dinsdag 30 november 2010

KOLONTÁR, EEN VERVOLGVERHAAL, DEEL 4. GROND

János Fuchs (55) en zijn vrouw Magdi (53) verloren bij de modderramp in oktober bij een aluminiumfabriek bij het Hongaarse Kolontár hun bejaarde moeder, hun huis en hun meeste bezittingen. De regering heeft hen en hun dorpsgenoten nieuwe huizen beloofd. Een vervolgverhaal.

In de vallei net voorbij Kolontár ligt het land van János Fuchs, tien hectare vruchtbare grond. Op de dag van de ramp was hij daar aan het werk met zijn tractor. “Gelukkig reed ik net in de richting van de slibopslag en zag ik de dijk doorbreken. Anders had ik het nooit op tijd doorgehad en was er twee meter modder over me heen gegolfd,” zegt hij. Nu kon hij de tractor keren en op een helling een veilig heenkomen zoeken. “Het is een oud beestje, een Tsjechische Zetor uit de communistische tijd, maar ik verkoop hem nooit. Die tractor heeft mijn leven gered.”
De landbouwgrond kwam in de familie dankzij de schadevergoeding die de grootvaders van  Magdi en János in de jaren negentig kregen, omdat ze in de Tweede Wereldoorlog als soldaat hadden gevochten. De afgelopen jaren plantte János maïs en graan. Nu piekert hij hoe het verder moet.
“Ik kan elders nieuw land krijgen, maar zulke goede grond als ik had, vind je niet zomaar. Ik zou als compensatie voor dat kwaliteitsverlies weliswaar meer land krijgen, maar dan gaan je kosten ook omhoog, dat kost je meer brandstof voor de tractor. Of ik kan mijn land verkopen, maar de prijs die ze bieden, 7 miljoen forint (pakweg 29.000 euro) staat in geen verhouding tot de jaarlijkse opbrengst van 1,5 miljoen forint” zegt hij. Daarom geeft hij de akkers niet graag op.
Landbouwdeskundigen hebben voorgesteld om de komende tien jaar biobrandstof op het vervuilde land aan te planten. Die zou bestemd zijn voor een energiecentrale die bij het dorp moet worden gebouwd. Eerst leek dat János een goede oplossing, nu aarzelt hij: “De bovenlaag van de akkers zou worden afgegraven, maar nu willen ze de grond alleen maar behandelen met iets dat het loog neutraliseert. En er blijft de onzekerheid over zware metalen uit het slib die nu in de grond zitten.” Bovendien, zegt hij, zijn de autoriteiten over de plannen over de energiecentrale nogal onduidelijk.
Op een helling niet zo heel ver van zijn eigen huis ligt de boerderij van Joská, zijn oudere broer. Voor het gebouw liggen János’ ploeg en eg, bedekt met rode modder. “Als ik die weer wil gebruiken, moet ik ze eerst totaal uit elkaar halen.” Even verderop ligt een vismeertje, anderhalve hectare groot en bedoeld als Joská’s oudedagsvoorziening. Hongaren vissen graag en betalen grif voor een plekje aan een visrijk meer. “Hij had er al veel vis in uitgezet. Maar er is niets meer over dan een onleefbare plas water.”
Gelukkig kon zijn broer de 45 koeien die hij had rondlopen, wel redden. “Hij heeft de leidkoe op tijd kunnen roepen en die heeft de rest naar de heuvel gebracht.” Ander vee in de vallei was minder fortuinlijk. Enkele dagen na de ramp vonden reddingswerkers een koe die in de modder vast had gestaan. Het loog had van de poten niet veel meer overgelaten dan kale botten.
Behalve zijn akkers zag János een deel van zijn oogst onder het slib verdwijnen. “Door het slechte weer was nog niet alle maïs binnen,” zegt hij. “Verder hebben we 2500 kerstbomen verloren. Die hadden we vijf jaar geleden geplant. We hadden ze volgend jaar op de markt willen brengen”
Het heeft de Fuchsen duizenden euro’s gekost, moeilijk te verkroppen voor een familie die verder leeft van János’ kleine invaliditeitsuitkering en van Magdi’s loon als arbeidster in een plasticfabriek. Weliswaar heeft de regering inmiddels toegezegd dat landbouwschade ook vergoed wordt, maar twee maanden na de ramp is er nog geen cent schadevergoeding uitbetaald.


zaterdag 27 november 2010

GOOCHELEN MET GELD

Een aantal jaren geleden moest ik intreden in het Hongaarse pensioensysteem. Ik was destijds behoorlijk pissig dat de private pensioenfondsen me vanwege mijn leeftijd niet meer aannamen en ik mijn premie in de staatskas moest storten. Het Hongaarse staatspensioen is net als de Nederlandse AOW een omslagsysteem waarbij de pensioenen die nu worden betaald, worden gefinancierd door de premies die de werkenden van vandaag ophoesten. Hongarije is fors aan het vergrijzen, dus het is maar de vraag wat ik, als het zover is, ooit uit die pot zal krijgen. Een privaat pensioenfonds, in feite een eigen spaarpotje, leek me aanzienlijk veiliger.
In mijn stoutste dromen had ik niet kunnen voorzien dat er pakweg een decennium later een regering aan de macht zou komen die er niet voor schroomt om die pensioenfondsen simpelweg te nationaliseren, net zoals Argentinië in 2008 deed om een bankroet van dat land te voorkomen.

Dat de regering Orbán lekkerbekkend naar de miljarden in de private pensioenfondsen keek, was al langer duidelijk. Een paar weken geleden kregen de deelnemers aan die fondsen te horen dat de regering hun premie de komende veertien maanden zou 'lenen' om gaten in de begroting te dichten. Dat geld zou ter zijner tijd terug worden betaald, werd erbij gezegd.
Maar al snel werd duidelijk dat de regering eigenlijk veel meer wilde. Afschaffing van de private pensioenfondsen was het uiteindelijke doel. De afgelopen weken werd flink gelobbyd om mensen ervan te overtuigen naar het staatssysteem over te stappen. De hoop was duidelijk dat het overgrote deel van de deelnemers aan private pensioenfondsen dat vrijwillig zou doen. Maar blijkbaar is het vertrouwen van jonge Hongaren in de houdbaarheid van het staatssysteem niet erg groot, want afgelopen weer bleek uit een opiniepeiling dat slechts iets van een derde van de werknemers vrijwillig uit de private pensioenfondsen zal stappen.
Dat was voor de regering niet genoeg, en prompt kwam minister van economische zaken György Matolcsi met een groot konijn uit de hoed: werknemers houden de vrijheid om bij een privaat pensioenfonds te blijven, maar wie besluit dat daadwerkelijk te doen, verspeelt tot in de eeuwigheid zijn recht op een staatspensioen. Let wel: iedere Hongaar betaalt via de werkgeversbijdrage hoe dan ook mee aan de staatspensioenen en is voor zijn uiteindelijke pensioen ook deels afhankelijk van de staat.
De 'vrijheid om te kiezen' is dus de vrijheid om het grootste deel van je pensioen te verspelen. Dan stap je wel 'vrijwillig' over. "De keuze van de regering is helemaal geen keuze. Het is kiezen tussen twee dingen terwijl je een pistool tegen je slaap gedrukt krijgt," aldus Julianna Bába, voorzitter van de Vereniging van Stabiliteitsfondsen, die de pensioenfondsen vertegenwoordigt.
Discussie over de kwestie is, zoals bij alle besluiten van deze regering, niet mogelijk. De dag nadat Matolcsy zijn plan bekend had gemaakt, had hij een ontmoeting met leiders van pensioenfondsen en andere hoge pieten uit de financiële wereld. Daar las hij nog eens zijn verklaring voor, en dat was het. Ruimte voor vragen of opmerkingen was er niet. Alleen het parlement zou er nog een stokje voor kunnen steken, want dat moet er nog over stemmen. Maar dat het tegenstemt, is tamelijk onwaarschijnlijk. Fidesz-parlementariërs hebben het er al over dat ze "de pensioenen juist veiligstellen".
De regering wil het geld van de private fondsen gebruiken om het begrotingstekort te bestrijden. Met het geld wordt de Hongaarse schatkist in een klap zo'n 2700 miljard forint (10 miljard euro, pakweg 10 procent van Hongarije's jaarlijkse brutto nationaal product) rijker en heeft het land in plaats van een begrotingstekort een begrotingsoverschot van 7 procent.
Hoezo, Hongarije in het rijtje van Ierland en Portugal? Welk Europees land kan zich beroemen op een begrotingsoverschot van 7 procent? En een leuk extraatje: de Hongaarse pensioenfondsen hebben een groot deel van hun geld in staatsobligaties belegd. Als de staat die obligaties terugkrijgt (en hoe moeten de fondsen hun geld anders aan de overheid geven?), is Hongarije ook nog eens een hoop schulden kwijt.
Het is een gok, en een forse ook. De nationale en internationale reacties zijn buitengewoon negatief. De forint daalde behoorlijk in waarde, een teken dat de internationale markten weinig vertrouwen hebben in het plan. En onder de 3 miljoen pensoendeelnemers die hun private spaarpotje plots naar de staat zien verdwijnen, zitten heel wat Fideszstemmers. Als die zich niet laten overtuigen door de verhalen dat ze eigenlijk beter worden van deze stap, kan het de regering behoorlijk wat populariteit kosten. De Hongaarse vakbonden hebben voor komende week al demonstraties aangekondigd.
Aan de andere kant: de volgende verkiezingen zijn ver weg, en met een begrotingoverschot van zeven miljard kun je leuke dingen voor de mensen doen. En je kunt het nemen van vervelende maatregelen, zoals het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd, of het bezuinigen op het ambtenarenapparaat en het reorganiseren van de gezondheidszorg, of andere noodzakelijke besluiten, uitstellen tot de bodem van de schatkist weer in zicht komt. Wat, als de regering die maatregelen niet neemt, zonder enige twijfel een keer gebeurt. Ook Argentinië bleek uiteindelijk niet uit de problemen te zijn.
Maar als deze goocheltruc met geld wel goed uitpakt, kan premier Orbán er over 3,5 jaar mee pronken Hongarije uit de financiële problemen te hebben geholpen. Tegen die tijd zijn de mensen mogelijk weer vergeten dat ze die oplossing uit eigen spaarpot hebben betaald. Want dat is het mooie van pensioenpremies: alleen degenen die dicht bij hun pensioen staan, realiseren zich dat het echt om hun geld gaat. En die mensen zullen hun pensioen voorlopig wel krijgen.
Voor dertigers, die straks echt met de problemen van de vergrijzing te maken krijgen, is het pensioen nog zo ver weg dat het toch vooral om virtuele centjes gaat. Het is een gok, maar zolang mensen de komende weken niet massaal de straat opgaan om te protesteren, is er een behoorlijke kans dat Orbán met deze goocheltruc wegkomt.

maandag 22 november 2010

KOLONTÁR, EEN VERVOLGVERHAAL, 3. EEN NIEUW HUIS

János Fuchs (55) en zijn vrouw Magdi (53) verloren bij de modderramp in oktober bij een aluminiumfabriek bij het Hongaarse Kolontár hun bejaarde moeder, hun huis en hun meeste bezittingen. De regering heeft hen en hun dorpsgenoten nieuwe huizen beloofd. Deel drie van een vervolgverhaal.

Afgelopen week kwam er duidelijk schot in de belofte dat iedereen voor de lente een nieuw huis zou hebben. János en Magdi kregen papieren om te ondertekenen in verband met de nieuwbouw. En ze kregen meteen antwoord op de vraag die Magdi al langer bezighield: “Ze zeiden eerst dat iedereen net zo’n groot huis terugkreeg als hij kwijt was. Maar dat blijkt dus niet zo te zijn. De nieuwe huizen zijn maximaal 100 vierkante meter. Ons oude huis was 150 vierkante meter.”
Ze vindt het raar dat hun oude huis op 15 miljoen forint (54000 euro) is geschat, terwijl het nieuwe, kleinere huis zo’n 20 miljoen forint gaat kosten. Dat wordt betaald door de staat.  “Maar die verhaalt de kosten op de eigenaar van de dam, het aluminiumbedrijf MAL,” zegt Magdi.
De nieuwe huizen lijken volgens haar nog het meest op de traditionele, simpele, langwerpige boerenwoningen die je overal in het land ziet, maar ze zijn wel allemaal voorzien van ‘volledig comfort’: centrale verwarming, ook voor degenen die tot nu toe op hout stookten. Als ze akkoord gaan, worden ze eigenaar, maar ze mogen het pand tien jaar lang niet verkopen.
Niet alleen het kleinere huis zit haar dwars. “Ze zijn de straten al aan het opmeten, maar het is totaal onduidelijk, hoeveel grond er bij het nieuwe huis zit. We hadden een tuin van ruim 1000 vierkante meter en een ander stuk grond van haast 900 vierkante meter. Of we dat terugkrijgen, weten we niet,” zegt ze. Eigenlijk hadden ze hadden vorige week al moeten ondertekenen, maar dat hebben ze uiteindelijk niet gedaan. “Er is zoveel onduidelijkheid dat we eerst beter willen weten waar we aan toe zijn.”
János en Magdi maken een sterke indruk. “We zijn altijd op zoek naar mogelijkheden om ons leven te verbeteren,” zegt Magdi. Maar de constante onzekerheid over hun toekomst grijpt hen zichtbaar aan. Voor János is dit de tweede zware klap in een paar jaar. “Hij heeft tongkanker gehad, bij een operatie is een spier uit zijn been in zijn mond gezet en hij slikt nog steeds medicijnen,” zegt Magdi. János praat moeizaam, als er buitenstaanders bij zijn, moet zij vaak zijn tolk zijn. Hij heeft als bulldozerbestuurder meegewerkt aan de bouw van de doorgebroken dam. Nu is hij officieel invalide. Zijn land is zijn levensonderhoud.
Direct na de ramp hebben de slachtoffers een gezamenlijke advocaat in de arm genomen. Maar van die groep is weinig meer over. “De meesten hebben getekend en zien daarmee af van verdere schadevergoeding, dus dan heeft een advocaat weinig zin meer. Alleen mensen met een groter huis aarzelen nog. Maar we hebben geen idee wat er gebeurt als we niet ondertekenen. Je kunt wel een proces beginnen, maar dat duurt jaren. Voorlopig vertrouw ik er maar op dat het goed komt. Per slot van rekening heeft premier Viktor Orbán beloofd dat we allemaal zo geholpen zouden worden dat het zou zijn alsof de ramp nooit had plaatsgevonden.”


dinsdag 16 november 2010

DAG GRONDWET

De Hongaarse regering komt ernstig geld tekort. Dat kun je op twee manieren oplossen: door minder uit te geven, of door meer geld binnen te halen. Aan minder uitgeven doet deze regering liever niet. Dat maakt je niet populair bij de kiezer. Sterker nog, af en toe wordt er zelfs meer geld uitgegeven. Afgelopen week werd bijvoorbeeld besloten dat vrouwen in toekomst na veertig jaar werken met pensioen kunnen. De jaren die ze niet gewerkt hebben, omdat ze kinderen moesten verzorgen, tellen daarin mee.
Heel wat vrouwen kunnen in toekomst dus voor hun zestigste met pensioen. Zo was het onder het socialisme ook, maar in een land dat geld tekort komt en bovendien snel aan het vergrijzen is, misschien niet het beste idee. De vorige regering wilde de pensioengerechtigde leeftijd dan ook langzaam optrekken naar 65 jaar. Niet populair, maar iemand moet dat pensioen betalen.
Waar haal je dat geld vandaan? Van de rijken, natuurlijk! Dat klinkt goed naar de Fidesz-aanhang, die heel gevoelig is voor argumenten tegen de multinationals die het land leegroven. De eerste maatregel was een extra crisisbelasting voor banken, gevolgd door (vooral buitenlandse) grootwinkelbedrijven, energiebedrijven de telecommunicatiebedrijven. Dat klonk veel mensen als muziek in de oren. Dat al die bedrijven voor consumenten werken en zo'n belastingverhoging uiteindelijk doorberekenen in hun prijzen, ontgaat velen blijkbaar.
Een tweede bron van inkomsten bleken de gouden handdrukken die ambtenaren, staatsfunctionarissen en vertrekkende ministers krijgen. Iedereen die meer dan drie en een half  miljoen forint (zo'n 12700 euro) kreeg, moet daar nu 98 procent belasting over betalen, een maatregel die geldig was met terugwerkende kracht over de afgelopen vijf jaar.
Niet geheel toevallig treft dat vooral socialistische bewindslieden en ambtenaren die onder de socialistische regering werkten. Maar niet alleen: gisteren bleek in het parlement dat ook Karoly Szász, gewezen voorzitter van de Hongaarse financiële toezichthouder PSzÁF, door de draconische belastingmaatregel geraakt werd. Nu was Szász door de vorige regering Orbán benoemd, en het was zeker niet de bedoeling hem te beroven van de 131 miljoen forint (een kleine 480.000 euro) die hij bij zijn vertrek had gekregen. Maar dat probleem bleek oplosbaar: met een speciale Lex Szász is zijn gouden handdruk door de Fidesz-fractie gered.
En dan waren er nog de deelnemers aan private pensioenfondsen, die plots te horen hebben gekregen dat de staat de komende veertien maanden hun pensioenpremie 'leent' om gaten in de begroting te dichten. Dat kan zonder problemen, want die premie wordt via de belastingdienst aan de pensioenfondsen betaald. Dat geld zullen ze ooit terugkrijgen, is de deelnemers beloofd. Maar intussen wordt er ook over gespeculeerd dat die private pensioenfondsen helemaal gaan verdwijnen, en dan kunnen mensen naar hun geld fluiten.
Het Hongaarse Grondwettelijke Hof had zich een paar weken geleden gebogen over de belastingmaatregel van 98 procent, die er toen overigens nog wat anders uitzag, en gezegd dat die ongrondwettelijk was. In de meeste landen zou de regering zijn voorstellen vervolgens aanpassen om ze alsnog grondwettelijk te maken. Het Hongaarse Constitutionele Hof had zelfs mogelijkheden aangegeven om dat te doen.
Maar het leek regeringspartij Fidesz simpeler om het grondwettelijke hof aan te passen. Waarom zou je de grondwet en een aantal rechters laten beperken wat je kunt doen, als je een tweederde meerderheid hebt?  De redenering van de partij is simpel: we hebben dat geld nu eenmaal nodig. En om te voorkomen dat de rechters ons ooit nog een keer op de vingers tikken, beperken we hun bevoegdheden en mogen ze in toekomst niet meer oordelen over maatregelen die met belastingen of begroting te maken hebben.
Er stak een storm van protest op tegen dat voornemen, en niet van de minsten. Oud-president László Solyóm, zelf ooit voorzitter van het Grondwettelijk Hof, en een hele reeks constitutionele rechters en juristen waarschuwden dat dit voornemen de Hongaarse rechtsstaat ondergraaft, of zelfs het einde van de rechtstaat betekent.
Die kritiek wordt door Fidesz daarmee weggewoven dat de kiezers toch duidelijk kenbaar hebben gemaakt politieke verandering te willen. Alleen is die kiezer tijdens de verkiezingscampagne nooit verteld hoe Fidesz tegen de grondwet aankeek: als iets dat je naar believen aanpast als je dat zo uitkomt. Nu zijn het belastingen, en morgen iets anders. In de afgelopen paar maanden heeft de partij de grondwet al acht keer aangepast.
Vanochtend stemde het parlement over de wetswijzigingen en het zal niet verbazen dat die er zonder problemen doorheen. Helemaal vertrouwen dat alle eigen afgevaardigden netjes in de pas zouden lopen, deed de partij overigens niet. Daarom was er sprake van een hoofdelijke stemming. Dan moet je sterk in je schoenen staan om nee te stemmen als er ja van je verwacht wordt.

zaterdag 13 november 2010

KOLONTÁR, EEN VERVOLGVERHAAL. 2. HUURWONING


János Fuchs (55) en zijn vrouw Magdi (53) verloren bij de modderramp in oktober bij een aluminiumfabriek bij het Hongaarse Kolontár hun bejaarde moeder, hun huis en hun meeste bezittingen. De regering heeft hen en hun dorpsgenoten nieuwe huizen beloofd. Een vervolgverhaal

Hun huis was weliswaar niet ingestort onder de moddergolf, maar het stond voor János en Magdi meteen vast dat ze er niet zouden terugkeren. Alles op de benedenverdieping was vernield of met bijtende modder besmeurd en moest worden weggegooid. De tuin was een ravage, niet alleen vanwege de dikke laag slijk, maar ook omdat reddingswerkers zonder pardon alles plat bulldozerden om hun werk makkelijker te kunnen doen. Struiken, bloemen, fruitbomen: ze zijn genadeloos opgeruimd. Rond de huizen rest niet meer dan een kale woestenij.
“Het was een mooi huis,” zegt Magdi, groot en comfortabel. “We hadden twee verdiepingen, een grote woonkamer, vier slaapkamers, twee badkamers, centrale verwarming.”  Ze hebben er jaren hard voor gewerkt, maar wie wil leven in een huis waarvan de tuin vergiftigd is? “We hadden geen verzekering, maar dat had in dit geval ook weinig zin gehad. De verzekeringen betalen weinig of zelfs helemaal niets uit.”
Ze vermijdt haar oude straat, ook al omdat verderop het huis van haar moeder staat. “Daar kan ik niet langslopen zonder er aan te denken hoe ze in de modder is verdronken,” zegt ze. Beide huizen staan net als alle andere panden die door de modderstroom getroffen werden op de nominatie om gesloopt te worden.
Een deel van de huizen, dichter bij de modderdam, is een week na de ramp in oktober al neergehaald om ruimte te maken over een extra dijk rond het reservoir. Een paar dagen na de eerste dambreuk bleek uit onderzoek dat er meer scheuren in de dijk zitten. Na iedere regenbui komen er berichten dat die scheuren weer wat breder zijn geworden. De schaduw van een nieuw ongeluk blijft over het dorp hangen. “Je moet maar hopen dat deze nieuwe dijk wel sterk genoeg is,” zegt Magdi wat gelaten.
Al in de eerste week na de ramp gingen ze op zoek naar vervangende woonruimte. “De eerste dagen hebben we bij mijn zwager gelogeerd, die in een stuk van het dorp woont dat niet getroffen is. Later boden vrienden ons woonruimte aan. Wat hun betrof mochten we zo lang blijven als we wilden. Daar waren we heel dankbaar voor, maar we wilden er niet al te lang gebruik van maken, want het was toch een grote belasting voor hen, en het was wel duidelijk dat het langere tijd zou gaan duren,” zegt Magdi.
In ieder Hongaars dorp staan huizen leeg en ze vonden dan ook al snel een huisje waarvan de eigenaar kort daarvoor was overleden. Zijn kinderen wonen elders en wisten eigenlijk toch niet weten wat ze ermee aanmoeten. Zeker nu niet: huizen in Kolontár zijn momenteel onverkoopbaar.
Het huurhuisje is ouder en aanzienlijk minder comfortabel dan het huis dat János en Magdi zijn kwijtgeraakt. De vroegere bewoner, een alleenstaande oude man, had nooit iets vernieuwd. Toen ze erin trokken, stond er niet eens een kachel. Inmiddels zijn er houtkachels geplaatst en is de houtvoorraad in de tuin aangevuld. “En dat was hoog tijd”, zegt Magdi, “Want het heeft al meerdere nachten gevroren en ’s winters kan het hier heel koud zijn.”


vrijdag 5 november 2010

KOLONTAR, EEN VERVOLGVERHAAL

Zodra János Fuchs en zijn vrouw Magdi parkeren, weet je waar ze vandaan komen.
Hun vuilrode auto heeft de kleur van Kolontár. Alles is vuilrood in Kolontár, een van de
twee Hongaarse dorpen die een maand geleden overspoeld werden door een roodbruine
moddergolf uit de slibopslag van een aluminiumfabriek. “Het ziet er nu erger uit dan toen,”
zegt Magdi, “De machines die de troep opruimen, verspreiden de modder overal.”
Ze is in de rouw en in het zwart gekleed. We ontmoeten elkaar in het naburige Ajka, want
sinds ruim drie weken mogen buitenstaanders Kolontár niet in. Alle vervuilde grond wordt
afgegraven en de autoriteiten zeggen dat ze ongelukken bij de opruimwerkzaamheden willen
voorkomen.
Magdi en János vinden het ergens wel best. Toen het dorp afgelopen weekend even open was,
barstte het meteen van de ramptoeristen. Maar dat zelfs vrienden en familie niet langs kunnen
komen, is bitter, want die steun kunnen ze goed gebruiken.
Hun huis, tien hectare land, twee schapen met lammeren, twee honden en twee katten werden
overspoeld door de vloed. Een derde kat redde zich in een boom, maar is nog steeds van
slag. “Hij laat zich nauwelijks aanhalen,” zegt Magdi. De auto is geleend van een bevriende
autohandelaar. Hun eigen auto werd drie kilometer door de modder meegesleurd.
Niet dat dat in de eerste dagen haar grootste verdriet was. Ze zat in de trein, om weg naar
huis van een bezoek aan haar dochter in Boedapest, toen János telefoneerde dat de dam
was gebroken. Ze belde onmiddellijk haar moeder, die in het getroffen gebied woonde. Ze
kreeg geen gehoor. De ziekelijke 81-jarige werd uiteindelijk 600 meter van haar huis dood
teruggevonden. “Ik denk dat ze naar buiten is gegaan, omdat haar honden zijn gaan blaffen,”
zegt Magdi. Ze was een van de acht doden in het achthonderd zielen tellende dorp.
Deze week was extra zwaar. Haar moeder zou afgelopen week 82 zijn geworden en op 1
november, Allerheiligen, bezoeken Hongaren traditioneel de graven van hun geliefden. Beide
dagen hebben ze goeddeels op het kerkhof doorgebracht.
János en Magdi zijn niet helemaal alles kwijt. Hun bovenverdieping bleef gespaard en met
hulp van familie en vrienden konden ze alle spullen daarvandaan redden. Ze begonnen net een
beetje over hun toekomst na te denken, toen er op zaterdag, vijf dagen na de dambreuk, om
half vijf ’s ochtends op de deur werd gebonsd. Er dreigde een nieuwe dambreuk dreigde en
de autoriteiten gaven iedereen tot acht uur om te pakken en het dorp te verlaten.
De paniek was enorm. “We propten in de auto wat we konden, en vertrokken, zonder te weten
hoe verder. Twee dagen later mochten we terug. Achteraf bleek het dorp ontruimd te zijn
zodat er niemand in de weg zou lopen terwijl ze bezigwaren met de bouw van een extra dijk,”
zegt Magdi. Een dijk die er wat haar betreft al veel eerder had moeten komen. “Ik heb me
nooit veilig gevoeld met die slibopslag zo dichtbij. Maar wie luistert er naar de kleine man?”
Ondanks alles zijn ze van plan in Kolontár te blijven. De regering heeft nieuw huizen beloofd
en het dorp is hun leven: “János is hier geboren, ik heb hier bijna mijn hele leven gewoond,
we hebben hier onze familie, onze vrienden. Het was een heel mooi dorp. En dat wordt het
ook weer, als dit allemaal voorbij is.”

Wordt vervolgd.