dinsdag 28 september 2010

GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN

Sportief. Leuke kop. Frisgewassen. Je kunt niet anders zeggen dan dat Tibor Pető op het eerste gezicht de ideale schoonzoon lijkt. Tweevoudig wereldkampioen roeien. Wat wil je nog meer? Nou ja, persoonlijk zou ik wel iets meer willen wat over wat hij denkt en vindt.
Behalve tweevoudig wereldkampioen is Pető namelijk ook kandidaat voor het burgemeesterschap van Vác bij de gemeenteraadsverkiezingen volgende week. Hij staat kandidaat voor de conservatieve regeringspartij Fidesz, maar het enige dat ik over hem weet, is dat hij schoon water in het glas wil gieten. Dat staat op al zijn posters, en meer ook niet. Persoonlijk vind ik dat wat weinig vind om iemand op te beoordelen.
Hij heeft een website, maar echt veel wijzer word je daar ook niet. Hij is getrouwd en studeert sinds vorig jaar sportmanagement. Vác gaat hem natuurlijk ter harte, en hij is er uiteraard heel erg voor dat de stad economisch wordt ontwikkeld, dat er arbeidsplaatsen komen, de stedelijke financiën op orde zijn, en meer van dat soort dingen. Dat geldt trouwens voor alle burgemeesterskandidaten. Waarschijnlijk niet alleen in Vác.
Alle opiniepeilingen wijzen, net als in het voorjaar, weer op een klinkende overwinning van Fidesz. Ook Budapest, de afgelopen twee decennia een bolwerk van links en liberaal, krijgt in de komende jaren waarschijnlijk een Fidesz-burgemeester.
Maar Tibor Pető is een van de weinige kandidaten voor wie de race niet helemaal gelopen schijnt te zijn, wat natuurlijk wel toepasselijk is voor een wedstrijdroeier. De lantarenpalen in Vác zijn inmiddels langzamerhand bedolven onder de plakkaten van kandidaten voor het burgemeesterschap, en op de huidige socialistische burgemeester na, die weer een gooi naar het ambt doet, zijn al die kandidaten ter rechter tot zeer rechter zijde te vinden.
Pető moet het niet alleen opnemen tegen de extreem rechtse Jobbik, maar ook tegen de overduidelijk niet erg progressieve 'Voor Vác', en tegen een lokale Jobbik-concurrent, de Hongaarse Republikeinse Partij, een plaatselijke partij die voor een restauratie van Groot-Hongarije pleit, tegen buitenlandse investeringen, en niet te vergeten voor een 'echte systeemwisseling die tot vandaag de dag nog niet heeft plaatsgevonden'. Ik begrijp daaruit dat ook de nieuwe Fidesz-regering uit verborgen communisten bestaat, maar goed. De voorzitter heeft 45 jaar in Amerika gewoond.
Maar de meest opmerkelijke concurrent van Pető is een eigen partijgenoot. Attilá Fördős is officieel weliswaar lid van de kleinste Hongaarse regeringspartij, de Christen-Democratische Volkspartij (KDNP). Maar iedereen weet dat die partij nooit het parlement gehaald zou hebben, als Fidesz haar niet onder de vleugels genomen zou hebben.
Van zo'n partij wordt brave volgzaamheid verwacht en dat Fördős zich kandidaat heeft gesteld voor het burgemeesterschap, met steun van de lokale bisschop nog wel, wordt dan ook niet gewaardeerd. Al weken geleden kregen alle burgers een pamfletje van Fidesz in de bus, met daarop in grote letters de verklaring dat 'geen van de regeringspartijen Fördős steunt".
Maar de lokale KDNP liet het daar niet bij zitten. Het portret van Fördős siert inmiddels menige lantarenpaal en de partij heeft zelfs een reuzenplakkaat laten maken, waarin zich hij omringd door partijgenoten voorstelt aan de kiezers. De reden voor die koppigheid? De KDNP vindt het maar niets dat Pető, die net een paar maanden politiek actief is, de burgemeestersnominatie toebedeeld heeft gekregen. Vooral niet, omdat Fidesz die positie eerder aan Fördős had toegezegd, die bij de verkiezingen vier jaar geleden met het nipte verschil van iets van 120 stemmen verloor van zijn socialistische tegenstander.
We moeten er geen politieke meningsverschillen achter zoeken, beklemtonen beide partijen, en dat zal ook wel niet. Het is eerder een waarschuwing aan de KDNP. Eerder heeft Fidesz samengewerkt met de Partij van Kleine Landeigenaren en met het Hongaars Democratisch Front (MDF), en geen van beide partijen hebben die samenwerking uiteindelijk overleefd, al heeft het MDF nog jaren op eigen houtje doorgemodderd. Als de KDNP niet braaf is, wordt de partij zo voor een ander ingeruild.

maandag 20 september 2010

SYNAGOGE

Toen rabbi Slomo Köves in januari een telefoontje kreeg of hij een synagoge wilde kopen, moest hij lachen. “Natuurlijk, synagogen kopen is mijn dagelijkse werk.” Maar het was geen grap, en de synagoge waar het om ging, was er niet zomaar een. De synagoge in Óbuda is de oudste van Boedapest, gebouwd in 1767. Pakweg een eeuw voor zich elders in de toekomstige Hongaarse hoofdstad stad Joden mochten vestigen, zorgde de bescherming van de verlichte graaf Zichy zorgde dat in het destijds zelfstandige Óbuda een bloeiende joodse gemeenschap kon ontstaan, met een eigen school en koosjere winkels. “Weinig symboliseert de wederopbloei van het joodse leven in Boedapest mooier dan dit gebouw dat weer nieuw leven ingeblazen krijgt,” zegt hij.
Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw was de synagoge staatsbezit. Tot voor kort was er een studio van de Hongaarse televisie in gevestigd. Begin september werd ze onder massale belangstelling opnieuw ingewijd, maar voordat het gebouw in volle glorie hersteld is, is er nog veel te doen. Decennialang verborg akoestische isolatiemateriaal duizenden kleine Davidsterren en andere ornamenten. Alleen de Thora-ark, versierd met een opmerkelijke voorstelling van een brandende Sinaï-berg, is inmiddels helemaal hersteld. De herstelwerkzaamheden worden gefinancierd uit donaties.
De synagoge ligt ver van de traditionele Joodse wijk, nog steeds het centrum van het Joodse leven in Boedapest. En dat is prima, zegt Köves, want de pakweg tachtig- tot honderdduizend Joden in Boedapest wonen verspreid over de hele stad. Een synagoge elders symboliseert de kracht van de joodse wederopbloei.
Köves behoort tot de Lubavichers, een beweging die wereldwijd Joden weer in contact te brengt met hun geloof en cultuur. “Orthodox, maar gebruiksvriendelijk,” zo omschrijft hij zichzelf.  Zelf leeft hij alle regels nauwgezet na, maar hij weet dat weinig Hongaarse joden dat voorbeeld volgen.
Boedapest mag verreweg de grootste joodse gemeenschap van Centraal-Europa hebben, maar de meesten zijn volkomen geassimileerd. In  de Joodse wijk is een restaurant dat op vrijdag sholent, een typische sabbatgerecht, serveert. Met varkenskluif erin, wel te verstaan.
Dat zoveel Joden de oorlog overleefden, komt omdat dat de echte vervolging in Hongarije pas op gang kwam toen de Duitsers in maart 1944 de macht overnamen. In luttele maanden werden op het platteland 400.000 mensen naar Auschwitz gestuurd. Maar het Sovjet-leger kon in januari 1945 voorkomen dat de laatste 94.000 inwoners van de twee getto’s in Boedapest hetzelfde lot trof.
Onder het communisme werd religie ontmoedigd, en hoewel in 1953 een koosjere bakkerij zijn deuren opende, verkozen de meeste Joden de assimilatie. Uit veiligheid, maar ook uit overtuiging. “Mijn grootouders waren gestaalde communisten. Mijn ouders hoorden pas rond hun veertiende over hun achtergrond,” zegt Köves. Zelf begon hij zich rond zijn twaalfde voor het geloof van zijn voorouders te interesseren, en op zijn dertiende, na zijn bar mitswa, ging hij in zijn eentje naar Israel.
Assimilatie ten spijt verdween het joodse leven nooit helemaal.  Er bleven een synagoge, een ritueel bad en een paar koosjere winkels functioneren. Mede dankzij de Lubavichers is de belangstelling voor het Jodendom sinds de val van het communisme zichtbaar toegenomen. Boedapest heeft tegenwoordig meerdere joodse lagere en middelbare scholen, een yeshiva (religieuze school), koosjere restaurants, joodse pruikenmakers en diverse synagogen. Ook onder seculiere Joden neemt voor de oude tradities toe en het Joods culturele festival aan het einde van de zomer is inmiddels een jaarlijkse traditie geworden.
Gelijktijdig kent Hongarije een hardnekkig, en volgens sommigen groeiend, antisemitisme. Maar Köves ziet dat niet zo somber. “In de twintig jaar dat ik als orthodoxe jood in Boedapest leef, heb ik minder problemen gehad dan in de twee jaar dat ik in Parijs heb gewoond. Ik wil niet zeggen dat het niet bestaat en extreem rechts maakt zich er zeker schuldig aan. Maar linkse partijen blazen het gevaar om propagandaredenen ook erg op. Daarnaast denk ik dat wijzelf de taak hebben ons open op te stellen, mensen te laten zien wat onze cultuur is. Er bestaat de neiging om in onze schulp te kruipen, maar onbekend maakt onbemind.”


zaterdag 11 september 2010

GRIEKSE MELOEN

De zomer is voor mij altijd echt begonnen als ik de watermeloenverkoper door het dorp hoor rijden. Zijn wagentje is van veraf hoorbaar dankzij een geluidsinstallatie waar al twintig jaar lang hetzelfde zeurderige "meloenen, ik rij met meloenen" uit klinkt.
Een watermeloen bij hem kopen is een heel ritueel, waarbij de vruchten een voor een worden beklopt om te luisteren of ze goed hol klinken. Hoe holler het geluid, hoe rijper. Volgens de verkoper zijn ze natuurlijk allemaal "honingzoet". Maar hij verwacht niet dat je hem op zijn woord gelooft: als je een exemplaar hebt uitgezocht, snijdt hij daar met een speciaal mes een grote rode kegel uit om te proeven. Als je hem niet zoet genoeg vindt, kun je van de koop afzien, al betwijfel ik of hij volgende keer nog voor je huis stopt als je hem een paar meloenen laat aansnijden zonder er een te kopen.
Watermeloenen horen bij de Hongaarse zomer. In het seizoen is de kans groot dat je gastvrouw een schaal vol meloenparten op tafel zet. Bij groentestallen langs de weg zie je overal grote bergen groene bollen liggen, die 's avonds met een zeiltje worden afgedekt. Kranten melden de situatie van de watermeloenoogst, net zoals ze melden hoe het graan ervoor staat. De meloenen  zijn zo typisch Hongaars dat het eigenlijk heel vreemd is dat ze görögdinnye, Griekse meloen, worden genoemd.
Ik vind een stukje watermeloen op zijn tijd best lekker, maar het grote nadeel aan watermeloenen wat mij betreft is dat ze zo groot zijn. Je koopt meteen vier kilo fruit, en zelfs als er een dikke schil af valt, blijft er een hoop meloen over. Ik ben niet de enige die daarmee worstelt, en om die reden verkopen ze bij ons op de markt dan ook geen hele, maar halve en kwart meloenen. Het ritueel van proeven is daarmee verloren gegaan, maar daar staat tegenover dat je kunt zien of je meloen goed rood, en dus rijp is.
Het jongetje voor ons op de markt had duidelijk net leren lezen, en met de ijver die kinderen op die leeftijd eigen is, las hij alle borden bij de groentestal op. Dat er bij hem thuis veel waarde werd gehecht aan het kopen van Hongaarse waar, was overduidelijk, want telkens meldde hij met grote tevredenheid als de tomaten, paprika's en bonen volgens het bordje uit Hongarije kwamen.
Toen kwam hij bij de meloenen. Verschrikt viel hij even stil. "Waarom komen die meloenen uit Griekenland, oma?" vroeg hij na enig nadenken. Haar uitleg dat ze nu eenmaal zo heten, bevredigde hem maar half. Griekse meloenen? Waarom noemden ze ze dan niet gewoon Hongaarse meloenen? De wereld is knap ingewikkeld als je een zevenjarig nationalistje bent.

vrijdag 3 september 2010

HAASTWERK

De afgelopen drie maanden heeft de nieuwe Hongaarse regering een vloedgolf van wetten over het land uitgestort. Het is niet bij te houden, ook niet voor de parlementariërs zelf: de meeste wetten worden ingediend door fractieleden van de regeringspartij Fidesz en binnen een week min of meer als hamerstuk er doorheen gejaagd, zodat de oppositie geen kans op inspraak heeft. Dat kun je je veroorloven als je een tweederde meerderheid hebt. En je bent meteen af van het gedonder dat maatschappelijke organisaties ook wat te zeggen hebben over je plannen.
Hoewel... het kan ook wel eens voordelen hebben om naar anderen te luisteren. Neem de veranderingen in de strafwetgeving. Fidesz kondigde al in de verkiezingscampagne aan dat het harder zou optreden tegen criminelen en ook kleinere criminaliteit zou gaan aanpakken. Het eerste waar een einde aan werd gemaakt, was de regel dat diefstallen onder de 20.000 forint (pakweg 80 euro) niet als misdrijf, maar als overtreding afgehandeld werden en feitelijk niet werden bestraft.
Verder nam de partij van de Amerikaanse staat Californië het three strikes out principe over. Wie drie keer voor een misdrijf, vooral als er geweld in het spel was, wordt veroordeeld, kan in toekomst op levenslang rekenen. Het is nogal een maatregel om zonder maatschappelijke discussie door te voeren, en Hongaarse rechters, die ook niet geraadpleegd waren, schijnen er niet zo gelukkig mee te zijn. Het zal de situatie in het toch al overbelaste Hongaarse gevangenissysteem ook niet makkelijker maken.
Maar onder kiezers is het ongetwijfeld populair. In Californië, waar kiezers er in 1994 over mochten stemmen, was 72 procent van de bevolking destijds vóór. En dus verdwenen er al mensen voor 25 jaar of meer in de gevangenis voor de diefstal van golfclubs of een paar videotapes. In Texas dreigde iemand levenslang te krijgen omdat hij weigerde 120 dollar terug te betalen, zijn loon voor de slechte reparatie van een airconditioning.
Ondanks dat soort overduidelijke onrechtvaardigheden is three strikes out in Amerika populair, al is er geen duidelijke aanwijzing dat het systeem enig effect heeft op de daling van de misdaad. Het wordt inmiddels in 24 staten toegepast. Ook Nieuw-Zeeland werkt aan een soortgelijke wet. Veel Hongaren zijn ervan overtuigd dat het met de criminaliteit in hun land volkomen uit de hand loopt, al valt het volgens de cijfers eigenlijk erg mee. Als je three strikes out in een referendum aan de Hongaarse kiezer zou voorleggen, is de kans groot dat die ja zegt.
Dat geldt mogelijk ook voor een andere nieuwe wet, die de mogelijkheden voor gevangenisstraf voor minderjarigen vergroot. Ook voor kleine overtredingen, zoals diefstallen van minder dan 20.000 forint, moeten rechters minderjarigen in toekomst een straf opleggen. Omdat Hongarije geen alternatieve straffen kent, heeft zo'n rechter maar twee opties: een boete of een gevangenisstraf van maximaal dertig dagen.
Het probleem, aldus András Kádár van het Hongaarse Helsinki-comité, is dat een andere wet bepaalt dat jongeren zonder eigen inkomen geen boete opgelegd kan worden. Dat betekent dat rechters er niet aan ontkomen hen tot opsluiting te veroordelen.
Dat zal veel mensen waarschijnlijk worst wezen, zolang het kansarme zigeunerjongeren in Oost-Hongarije betreft. Sterker, veel mensen - en de parlementariërs die de wet hebben aangenomen, met hen - zullen denken dat het die jongeren misschien eindelijk een lesje leert. Pas als de eerste scholier uit een nette wijk in Budapest die zijn handen niet van die dure aftershave kon afhouden, de gevangenis in verdwijnt, worden de consequenties van zo'n ondoordachte wet duidelijk.
Even ondoordacht was een heftig omstreden en inmiddels ingetrokken voorstel dat politici het recht gegeven zou hebben om iedere keer als er over hen in een krant werd geschreven, een weerwoord te eisen, zelfs als het artikel over hen feitelijk juist was. Dat weerwoord moest volgens dat voorstel bovendien op dezelfde plaats gepubliceerd worden als het oorspronkelijke artikel.
Het idee was uiteraard dat regeringspolitici op die manier een greep hielden wat oppositiekranten over hen schreven. Maar het werkt uiteraard ook omgekeerd: een aanval in een regeringskrant op een oppositielid levert een paar dagen later een fraai platform voor dat oppositielid om in die regeringskrant zijn standpunt uiteen te zetten.
Weinig doordacht lijkt ook de nieuwe belastingheffing van 98 procent over de afscheidsbonus die ambtenaren die ontslagen worden, krijgen. Het doel van de maatregel is duidelijk: de regering zet bij bosjes mensen op straat van wie ze weet, of denkt, dat ze de oppositie aanhangen of gewoon te zelfstandig denken. Dat kost geld, want de wet schrijft een compensatie voor. Maar als je een belasting van 98 procent invoert, gaat dat geld weer terug naar de staatskas, en kost het je geen cent.
De kiezer, overvoerd met krantenberichten over topambtenaren die met vette bonussen in hun zak opstappen, vindt het prachtig. Maar die heffing treft uiteraard niet alleen die topambtenaren over wie iedereen leest. Het treft bijvoorbeeld ook de onderwijzer die na dertig jaar ploeteren voor een - daar is iedereen het wel over eens - veel te laag salaris, met zijn pensioen een welverdiend bonus krijgt. Of kreeg, eigenlijk, want ook dat geld valt onder de nieuwe belastingmaatregel, al was dat vast niet de bedoeling.
Ondoordacht, haastig. Maar of zulke wetten terug worden gedraaid? Dat zou betekenen dat Fidesz moet erkennen dat de partij ondanks haar tweederde meerderheid niet perfect en alwetend is, en er is weinig dat erop wijst dat ze daartoe bereid is. Kritiek stoot op dovemansoren, en zo lang de kiezers er nog van overtuigd zijn dat de regering het goed doet, lijkt er weinig kans dat dat verandert.