dinsdag 29 september 2009

McDonalds Hongaarse stijl

Als er wereldwijd één bezwaar tegen McDonalds is, dan is het wel dat de komst van het bedrijf iedereen de Amerikaanse cultuur door de strot duwt: een snelle, vette, overal gelijke hap in een omgeving die ook overal dezelfde is en die erop is gericht om iedereen zo snel mogelijk de deur uit te werken. Het heet niet voor niets fast food.
Behalve in Hongarije. McDonalds Hongarije heeft er alles aan gedaan, echt waar, maar Hongaren weigeren de Amerikaanse visie op McDonalds over te nemen en het restaurant te behandelen als een plek waar je zo snel mogelijk weer weg hoort te zijn te zijn. Ze gebruiken de keten eerder als een soort goedkoop, modern koffiehuis. En koffiehuizen zijn in Hongarije plaatsen waar je eindeloos kunt verblijven, waar niemand je stoort als je met een kop koffie voor je neus een uur lang een boek leest. Hongaren spreken in de McDonalds af voor vergaderingen, zitten er met een laptop te werken en houden tijdenlang tafeltjes bezet waar volgens het oorspronkelijke concept van het concern al lang een volgende klant had moeten zitten.
Om mensen weg te krijgen heeft het bedrijf een tijd lang overal storende televisies neergezet. Ze hebben het ook geprobeerd met zichzelf steeds herhalende, klassieke muziek, een probaat middel om mensen te verjagen dat in Nederland ook wel tegen hangjongeren wordt ingezet. Maar vergeefs. Uiteindelijk was het McDonalds dat overstag is gegaan. Een aantal Hongaarse McDonalds hebben inmiddels een koffiehoek die in geen enkel goed café zou misstaan.
Die in de voormalige stationsrestauratie op het Nyugatistation in Budapest is vermoedelijk wel de fraaiste. Toen het pand begin jaren negentig aan McDonalds werd verkocht, spraken velen er schande van: een fastfood restaurant in zo'n historische omgeving. Daar had iets veel mooiers kunnen. De McCafé die McDonalds inmiddels er inmiddels heeft geopend, komt critici zeker tegemoet. Niet alleen is de koffie er goed, het gebak is ook prima, de sinaasappelsap vers uitgeperst, de stoelen comfortabel en je krijgt je consumpties in echt servies en glaswerk. Het is nog wel zelfbediening, maar met fast food heeft het allemaal niets meer te maken.
De andere Hongaarse McCafés die ik ken, zijn weliswaar niet zo fraai, al is het maar omdat ze meestal in minder mooie gebouwen zitten. Maar ze zijn allemaal ingericht op een langduriger verblijf, met prettige zitjes, een mooie counter en koffie in echt servies. Ze zijn duidelijk een concessie aan de Hongaarse koffiehuiscultuur.
Met die ervaring in mijn achterhoofd stapte ik een tijd geleden een keer een McCafé in Parijs binnen, op zoek naar een kop koffie die iets minder zou kosten dan de vijf euro die ze in het centrum van die stad al snel vragen. De kale ruimte met zijn roestvrije couter, zijn ongemakkelijke barkrukken en de kartonnen bekers waren een behoorlijke koude douche. Het uitzicht op de Champs Élysées maakte wel iets goed, maar niet alles. Ik was er in tien minuten weg. Wat natuurlijk ook precies de bedoeling was.

zondag 27 september 2009

GRAFOPSCHRIFT


Dit is het graf van Gyula Kurnász. Gyula is in 1954 geboren. Dat weet ik, want dat staat op de steen. Wanneer hij doodgaat, is nog onbekend. Maar zijn graf is er al. Je kunt maar beter op de toekomst voorbereid zijn.
Als het om de dood gaat, zijn Hongaren dat zeker. Het graf van Gyula ligt naast dat van zijn ouders. Zijn vader is al langer dood, maar zijn moeder is vorige week gestorven, vandaar de verse bloemenweelde. Ook zij stond al sinds de dood van haar man op de steen gebeiteld.
Ik was niet bij de begrafenis, maar ik probeer me voor te stellen hoe Gyula daar staande naast zijn eigen graf stond te treuren over de dood van zijn moeder. Ik probeer me ook voor te stellen, trouwens, hoe zijn moeder de afgelopen jaren bij iedere Allerzielen, bij de naamdag van haar man János, bij zijn sterfdag en bij nog wat gelegenheden met bossen bloemen naar het graf trok waar haar eigen naam ook al op stond.
Althans, haar eigen naam.... de vrouw van János Kurnász is min of meer naamloos haar graf ingegaan, althans volgens onze Nederlandse opvattingen. Hoe ze heet, weet ik niet. Op haar graf wordt ze vermeld als Kurnász Jánosné, mevrouw János Kurnász. Zo heeft ze zich waarschijnlijk ook de afgelopen decennia voorgesteld aan onbekenden. En niemand van het nageslacht zal ooit nog weten dat ze eigenlijk Mária, of Erzsébet of Tereza heette.
Dat op het graf van hun zoon alleen zijn naam vermeld is, doet vermoeden dat hij niet getrouwd is. Het feit dat zijn ouders voor zijn graf hebben gezorgd, ook. Ze wilden ongetwijfeld zeker weten dat hij niet alleen en berooid zou sterven en van de armen begraven zou worden.
De Kurnászen zijn geen uitzondering. Als je op Hongaarse kerkhoven rondloopt, zie je regelmatig stenen waarop de vrouw alleen onder de naam van haar man is vermeld of waar een tweede, of zelfs derde naam op is gebeiteld, met vermelding van een geboorte-, maar geen sterfdatum. Een enkele keer komt het trouwens voor dat de geboortedatum meer dan een eeuw geleden is en er toch geen sterfdatum is. Dat maakt nieuwsgierig. Is de ontbrekende partner op latere leeftijd met iemand anders gelukkig geworden? Of was hij (of zij) blij zo verlost te zijn van een echtgenoot die bij leven onverdraagbaar was dat hij fluks een ander graf heeft aangeschaft?
Dat Hongaren een andere verhouding met de dood hebben, blijkt al uit het einde van ieder Hongaars sprookje: ze leefden lang en gelukkig tot ze dood gingen. Dat het leven eindig is, word je van kindsaf ingepeperd. Dat is nog eens iets anders dan onze geruststellende woorden 'dat papa en mamma nog lang niet doodgaan', de eerste keer dat ons kroost het bestaan van de dood gewaar worden.
De dood staat de Hongaren naderbij dan ons, en de doden spelen dan ook een veel belangrijkere rol in het familieleven dan in Nederland. Dat moeder na haar begrafenis geen visite meer krijgt, is ondenkbaar. Allerzielen is een nationale feestdag, waarop iedereen de graven van zijn dierbaren met bloemen en kaarsen bezoekt. In de bloementuin van onze buurvrouw in het dorp krijgt geen plant een plaatsje als die niet ook een goede snijbloem oplevert die je in een grafboeket kunt verwerken.
Ook Gyula Kurnász is geen goede zoon als hij in de komende jaren niet regelmatig bloemen op het graf van zijn ouders gaat leggen. Tegen de tijd dat hij er gebruik van maakt, is zijn laatste rustplaats hem vermoedelijk net zo vertrouwd als zijn eigen bed.

woensdag 23 september 2009

MONUMENTENZORG

Het Schossberger Kasteel in Tura, dat was volgens een Hongaarse kennis een echte aanrader als we het paleis van Keizerin Sissi in Gödöllő al iets te vaak hadden gezien. Het gebouw werd op de snelweg al aangekondigd als een interessant monument. Maar in Tura zelf, een slaperig dorp op de Hongaarse laagvlakte waar verder niets te beleven is, was het even zoeken. We hadden er makkelijk langs kunnen rijden, als een vrijwel lege parkeerplaats ons niet de weg gewezen had.
Al bij de ingang van het kasteelpark werd duidelijk dat het hier om een attractie van een iets ander kaliber ging dan Sissi's opgeknapte buitenverblijf. Uit een vervallen caravan kwam een even vervallen mannetje, dat ons vroeg of we Hongaren waren. Toen dat niet het geval bleek te zijn, verdubbelde de toegangsprijs onmiddellijk. Ons betoog dat dat volgens de wet niet mocht, stuitte aanvankelijk op dovemansoren. Maar toen hij erachter kwam dat we in Hongarije woonden, streek hij met zijn hand over het hart en mochten we er toch voor de Hongaarse prijs is.
Het Schossberger Kasteel bleek een negentiende eeuws gebouw, ontworpen door Miklós Ybl, dezelfde man die de Opera in Budapest bouwde. Het is een wonderlijk bouwwerk, een beetje zoals een kind zich een kasteel voorstelt, met veel torentjes en andere uitsteeksels. Het was ooit eigendom van de Schossbergers, de eerste Hongaars-joodse familie die door de Habsburgse keizer Franz-Jozef in de adelstand werd verheven. In de hal is een bescheiden tentoonstelling met foto's van Ybl's bouwtekeningen en foto's van de familie, die deels omkwam in de Tweede Wereldoorlog, deels immigreerde naar het buitenland.
De hal met zijn vervaagde fresco's verraadt nog een beetje de vroegere glorie van het bouwwerk. Maar verder is daar weinig van over. Het Schossberger Kasteel is namelijk net geen ruïne. Je kunt alleen de onderste verdieping bekijken, want de trap naar boven is gevaarlijk. De zalen zijn kaal, het stucwerk is van de muren afgekomen en in een zijvleugel zijn kamertjes met half afgebouwde muurtjes, de overblijfselen van een poging enkele jaren geleden om het gebouw tot een hotel om te bouwen.
Die poging is blijven steken in onenigheid over de eigendomsverhoudingen van het gebouw, vertelt de aardige dame die als een soort suppoost dienst doet. Haar moeder was ooit in het kasteel werkzaam, zelf is ze in het gebouw, dat na de oorlog onteigend werd, naar school gegaan. De huidige eigenaar schijnt een Indiase zakenman te zijn, maar klaarblijkelijk is niet iedereen het daarmee eens. Gevolg: het kasteel, een erkend monument, staat nu al jaren te vervallen.
Het is niet het enige monument in Hongarije dat door dit soort ruzies staat te verkommeren. In een buitenwijk van Budapest staat de Balász Vendéglő, een 200 jaar oude herberg sinds jaren te verbrokkelen, omdat niet duidelijk is van wie het gebouw precies is. De enigen die daar blij mee zijn, zijn de daklozen die er inmiddels onderdak gevonden hebben. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het gebouw in de afgelopen decennia al zo vertimmerd is, dat er van het oorspronkelijke monument weinig meer resteert.
Hongarije heeft een monumentenzorg, en die stelt ook eisen zodra een eigenaar begint te verbouwen. Zolang eigenaren niets doen, kan een pand echter ongestraft in elkaar storten. Dat gebeurde bijvoorbeeld met het Muslay kasteel in Rád, dat ooit als dokterspraktijk en bibliotheek diende, maar dat in 2001 verkocht werd. De huidige eigenaar is een stichting die al jaren belooft de zaak te gaan opknappen.
Inmiddels staat het gebouw sinds jaren leeg, is het dak ingestort en is het bouwwerk in zo'n slechte staat, dat sloop waarschijnlijk de enige oplossing is. In de provincie Pest is zo'n 20 procent van alle kastelen en landhuizen feitelijk niet meer dan een ruïne. Nog eens 20 procent is in zo'n slechte staat dat er snel wat moet gebeuren, wil totaal verval voorkomen worden. Maar gebouwen onteigenen heeft vermoedelijk ook niet zoveel zin. Vadertje staat is in Hongarije niet zo rijk dat hij geld over heeft voor het opknappen van dit soort panden.

dinsdag 15 september 2009

OUDE VOOROUDER

,,De kleinste vondsten zijn soms de belangrijkste”. Glunderend pakt de Canadese antropoloog David R. Begun van de Universiteit van Toronto een zwart versteend botje en legt het op zijn pols. ,,Dit is een polsbotje van de Rudapithecus hungaricus, een aapachtige die 10 miljoen jaar geleden hier in Hongarije leefde. Mensen hebben op dezelfde plaats net zo’n botje, net als gorilla’s en chimpansees. Alle andere moderne apen hebben twee polsbotjes. Dat wij dit botje met de Rudapithecus delen, wijst erop dat hij een directe voorouder van ons en de Afrikaanse mensapen is.”
Voor Begun en zijn Hongaarse collega László Kordos, directeur van het Nationaal Geologisch Instituut in Boedapest, is het botje dat deze zomer tevoorschijn kwam bij een opgraving in het Noord-Hongaarse Rudabánya, een wetenschappelijke triomf. Op basis van andere aanwijzingen betogen ze al jaren dat de in Hongarije gevonden aapachtigen de ontbrekende schakel zijn in de ontwikkeling van aap tot mensaap en mens. Als ze gelijk hebben is Gabi, zoals het team hun eerste Rudapithecus jaren geleden liefkozend doopte, meteen de oudste directe menselijke voorouder die ooit gevonden werd.
Hun theorie is niet onomstreden. De eerste apen leefden in Afrika en daar ontstond 7 miljoen jaar geleden ook de eerste mens. Dat er 16,5 tot 8 miljoen jaar geleden ook primaten op het Europese continent leefden, staat vast. Voor Begun en Kordos levert het polsbotje het overtuigende bewijs dat onder die primaten directe voorouders van de mens zaten en dat hun nazaten weer teruggingen naar Afrika toen het klimaat in Europa en Azië verslechterde.
De algemene theorie tot nu toe is dat de Euraziatische aapachtigen simpelweg uitstierven toen het hier te koud voor hen werd en dat de lijn waaruit de mens voortkomt, zich altijd in Afrika heeft opgehouden. Maar Begun en Kordos wijzen erop dat er in Afrika geen resten zijn gevonden die wijzen op een directe voorouder ouder dan zeven miljoen jaar geleden.
Het Rudapithecus-vrouwtje Gabi en haar familie zijn opgegraven op een landje van zo’n 30 vierkante meter, een drie meter dikke laag botten en plantenresten, in een duizend jaar oude zilver- en kopermijn. Op het terrein zijn tot nu toe overblijfselen van 21 Rudapithecus en een andere apensoort gevonden, plus resten van neushorens en tal van andere dieren.
,,Dit was een subtropisch moeras. Alles wat doodging, zonk naar de bodem en stapelde daar op,’’ verklaart Kordos de rijkdom van de vindplaats. Sinds 1971 komt er iedere zomer een groep paleontologen naar Rudabánya. Het is minutieus werk dat veel geduld vraagt. Ieder jaar wordt pakweg een halve vierkante meter afgegraven. Deze zomer leverde dat uiteindelijk een oogst van 25 dierlijke resten op.
Na het graven begint pas het eigenlijke onderzoek van passen, meten, vergelijken en conclusies trekken. Die kunnen ook wel eens fout zijn. Toen Gabi’s schedel jaren geleden werd opgegraven, werd ze Gábor gedoopt. Een jaar later dook een kaak op die precies bij de schedel paste. Uit de tanden bleek dat het veronderstelde mannetje een vrouwtje was. Maar dat het polsbotje zo’n verrassing op zou leveren, lijkt Kordos niet waarschijnlijk.
Het belang van de opgraving in Rudabánya is zo groot, dat de National Geographic sinds kort een deel van de kosten financiert. Dat geld, en de steun uit Canada, zijn hard nodig, zegt Kordos, want Hongaars budget is er nauwelijks. ,,Het enige Hongaarse geld dat erin gaat, zijn mijn werkuren en de kilometers die mijn auto maakt. Volgens mij beschouwt iedereen in Hongarije dit eigenlijk een beetje als mijn persoonlijke hobby. ’’ zegt Kordos.
Hongarije telt meer belangrijke paleontologische vindplaatsen. Twee jaar geleden werden in een bruinkoolmijn in Bükkábrány vijftien acht miljoen jaar oude stompen van cipressen gevonden die door omstandigheden niet waren versteend. Een deel daarvan is tentoongesteld in het Noord-Hongaarse Ipolytarnóc, in het paleontologisch museumpark dat daar is opgezet rond een groot aantal prehistorische dierensporen en andere lokale vondsten.

dinsdag 1 september 2009

DE ROMANTIEK VAN HET VOOROORLOGSE BUDAPEST

Het golfslagbad bij het Gellért Hotel was er al, het reuzezwembad op het Margit-eiland is niet meer, en de elegante hotels langs de Donau hebben plaats gemaakt voor betonnen monsters. Budapest 1938: een romantische, herkenbare stad, maar toch net anders. Wie kan zich nog serveersters in dirndeljurkjes voorstellen?


IJZIGE RELATIES

Een molotovcocktail naar de Slowaakse ambassade in Boedapest, de Hongaarse president die met een forse politiemacht de toegang tot Slowakije wordt verboden, nationalistische demonstraties aan beide zijden: de verhoudingen tussen buurlanden Slowakije en Hongarije waren al langer koel, maar ijzig is sinds afgelopen week een beter woord. Sinds 1 september is er nog wat nog wat olie op het vuur gegoten met de invoering van een nieuwe Slowaakse taalwet die het gebruik van Hongaars en andere minderheidstalen in het openbare leven moet inperken.
Nu was het idee van de Hongaarse president László Sólyom om uitgerekend op 21 augustus, een Slowaakse nationale feestdag, in het Slowaakse Komarno een monument van de heilige Hongaarse koning István te willen onthullen, misschien niet het meest tactische. Maar Grigorij Mesežnikov, directeur van het Slowaaks politiek onderzoeksinstituut IVO, wijt de poolkou toch vooral aan de Slowaakse regeringpartijen.
Coalitiepartners SNS (de Slowaakse Nationale Partij) en en HZDS (Beweging voor een Democratisch Slowakije) zijn openlijk anti-Hongaars, maar ook premier Robert Fico’s Smer (Richting) heeft een nationalistische inslag, aldus Mesežnikov.
Tien procent van de Slowaakse bevolking is Hongaarstalig. Retoriek tegen de minderheid maakt deel uit van het binnenlandse politieke spel. ,,De regeringspartijen trekken de etnische kaart zodra hen dat goed uitkomt. Bij de presidentsverkiezingen werd oppositiekandidate Iveta Radicova bijvoorbeeld verweten dat ze steun van de Hongaren kreeg en dus niet Slowaaks genoeg was.’’
De weigering om Sólyom toe te laten past volgens Mesežnikov in dat spel. ,,Zijn bezoek was al lang bekend. Het besluit om hem op het laatste moment de toegang te ontzeggen, moest de aandacht van problemen in de regering af te leiden. Een dag eerder had Fico de SNS vanwege een reeks corruptieschandalen het ministerie van milieu afgenomen. De kranten stonden daar uiteraard bol van. Maar een dag later schreef iedereen alleen nog maar over Sólyom’s bezoek en de Hongaren”. En de tactiek werkt, zegt hij. ,,Zelfs mensen die kritisch zijn over de corruptieschandalen onder deze regering, zijn nu positief over het doortastende optreden ten opzichte van Hongarije.”
De anti-Hongaarse kaart leidt ook af van andere problemen zoals de economische crisis, waarvan de gevolgen pas nu echt duidelijk beginnen te worden. Mesežnikov: ,,De aanhangers van deze regering horen economisch tot de meest kwetsbare groepen, dus hebben de coalitiepartijen er alle belang bij om de aandacht af te leiden met de introductie van het idee van een etnische natie met de Slowaken als echte eigenaren van het land. ”
De omstreden taalwet onderstreept de gedachte van een etnische staat eens. De beperking van het gebruik van het Hongaars in het onderwijs en het openbare leven moet Hongaren op hun plaats zetten, zegt Mesežnikov. Zo mogen Hongaarse kinderen straks niet meer de Hongaarse namen van Slowaakse steden leren. In gebieden waar minderheden minder dan 20 procent van de bevolking uitmaken, moet bij officiële instanties, van gemeentehuizen en rechtbanken tot aan ziekenhuizen en dokterspraktijken, het vervolg Slowaaks worden gegebruikt.
Dat kiezers gevoelig zijn voor zulke anti-Hongaarse retoriek, verklaart Mesežnikov uit de kloof die er toch al tussen beide bevolkingsgroepen bestaat. ,,Er is van oudsher weinig contact tussen Hongaren en Slowaken. Dat maakt het makkelijk mensen te bespelen,’’ zegt hij.