zaterdag 27 juni 2015

Sporten voor de lol

Kanotraining op de Donau
Ik hoor Dorka nooit meer uitgefoeterd worden. Ik zou haar haast missen. Ik heb geen idee hoe ze uitziet, maar de afgelopen jaren was ze een vast deel van mijn dagelijks leven. Dorka was lid van de kanovereniging in Vác en trainde iedere dag, 's Middags, als ik met mijn hond ging wandelen, galmde haar naam over het water. De trainer klonk altijd wat ongeduldig. Of dat betekende dat ze er niets van bakte, weet ik niet. Misschien was ze juist heel goed en kreeg ze daarom extra aandacht.Die trainer klinkt eigenlijk altijd een beetje ongeduldig.
Vác heeft een kanoclub en een roeivereniging en een traditie van watersport op topniveau. Er zit zelfs een winnaar van Olympisch goud in de gemeenteraad. Hij deed ooit een gooi naar het burgemeesterschap, alleen vanwege die gouden plak. Maar zo'n traditie stelt verplichtingen. Roeien mag je in Vác niet lichthartig opvatten. Wie lid van de roeivereniging wil worden, moet op zijn minst willen streven naar Olympisch goud. Anders hoef je er niet aan te beginnen.
Onlangs kwam de roeivereniging langs bij de school van de dochter van een vriendin. Ze zochten geïnteresseerden voor hun sport. Ze hadden een roeimachine bij zich, en de dochter, een jaar of twaalf oud, ontdekte tot haar eigen verbazing dat ze het best leuk vond op dat apparaat. Het voelde goed. Maar ja, toen de trainer uit de doeken deed wat er van clubleden werd verwacht, bekoelde haar enthousiasme onmiddellijk: dagelijkse trainingen, niet alleen in de roeiboot, maar ook in het zwembad en hardlopend in het park.
Gewoon een uurtje ballet- of pianoles, of als kind voor de lol een balletje trappen op het voetbalveld? Het zit er nog steeds niet in. Als je ergens aan begint, of het sport of muziek is, wordt verwacht dat je dat serieus neemt. Vier uur muziek les, bijna dagelijkse sporttraining of drie keer per week dansen is normaal. Geen wonder dat veel kinderen liever niets doen.
Sport staat hoog op het prioriteitenlijstje van deze regering, zo hoog dat overal dure voetbalstadions worden gebouwd en er veel geld is uitgetrokken om in 2017 de wereldkampioenschappen watersport naar Hongarije te halen. Daar werd in maart van dit jaar toe besloten, nadat het Mexicaanse Guadalajara van de organisatie had afgezien omdat de kosten te hoog werden. Geschatte kosten: 157 miljoen euro. Van dat geld wordt onder meer het Dagalybad in Boedapest geheel vernieuwd en worden faciliteiten aangelegd bij het Balatonmeer.
We zullen maar zeggen dat je de kosten van die investering weer kunt aftrekken van de kosten van de Olympische Spelen. Hongarije heeft net bekend gemaakt dat ze een gooi doen naar de organisatie van de Spelen in 2024. Over het prijskaartje van dat plan zullen we het maar niet hebben. Griekenland likt nog steeds zijn Olympische financiële wonden.
Maar mij bekruipt het gevoel dat als je de natie echt aan het sporten wil krijgen (een streven waar op zich natuurlijk niets tegen is) je in de eerste plaats moet zorgen dat kinderen met plezier sporten, en dat wil zeggen, sporten voor de lol, en niet omdat het moet. Niet, omdat ze iedere dag op school verplicht moeten gymmen, zoals nu het geval is, hoewel de meeste scholen niets eens de faciliteiten hebben om iets nuttigs te doen met die lessen. En ook niet, omdat sportclubs meteen verwachten dat al hun leden geïnteresseerd zijn in een serieuze sportcarrière.
Het hoeft niet zoveel te kosten, kinderen aan het sporten krijgen. Je moet hen om te beginnen simpelweg de gelegenheid geven. Ruimte. Een speelplein bij school. Of een sportveldje in de buurt. Op het Klausal tér, in het centrum van Boedapest, is zo'n sportveldje aangelegd, met een groot hek erom heen zodat de ballen er niet uit kunnen vliegen. Er staan een paar goals en een paar basketbalnetten. En ja, er zijn jongens die er een balletje trappen of met een basketbal lopen te dribbelen. Zo is Cruijff ook begonnen. En Hongarije's beroemdste voetballer, Ferenc Puskás. Gewoon, op straat. Voor de lol.

maandag 22 juni 2015

Het nut van een nieuw IJzeren Gordijn

Mexicaans-Amerikaanse grens. Foto Gordon Hyde
Premier Viktor Orbán weet waarover hij praat als het over vluchtelingen gaat. De Hongaarse geschiedenis heeft hem die les wel geleerd. Ergens in negenhonderdzoveel trok een groep mensen te voet en te paard vanuit de Siberische steppen het Karpatenbekken in. Niemand weet precies wanneer of waar ze precies vandaan kwamen, laat staan waarom ze daar weggingen. Maar zeer waarschijnlijk werden ze gedreven door een van de gebruikelijke redenen: een hongersnood, een oorlog of een natuurramp.
In het Karpatenbekken zat echt niemand op die mensen te wachten. Maar ja, wie hield hen tegen? Niemand had een muur gebouwd, dus ze konden zo binnentrekken. Geweldloos ging dat zeker niet, want er woonden mensen in het gebied, maar die hadden weinig in te brengen tegen de nieuwkomers. In onze vaderlandse geschiedenisboekjes wordt hun komst normaal gesproken omschreven als 'volksverhuizing'.
Of die nieuwkomers zich destijds aan de lokale gewoonten aanpasten? Goede vraag. Ze zijn nooit meer weggegaan, dat is zeker, maar de lokale taal hebben ze in ieder geval niet overgenomen, anders hadden Hongaren inmiddels wel een Slavische taal of een Duits dialect gesproken.
Volgens Orbán zelf zijn de Hongaren nog steeds een 'half-Aziatisch' volk en toen hij begin april in Kazachstan was, verklaarde hij: "We reizen met veel vreugde naar Kazachstan. In de Europese Unie worden we weliswaar politiek als gelijkwaardige partners behandeld, maar vanuit onze oorsprong zijn we daar vreemdelingen. Als we daarentegen naar Kazachstan komen, vinden we hier verwanten".
Aan de andere kant: uit chromosomen- en DNA-onderzoek blijkt dat Hongaren zich genetisch niet van hun Servische, Slowaakse en Roemeense buren onderscheiden. Van Aziatische genen is behalve in de denkwereld van de premier nauwelijks een spoor over. Op dat vlak is de integratie volledig geslaagd.
Alle gekheid op een stokje: de moderne term voor volksverhuizing is vluchtelingenstroom. Het verschil met toen is dat de wereld inmiddels een stuk voller is. Niet alleen zijn de mensenmassa's die door oorlog, natuurgeweld of om andere redenen op drift raken, veel groter, zestig miljoen volgens de laatste cijfers van de Verenigde Naties, ook zijn de landen waar ze heen willen veel dichter bevolkt. Overigens was dat Karpatenbekken destijds ook niet zo leeg als de Hongaarse geschiedenislessen  over de honfoglalás, de 'inname van het vaderland', willen doen geloven.
Leger dan nu was het wel, maar zelfs in die legere wereld konden vluchtelingen zelden op een warm welkom rekenen. Het plan van Orbán om een hek te bouwen om de vloed te stelpen is van alle tijden. Toeristen die naar China gaan, hebben een bezoek aan zo'n bouwwerk meestal hoog op hun lijstje staan. Daar heet het bouwwerk de Grote Muur en geldt als een van de zeven Wereldwonderen.
Zuid-Afrika heeft een hek van 2900 kilometer langs de grens met Zimbabwe om illegale immigranten tegen te houden en een veel korter en ouder hek in het Krugerpark, op de grens met Mozambique. Er zijn hekken tussen Bulgarije en Turkije, tussen de VS en Mexico, tussen China en Noord-Korea en nog op zo'n dertigtal andere plekken in de wereld. Er was trouwens ooit, in de Eerste Wereldoorlog, ook een hek tussen Nederland en België. Gebouwd door de Duitsers, om mensen uit België te beletten naar Nederland te vluchten.Er stond 2000 volt stroom op.
Eerlijk gezegd denk ik dat heel wat mensen in Europa stiekem of ook hardop menen dat Orbán doet wat nodig is. Een cijfer van zestig miljoen mensen op drift klinkt behoorlijk afschrikwekkend, al zijn die natuurlijk lang niet allemaal op weg naar Europa. Ik maak me sterk dat de Hongaarse premier binnenkort steun krijgt van mensen als Marine le Pen en Geert Wilders.
Maar helpt het eigenlijk, zo'n hek, nog los van de morele kant van de zaak en los van het bizarre feit dat het eerste land in Centraal-Europa dat het IJzeren Gordijn afbrak, ook het eerste land dreigt te worden dat er weer een bouwt? Ik zou mijn verwachtingen niet te hoog opschroeven, als je naar de geschiedenis kijkt en naar het feit dat op dit moment dagelijks honderden mensen aan de Libische kust op wankele bootjes stappen, hoewel ze weten dat er een aanzienlijke kans is dat ze de overtocht naar Italië niet overleven. Wanhopige mensen zijn tot veel bereid.
Ook het stroomdraad tussen Nederland en België weerhield mensen destijds niet om het toch te proberen. Dat kostte naar schatting tussen de 500 en de 3000 mensen het leven. De Chinezen werden uiteindelijk toch onder de voet gelopen, tot twee keer toe zelfs, eerst door de Mongolen, en later door de Mantsjoes. Het hek tussen Zuid-Afrika en Mozambique doet vooral leeuwen een plezier, die af en toe een arme sloeber te pakken krijgen die eroverheen is geklommen. In 2011 zijn zo'n 80.000 mensen illegaal de Mexicaans-Amerikaanse grens overgestoken. En dat is een muur van meters hoog.
Ongetwijfeld zal een hek een deel van de mensen tegenhouden. Maar wie je op zo'n manier wel binnenkrijgt, zijn niet degenen die het het hardste nodig hebben. Niet de Syrische of Iraakse familie die haar hele hebben en houden is kwijtgeraakt op de vlucht voor IS, wel degene die geld of contacten genoeg heeft om een grenswacht om te kopen. Of die bereid is met geweld door het hek heen te breken. Of die straks gewoon via Kroatië of Roemenië Hongarije binnenkomt. Om daarna trouwens meteen door te reizen naar het noorden. Want geen van vluchtelingen heeft de intentie om in Hongarije te blijven. Zeker nu niet meer.

donderdag 11 juni 2015

Toeristen omarmen de euro

Markt in Vác: geen euro's aub!
Ze komen er niet uit, de marktkoopman en het oudere Duitse echtpaar. Hun cruiseboot ligt voor een paar uurtjes in het Donaustadje Vác. Ze hebben wat rondgekeken en nu willen ze graag wat houten lepels kopen. Maar Hongaarse forinten hebben ze niet, en de markthandelaar kijkt totaal hulpeloos naar hun euro’s. Hij maakt duidelijk dat hij die niet wil, omdat hij geen idee heeft van de wisselkoers. “Ik ga geen geld wisselen, we zijn toch in Europa,” moppert de Duitse man.
Europeanen mogen kankeren op de Europese munt die alles duurder maakt, zodra ze toerist worden, omarmen ze de euro innig. Geen gedoe meer met lastig omrekenen en van Rome tot Berlijn weet je meteen of de koffie duurder of juist goedkoper is dan thuis. Helaas: Hongarije is geen lid van de eurozone en zal dat voorlopig niet worden. Maar de Hongaarse forint, met teveel nullen en met kleuren die zich net niet voldoende van elkaar onderscheiden, zorgt vaak voor zoveel verwarring dat veel toeristen er alles voor over hebben om toch in euro’s te betalen. 
Hongaarse bedrijven spelen daar handig op in. De marktkoopman in Vác is een uitzondering. Hij krijgt gewoon te zelden toeristen bij zijn kraam. Maar in Boedapest, en ook in de provincie, begint de euro sluipend als betaalmiddel geaccepteerd te worden. Cafés, restaurants en hotels hebben er geen enkele moeite meer mee. Maar een toenemend aantal winkels, supermarkten en zelfs markthandelaren aanvaarden de Europese munt omdat ze weten dat veel toeristen daar het liefste mee betalen. Maar wees gewaarschuwd: aan die zwakte verdienen ze goed.
Het doet een beetje denken aan de jaren na de val van het communisme, toen de Duitse mark en de Amerikaanse dollar in het hele voormalige Oostblok met graagte werden aanvaard. De lokale munteenheden hadden allemaal zo te lijden onder inflatie dat iedereen liever stabiel westerse valuta onder zijn matras stopte dan het plaatselijke geld op een bankrekening te zetten. De mark was zo populair dat zelfs regeringen vaak in die munt rekenden. In 1996 gooide Montenegro zijn dinar er helemaal uit om die officieel door de Duitse munt te vervangen. Toen Duitsland in 2002 op de euro overging, wisselde Montenegro zijn marken ook tegen euro’s in. Nog steeds is de euro daar het officiële betaalmiddel, niet helemaal tot plezier van de Europese Centrale Bank.
Maar hoewel uiteindelijke toetreding tot de euro een voorwaarde voor lidmaatschap van de EU was, heeft Hongarije geen enkele ambitie om de Europese munt daadwerkelijk in te voeren. De regering doet geen enkele poging en de invoeringsdatum is een vaag en steeds weer verschuivend doelwit. In 2013 zei premier Orbán dat Hongarije wat hem betreft de euro pas invoert als het bruto nationaal product per inwoner op 90 procent van het Europese gemiddelde ligt. Het werkelijke cijfer was op dat moment 66 procent. 
Afgelopen jaar begon de Nationale Bank met de invoering van nieuwe Hongaarse bankbiljetten. De bedoeling is om alle bestaande ontwerpen te vervangen. Dat doe je ook niet als je denkt dat je over een paar jaar een nieuwe munt gaat invoeren. De inflatie is laag, dus dat is voor de meeste Hongaren momenteel ook geen echte reden om heel erg naar de Europese munt te verlangen.
Toeristen die per se in euro’s willen betalen, betalen voor die luxe dan ook een behoorlijke prijs. Bedrijven stellen hun eigen wisselkoers vast, en als stelregel geldt min of meer: hoe meer toeristischer de zaak, hoe slechter de koers. Wie in euro’s wil betalen bij banketbakker Gerbeaud, een bedrijf dat vermeld wordt in iedere toeristengids, is al snel vijftien procent duurder uit zijn dan degenen die de moeite hebben genomen om bij de bank geld te wisselen. Al moet je zelfs daarmee uitkijken, want ook de banken maken gebruik van de innige band van toeristen met de euro. Wie forinten pint, krijgt tegenwoordig vaak de vraag of hij dat bedrag door de Hongaarse bank meteen naar euro’s verrekend wil zien. Dat lijkt wel zo veilig, want anders weet je nooit hoeveel je uiteindelijk moet afrekenen.. Maar die zekerheid heeft een prijskaartje, want voor die service berekenen Hongaarse banken pakweg vijf procent provisie. Ze staan daar trouwens niet alleen in. Turkse banken doen precies hetzelfde. Hebben die mopperaars toch gelijk: de euro maakt alles inderdaad duurder.

maandag 8 juni 2015

Plakkatenoorlog!

Tegenplakkaat van de Twee-staartige Hond
"Zo aardig!" zegt een Hongaarse vriendin, "We stonden gisteren in een winkel in Boedapest en iemand komt zomaar naar mijn man toe om hem te zeggen dat de Hongaren echt niet zo over buitenlanders denken als premier Orbán." Ze is getrouwd met een vluchteling uit het Midden-Oosten en windt zich begrijpelijkerwijs nogal op over de campagne tegen buitenlanders die de Hongaarse regering voert. Het begon met de twijfelachtige 'nationale raadpleging' over immigranten, maar die wordt sinds aangevuld door enorme plakkaten met teksten als "Wanneer je naar Hongarije komt, moet je je aanpassen aan de Hongaarse cultuur", "Als je naar Hongarije komt, moet je onze wetten respecteren"en "Als je naar Hongarije komt, kun je niet het werk van een Hongaar afnemen."
De man in de winkel is zeker niet de enige die zich schaamt. Steeds meer Hongaren generen zich. Dat was misschien niet helemaal wat premier Orbán beoogde toen hij begin mei zijn 'nationale consultatie over immigranten en tegen terrorisme' startte. Nog nooit hebben Hongaren zoveel gediscussieerd over vreemdelingen en vreemdelingenhaat als nu, maar de van vreemdelingenhaat vervulde volksraadpleging is tot nu toe bepaald geen succes.
Vorige week waren er van acht miljoen formulieren die begin mei werden verzonden 200.000 teruggestuurd. Dat betekent dat zelfs de eigen aanhang van regeringspartij Fidesz nauwelijks heeft gereageerd. Je kunt gevoegelijk aannemen dat de rest van de formulieren inmiddels in de prullenbak ligt. In de hoop op meer reacties heeft de regering daarom de mogelijkheid geopend om het formulier alsnog online in te vullen. Ook is de sluitingsdatum verlengd.
De afkeer van de campagne beperkt zich niet tot linkse Boedapester intellectuelen. Onlangs bekende een vriend in Vác 'racist' te zijn. Dat zijn eigen dochter later ooit met een zwarte vriend thuis zo komen was een gedachte waarvan hij heel diep moest slikken. Niet zo heel gek: zowel hij als zijn vrouw kwamen na enig nadenken tot de conclusie dat ze eigenlijk nog nooit "met een neger hadden gesproken". Niet uit onwil, maar gewoon, omdat je nauwelijks zwarte mensen tegenkomt in Hongarije. Maar al ging een zwarte schoonzoon te ver, de regeringscampagne vonden beiden minstens net zo onaanvaardbaar. Natuurlijk moet je onderdak bieden aan vluchtelingen, meenden ze.
De enorme plakkaten, een poging om de onsuccesvolle regeringscampagne nieuw leven in te blazen, daagden actievoerders waaronder de voorzitter van oppositiepartij Együtt meteen uit om de kwast te grijpen en de teksten over te schilderen. Dat gebeurde met zoveel succes, dat de politie inmiddels opdracht heeft gekregen om de plakkaten te beschermen en activisten te arresteren. Die taak staat duidelijk hoog op hun prioriteitenlijstje: de eerste zes actievoerders zijn al aangehouden.
Het internet wordt overspoeld met persiflages van de regeringsposters. Maar het meeste werk maakt de Twee-staartige Hond Partij van de tegenactie. De partij, die ondanks zijn schertsnaam echt met de verkiezingen vorig jaar meedeed, zamelt geld in om in Budapest aantal tegenplakkaten op te hangen. De eerste plakkaten zijn er al. Ze zijn van hetzelfde formaat en met dezelfde kleur blauw als de regeringsaffiches, met teksten als: "Sorry about our prime minister" en "Kom rustig naar Hongarije, wij werken al in Engeland" (verwijzend naar de honderdduizenden Hongaren die de afgelopen paar jaar in de rest van Europa een baan hebben gezocht).
Via crowdfunding hoopt de Twee-staartige Hond het geld bij elkaar te brengen voor in het totaal vijftig plakkaten, en liefst meer. Sommige hebben trouwens een zeer serieuze boodschap. Een citeert István, de koning die de Hongaren kerstende en die ieder jaar op Szent István-dag wordt geëerd met een groot nationaal feest en een enorm nationaal vuurwerk. Een van zijn bekendste uitspraken was dat een koninkrijk dat slechts één taal en één cultuur heeft, zwak en broos is. Die tekst heeft premier Orbán ongetwijfeld, net als alle andere Hongaren, op school moeten leren, wat maar weer eens bewijst hoe weinig zinvol het is om kinderen onbegrepen teksten uit het hoofd te laten stampen.
Een ander plakkaat citeert een artikel uit het Hongaarse wetboek van strafrechten: "Wie voor een groot publiek aanzet tot haat tegen a) de Hongaarse natie, b) een nationale, etnische, raciale of religieuze groep, of ) tegen bepaalde groepen van de bevolking, in het bijzonder vanwege een handicap, het geslacht of seksuele geaardheid, begaat een misdaad waarop maximaal drie jaar gevangenisstraf staat." Van een jurist als Orbán mag je toch verwachten dat hij de wet kent.

woensdag 3 juni 2015

Hongaarse natuurgebieden gered

Rivierbos in het Donau-Ipoly Nationaal Park
Het Hongaarse grondwettelijk hof staat niet bekend vanwege zijn daadkracht. Geen wonder, want het merendeel van de rechters is benoemd door Fidesz. Maar deze week bleek dat die rechters toch niet helemaal aan de leiband van de partij lopen. Op verzoek van president Ader bogen ze zich over een nieuwe wet die bedoeld is om de nationale parken op te heffen, en kwamen tot de conclusie dat die wet tegen de grondwet indruist. Dat is heel goed nieuws voor de Hongaarse natuur. Er lagen plannen om die parken simpelweg tot landbouwgebied om te ploegen. Het is toch zonde om al die grond aan de bloemen en de vogels over te laten. Er zijn in Fidesz partijgetrouwen genoeg die in zijn voor een lapje grond.
Persoonlijk vind ik het bizar dat een partij die zo de mond vol heeft over Hongarije en  over Hongaarse geschiedenis, cultuur en waarden, er geen been in ziet de aanzienlijke Hongaarse natuurschatten te verkwanselen ten eigen bate. Toch was dat het plan. Een van de gebieden die op de schop moest, is de Hortobágy poesta. Het is het enige steppegebied op het Europese continent en een van de belangrijkste vogelgebieden van Europa. Er leven meer dan 300 soorten, zowel Europese vogels als vogels (en planten) die je verder vooral op de Aziatische steppes aantreft. De communisten hebben ook al eens geprobeerd het gebied in landbouwgrond te veranderen. Zonder al te veel succes, overigens. De natuur in de Hortobágy is de landbouw niet zo goed gezind.
Regeringspartij Fidesz heeft twee keer geprobeerd die wet op de nationale parken door het parlement te krijgen. De eerste poging mislukte omdat er geen tweederde meerderheid voor bleek te zijn. De regering wilde zo'n tweederde wet, omdat die ook alleen met een tweederde meerderheid weer veranderd kunnen worden. De gok was duidelijk dat nieuwe regeringen dat niet voor elkaar zouden krijgen en de Hongaarse natuurgebieden voor lange tijd onder tractorwielen zouden verdwijnen.
Toen de tweederde wet mislukte, kwam er een nieuw wetsvoorstel dat met een simpele meerderheid (vijftig procent van de stemmen plus een) werd aangenomen. Maar toen zette president Ader de hakken in het zand. Hij weigerde zijn handtekening te zetten en stuurde de wet naar het grondwettelijk hof. De Hongaarse natuur mag hem er dankbaar voor zijn.
Overigens zou de EU het opheffen van de nationale parken uiteindelijk waarschijnlijk hebben afgekeurd. Natuurbehoud is een Europese verplichting. Maar Brusselse molens draaien een stuk langzamer dan Hongaarse tractorwielen, en je kunt heel wat natuurgebied hebben omgeploegd voordat Brussel op de rem trapt. En die schade is nauwelijks te herstellen. Op de Hortobágy worstelen ze nog steeds met de gevolgen van de mislukte landbouwprojecten uit de jaren vijftig.
Wat de natuurgebieden heeft gered, is dat premier Orbán zijn tweederde meerderheid in het parlement kwijt is. Was dat niet het geval geweest, dan had de regeringsfractie de grondwet kunnen veranderen en had het grondwettelijk hof niets meer kunnen zeggen. Maar die vanzelfsprekende macht is de regering kwijt sinds Fidesz bij tussentijdse verkiezingen twee keer achter elkaar een parlementszetel verloor.
Dat kan voor premier Orbán nog knap vervelend worden. In de afgelopen jaren zijn namelijk tal van wetten met tweederde meerderheid aangenomen die misschien nog wel eens veranderd moeten worden. Belastingwetgeving, bijvoorbeeld. Het is nauwelijks voor te stellen dat je zo'n wezenlijk beleidsinstrument als belastingen totaal vast timmert, maar de bedoeling daarvan was simpelweg dezelfde als de reden waarom de wet op de nationale parken een tweederde wet had moeten worden: zorgen dat volgende regeringen die niet konden veranderen. Duidelijk een kuil die de regering voor anderen heeft gegraven, maar waar ze nu zelf in dreigt te vallen. Regeren is vooruitzien. Zeggen ze.