maandag 28 mei 2007

FOUTE AGENTEN

De Hongaarse politie heeft een ‘groen telefoonnummer’ geopend dat burgers gratis kunnen bellen als ze problemen hebben met de politie. Klachten zullen meteen worden onderzocht, is de belofte. De voltallige politieleiding is op straat gezet en ook de minister van justitie moest opstappen. Het zijn een verwoede poging om het imago van het korps weer op te vijzelen, na twee weken, waarin het ene politieschandaal na het andere aan het licht kwam. Uit opiniepeilingen blijkt dat het vertrouwen in het korps tot een absoluut minimum gedaald is.
De schandalen liegen er dan ook niet om. Begin mei zouden vijf agenten tijdens hun dienst een meisje hebben verkracht. Kort daarop werd bekend dat een politieman na afloop van een gijzeling bij een bank waarbij de gijzelnemer werd doodgeschoten, een deel van de buit meenam. Vervolgens werden twee agenten gearresteerd die lid bleken te zijn van een bende die sigaretten smokkelde. Ze hadden een lid van een andere bende ontvoerd....

Gelijktijdig kwam aan het licht dat verkeersagenten langs een van de Hongaarse snelwegen smeergeld aannamen van sleepdiensten. En alsof dat allemaal nog niet genoeg was, werd bekend dat één van de daders van Hongarije’s meest beruchte bankoverval, enkele jaren geleden in Mór, waarbij zonder aanleiding acht mensen werden doodgeschoten, een politieagent was geweest. Dat was extra wrang, want voor die overval hebben twee mensen enkele jaren lang onschuldig in de gevangenis gezeten, nadat de politie het oorspronkelijke onderzoek had verknald.
Het was een opmerkelijke reeks gebeurtenissen, maar helemaal uit het niets komen ze niet vallen, zegt András Kadár van het Hongaarse Helsinki-comité, dat zich al jaren bezighoudt met machtsmisbruik bij de politie. De Hongaarse politie is een militair apparaat, waar sinds de politieke omwentelingen van 1989 weinig veranderd is. En wat meer is, het corps leeft in een klimaat waarbij foute agenten verregaand worden gedekt.
Dat begint bij collega’s en de korpsleiding zelf, die weinig daadkrachtig optreedt als agenten hun bevoegdheden overtreden. Kadár: ,,Een van onze cliënten werd in een wat verwarde toestand, maar gezond en wel, mee naar het bureau genomen. De volgende ochtend moest hij met een ambulance naar het ziekenhuis, omdat hij drie gebroken ribben had. De agenten die hem verhoorden, zeiden dat hij tegen een stoelleuning was gevallen. Die verklaring is intern gewoon geaccepteerd.’’
Ook buiten de korpsleiding weten foute agenten zich vaak gedekt door de rechtelijke macht, het openbaar ministerie en zelfs door de wet, die rechters de mogelijkheid geeft agenten wel een straf op te leggen, maar zo’n straf buiten het strafblad te houden, zodat ze gewoon in dienst kunnen blijven. ,,Het is natuurlijk heel vreemd dat je veroordeeld kunt worden omdat je een arrestant hebt mishandeld en toch in functie kunt blijven’’, aldus Kadár.
Hoe ver die officiële dekking kan gaan, ervoer een Brit die na een aanvaring met een agent werd aangeklaagd wegens geweld tegen een ambtenaar in functie. Zowel de Brit als de agent waren gewond geraakt, maar het openbaar ministerie weigerde de verwondingen van de Brit door een patholoog te laten bekijken.
Uiteindelijk liet het Helsinki-comité dat onderzoek zelf doen, en daaruit bleek dat de verwondingen niet pasten bij de lezing die de agent van de gebeurtenis had gegeven. Zelfs toen weigerde het openbaar ministerie dat rapport mee te nemen. Uiteindelijk moest het Europese Hof in Straatsburg eraan te pas komen om de Brit zijn recht te geven.
Kadár vindt overigens dat ook de politiek het heeft laten afweten. ,,Geen enkele regering heeft de afgelopen zeventien jaar een echte hervorming doorgevoerd.’’ Gelijktijdig noemt hij het wat raar dat nu de hele politietop moet aftreden. ,,De hoofdcommissaris van Boedapest had na de rellen vorig jaar oktober moeten aftreden, toen hij het illegale optreden van een aantal agenten verdedigde. Maar het corps in Boedapest is bij geen van de huidige schandalen betrokken.’’
Overigens ziet Kadár wel degelijk ook positieve ontwikkelingen. ,,Wij hebben sinds 1996 een afspraak dat we de omstandigheden in politiecellen kunnen monitoren. Dat is vrij uniek, en tot nu toe is er niemand geweest die dat terug heeft willen draaien. We hebben onlangs ook met de politieleiding een afspraak gemaakt om te onderzoeken in hoeverre agenten discrimineren als ze bij verkeerscontroles mensen aanhouden. Alles wijst erop dat zigeuners meer kans hebben om aangehouden te worden. Dat er bereidheid is om aan zo’n onderzoek mee te werken, is wel degelijk positief.’’


donderdag 24 mei 2007

TANTE MIEP

Het begon allemaal met de pakken van haar overleden man. Goede pakken, zonde om in de Zak van Max te stoppen. Toen een kennis Miep van Wetten-Rensum een busreis naar Hongarije aanbood, leek dat land haar een goede bestemming voor de kleren. ,,Het voormalige Oostblok was een stuk armer dan Nederland, dat wist ik. Dus konden ze de spullen daar vast gebruiken.’’

Tien jaar later geeft Tante Miep, zoals iedereen haar noemt, nog steeds hulp aan Hongarije. En hoe: de inmiddels 93-jarige dame heeft de afgelopen jaren voor honderdduizenden euro’s aan woningen voor arme gezinnen in Hongarije gekocht. De kelder van haar huis in Nijmegen is bovendien een inzamelingspunt waar vandaan de afgelopen negen jaar zestien vrachtwagens met kleding en meubels naar Hongarije vertrokken. Vorig jaar kreeg ze een koninklijke onderscheiding voor haar inspanningen.

Op haar eerste reis kwam Tante Miep in contact met een Franciscanessenklooster in Siofok. De nonnen namen de kleren dankbaar in ontvangst en stuurden met kerst een bedankkaartje...Op zoek naar een vertaling ontmoette ze Tivadar Udvarhely, die in 1956 Hongarije was ontvlucht en inmiddels actief was in de hulpverlening aan zijn vaderland.

Met Udvarhely keerde ze terug naar Hongarije. Ze belandden in Perbál, een dorpje zo’n dertig kilometer buiten Boedapest. Het was een enorme schok voor haar. ,, We kwamen bij werkloze gezinnen, met vier, vijf kinderen. Zo’n armoede had ik nog nooit gezien. Een gezin leefde in een huis met doornatte muren, alle kinderen hadden astma.Ik had enveloppen met geld bij me, voor de moeders. De vaders hadden het toch maar opgedronken. Die vrouwen barstten in huilen uit als ze het geld kregen.’’

Niet alleen Tante Miep trok zich de armoede van de dorpelingen aan. Het Hongaarse Maltezer Kruis, een kerkelijke organisatie die zich concentreert op hulp aan daklozen, had al plannen klaarliggen om iets aan de woonomstandigheden van de betreffende gezinnen te doen.

Maar volgens een bouwdeskundige waren de woningen zo slecht, dat afbraak eigenlijk de enige oplossing was. Hij raadde de bouw van prefab-huizen aan. Toen Tante Miep hoorde dat zo’n huis 25000 gulden kostte, bood ze spontaan aan tien woningen te financieren.

Dankzij een paar gelukkige investeringen na de dood van haar eerste man is ze niet onbemiddeld. ,,Ik heb destijds een aantal panden gekocht en die waren ondertussen enorm in prijs gestegen. Ik had er net één verkocht. Wat moet ik met zo veel geld?’’ zegt ze.

Sinds het eerste project gaat ze, samen met haar nicht Truus die haar in alles bijstaat, jaarlijks enkele malen in Hongarije, om te kijken wat ze verder kan doen. Toen het Maltezer Kruis een paar jaar later in Tarnabod, zo’n 120 kilometer van Boedapest, een ander project opzetten, stond Tante Miep weer klaar, ditmaal met 60.000 euro. Letterlijk, want in geldzaken is ze conservatief: ze neemt de bankbiljetten altijd contant mee.

,,Wij krijgen natuurlijk ook steun uit andere bronnen, maar zij is verreweg de grootste particuliere donateur die we hebben,’’ zegt Pater Imre Kozma, voorzitter van het Maltezer Kruis. ,,Het is fantastisch dat een vrouw van haar leeftijd zich nog zo inzet voor anderen, en bovendien zonder enige bijbedoelingen. Ze heeft geen huisje in Hongarije, ze komt hier niet op vakantie, ze komt hier om te helpen en dan gaat ze weer.’’

Voor het Maltezer Kruis betekent haar hulp dat de organisatie zich kan concentreren op anderen zaken dan onderdak. In Perbál, het eerste dorpje waar Tante Miep bij betrokken raakte, betrof het veelal mensen die het grootste deel van hun leven in instellingen zoals kindertehuizen hadden gewoond. ,,Daar moesten we mensen echt leren zelfstandig te wonen: schoonmaken, koken, boodschappen doen, de meest simpele dingen hadden ze nooit geleerd,’’ zegt Kozma.

Het project in Tarnabod, en een toekomstig project in het nabijgelegen Erk, is bedoeld om dakloze families uit Boedapest te re?ntegreren in het platteland waar ze vandaan komen. De families zijn geselecteerd op vaardigheden die zo’n re?ntegratie mogelijk maken. Bovendien leren ze hoe ze een varken en pluimvee moeten houden en een moestuin moeten aanleggen, zodat ze ook met een laag inkomen kunnen rondkomen. In Tarnabod had het Maltezer Kruis dankzij de hulp van Tante Miep geld voor de bouw van een kleuterschool en van een recyclingbedrijf waar inmiddels 38 mensen werken.



zondag 20 mei 2007

HOOGSPANNING

,,Ze hebben de hoogspanningkast gemaakt,'' meldt onze buurman blij. Ik denk even dat ik hem niet goed heb verstaan. Ik ben net langs de betreffende kast gelopen, en gemaakt leek hij me geenszins. ,,Gemaakt? Er zit een stuk plastic voor. Dat is toch niet zoals het moet.'' ,,Nou ja,'' de buurman haalt zijn schouders op. Dit is toch al beter dan het was?
Ik kan hem geen ongelijk geven, dit is beter dan het een paar weken lang was. Zo'n week of vijf geleden zag ik tot mijn verbijstering dat de kast, pal langs de weg, open stond. Geen deurtje te bekennen, en iedere nieuwsgierige, of levensmoede, voorbijganger kon zo bij de massieve kabels die onze straat van stroom voorzien. Er zat ook een hele interessante schakelaar bij, met een uitdrukkelijke waarschuwing: ,,Deze schakelaar niet uitzetten!'' Zoiets doet mijn vingers kriebelen, maar ik heb me ingehouden.
Wel besloot ik thuis het electriciteitsbedrijf te bellen, en daar kreeg ik een uiterst behulpzame jongeman aan de lijn die het meteen door zou geven. In mijn naïviteit veronderstelde ik dat er binnen de kortste keren wel een wagentje zou komen met een paar mannetjes die de boel in orde zouden brengen. Je wilt het als electriciteitsbedrijf toch niet op je geweten hebben dat een nieuwsgiering kind wordt geëlectrocuteerd. Of een onweersbui het kastje blank en de wijk in het duister zet.
Groot was mijn teleurstelling dan ook toen het kastje een dag of vier later nog steeds open was. Toen er na een week nog niets was gebeurd, leek het me tijd onze buurman in te schakelen. Die heeft een groot talent om Hongaarse instanties in beweging te krijgen.
En inderdaad, een week later zat er een stuk plastic voor het kastje. Zelf dacht ik dat een bezorgde buurtbewoner had besloten iets aan de situatie te doen, maar mijn buurman hielp me uit de droom. Dit was het handwerk van het electriciteitsbedrijf zelf. Toen ik hem zei dat me dit niet de perfecte oplossing leek, vertelde hij dat er een nieuw deurtje in bestelling was. Daar was het wachten op.
Die bestelling is vermoedelijk helemaal onder op de stapel terecht gekomen, want het electriciteitskastje staat er weken na dato nog steeds hetzelfde bij. Ik schijn de enige te zijn die zich erover opwindt. Het zal wel een bewijs zijn van mijn gebrekkige inburgering.

vrijdag 18 mei 2007

SCHOONMAAK

De Hongaarse regering gaat grote schoonmaak houden in de wetboeken. Enkele duizenden wetten en regels van voor 23 oktober 1989, de dag dat de grondwet van de Derde Hongaarse Republiek van kracht werd, gaan de vuilnisbak in.
Het zal geen wereldschokkende veranderingen in de Hongaarse samenleving veroorzaken, want het betreft echte vuiltjes, wetjes waarvan iedereen het bestaan vergeten is, omdat ze niets meer met vandaag de dag te doen hebben.
Een groot deel stamt niet eens uit het communisme, maar van lang daarvoor, uit de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Omdat verordeningen in het verleden niet officiëel gepubliceerd hoefden te worden, zijn veel van de betreffende regels alleen nog in stoffige archieven te vinden.
Wat op de schop gaat, is bijvoorbeeld een wet uit 1894 die voorschrijft dat jongens het geloof van hun vader erven, en meisjes het geloof van hun moeder. Wat ook gaat verdwijnen is de wetgeving die het kappers verbiedt om hun klanten in te smeren met gebruikte scheerzeep. Da's met recht op de kleintjes letten.

dinsdag 8 mei 2007

SARKOZY IS OOK EEN BEETJE VAN ALATTYÁN

In de mooie kamer van Tante Jusztika staan walnotengebak klaar en geslepen wijnglazen met een karaf zoete bubbeltjeswijn. In Frankrijk heeft Nicolas Sarkozy de presidentsverkiezingen gewonnen. In Hongarije wacht de oude dame op iedereen die wil horen wat haar deze dag beroemd maakt: zeventig jaar geleden diende ze als jong meisje in het kasteel waar de familie Sarkozy (Sarközy op zijn Hongaars) haar zomers doorbracht.
Eerlijk is eerlijk: Nicolas heeft ze nooit ontmoet, want die heeft nooit in Hongarije gewoond. Tante Jusztika weet heel goed dat de nieuwe Franse president weinig banden heeft met het land van zijn voorouders. Maar Pál, zijn vader, ja, díe heeft ze gekend. ,,Zo’n mooie jongen, en altijd zo vriendelijk, een echte heer, net als de rest van de familie. Het was een echte stadsjongen, intelligent, heel anders dan de dorpskinderen,’’ zegt ze en laat een foto zien van de familie. Een mooie jongen, inderdaad.
Het kasteel was overigens slechts gedeeltelijk eigendom van de Sarközy’s. Het kwam in de familie toen Pál’s vader in 1921 trouwde met de dochter van de toenmalige eigenaar Maár-Toth, een landeigenaar met een bedrijf van zo’n 350 hectare. Pál zou het bedrijf hebben geërfd, vertelt dorpshistoricus Sándor Mosonyi, als hij na de Tweede Wereldoorlog niet gevlucht zou zijn, en als de communisten het landgoed niet hadden genationaliseerd.
Jusztika mocht op het kasteel komen, omdat haar peetouders er als kokkin en butler werkten... ,,Na school ging ik er altijd heen. Dan deed ik kleine klusjes, bracht de edele heren hun post, hielp met schoonmaken. De oude heer Sarközy noemde me altijd kleintje. Ik kreeg een zakcentje of snoepgoed. Ik was er wat blij mee, want snoep kreeg ik anders nooit.’’
Alattyán was een arm dorp, en de luxe van het grote huis, eerder een landhuis dan een kasteel, maakte diepe indruk op haar. ,,De fluwelen stoelen, de schilderijen, de kroonluchters en het porselein, die zijn me altijd bijgebleven.. En dan de voorname gasten die er kwamen, met auto’s of koetsen. Er was altijd veel bezoek, vaak ook jachtpartijen, en mijn peetmoeder kookte voor al die mensen, fazant of wildbraad. Heerlijk eten was dat.’’
Het kasteel is niet meer. Het kwam na de Tweede Wereldoorlog in staatshanden, maar raakte al tijdens de oorlog in verval. Dorpsbewoners namen mee wat van hun gading was, van het fraaie meubilair en de gordijnen tot bouwmateriaal als bakstenen en leem. Op de wijnkaraf van Jusztika staat een geslepen familiewapen. Meegenomen of gekregen, dat blijft in het midden.
Na de oorlog diende het kasteel nog een tijdje als school, daarna als melkfabriek. In die hoedanigheid kent Jusztika het gebouw goed: ze werkte 40 jaar lang als melkverwerkster. Haar huis staat in de voormalige kasteeltuin. De rozentuin en de aanplantingen van tamme kastanjes en notenbomen maakten eind jaren zestig plaats voor een wijk van lage, vierkante huizen omringd door tuinen.
Nieuwe gasten dienen zich aan, een cameraploeg uit Duitsland, en Tante Jusztika staat alweer met geheven glas klaar om te klinken op de overwinning van wat zij toch een beetje ziet als ‘haar’ president. Ze volgt de gebeurtenissen in Frankrijk op de voet en laat trots de krant van de dag zien.
Veel mensen in het dorp heeft de verkiezingen de afgelopen dagen nauwlettend gevolgd. ,,We hebben hier gisteren gezamenlijk de uitslag bekeken,’’ zegt kroegbaas Istvan Homoki, eigenaar van een klein kroegje langs de hoofdweg. Zeker vinden ze het belangrijk, bevestigen twee stamgasten, het voelt toch een beetje alsof Sarkozy ook van hun is.
,,Plotseling kijkt de wereld naar ons, wie weet wat ons dat brengt,’’ mijmert één van hen. Er zijn al contacten met Franse gemeenten die een zusterband willen aangaan. Het dorp kan wel wat steun gebruiken: blijkens de onverharde wegen behoort Alattyán nog steeds niet tot de rijkste gemeenten van het land.
Ach, zegt de kroegbaas: ,,We weten dat Sarkozy zich vooral Fransman voelt. Dat moet ook, als je president van een land bent. Maar over twee jaar organiseert Alattyán de internationale Jasz-dagen. Dat is een jaarlijkse gebeurtenis, waarbij emigranten uit deze streek over de hele wereld worden uitgenodig. We zullen Sarkozy zeker uitnodigen. Het zou geweldig zijn als hij echt kwam.’’


vrijdag 4 mei 2007

TACHTIG PROCENT ENERGIEBESPARING

Toen ingenieurs van het Centrum voor Milieu Systeem Onderzoek van de Universiteit van Kassel in het Hongaarse Dunaujváros SOLANOVA presentendeerden, was de aanvankelijke reactie lauw. Het ging om een plan om een van de vele communisitsche flatgebouwen in de stad energievriendelijk op te knappen en de inwoners waren bang dat minder energie ook minder comfort zou betekenen.
Niet dat hun huizen erg comfortabel waren. Zoals miljoenen flatbewoners in Centraal-Europa kampen de flats in Dunaujváros met moordende temperaturen in de zomer, terwijl er geen knop op de verwarming zit om die lager te zetten en je de temperatuur in de winter alleen kunt regelen door het raam open te zetten. Het totaal verouderde verwarmingssyteem zorgt er bovendien voor dat sommige flats veel te warm zijn, terwijl anderen, aan het einde van de verwarmingspijp, nooit van zijn leven ooit warm worden.
Het Duitse SOLANOVA-project is het eerste eco-bouwproject van de EU in Centraal-Europa en bedoeld als een blauwdruk voor de wijze waarop de Centraal-Europese paneel-flatgebouwen, het oncomfortabele onderdak voor pakweg 100 miljoen mensen in de regio, kunnen worden opgeknapt tot energievriendelijke woningen.
Sloop wordt vaak als de enige echte oplossing van dit soort flats gezien, ook al, omdat ze kwalitatief slecht gebouwd zijn. Maar die oplossing, zegt SOLANOVA-projectleider Andreas Hermelink, is niet alleen duur, maar ook zeer energie-onvriendelijk. Afbraak kost energie, en de energie die in de bouw van de huizen is gaan zitten, gaat bij sloop ook totaal verloren.
Het project in Dunaujváros bewijst dat het ook anders kan... De flats werden voorzien van nieuwe isolatie en nieuwe ramen, die voorzien zijn van reflecterende zonnewering voor de zomer. Verwarmings- en warmwaterpijpen werden geïsoleerd en het ouderwetse verwarmingssysteem werd vervangen.
Op het vernieuwde - en geïsoleerde - dak (de daken zijn zo slecht geïsoleerd dat niemand op de bovenste verdieping wil wonen, als het even kan) kreeg een dakterras.
Ieder apartement kreeg zijn eigen warmtewisselaar en ventilatiesysteem. De zonnewerende overkapping boven de winkels werd voorzien van zonnecollectoren die bijdragen aan de warmwatervoorziening. Verder werd de buitenkant van de flats gemoderniseerd. Tijdens de hele renovatie konden de inwoners gewoon in hun woningen blijven wonen.
Voor al deze vernieuwingen was de jaarlijkse energieconsumptie van de flats zo'n 213 KWh per vierkante meter. Na de renovatie viel dat cijfers met 80 procent tot 40 KWh. Dat was vorige winter, toen het echt koud was. ,,Deze winter was het weer zo warm, dat de kachels vermoedelijk uit hadden kunnen blijven, als de bewoners er niet op zouden staan dat de kamertemperatuur 25 graden is," zegt Hermelink.
Inmiddels zijn vrijwel alle bewoners het erover eens dat de renovatie een enorme verbetering is. Hun energierekening is enorm gedaald, wat mooi meegenomen is in een tijd dat de energieprijzen fors zijn gestegen. Bovendien zijn hun woningen veel comfortabeler geworden, niet alleen in de winter, maar ook in de zomer.
De kosten van het project bedragen 240 euro per vierkante meter, een fractie van de prijs van nieuwbouw. Als SOLANOVA op grote schaal zou worden toegepast, kan de prijs volgens Hermelink omlaag naar 200 euro. Voor veel mensen is dat veel geld, maar gezien de gedaalde energierekening en de gestegen waarde van de woningen is het een investering die zich loont.


donderdag 3 mei 2007

DE CONTINUÏTEIT VAN DE VERANDERING

Naast de parkeerplaats van de 1000 jaar oude Hongaarse Pannonhalma abdij staat een opmerkelijk modern gebouw. Het is het bezoekerscentrum van het klooster, dat sinds 1996 op de Werelderfgoedlijst van Unesco staat. Het ontwerp is veelzeggend voor de moderne visie, waarmee de Benedictijner monniken hun eeuwenoude erfenis beheren.
Niet alle bezoekers vinden het nieuwe centrum geslaagd, weet Vader Cirill Hortobágyi, de prior van de abdij. ,,Ze hadden liever iets traditionelers gezien. Maar het is in de geest van de abdij om een modern ontwerp te kiezen. We hebben een romaanse kerk, een gotische kruisgang, een barokke bibliotheek, een classisistische façade en een modern schoolgebouw uit de vorige eeuw. Moderne architectuur past daarbij. Het is de continuïteit van de verandering.’’Bezoekers zullen eraan moeten wennen. Komende tijd maakt de huidige parkeerplaats met zijn kneuterige houten restaurant plaats voor een tweede modern, grotendeels glazen gebouw, dat twee restaurants, een café, internetvoorzieningen en een conferentiecentrum zal huisvesten. Parkeerruimte komt in een ondergrondse, met gras bedekte, parkeergarage. Het is een ontwerp van Eva Albel van het Nederlandse architectenbureau Roelevelt-Sikkes, dat vorig jaar de door het klooster uitgeschreven prijsvraag won. De aanzienlijke investeringen worden deels uit EU-subsidies gefinancierd.
De abdij van Pannonhalma werd in 996 opgericht als missiepost waarvandaan Tsjechische Benedictijnse monniken de Hongaarse kerstening begonnen. In de communistische tijd had de orde het zwaar te verduren... De kloosterbezittingen werden onteigend en van de 350 broeders mochten slechts zestig op hun post blijven. Maar de abdij bleef functioneren, net als twee van de tien middelbare scholen die de orde beheerde. Onderwijs is de hoofdactiviteit van de Hongaarse Benedictijnen.
Vader Cirill kwam zelf in 1973 als scholier naar het internaat van de abdij. Hij studeerde theologie in het klooster voor hij op de universiteit zijn onderwijspapieren haalde. Net als zijn medebroeders werd hij leraar en doceert nu biologie en geologie.
Na de val van het communisme kreeg de orde weliswaar zijn kloosters, drie in het totaal, en een aantal gebouwen terug, maar niet de landerijen die voor de oorlog voor inkomen hadden gezorgd. Dat noopte tot andere activiteiten, want zowel de kloosters als van de scholen die de orde runt, kosten veel geld.
Terwijl kloosters toerisme veelal als noodzakelijk kwaad behandelen, doet Pannonhalma er alles aan om die activiteit verder te ontwikkelen. ,,Wij moeten voor inkomsten zorgen, en met een 1000 jaar oud klooster is toerisme duidelijk ons sterke punt,’’, zegt Vader Cirill praktisch. Als prior is hij verantwoordelijk voor de economische ontwikkeling van de abdij.
Jaarlijks bezoeken zo’n 100.000 mensen het complex en dat moeten er meer worden. Dat kan niet alleen met een mooie kerk en bibliotheek en daarom wordt een groeiend aantal activiteiten ontwikkeld. In 1996 begon de abdij met het terugkopen van vooroorlogse wijngaarden en in 2003 werd de bouw van de zeer moderne wijnkelder afgerond. Nu kunnen bezoekers hun bezoek combineren met een wijnproeverij.
,,Eén derde van onze wijn verkopen we direct aan de consument. Dat is zeer uitzonderlijk,’’ zegt Vader Cirill. Daarnaast verkoopt het klooster kruidenthee en kruidenazijn volgens Benedictijner recepten. In de toekomst wil Vader Cirill in het arboretum naast het klooster demonstratiebedrijfjes bouwen, waar bezoekers de productie van dat soort kruidenproducten kunnen zien..
Sinds begin dit jaar is in de gewelven van de abdij een nieuwe tentoonstellingsruimte, waar aandacht wordt besteedt aan de nieuwbouw van drie door oorlog verwoeste godshuizen, een moskee, een kerk en een synagoge.
De oecumenische boodschap wijkt duidelijk af van het conservatisme van de Hongaarse katholieke kerk. Maar, zegt Vader Cirill, de Benedictijnen hebben in Hongarije altijd een speciale positie gehad: ,,Omdat we vroeger een missieorde waren, vallen we nog steeds direct onder Rome. Daardoor zijn we altijd buitenbeentjes geweest.’’
website Pannonhalma-klooster





woensdag 2 mei 2007

POLITIECONTROLE

Een tijd geleden reed ik om half één 's nachts na een lange autorit doodmoe Boedapest binnen. Vijf minuten van mijn huis vandaan werd ik aangehouden door de politie. Alcoholcontrole, verwachtte ik.
Maar wie schetst mijn verbazing: de agenten hielden zich midden in de nacht onledig met het controleren van autopapieren. Dat is een hobby van Hongaarse verkeersagenten waar mij het nut enigszins van ontgaat. Ik haalde alles tevoorschijn en moest met mijn moede hoofd in mijn beste Hongaars uitleggen dat het kenteken op de milieukeuring niet klopte, omdat de auto sinds de aankoop een nieuwe nummerplaat had gekregen.
Toen wilde de agent mijn rijbewijs zien. Naarstig zocht ik tussen mijn papieren en viste iets tevoorschijn dat mijn pasfoto droeg. De agent bestudeerde het papier kortstondig en gaf het terug met de woorden 'dat is uw tramabonnement'....Nu, dacht ik, zal hij me toch zeker laten blazen, want een bestuurder die zo afwezig is, dat kan niet kloppen (ik had geen druppel op. overigens, al betwijfel ik hoe recht ik nog langs een lijn had kunnen lopen). Maar nee, nadat ik hem mijn echte rijbewijs had laten zien, knikte hij me vriendelijk toe en wenkte me door.
Als alles goed is, mag zoiets de komende maanden niet gebeuren. Vanaf 1 mei controleert de Hongaarse politie strenger op alcohol, snelheidsovertreders en op het dragen van de veiligheidsgordel. Reden: het aantal dodelijke ongelukken is afgelopen kwartaal met dertig procent gestegen in vergelijking met het eerste kwartaal van 2005.
Dat er te snel gereden wordt, weet iedereen die in Hongarije wel eens in een auto zit. Daarnaast blijkt bij een op de zes ongelukken alcohol in het spel te zijn, zelfs al mag je officieel geen druppel drinken als je achter het stuur zit. En slechts veertig procent van de mensen draagt een autogordel.
In Tsjechie, dat samen met Portugal Europees koploper verkeersongevallen was, geldt sinds twee jaar een streng beleid. Geen idee of het aantal verkeersdoden is gedaald, maar dat moet haast wel. Want waar mensen vroeger onbezonnen met honderd door een dorp stoven, neemt tegenwoordig vrijwel iedere auto gas terug.
Wat ongetwijfeld ook helpt, is de nieuwe Tsjechische regel dat automobilisten moeten stoppen voor het zebrapad. Ben ik toch jarenlang in Tsjechië overgestoken in de veronderstelling dat een zebrapad daarvoor war: om veilig over te kunnen steken.
Het probleem is: dan moet je mensen wel kunnen pakken. Dat is vooral in het geval van snelheidsovertreders in Hongarije een groot probleem. In Nederland flits je gewoon, maar volgens de Hongaarse grondwet mag je iemand namelijk alleen bestraffen wegens te snel rijden, als je kunt aantonen dat hij daadwerkelijk de schuldige is.
Hongarije gebruikt ook flitspalen, maar de enige manier om iemand echt voor een snelheidsovertreding te bestraffen, is hem aanhouden en ter plekke beboeten. Jaarlijks verdwijnen 300.000 boetes de prullenbak in, omdat geflitste autoeigenaren melden dat zijzelf niet in de auto zaten, maar een familielid, en ze volgens de wet niet verplicht zijn tegen een familielid te getuigen. Einde zaak.
Nu blijft het natuurlijk afwachten wat de politie onder snelheidscontroles verstaat. Want eerlijk is eerlijk, de controles die ik tot nu toe heb meegemaakt, missen over het algemeen hun zin. Wat is er het nut van om mensen bij een bocht waar je volgens de verkeersborden 30 mag rijden, te pakken omdat ze 35 rijden? Of een flitspaal neer te zetten op een stukje weg waar de maximum snelheid pakweg 100 meter lang zakt van 70 naar 60 kilometer per uur? Dat is geen snelheidscontrole, dat is chauffeurtje pesten.