maandag 15 december 2008

HET GOEDE VOORBEELD

De Roemeense Sociaal-Democratische Partij en de Democratisch-Liberale Partij, de twee grote overwinnaars van de verkiezingen ruim twee weken geleden, zijn dit weekend overeengekomen dat ze een grote coalitie zullen vormen. De twee partijen konden in het verleden niet met elkaar door één deur, maar het landsbelang gaat nu voor. "We starten met maar één doel: een stabiele en effectieve regering in moeilijke tijden," aldus PDL-leider Emil Boc. PSD-leider Mircea Geoana constateerde: "We zijn volwassen geworden."
En nou de buren nog... Maar het Hongaarse politieke leven pruttelt op oude voet door, alsof er geen financiële wereldkrisis aan de hand is. Samenwerking? Samen de schouders eronder, even door de zure appel heenbijten, om het land er weer bovenop te krijgen? Het lijken gedachten die aan de Hongaarse politiek niet besteed zijn. Eigen belang voorop en na mij de zondvloed.
De krisis zou zo'n mooie gelegenheid zijn geweest voor oppositieleider Viktor Orbán om zich een échte staatsman te betonen, in het landsbelang de strijdbijl te begraven en een échte grote coalitie aan te gaan. Orbán heeft eerder voor een 'grote coalitie' gepleit, maar dat komt altijd neer op een regering waarin zijn partij het feitelijk voor het zeggen krijgt, aangevuld met 'experts' die allemaal eigenlijk aan dezelfde kant staan. Maar in plaats van staatsman te zijn, zwaaide hij onlangs bij de opening van een sportfaciliteit in Nagykatá met termen als 'economische vrijheidsstrijd' en haalde - niet voor het eerst - uit naar de 'zakkenrollers' die het land leiden.
Wat 'economische vrijheidstrijd' precies inhoudt, mag Joost weten, maar het is vermoedelijk niet geheel toevallig dat Orbán die term laat vallen precies op een moment dat Hongarije zindert van de stakingen en de stakingsdreigingen. Duidelijk niet gehinderd door enige realiteitszin over de economische situatie waarin het land zich bevindt, staakt het personeel van de luchthaven Ferihegy al sinds vijf dagen. Maandag legde één vakbond bij de Spoorwegen de zaak plat, donderdag gaat het buspersoneel in Boedapest in staking.
De spoorwegarbeiders willen maar liefst 10 procent loonsverhoging, en daarnaast moet iedere werknemer eenmalig 240.000 forint krijgen als aandeel in de verkoop van MÁV Cargo, de goederentransportpoot die eerder dit jaar werd verkocht. Het prijskaartje van deze wensen? Zo'n 6 miljard euro (ruim 23 miljoen euro) voor de loonsverhoging, plus nog eens 9,6 miljard 'winstdeling'.
Hoezo winstdeling? De MÁV kreeg vorig jaar 107 miljard forint overheidssteun om overeind te blijven. En dan praten we niet eens over de broodnodige investeringen in rollend materieel, sporen, wissels, seinen en stations. Daar is simpelweg geen geld voor.
Dat is omgerekend 10700 forint (ruim 41 euro) belastinggeld per Hongaar, baby's meegerekend. Zo kost het spoor een familie van vier mensen jaarlijks pakweg 164 euro, ook als ze nooit in een trein zitten. Als de eisen van de spoorwegarbeiders worden ingewilligd, zou daar in 2009 nog eens 24 euro bijkomen. Van een kale kip kan je niet plukken, dus zal de belastingbetaler daarvoor moeten opdraaien. Zoals minister van finaciën Veres terecht opmerkte: als er al mensen recht hebben op 'winstdeling', dan is het de hele Hongaarse bevolking die het staatsbedrijf MÁV draaiend houdt.
Ironisch genoeg begon de staking voor loonsverhoging de dag na het ingaan van de nieuwe dienstregeling, waabij op tal van lijnen het aantal treinen fors is verminderd, omdat de zwaar verliesgevende Spoorwegen nu eenmaal moeten bezuinigen. Eeder is geprobeerd slecht bezette, verliesgevende lijnen helemaal te sluiten, maar dat leidde ook al tot dreigende stakingen. Nu moeten alle passagiers het dus ontgelden.
Zoals alle vakbonden in Hongarije is de VDSzSz, de bond die de stakingen organiseert, politiek geliëerd. Wat dat betreft heeft het land wel wat weg van het verzuilde Nederland van dertig jaar geleden, al zijn er maar twee belangrijke zuilen, oppositiepartij Fidesz en de regerende MSzP. De VDSzSz is, het zal niet verbazen, Fidesz-gezind. Van samen de schouders eronder zetten en door de zure appel heenbijten is in Hongarije duidelijk geen sprake.
Veel Hongaren zit het buitengewoon dwars dat buurland Slowakije het momenteel zoveel beter doet en over enkele weken zelfs de euro zal invoeren. De noodzaak tot een snelle invoering van de euro is één van de weinige punten waar alle Hongaarse politici het over eens zijn, bevestigde Viktor Orbán onlangs tegenover buitenlandse journalisten. Maar als de politiek zo verder doormoddert, mogen de Hongaren er zich over enkele jaren nog ergeren aan het feit dat ook de Roemenen hen in dat opzicht voor zijn .

donderdag 11 december 2008

ECODORP

Tot in de jaren zestig schijnt Gyürüfű een bloeiende gemeenschap geweest te zijn. Maar toen van overheidswege besloten werd dat de school en de winkel dicht moesten, was het snel gebeurd met het dorp in de Zselics-heuvels, niet ver van Pécs. De kroeg volgde het lot van school en winkel, de kerk sloot de deuren.
De enige weg die het dorp uitliep, was een vijf kilometer lang onverhard pad dwars door het bos, en in 1973 nam de laatste inwoner dat pad voor de laatste keer op weg naar een toegankelijker woonoord. De dorpelingen namen niet alleen hun huisraad mee op hun karren, maar ook alle delen van hun huizen die elders nog bruikbaar waren: ramen, deuren, dakpannen, tegelkachels en houten planken en balken.
Wat achterbleef, was de lege schil van wat ooit een huis was geweest. En zelfs daar was binnen de kortste keren niets meer van over: de huizen in Gyürüfű werden traditioneel van aangestampte aarde gebouwd, en zonder dak erop en zonder eigenaar die de buitenmuur zijn jaarlijkse kalkbeurt gaf, veranderden regen en sneeuw de muren al snel in begroeide bulten aarde.
Het enige dat nog aan het dorp herinnerde, waren de palen van de electriciteitsdraad die ooit het bewijs was geweest dat de moderne tijd Gyürüfű niet geheel was gepasseerd. Wat ook bewaard bleef, was de herinnering aan het dorp. Het was een tijd waarin er groeiend protest was tegen de wijze waarop kleine dorpen van overheidswege werden behandeld, en Gyürüfű veranderde in een symbool voor het lot van die gemeenschappen.
Begin jaren negentig ontfermde zich een groep idealisten over de 1200 hectaren van het voormalige dorp. Tussen de bulten van de vroegere huizen begonnen ze hun eigen ecodorp, al is dorp misschien een groot woord van het handvol gebouwen dat inmiddels op de helling is verrezen. Gyürüfű is nog steeds alleen over een bospad bereikbaar en de stilte van de omgeving is haast tastbaar, maar de afgelegen positie die destijds Gyürüfű's ondergang werd, is nu de kracht van de kleine gemeenschap, die leeft van biologische landbouw en veeteelt en ecotoerisme.
IT-deskundige István Fridrich gaf zijn goedbetaalde baan op om samen met zijn vrouw Judit Matrai een gastenhuis te starten, waar mensen kunnen overnachten of een simpele maaltijd kunnen eten. De gasten zijn veelal wandelaars, fietsers en ook schoolkinderen die hier voor hun 'bosschool', een soort schoolreisje, heenkomen. "Wie hier niet heen kan komen wandelen of fietsen, halen we op bij het station in het volgende dorp," zegt Fridrich, die zelf vaak een paard gebruikt voor het vervoer.
Het twee verdiepingen hoge gastenverblijf is gebouwd volgens de methode die ook vroeger in Gyürüfű werd gebruikt. De muren bestaan uit blokken, gemaakt van aarde die zo hard wordt aangestampt dat ze bijna zo hard als steen worden.
Het eindresultaat is een stevig ogend huis met één verdieping. Dankzij de dikke muren is de isolatie goed. Het gebouw heeft zonnepanelen op het dak zorgen voor warm water en twee enorme tegelkachels voor de verwarming. Drinkwater komt uit de bodem en voor spoelwater in de wc wordt 'grijs' regenwater en gezuiverd water uit de vijver van de biologische waterzuivering gebruikt.
"Het gebouw stond er in zeven dagen en heeft ons vooral een heleboel fröcs (wijn met spuitwater) en bier voor de werkploeg gekost," zegt Fridrich. Het is, voegt hij eraan toe, eigenlijk een gerecycled huis: "De aarde die we hebben gebruikt, was grotendeels afkomstig van twee oude huizen die waren ingestort."

dinsdag 9 december 2008

EINDEJAARSAFREKENING

De dikke enveloppe van de electriciteitsmaatschappij in de brievenbus doet weinig goeds vermoeden. Niemand houdt van gas- en lichtrekeningen, maar Hongaarse rekeningen maken je het leven extra moeilijk, omdat nauwelijks te achterhalen is, waarvoor je precies betaalt. Ze zijn te lang, ze bevatten teveel cijfertjes, en simpele informatie als de periode waarover het gaat, of het nummer van de meter waar de rekening op slaat zijn kunstig verborgen in een zee van voor de consument totaal overbodige informatie.
En deze enveloppe is wel heel dik: A4 formaat, en er zit een pak papier in. Twee en twintig velletjes, welgeteld. Eenmaal geopend zinkt de moed me in de schoenen. Het gaat weliswaar niet om vreselijk veel geld, maar toch heb ik enige behoefte om te controleren wat ik betaal, voor ik betaal. Kinderachtig misschien, maar eerder dit jaar kregen we ook al een rekening waar geen donder van klopte. Na een klacht bleek dat we geen 40.000 forint (160 euro) moesten betalen, maar pakweg hetzelfde bedrag terug moesten krijgen. Maar uitpluizen hoe het met dit pak papier zit, kost me een uur.
Toen we in ons nieuwe huis trokken, zaten er maar liefst vier electriciteitsmeters in: twee met dag en twee met nachttarief. Die nachttariefmeters hebben we inmiddels weg laten halen, omdat we ze niet gebruikten. Ik wil mijn wasmachine niet midden in de nacht horen razen in de badkamer en ik wil niet overdag onder een koude douche staan omdat mijn boiler alleen 's nachts opwarmt. Bovendien zijn vier meters vier rekeningen, met alle problemen vandien.
Van die nachtmeters moeten we vast nog een eindejaarsafrekening krijgen, maar dat verklaart niet waarom er in mijn enveloppe acht gele overschrijfkaarten zitten, met de nodige bijbehorende documentatie. Sommige overschrijfkaarten blijken leeg te zijn en uit de papieren die erbij zitten, blijkt dat we geld terugkrijgen. Op andere staat wel een bedrag ingevuld. Geef mijn portie maar aan Fikkie.
Bankafrekeningen zijn net zo onoverzichtelijk, en op de telefoonrekeningen van T-Com ben ik ook altijd eindeloos aan het zoeken om welk toestel het precies gaat. Ooit dacht ik dat het aan mijn onkunde lag, of aan mijn gebrekkige Hongaars, maar sinds ik mijn boekhouder ook altijd zo zie turen op ieder document, weet ik dat ik niet gek ben, maar degenen die het document opmaken, of de wetgever die de regelgeving zo ingewikkeld heeft gemaakt, dat dit soort krankzinnige formulieren nodig zijn.
Ongetwijfeld is alle informatie op mijn electriciteitsrekening staat, wettelijk verplicht. Maar mij is een raadsel waarom ik word opgescheept met een klantennummer, een contractnummer, het belastingnummer van de electriciteitsmaatschappij, een rekeningnummer, een 'verbruiksadres- identificatienummer', een 'meterpunt-identificatienummer' en wel vijf 'consumenten-idenficatienummers'. Let wel, al die nummers zijn minstens tien cijfers lang, en dan heb ik het alleen maar over de eerste bladzijde.
En dan heb ik het woud aan data nog eens niet genoemd: twee data van de verbruikstermijn (gewoon zoiets als 'november' of '2008' zou mij persoonlijk rijken), een datum waarom de rekening is opgemaakt, een uiterste betaaldatum én een uiterste vervaldatum (geen idee wat het verschil tussen de laatste twee is, en beiden vallen dan ook op dezelfde dag, maar het staat er echt).
We zijn nog steeds op het eerste velletje papier. Een woud aan meterstanden staart mij aan, met daarachter bedragen, maar vraag me niet precies wat wat is. Onderaan de bladzijde zie ik ook nog een 'ondersteuning voor de verbouwing van de constructie van het steenkoolbedrijf' van 226 forint die ik schijn te betalen, hoewel ik blijkens de volgende regel op het papier weer 23 forint terugkrijg van dat geld. En dan blijk ik ook nog 110 forint te betalen voor goedkopere energie voor arme mensen, waarvan ik weer 11 forint terugkrijg. Al met al 302 forint. Het tikken van de regels lijkt me meer te kosten dan het bedrag dat het oplevert.
Ergens in het Hongaarse ambtenarenland leeft de sterke overtuiging dat als je maar heel veel regels maakt, en draconische boetes uitdeelt als mensen die regels overtreden (per ongeluk een fout maken geldt ook als overtreding), er minder kans is dat mensen die overtreden.
Niets is uiteraard minder waar. De Hongaren zijn de meesters van de kis kapu, het kleine poortje, de ontsnappingsroute om aan al die regelneverij te ontkomen, zaken snel te regelen en uiteraard ook om geld in eigen zak te houden. Volgens schattingen speelt een kwart van de economie zich in het grijze en zwarte circuit af. En dat is niet alleen, omdat je zo belasting bespaart, maar ook, omdat het het leven aanzienlijk makkelijker maakt.
Deze electriciteitsrekening is ridicuul, maar zelfs het kleinste bedrijfje kan in dit land niet zonder boekhouder, omdat de regelgeving rond belastingen en rekeningen zo gecompliceerd is dat je al snel iets fout doet. Toevallig hoorde ik oppositieleider Viktor Orbán, toch een man die doorgeleerd heeft, gisteren vertellen dat hij het gewaagd had zelf zijn aangiftebiljet in te vullen, met als resultaat dat hij een boete had moeten betalen vanwege één of andere fout.
Dat is niet alleen lastig, maar het betekent voor kleine ondernemers ook een onnodige extra kostenpost van een paar duizend euro per jaar, en dat terwijl de belastingen al zo schreeuwend hoog zijn. Zelf je boekhouding mag niet en is ondenkbaar, behalve als je van je boekhouding je beroep wil maken. En dan kun je natuurlijk beter gewoon boekhouder worden. Zelfs als je eigenlijk eerlijk wilt zijn, wordt de verleiding op die manier wel erg groot gemaakt om zoveel mogelijk zwart te doen.
Aan de andere kant van mijn toetsenbord ligt een Nederlandse rekening, de contributie voor een organisatie waar ik lid van ben. Eén velletje papier. Eén datum: de dag dat de rekening is uitgeschreven. Eén getal: mijn lidmaatschapsnummer. Eén bedrag. En het vriendelijke verzoek de rekening binnen 30 dagen te voldoen. Daar kan ik tenminste mee uit de voeten.

donderdag 4 december 2008

ONDERZOEKSJOURNALISTIEK MOEILIJK VAK IN HONGARIJE

Betaal honderd euro voor een valse doktersverklaring, eenzelfde bedrag voor een corrupte ambtenaar, en je kunt in heel Boedapest, en in zo’n vijftig landen wereldwijd, gratis parkeren. Handel in valse invaliditeitsbewijzen is big business in de Hongaarse hoofdstad. Maar een tv-journalist die onlangs voor de camera bracht hoe makkelijk dat gaat, werd vervolgens aangeklaagd wegens valsheid in geschrifte en omkoping van een ambtenaar.
Gelukkig had Géza Polgár, verslaggever van de Hongaarse RTL, vooraf netjes gemeld waar hij mee bezig was. Daardoor kwam de klacht wegens omkoping al snel te vervallen. Maar de beschuldiging van valsheid in geschrifte bleef staan, al leverde Polgár zijn valse parkeerkaart direct na afloop van de opnames bij de politie in. Pas toen een aantal mensenrechtenorganisaties in een open brief protesteerden, werd van verdere vervolging afgezien.
Onderzoeksjournalisten hebben het moeilijk in Hongarije. Er is te weinig geld en journalisten die van hun baas de ruimte voor onderzoek krijgen, lopen serieuze risico’s op strafrechtelijke procedures in plaats van het bedankje dat in het geval van Polgár’s onderzoek eerder op zijn plek zou zijn geweest. Dat onderzoeksjournalistiek een belangrijke rol speelt in het bestrijden van corruptie, is in de politiek en de rechtspraak nog niet echt doorgedrongen.
Het gaat bij de handel in valse invaliditeitsverklaringen niet alleen om parkeerkaarten, maar ook om onterechte uitkeringen en subsidies voor bedrijven die ‘invalide’ werknemers in dienst hebben. Er zijn schattingen dat onder de tien miljoen Hongaren pakweg 800.000 valse invaliditeitsbewijzen in omloop zijn. Artsen verdienen aan de praktijk, maar er wordt ook gebruik gemaakt van stempels van dode, geschorste of niet-bestaande artsen.
“Je zou verwachten dat zo’n uitzending aanleiding is tot nader onderzoek, maar dat is zelden zo. Sommige officieren zeggen zelfs dat ze niets doen naar aanleiding van tv-programma’s die ze in hun vrije tijd zien” zegt Balász Dénes van de Civiele Vrijheidsunie, die onderzoeksjournalisten financiële en ook juridische steun geeft.
De wettelijke bescherming van journalisten laat volgens Dénes te wensen over. De kans om aangeklaagd te worden wegens smaad is groot, ook als verhalen kloppen. Dat betekent voor onderzoeksjournalisten dat ze 100 procent zeker van hun zaak moeten zijn voor ze iets publiceren. Verder oefenen adverteerders vaak druk uit op een hoofdredacteur om publicatie tegen te gaan.
Naar aanleiding van de kwestie Polgár heeft de minister van justitie inmiddels een wet aangekondigd die onderzoeksjournalisten moet beschermen tegen onterechte vervolging. Maar gelijktijdig zijn alle partijen in het Hongaarse parlement het eens over een nieuwe mediawet die het leven voor journalisten juist moeilijk maakt. Daarmee zou justitie bijvoorbeeld het recht krijgen om laptops van journalisten in beslag te nemen om hun bronnen te achterhalen. “Dat gaat heel ver. Ik verwacht dan ook niet dat die wet er uiteindelijk in deze vorm echt doorheen kom,” zegt Dénes.