwoordelijk voelt voor de omgeving: bij de ingang en om de flats was het een zootje. Een aantal bewoners besloot dat daar iets aan gedaan moest worden. Ze plakten posters op om mensen  op te roepen op een zekere dag gezamenlijk de wijk schoon te maken. Prompt kregen ze de geheime dienst op hun dak: een initiatief om buiten controle van de partij om iets in groepsverband te organiseren werd niet gewaardeerd.