zondag 30 maart 2014

Alweer een opening!

Het vernieuwde Kossuth tér
Het kan niet op, dezer dagen. Je kunt je in Hongarije niet omdraaien, of er is weer wat geopend. Vrijdag de nieuwe metrolijn 4 in Boedapest, eerder die week maakte premier Viktor Orbán bekend dat Hongarije de helft van de Seuso-schat terug had gekocht (oké, geen opening),, op 15 maart werd het hernieuwde Kossuthplein voor het parlement ingewijd en midden volgende week gaat de vernieuwde Várkert Bazár op de helling van de burchtheuvel open. Dat wil zeggen, de bazaar wordt weliswaar geopend, maar echt af is die nog niet. De bouwwerkzaamheden worden naar verwachting pas in augustus afgerond. Maar ja, dan zijn er geen verkiezingen.
De opening van de metro is trouwens ook maar net gelukt. Ingenieurs en IT'ers hebben zich afgelopen weken het zweet gewerkt om de testritten af te ronden en de parkeerplaatsen van de P&R-voorziening zijn nog niet af. Dat de lijn echt open zou gaan, werd slechts enkele dagen van tevoren bekend bekend gemaakt. Maar de metro rijdt, al heeft het wel ironisch dat juist Viktor Orbán een week voor de verkiezingen met de veren pronkt. Het feit dat de metrobouw eindeloos heeft geduurd, is namelijk deels aan Orbán te wijten. Sterker nog: als het aan de premier had gelegen, zou die metro er nooit gekomen zijn. De bouwcontracten werden in 1998 getekend, maar toen Orbán in dat jaar voor de eerste keer premier werd, blies hij het project persoonlijk af, omdat het volgens hem om een luxe-investering ging. Helemaal ongelijk had hij trouwens niet, er waren ook alternatieven, maar die contractbreuk kostte de stad wel 80 miljard forint, iets van 240 miljoen euro (de forint was toen meer waard dan nu).
Pas toen de socialisten weer aan de macht kwamen, ging de bouw in 2004 daadwerkelijk van start. In 2010, toen Orbán opnieuw aan de macht kwam, is serieus overwogen het project alsnog stop te zetten. Dat de metro toch werd afgebouwd, komt vooral omdat het verbreken van het bouwcontract deze keer
het faillissement van de hoofdstad betekend zou hebben. Wel is de lijn fors ingekort ten opzichte van de oude plannen.
Maar goed, vrijdag bij de officiële opening ging het er, in zeer select gezelschap, vooral over wat voor voorbeeldig voorbeeld van samenwerking de bouw van deze metro is geweest. Zo goed was de samenwerking dat oppositiemedia zoals de Népszabadság niet  waren uitgenodigd voor het feestje. Kritische vragen aan de premier waren vermoedelijk niet welkom. Het was per slot van rekening een pre-verkiezingsfeestje.


vrijdag 28 maart 2014

Politie aan de deur

Dood spiegeltje
De buurman staat voor de deur. "Iemand heeft jullie buitenspiegel eraf gereden," zegt hij. Weet ik, mompel ik, dat is twee dagen geleden gebeurd. Maar dat bedoelt hij niet. Onze buitenspiegel, inmiddels met duct tape vastgeplakt in afwachting van een nieuwe, is er wéér afgereden. Twee keer in twee dagen, in een straat waar zes jaar lang niets gebeurd is met onze auto. In ieder geval hoef ik me niet op te winden, ditmaal. Dat ding was toch al kapot.
De eerste keer was de man die het gedaan heeft, netjes gestopt. Hij had de spiegel en alle schroefjes bij elkaar gezocht en die samen met zijn naam, adres, een verontschuldiging en de belofte het via de verzekering af te handelen, op de kap van de auto achtergelaten. Voorlopig moet hij zich nog melden om zijn belofte waar te maken, maar in ieder geval, de intentie om het netjes te doen is er, en wij kunnen hem ook bellen.
Deze keer was de dader doorgereden, na de buitenspiegels van nog drie auto's te hebben geramd. Je mag blij zijn dat de schade beperkt was tot de spiegels. Een buurvrouw had hem gezien en was zo slim geweest het nummerbord te noteren en de politie te bellen. Die hebben, zegt de buurman, de man al aangehouden.
Even later duikt er inderdaad een politiewagen op. Een busje maar liefst, waar vier agenten uitstappen. Forse inzet voor een paar afgebroken buitenspiegels. Maar dat is niets nieuws. Er zitten in Hongarije vaak zoveel agenten in een auto dat er geen arrestant meer bij past. Als je de bezetting van patrouilles zou halveren, zou je waarschijnlijk ieder dorp van een agent kunnen voorzien zonder ook maar een cent extra aan politie uit te geven.
Het blijkt ze de dader inderdaad hebben aangehouden, maar dat aan de auto klaarblijkelijk geen schade te zien was, wat het allemaal wat lastiger maakt. Ze ondervragen de vrouw die het kenteken heeft genoteerd en lopen wat rond om. Om wat te doen, vraag ik me af. Ik kan me niet indenken wat voor diepgaand politieonderzoek je kunt doen naar een paar kapotte buitenspiegels.
Ik besluit naar binnen te gaan. Onze buitenspiegel was toch al kapot, en zelfs als we theoretisch geld van deze joyrider zouden kunnen krijgen, verwacht ik dat dat een langdurige procedure wordt. Ik hou het er toch maar op dat we de zaken makkelijker kunnen afhandelen met de verzekeringsmaatschappij van de eerste chauffeur die de spiegel heeft geramd. Als je het zo bekijkt, is het plotseling geweldig dat die er twee dagen geleden tegenaan geknald is. Anders was die spiegel nu ook kapot geweest, maar hadden we de schade zelf moeten betalen. Of het op onze eigen verzekering moeten verhalen, maar om voor 30.000 forint, 100 euro, onze no claim in de waagschaal te stellen. En trouwens, we hebben ook een eigen risico.
Een paar uur later. Ik dommel net in slaap als de bel weer gaat. Twee keer zelfs. Het is pakweg half twaalf, de tijd dat het grootste deel van Hongarije al lang in diepe slaap is. Vanaf ons balkon kijk ik naar beneden. Drie agenten voor de deur. Ik herken hen van eerder op de avond, een collega is blijkbaar naar huis, of zit op het bureau papieren in te vullen. Ze komen, jawel, vanwege de buitenspiegel.
Of ik de eigenaar ben van die en die auto? Dat ben ik, zeg ik, en meld dat ik wel even naar beneden kom. In een nachtjapon op blote voeten vanaf het balkon midden in de nacht met de politie praten, dat voelt toch wat ongemakkelijk. En koud. Met een spijkerbroek, kamerjas en sloffen aan op straat met hen praten is niet veel beter, maar in ieder geval warmer.


zondag 23 maart 2014

De Krim is ver weg voor Oekraïense Hongaren, maar toch...

Nieuwe Oekraïens-orthodoxe kerk naast oude Hongaarse
Het is een bekende mop in Transkarpatië. “Ik ben geboren in Oostenrijk-Hongarije en ging in Tsjecho-Slowakije naar school. Mijn eerst kind werd in Slowakije geboren, mijn tweede in Hongarije en mijn derde in de Sovjet-Unie. Ik krijg een Oekraïens pensioen. “Goh, waarom bent u zo vaak verhuisd?” “Verhuisd? Ik woon mijn hele leven al in dit huis.”
De mannen op het bankje in Szürte, een dorp in het Oekraïense Transkarpatië net over de Hongaarse grens,  zijn te jong om in Oostenrijk-Hongarije geboren te zijn. Maar ook zij waren al eens Tsjechisch, Hongaars, Sovjet en nu Oekraïens staatsburger. Voor Szürte verandert dat weinig. De bevolking ziet zichzelf als Hongaars en de mannen spreken niet eens een andere taal.“Wat de hoge heren beschikken, gebeurt nu eenmaal,” zegt een van hen schouderophalend op de vraag hoe hij denkt over de gebeurtenissen in Oekraïne en op de Krim. Ze kennen de onrust in het land alleen uit de krant. Bezorgd? “Ik ben gepensioneerd, mij raakt het niet meer.”
In het naburige Uzhhorod drinken twee studenten op een terras een biertje. Ooit woonden er vooral Hongaren en joden in de stad. Nu is de synagoge concertzaal en worden de Hongaarse godshuizen overvleugeld door nieuwe orthodoxe kerken met oogverblindend vergulde koepels. Dronken zwervers pissen tegen omgevallen grafstenen op het vervallen Hongaarse kerkhof. Zwerfafval verzamelt zich tussen de klimop die de graven overwoekert en de mensen die je er tegenkomt, zijn er vooral om hun hond uit te laten. Het staat in schril contrast met de verzorgde staat van kerkhoven in Hongarije. Maar slechts acht procent van de bevolking van de stad noemt zichzelf dan ook nog Hongaars. 
Uzhhorod telt meer dan 10.000 studenten. Zij gingen afgelopen maanden massaal de straat op. De twee op het terras hebben ook meegedaan. Het resultaat? “Chaos,” verzuchten ze, wat teleurgesteld. Hoewel in Uzhhorod van politieke activiteiten niets meer te merken is, heeft die chaos Transkarpatië niet onberoerd gelaten. Kort nadat Janukovich was verjaagd, bezetten stokken zwaaiende aanhangers van de rechts-extremistische organisatie Pravy Sektor het stadhuis van het half Hongaarse stadje Berehove. Ook werd een monument in brand gestoken dat dat de verovering van Karpatenbekken door Hongaarse stammen herdenkt.
Van meer praktische consequentie is de afschaffing van een recente wet die het gebruik van lokale minderheidstalen bij officiële instanties toestond. Vooral voor Hongaren van belang, omdat slechts 60 procent van hen Oekraïens spreekt. “Functioneren deed die wet nog niet, maar het zegt iets over de stemming in Kiev dat hij is geschrapt” zegt Sándor Spenik, docent natuurkunde aan de universiteit van Uzhhorod: “Maar ik denk dat veel mensen zich meer zorgen maken over de aankondiging dat ze gevangenisstraf riskeren als ze een dubbele nationaliteit hebben.”


donderdag 20 maart 2014

Vakantiefoto maken? Pas op voor schadeclaim!

Een vakantiekiekje in Hongarije kan
Hongaars vakantiealbum?
een dure grap worden. Althans, als je de mensen die erop staan, niet vooraf hebt gevraagd of ze het erg vinden om op de foto te komen. Volgens het nieuwe burgerlijk wetboek dat op 15 maart werd ingevoerd, is het verboden mensen te fotograferen die daar niet uitdrukkelijk mee hebben ingestemd. Nergens. Niet thuis, niet in een café, en niet op straat. Zelfs niet, als de foto enkel en alleen voor je eigen fotoalbum bestemd is.
Ook Zweden heeft sinds een jaar een wet die bepaalt dat je toestemming moet vragen als je mensen in private situaties fotografeert. Wie op een Zweeds verjaardagsfeestje ongevraagd zijn gasten op de plaat zet, kan daar problemen mee krijgen. De Hongaarse wet gaat veel verder. Als iemand zomaar je foto binnenwandelt terwijl je het parlement in Boedapest staat te fotograferen, kan die persoon in principe een schadevergoeding eisen.
De eerlijkheid gebiedt te zeggen: als toerist zul je daar zelden last van hebben. Zelfs als iemand serieus zou overwegen een klacht in te dienen, is het niet simpel om de zaak hard te maken. Ten eerste moet zo iemand weten wie je bent, en bovendien verplicht de wet een fotograaf niet om zijn camera te overhandigen. Mocht iemand echt doorzeuren: een digitale foto is zo gewist.
Anders ligt het natuurlijk als iemand zijn opnames op het internet zet. Wat dat betreft kan de wet een aardige afschrikking zijn tegen treitervideo’s van scholieren. Maar wie zich het meeste zorgen maken over de consequenties, zijn beroepsfotografen. Wie zonder toestemming gegeven te hebben op een foto in de krant terechtkomt, kan namelijk vergoeding van immateriële schade eisen, zelfs als de publicatie van die foto geen enkele consequentie heeft gehad.


vrijdag 14 maart 2014

Alles was beter in de Kádártijd

Het duurt een tijdje voor ze me opvallen, de bankjes in Tornyospálca. In andere dorpen hier in de uiterste oostpunt van Hongarije heb ik ze ook gezien, maar dit dorp heeft ze tot kunst verheven. Voor vrijwel iedere tuin staat op straat een bankje. Je ziet het hele dorp op zwoele zomeravonden gezellig op straat zitten en met elkaar babbelen. Net als de drie oude mannen die ik samen op één van die bankjes aantref, genietend van het onverwacht milde weer in maart.
Het is een mooi ding, die bankjes, beamen ze, maar vroeger maakten mensen er veel meer gebruik van. Het zijn tegenwoordig vooral gepensioneerden zoals zijzelf die je op de bankjes aantreft. Logisch natuurlijk, want andere mensen moeten overdag werken, maar de jongeren zitten tegenwoordig liever in het dorpscafé dan buiten op een bankje. Maar in de zomer is het drukker op de bankjes dan nu, dat wel. Dan komt er een borrel bij en dan leggen ze een kaartje. "Dat is onze vakantie, mensen hier hebben geen geld om naar het Balatonmeer te gaan," zegt een van hen met een tandeloze lach.
Vroeger, toen zat het hele dorp op de bankjes, niet alleen de gepensioneerden. Moeders dopten er de erwten, terwijl de kinderen op straat speelden. Jongeren zaten op de bankjes met elkaar te flirten. De mannen mijmeren over kinderspelen die je nooit meer ziet. Iets met steentjes die je met een stok moest opwippen, het klinkt erg naar het Nederlandse bikkelen. Nu spelen kinderen niet meer op straat, verzucht de een. Ze zitten achter de computer. De dorpsstraat is trouwens ook te gevaarlijk geworden om op te spelen, want  het is gelijktijdig een doorgaande weg.
En als ze niet achter de computer zitten, gaan de jongeren naar de disco, merkt de ander op. Hij staat op en doet schuddend met zijn billen voor hoe dat uitziet. Ze grinniken er alle drie om. Dat is toch geen dansen. Vroeger kreeg je dansles, en dan leerde je de tango, en de wals. Kom daar nu maar eens om. Natuurlijk werd er gedanst, maar niet iedere week. Alleen bij dorpsfeesten, met Pasen bijvoorbeeld. Er was trouwens ook een toneelgroep in het dorp, en een zangvereniging. Bestaat allemaal niet meer, want die jongeren, die willen dat niet meer. Die zitten maar voor de computer, of in de kroeg.
Niet dat de jongeren geen tijd zouden hebben, trouwens. Tijd hebben ze zelfs teveel. De werkloosheid in dit dorp, in een uithoek van het land, is hemelhoog. Ook dat was vroeger anders. "In de Kádártijd, in het communisme, hadden we allemaal werk," zegt de een. Dat komt, zegt de ander, omdat ze toen nog met hun handen werkten. "We hakten de velden met een handhak. We ploegden met paarden. Er waren meer dan honderd paarden in het dorp. Die moesten ook verzorgd worden. Daarom was vroeger altijd werk voor iedereen."
Maar de paarden zijn weg, allemaal. Hij knikt naar een tractor die voorbij rijdt: "Zo'n apparaat doet in een ochtend waar een grote groep mensen met een handhak dagen over doet en verder heb je er geen omkijken meer naar." Ze vinden het duidelijk geen vooruitgang. Ze kunnen trouwens niets verzinnen wat ze nu beter vinden dan toen. "Vroeger hadden we meer dan honderd koeien in het dorp. Die gaven melk voor iedereen. Die zijn allemaal weg. We zijn er alleen maar armer op geworden. We gaan terug naar de tijden van de aristocratie, met een paar grote landheren en de rest van ons onbetekend volk. Echt, het was veel beter in de Kádártijd."



dinsdag 4 maart 2014

Melk van de boer

Direct van de boer
Ik ben erg voor het inzamelen van afval, en wij hebben tegenwoordig aparte bakken voor glas, papier en plastic. We brengen alles om de zoveel tijd naar het inzamelpunt voor gescheiden afval. Behalve composterend materiaal, want dat gaat op onze composthoop. Dat is niet alleen goed voor het milieu, maar zeker ook voor onze portemonnee. We betalen tegenwoordig per hoeveelheid opgehaalde vuilnis.
We weten de boel aardig in te perken, want onze vuilnisbak maar één keer in de drie weken vol. Ik vind het vooral verbijsterend om te zien wat je aan afval bespaart als je plastic verpakkingsmateriaal apart inzamelt. Maar wat zeker ook helpt, is het feit dat we een markt om de hoek hebben. Daar zie je de andere oplossing voor het afvalprobleem: gewoon geen afval produceren. Er wordt in dit land echt veel minder weggegooid dan in Nederland. En veel meer hergebruikt. Niet in supermarkten, uiteraard. Maar wel in dorpen en op de markt.
Neem eieren. Op de markt staan tal van eierverkopers. Ze prijzen hun producten allemaal aan als "huiseieren", een suggestie dat het allemaal om blije scharrelkippen gaat. Je moet dat met een korreltje zout nemen. Bij één verkoper staat op ieder ei een productiestempel die met een drie begint: een Europese code dat zo'n ei uit een legbatterij komt (hoe lager het cijfer, hoe beter de kip het heeft, en drie is het hoogste cijfer). Die legbatterij zal dan wel naast het huis van de verkoper staan, maar dat maakt natuurlijk nog geen blije scharrelkippen.
Maar als je even rondkijkt, vind je al snel een boerenvrouw met een paar doosjes eieren van verschillende kleur en grootte, met wat stro en vuil eraan en géén stempel. Wat alle verkopers, van hok- of scharreleieren gemeen hebben, is dat ze eigenlijk verwachten dat je een eierdoos bij je hebt. De dozen die je van hen meekrijgt, zijn dan ook meestal wat groezelig, want talloze malen hergebruikt. Verkopers kunnen je heel vuil aankijken als je géén inruildoos bij je hebt, want waar moeten zij dan volgende keer hun eieren in doen? Ik heb het één keer meegemaakt dat een vrouw ronduit weigerde me eieren te verkopen.
Veel verkopers bieden eigen inmaak aan: jam, tomatensaus, ingemaakte vruchten, geraspte mierikswortel. De potten zijn variabel van formaat en deksel, want ook die worden hergebruikt. Waarom zou je geld uitgeven aan inmaakpotten, als je ze regelmatig gratis krijgt als verpakkingsmateriaal? Onze buurvrouw in het dorp is om die reden altijd heel blij als je haar oude potten geeft. Er is in het dorp ook een glasbak, en ik heb daar wel eens een vrouw hoofdschuddend potten en flessen uit zien vissen. Zoveel verspilling, daar kon ze duidelijk niet bij.
Onze groenteboer vindt het heel normaal om aardappels, uien, kolen en andere niet zo kwetsbare groenten  en vruchten gewoon los in een tas te storten. Thuis zoek je ze even uit, een karweitje van niets, en het bespaart een hoop zakjes.
Dezelfde groenteboer gooit trouwens ook veel minder producten weg dan zijn Nederlandse collega. Kant- en klare groente kennen Hongaren nauwelijks, en bovendien worden beurse appels en twijfelachtige bietjes of wortels eruit gevist en apart, voor veel minder geld, alsnog verkocht. er zijn altijd mensen die blij zijn dat ze voor bijna niets appels kunnen krijgen waar ze dan gewoon een stuk vanaf moeten snijden. Ook de slagers gooien trouwens veel minder weg. Hongaren eten veel ingewanden, en van een van poten, vleugels en borst ontdane kippenrug is  prima soep te trekken. Zonde om daar een hele kip voor te kopen, toch? De supermarkt heeft trouwens een speciale bak met producten die vlak voor of op hun uiterste verkoopdatum zitten. Daar gonst het altijd van de mensen Ik ken geen cijfers over wat Hongaren aan eten weggooien, maar ik ben er zeker van dat het slechts een fractie van de Nederlandse hoeveelheid is.
Maar goed, even terug naar die groenteman: kwetsbare zaken, zoals tomaten en peren, gaan natuurlijk wel in een zakje, maar als het om zomervruchten als aardbeien of frambozen gaat, nemen veel mensen zelf liever een plastic doos mee, dan weet je zeker dat ze heel thuis komen. Heb je zo'n doos niet bij je, kun je een meestal wel een krijgen, maar soms moet je daar extra voor betalen. Net als voor plastic boodschappentassen trouwens, die kosten tegenwoordig overal geld. Vrijwel iedereen heeft dan ook zijn eigen tas of mand bij zich.
Vanwege de lage prijs die de melkfabrieken betalen zijn er steeds meer boeren die hun melk direct aan de consument verkopen. Je ziet zelfs midden in Boedapest tegenwoordig merkwagens staan. Er zijn bij ons op de markt wat verkoopsters die plastic flessen met twee liter melk hebben staan, maar zelf geef ik de voorkeur aan de melkwagen met koeltank, die aan het einde van de markt staat. Hij is iets duurder, maar zijn melk is ijskoud en zo vers dat hij dagen goed blijft. Hij verkoopt ook zure room, kwark en boter, die in stevig geïsoleerde boxen wordt bewaard.
Wie geen fles bij zich heeft, betaalt extra voor de verpakking, een plastic fles. De meeste mensen nemen dan ook hun eigen plastic flessen mee. Maar ik heb bij een winkel een paar ouderwetse melkflessen gevonden. Wel zo handig, niet alleen vanwege het omspoelen, maar ook, omdat het verse melk is waar na een dag een dikke laag room bovenop drijft. De beste manier om die eraf te krijgen is de fles een beetje schuin houden en dan scheppen met een lepeltje. Twee liter melk geeft voldoende room om een portie slagroom te kloppen. Verder door kloppen, en je hebt een klont boter. Of room voor in de saus. Het komt altijd wel op.