Vrede en Vrijheid, de gelukkige jaren vijftig |
Het is een keurige oudere dame, met zilvergrijs gekapt haar, een smetteloos oudroze colbertjasje met schoudervullingen en een grijze rok met voor een dubbele plooi. Terwijl ze de tijdschriften in haar tas stopt, vervolgt ze: "Hoewel, daarvoor heb ik die tijdschriften eigenlijk niet nodig, ik hoef alleen maar om me heen te kijken. Het is nu net als toen. Toen nam de regering ons alles af, nu weer. De pensioenfondsen, tabakswinkels, en nu de spaarbanken die ze hebben genationaliseerd. Het is precies als toen, ze pakken alles van ons af. En net als toen durven mensen niets te zeggen, omdat ze bang zijn nog meer kwijt te raken. Zo is het toch?"
Het feit dat ze me zo aanspreekt, is op zich een bewijs dat het niet net als toen is. In de jaren vijftig hadden mensen het wel uit hun hoofd gelaten om hun mening zomaar tegenover een wildvreemde te spuien. Je wist maar nooit of dat niet toevallig een informant van de geheime dienst was. En ondanks een internationaal zwaar bekritiseerde mediawet valt de positie van de Hongaarse niet te vergelijken met die van de tijden van Béke és Szabadság, Vrede en Vrijheid, waarvan de vrouw net twee exemplaren heeft aangeschaft. Maar ze is zeker niet de eerste die ik tegenkom die dit sentiment uit. Als mensen kritiek op de regering hebben, hoor je het ze steeds vaker zeggen: "net als toen".
Afgelopen weekend sprak ik met een Hongaarse kennis. Ze is getrouwd met een buitenlander, maar ze wonen al iets van vijftien jaar ergens in een klein dorp, waar ze huis en tuin tot een waar paradijs hebben omgetoverd. Toch willen ze graag weg, zij vooral. Want stel je voor dat Hongarije uit de EU stapt en ze de grenzen straks weer sluiten, net als toen? Dan komt ze nooit meer weg!