donderdag 7 december 2017

Belastingdienst zorgt voor zijn centen

Af en toe spreek ik Nederlanders die naar Hongarije verhuisd zijn omdat ze genoeg hebben van het Nederlandse oerwoud aan regels en ambtenarij. Nou denk ik dat we in Nederland best met een regeltje minder toe zouden kunnen, en in veel sectoren inmiddels met heel wat regeltjes minder. Maar desondanks: keep on dreaming.
Hongarije barst van de regelgeving, maar dat veel Hongaren ook niet precies weten hoe het zit, komt omdat de informatie (voorlichting kun je het niet noemen) over die regelgeving over het algemeen verpakt is in een ambtelijk taalgebruik waar zelfs een advocaat nog moeite mee heeft. Pakweg in de geest van 'met inachtneming van artikel 4, paragraaf 6a van verordening 206 A van de wet op de vuilnisophaal 2006 wijs ik erop dat het slechts is toegestaan om op basis van verordening 10bis van de gemeentelijke afvalverwerkingsregeling d.d. 10 augustus 2007 goedgekeurde afvalcontainers met een maat van maximaal 70x70x150 centimeter langs de weg te plaatsen.' . Met andere woorden: de vuilnisbakken die je mag gebruiken, mogen maximaal 70 bij 70 bij 150 centimeter groot zijn.
Bovenstaand voorbeeld, ik geef het meteen toe, heb ik ter plekke verzonnen. Maar de tekst zou zo uit de pen van een Hongaarse ambtenaar gevloeid kunnen zijn. Sterker nog, ik heb ze aanzienlijk moeilijker gezien. Informatie van de Hongaarse overheid is altijd in zo'n vorm gegoten dat niemand er kaas van kan maken.
We legden ooit een voor ons onbegrijpelijke brief van een overheidsinstantie aan een Hongaarse buurvrouw voor. Ze doceerde aan de universiteit, maar begreep zelf ook totaal niet wat er nou precies stond. En dan hadden wij nog een goed opgeleide buurvrouw. Je zou maar een ongeletterde zigeuner in een dorp vol met andere ongeletterde mensen zijn en zo'n epistel krijgen.
Ergens in die onleesbare brij van wetten, artikelen en verordeningen moet er eentje zijn die bepaalt dat het de belastingdienst, maar ook de gemeente is toegestaan zomaar belastinggeld van je bankrekening te halen. Dat gebeurt namelijk. Het overkwam een vriendin van ons, die er op pijnlijke wijze achterkwam dat ze haar elektriciteitsrekening niet kon betalen omdat er geen geld op haar rekening stond terwijl ze dat wel verwachtte. Het bleek dat de gemeente belasting waarvan ze niet eens wist dat ze hem schuldig was, van haar rekening had gehaald.
Raar foutje? Niet volgens haar boekhouder, die zei dat het helemaal volgens de regels was, en ook niet volgens mijn eigen ervaring. Onlangs moest ik voor iemand een brief van de bank vertalen, die geheel gesteld was in bovenstaand onbegrijpelijk ambtelijk taalgebruik. Pas na enig denken begreep ik waar het om draaide: de bank liet de rekeninghouder weten dat de belastingdienst een bepaald bedrag van zijn bankrekening had geïnd, of - als dat geld niet op zijn rekening stond - dat de belastingdienst alvast een claim had gelegd op geld dat in de toekomst binnen zou komen.
Zelf ontdekten we op zeker moment ook dat de gemeente gemeentelijke belasting van onze rekening had afgeschreven, zonder ons ooit een brief te hebben gestuurd dat we dat geld verschuldigd waren. Dankzij mijn vriendin en de vertaalde brief wist ik inmiddels dat ik nergens van op moet kijken op dit vlak. Gelukkig kwamen we er niet pas achter omdat we onze elektriciteitsrekening niet konen betalen. Want aan aanmaningen doen de gas en lichtleveranciers nauwelijks. Voor je het weet, ben je gewoon simpelweg afgesloten.
We zullen maar zeggen, het is de Hongaarse vertaling van de slogan van de Nederlandse belastingdienst: "Leuker willen we het niet maken. Makkelijker wel. Voor onszelf".

zondag 5 november 2017

Oostenrijk kan niet zonder Hongaarse werknemers


Foto Runa Hellinga
Bad Sauerbrunn kan niet zonder Hongaarse arbeid
Bij het Shellstation langs de autoweg bij het Oostenrijkse Nickelsdorf bestel je makkelijker koffie in het Hongaars dan in het Duits. Vrijwel het hele personeel komt uit van net over de grens. Zoals veel mensen in West-Hongarije werken ze liever in Oostenrijk, waar het minimumloon vijf keer hoger is als thuis.
Na illegale asielzoekers en veiligheid zijn werknemers en migranten uit de EU, vooral uit de armere buurlanden Hongarije, Slowakije en Slovenië, een hoofdthema in de Oostenrijkse politiek. De boodschap van zowel de conservatieve ÖVP als de rechts-populistische FPÖ, de twee partijen die na de verkiezingen midden oktober waarschijnlijk samen de nieuwe regering vormen: burgers uit arme EU-landen houden de werkloosheid hoog en misbruiken Oostenrijkse sociale voorzieningen. Opmerkelijk, want de Oostenrijkse werkloosheid daalde sinds januari met maar liefst drie procent. Maar 7,7 procent is natuurlijk nog steeds best veel.
De forse daling komt niet van niets. De recente verkiezingscampagne suggereerde soms anders, maar het gaat goed met de Oostenrijkse economie. Economen voorspellen voor 2017 een groei van 2,8 tot 3 procent, de koopkracht groeit, het aantal mensen op de armoedegrens daalde van 20,6 naar 18 procent. Alleen: de nieuwe banen dat die groei oplevert, wordt voor 70 procent gevuld door werknemers uit oostelijke, armere EU-landen en andere immigranten. En zie je vooral hier aan de oostgrens, in Burgenland, terug.
Bij de bron in Bad Sauerbrunn tapt een bewoner flessen van het licht koolzuurhoudende, sterk naar ijzer smakende mineraalwater waaraan het Burgenlandse kuuroord zijn naam aan dankt. De terrassen op de Hauptplatz zijn leeg. Een bord bij restaurant de Dorfwirt meldt dat ze de hele dag warme maaltijden hebben. De jeugdige ober brengt een kaart. Hij spreekt perfect Duits, maar komt uit Albanië, zegt hij.
"We hebben hier in de horeca en de kuurbaden 600 arbeidsplaatsen. Die worden voor pakweg de helft door buitenlanders, vooral Hongaren, gevuld," zegt Gerhard Hutter,  burgemeester en afgevaardigde van de onafhankelijke Lijst Burgenland. Zonder hen gaat het niet, zegt hij. "De horeca is geen familievriendelijke bedrijfssector. De lonen zijn laag, de werktijden onregelmatig. Oostenrijkers willen dat niet.”
Minder begrip heeft hij voor Oost-Europese bedrijven, vooral in de bouw, die hun diensten ver onder de Oostenrijkse marktprijs aanbieden. "Ze betalen hun werknemers veel minder en houden zich niet aan onze regelgeving. Dat is oneerlijke concurrentie die moet worden aangepakt."
Wat hem daarnaast steekt, is dat buitenlanders vanaf het eerste moment dat ze in Oostenrijk wonen of werken, beroep kunnen doen op de sociale voorzieningen. De conservatieve ÖVP-lijsttrekker Sebastian Kurz wil nieuwkomers (ook Nederlanders die naar Oostenrijk verhuizen) pas na vijf jaar volledige sociale rechten en bovendien het woonland-principe invoeren: wie een gezin in het goedkopere Hongarije heeft, verliest het recht op volledige kinderbijslag. Hutter is het daar volledig mee eens.
Maar hij is de eerste om te erkennen dat open grenzen bepaald niet alleen nadelen hebben. Als één bondsland geprofiteerd heeft van de val van het communisme, het EU-lidmaatschap en het Schengenverdrag, dat is het Burgenland. "Vroeger was dit echt het einde van Europa. Aan de oostkant liep het IJzeren Gordijn. Daar kon geen mens, maar ook geen handel doorheen. Er gebeurde echt helemaal niets."
Bad Sauerbrunn was destijds een vergeten uithoek. Weinig herinnerde aan de bloeiperiode, toen Oostenrijk en Hongarije beide deel uitmaakten van het Habsburgse rijk en de trein Wenen-Sopron-Budapest in het kuuroord stopt. Kapitale villa's getuigen van die gloriejaren, waar een abrupt einde aan kwam toen datzelfde Habsburgse rijk na de Eerste Wereldoorlog in vele landen uiteenviel. Na de Tweede Wereldoorlog werden de oude kuurbaden afgebroken. Pas sinds eind jaren tachtig leeft het kuurtoerisme weer op.
Inmiddels zijn de contacten met Hongarije weer hersteld. Hutter: "Er zijn uitwisselingsprogramma's met scholen uit Sopron, net over de grens, Hongaarse studenten pendelen hierheen voor werk en onze kuurtoeristen maken uitstapjes daarheen. Dankzij die open grenzen heeft Burgenland de laatste dertig jaar een enorme economische inhaalslag gemaakt, daar is geen twijfel over mogelijk."


maandag 25 september 2017

De stem van de Paus in Hongarije

Foto Runa Hellinga
Bisschop Miklós Beer met Sejmen Aldauidi
Asielzoeker Sejmen AlDauidi woont inmiddels waarschijnlijk niet meer in het bisschoppelijk paleis in het Donaustadje Vác. Zijn asielaanvraag werd eerder dit jaar afgewezen, en vanaf dat moment hield bisschop Miklós Beer er rekening mee dat de Hongaarse politie ieder moment op de statige bisschoppelijke paleispoort kon kloppen om de Koerdische civiele ingenieur op te halen. Net zoals dat eerder met zijn voorgangers, twee vluchtelingen uit Afrika, gebeurde. Toen kwamen de agenten in alle vroegte en voerden de twee in boeien af, vertelt de bisschop met bedrukt gezicht.
Maandenlang deelde Beer paleis en eettafel met AlDauidi en drie andere vluchtelingen.  De Koerd bekeerde zich tot het katholicisme, Beer heeft hem persoonlijk gedoopt, de andere waren drie moslim. Een van hen hield zich aan de ramadan. In die weken at de rest 's avonds wat later.
Beer geeft vluchtelingen
onderdak omdat te helpen en om een voorbeeld te stellen. "Mijn droom is dat iedere parochie een vluchtelingenfamilie huisvest," zegt hij. Dan kan Hongarije makkelijk 20.000 mensen huisvesten. "Eén familie per dorp, die worden zo geaccepteerd." Dat daarmee het terrorismegevaar toeneemt, gelooft hij niet: "Het is juist de verbittering van mensen die uitgesloten en opgesloten worden die tot radicalisering leidt."
'De stem van de paus' noemen Hongaarse media de bisschop. Een geuzennaam, vindt hij, maar het is lang niet altijd complimenteus bedoeld. Op Facebook krijgt Beer de nodige beschimpingen te verduren. De Hongaarse katholieke kerk is overwegend zeer conservatief en Franciscus is lang niet bij iedereen populair. Beers collega in Szeged wijst diens uitspraken over vluchtelingen categorisch af en sommige priesters noemen de kerkvader openlijk de anti-Christ.
Beer wordt gedreven door mededogen. "Oorlog, rampen, droogte: niemand kiest de plek en situatie waarin hij geboren wordt. Je kunt niemand op basis van zijn herkomst wegzetten als terrorist of juist als onschuldig mens." Toch steunt hij, met tegenzin, het grenshek dat premier Viktor Orbán liet bouwen. "Je moet een deur ophouden voor vluchtelingen die het echt nodig hebben, maar je moet voorkomen dat mensen zomaar door het raam Europa binnenkomen," zegt hij. Hoe die deur open moet blijven, is een goede vraag. "Maar zoals Paus Franciscus zegt: eenvoudige antwoorden bestaan niet. Je moet vechten voor het juiste antwoord."
De bisschop leeft naar wat hij preekt, eenvoudig en hulpvaardig. Niet alleen geeft hij vluchtelingen onderdak, op besneeuwde winterdagen veegt hij zelf de stoep voor zijn paleis. Zijn bisdom omvat de straatarme provincie Nógrád, met dorpen waar vrijwel uitsluitend arme Roma, zigeuners, wonen, en hun problematiek gaat hem aan het hart. "In het huidige Hongarije bestaat geen dringender vraagstuk dan dat," zegt hij. Het bisdom organiseert onder meer naschoolse opvang met huiswerkhulp voor Roma-kinderen om hun onderwijskansen te verbeteren. In zijn preken roept Beer kerkgangers op om zigeuners als broeders te aanvaarden.
De Bergrede is zijn leiddraad: "Daarin zegt Jesus: Zalig die hongeren en dorsten naar de
gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. Zalig de barmhartigen, want hun zal
barmhartigheid geschieden. Dat is niet zo moeilijk te begrijpen". Hij noemt het een waterscheiding in de manier waarop mensen geloven: "Of je aanvaardt die woorden en stelt medemenselijkheid voorop of dat je maakt geloof afhankelijk van rituelen: hoe vaak mensen naar de kerk gaan, bidden en vasthouden aan hun tradities."
Salonchristendom en cultuurchristenen, zo omschrijft Beer die laatste houding en hij herkent die bij veel politici die zeggen dat ze christelijke waarden beschermen wanneer ze voor potdichte Europese grenzen pleiten. De kloof tussen zulk traditionalisme en de opvattingen van de paus gaat zo diep dat hij eerder waarschuwde voor het gevaar van een breuk in de katholieke kerk.
Zo hard wil hij het nu niet formuleren, maar toch: "Vijfhonderd jaar na de reformatie is duidelijk dat het niet zover had hoeven komen als mensen naar elkaar waren blijven luisteren. Dat geldt nu. Maar er worden veel stompzinnigheden over Paus Fransciscus beweerd, zoals de beschuldiging dat hij de antichrist is. Dat is spelen met vuur. Dat mag gewoon niet."

maandag 4 september 2017

Hitler verzwijgen heeft geen zin

Foto Runa Hellinga
Hitlerhuis in Braunau
Adolf Hitler hechtte weinig aan zijn geboortehuis aan de rand van het centrum van Braunau am Inn. Het was een huurhuis waar hij hooguit het eerste jaar van zijn leven heeft doorgebracht en waar ze wat hem betreft een kantoor in mochten vestigen. "Braunau was voor hem niet belangrijk. Linz was de stad van zijn jeugd," zegt Florian Kotanko, oud-directeur van het lokale gymnasium en voorzitter van de Vereniging voor Geschiedenis in Braunau. Toen Hitler na de machtsovername in Oostenrijk een bezoek aan zijn geboorteplaats bracht, reed hij het huis straal voorbij.
Toeristen denken er duidelijk anders over. Ze komen weliswaar niet met busladingen tegelijk, maar wie tien minuten de tijd neemt, ziet een gestage stroom belangstellenden stoppen. Ze bekijken de rots op de stoep, een steen uit concentratiekamp Mauthausen met daarop de tekst 'Voor vrede, vrijheid en democratie, nooit weer fascisme, miljoenen doden waarschuwen'. Ze nemen een foto en een enkeling laat zichzelf portretteren voor de lichtgeel gepleisterde gevel.
Veel bijzonders is er eigenlijk niet te zien, behalve dat het gebouw wat onderhoud kan gebruiken. Nergens staat dat Hitler hier geboren werd. Bewust niet. De stad ziet toeristen liever komen vanwege het fraaie historische centrum en doet er alles aan om belangstelling voor het Hitlerhuis te ontmoedigen, ook al uit angst dat het een verzamelpunt van neonazi's wordt. Kotanko maakt zich daar minder bezorgd om. "Er zal er vast wel eens een komen, maar geboortehuizen van beroemde of beruchte personen hebben nu eenmaal op heel veel mensen aantrekkingskracht,"  zegt hij.
Ooit was Braunau wel blij mee met hun bekende stadgenoot. Tot de oorlog toerisme de das omdeed, trok het geboortehuis ook tijdens het Derde Rijk de nodige geïnteresseerden en deed de plaatselijke middenstand goede zaken met fotobriefkaarten, vooral nadat Oostenrijk bij Duitsland was ingelijfd. Ondanks Hitlers desinteresse kocht zijn rechterhand, rijksleider Martin Bormann het pand in 1938 aan. Een paar bijgebouwen aan de achterkant moeten plaatsmaken voor een terrein voor openluchtbijeenkomsten. In 1943 werd het gebouw ter gelegenheid van Hitlers verjaardag ingericht voor 'volksopvoedkundige' doeleinden, met een galerie en een bibliotheek. Op de gevel staat nog steeds 'Volksbücherei'. Het terrein aan de achterkant is inmiddels parkeerplaats.
Na de oorlog werd de bestemming van het huis onderwerp van discussie. Een tijdlang hield de Amerikaanse veiligheidsdienst er kantoor. Later huurde de staat het pand en opende een sociale werkplaats. Plannen voor een gevelsteen om de slachtoffers van het fascisme te herdenken stuitten op verzet van de eigenaresse. Vandaar de rots uit Mauthausen, misschien zelfs een betere oplossing, want het is moeilijk het huis te fotograferen zonder die steen erbij.
Problemen ontstonden er pas toen de sociale werkplaats een paar jaar geleden wilde moderniseren. Ook dat weigerde de eigenaresse. De werkplaats verhuisde, het pand staat sindsdien leeg, maar de staat bleef jaarlijks zo'n 50.000 euro huur betalen om te voorkomen dat het aan verkeerde mensen zou worden verhuurd. Dat vond de Oostenrijkse Rekenkamer uiteindelijk te gek worden, maar een poging om het pand te kopen stuitte op nieuw verzet van de eigenaresse. De alarmbellen gingen pas echt rinkelen toen ze dreigde de huur op te zeggen, zegt Kotanko. Het ministerie van binnenlandse zaken greep in en stelde onteigening en sloop voor. Dat leidde tot gerechtelijke procedures die inmiddels bij het Europese Hof zijn beland.


donderdag 31 augustus 2017

Rust, ruimte, geen files en geen vluchtelingen

Foto Runa Hellinga
Rust en ruimte
Eigenlijk zochten Jacqueline en Jeroen Bastiaensen een vakantiehuis toen ze vijf jaar geleden een afgelegen boerderij in de buurt van het Hongaarse Csemö kochten. Maar de ruimte, de warme zomers en de rust lokten, net als de gedachte aan een leven zonder Nederlandse regelgeving, hoge inkomstenbelasting, files of wegenbelasting. En, al was dat niet het belangrijkste, het feit dat er in Hongarije eigenlijk geen moslims leven. "Ik vind dat premier Orbán het goed doet," zegt Jacqueline, "Ik voel me  in Boedapest een stuk veiliger dan in Amsterdam. Ik denk ook niet dat we hier bang hoeven te zijn voor een aanslag."
Asielzoekers uit het Midden-Oosten zijn niet welkom, maar begin februari zei premier Viktor Orbán dat zijn land graag echte vluchtelingen wil opnemen: "Duitsers, Nederlanders, Fransen en Italianen, bange politici en journalisten die in Hongarije het Europa zoeken dat ze thuis verloren zijn."
De premier verwees naar een nieuwe trend: de groeiende populariteit van Hongarije onder West-Europeanen op zoek naar een plek om nu of later te gaan wonen. Onze zuiderburen hebben er zelfs al een term voor: de vluchtende Vlaming. De een wordt gelokt door de rust en het klimaat, de ander door het belastingstelsel dat voor AOW'ers en arbeidsongeschikten zeer gunstig uitpakt: pensioen en uitkering zijn namelijk belastingvrij. Verder zijn de huizen spotgoedkoop.
Maar angst voor vluchtelingen en de islam is voor velen een bijkomende reden om juist voor Hongarije te kiezen. Jacqueline is blij met het grenshek dat Orbán liet bouwen. "Hij stelt het belang van Hongaren voorop. Dat vind ik prima, en ik hoor van anderen hetzelfde." Huizenbemiddelaars hebben dezelfde ervaring. De Duitse makelaar Ottmar Heide, die huizen rond het Balatonmeer verkoopt, vertelde vorig jaar tegenover de Beierse televisie dat acht van de tien mensen die hem om informatie bellen, expliciet het Duitse vluchtelingenbeleid als reden noemen.
Inmiddels hebben in een straal van 25 kilometer rond Csemö zo'n 300 Nederlanders en Vlamingen een boerderij gekocht. De Bastiaensen hebben er hun levensonderhoud van gemaakt: ze houden bij leegstaande vakantiehuizen een oogje in het zeil. Maar ze zien ook een groeiend aantal mensen dat zich definitief vestigt. "Al onze buren zijn Nederlanders die hier wonen. Mensen trekken naar elkaar toe, ja. Het is niet dat we dagelijks bij elkaar op de koffie gaan, maar het is toch prettig om landgenoten in de buurt te hebben," zegt Jacqueline. Al was het maar om de taal: net als de meeste Nederlandse, Belgische en Duitse immigranten spreken de Bastiaensen zeer gebrekkig Hongaars. "Zoals een Turk Nederlands. Het is een moeilijke taal," verzucht ze.
Gewone, bezorgde burgers zijn niet de enigen die in Hongarije een toevluchtsoord zien. Volgens politiek analist Péter Krekó trekt Orbáns beleid een groeiend aantal buitenlandse rechtsextremisten. Die moeten overigens geen al te hoge verwachtingen hebben als het om het opnemen van politieke vluchtelingen uit West-Europa gaat.
Dat ondervond de 81-jarige Duitser Horst Mahler, die in mei politiek asiel aanvroeg. Mahler, ooit bekend als advocaat van de links-extremistische Rote Armee Fraction, veranderde in de jaren tachtig in een extreemrechtse Holocaust-ontkenner en werd om die reden in Duitsland tot tien jaar veroordeeld. In 2015 kwam hij om gezondsredenen tijdelijk vrij, maar toen hij dit voorjaar de rest van zijn straf moest uitzitten, vluchtte hij naar Hongarije. Dat leverde hem luttele weken later weer aan Duitsland uit.
Ook twee Britse rechtsextremisten bleken dit voorjaar niet langer welkom. Jim Dowson en Nick Griffin,  ex-leden van de British National Party met paramilitaire contacten en een strafblad, waren sinds 2013 in Hongarije actief, onder meer met de verkoop van onroerend goed . Ze richtten precies op die doelgroep die Orbán graag ziet komen: conservatieve, katholieke blanken die zich zorgen maken over de toenemende islamitisering in West-Europa. Maar in mei werd Dowson tegengehouden op het vliegveld en kreeg Griffin te horen dat hij het land uit moest. Volgens de Hongaarse antiterrorisme-eenheid TEK vormden ze namelijk een gevaar voor de nationale veiligheid.

Dit verhaal verscheen eerder in het dagblad Trouw


vrijdag 25 augustus 2017

Nikabverbod in Oostenrijk maakt niet iedereen blij

foto Runa Hellinga
Saoedi-Arabische toeristen in Zell am See
Langs de boulevard van Zell am See slentert een jong stel. Zij stopt af en toe om een foto te nemen van haar man die in korte broek voor het bergmeer poseert. Gewoon, twee toeristen in Oostenrijk. Ze vallen op omdat zij van top tot teen in vormeloos zwart is gehuld. De nikab laat slechts haar ogen vrij. Niemand in Zell kijkt ervan op, maar eigenlijk is ze in overtreding. Nikabs en andere vormen van gezichtsbedekking zijn sinds kort in Oostenrijk verboden. Vanaf 1 oktober volgt een boete van 150 euro, voor burgers, maar ook voor toeristen.
Het verbod maakt onderdeel uit van een nieuw integratiepakket. De bevoegd minister, Sebastian Kurz, heeft het 'integratie door prestatie' gedoopt. Dat behelst onder meer Duitse les, verplicht gemeenschapswerk en een verbod op verspreiding van salafistische geschriften. Er was al een verbod op buitenlandse financiering van islamitische verenigingen. Onomstreden is het nikabverbod niet. De Groenen zijn tegen, maar ook de conferentie van bisschoppen bekritiseerde het als overdreven.
Twaalf jaar geleden kwam Zell am See op het idee om op de Arabische toeristenmarkt te adverteren. Sindsdien zijn vrouwen met nikabs niet meer weg te denken uit het straatbeeld. Vooral 's zomers, als het in de woestijn over de vijftig graden wordt, is het 10.000 inwoners tellende stadje er populair. Het groene landschap, de koele berglucht, sneeuw op de hogere hellingen en een forse regenkans maken Zell ideaal voor een Arabische zomervakantie.
Met rond de 300.000 overnachtingen zijn Arabische gasten uit het Midden-Oosten goed voor 15 procent van het toerisme in Zell. Daarmee staat het in Oostenrijk op eenzame hoogte, want in totaal heeft het land jaarlijks 530.000 overnachtingen uit de Arabische wereld.
Ze nemen de skilift, maken een boottochtje of eten een ijsje. Of ze gaan winkelen; Arabische toeristen spenderen pakweg vier keer zoveel als de gemiddelde Nederlandse of Duitse bezoeker.
De twee op de boulevard spreken geen woord Engels, maar als het jonge stel parfumerie Marienaud binnenloopt, wijst de vrouw gedecideerd aan wat ze wil. Al gauw laadt de verkoopster het ene flesje na het andere potje in een papieren tas. De kassabon is uiteindelijk pakweg een halve meter lang.
Geen wonder dat ze in Zell niet juichen over het verbod je gezicht te bedekken, al reageren velen in de lokale toeristenindustrie voorzichtig als hun mening wordt gevraagd. "We laten ons niet over politiek uit. Over de gevolgen kun je pas iets zeggen aan het einde van het seizoen", zegt Sandra Zorn van het lokale toeristenbureau. Bij supermarkt Aydin, boordevol Arabische levensmiddelen, wil de Turkse verkoopster niet meer kwijt dan dat ze het verbod een slecht idee vindt.
Alleen burgemeester Peter Padourek vreest openlijk dat Arabische gasten zullen wegblijven. Er zijn genoeg bestemmingen waar ze welkom zijn, meende hij in mei toen hij de regering vroeg om ten minste te zorgen voor een voorlichtingscampagne, zodat Arabische toeristen niet denken dat Zell het allemaal zelf heeft bedacht.
Amal al-Ali, haar man Isa en hun kinderen ontvluchten iedere schoolvakantie het stikhete Dubai en reizen dan door Europa. Ze komen net uit Praag en gaan nog naar Zwitserland. Van het verbod hadden ze nog niet gehoord, maar hoewel Amal zelf ongesluierd is, vindt ze het idioot. "Dat moet iedereen toch zelf weten. Wij vragen toeristen in Dubai toch ook niet om juist wel een nikab te dragen", meent ze. Haar man verwacht dat het bezoekers afschrikt. "Wie aan de nikab hecht, heeft zoveel andere plaatsen om heen te gaan."
Maar Barbara Scheider, eigenaresse van het botenverhuurbedrijf aan het meer, is een uitgesproken voorstander. "Hoofddoeken en lange jurken, prima, maar in Europa kijken we elkaar in het gezicht. Mij laten ze daar ook niet toe als ik zo kom", zegt ze, wijzend op haar shorts. Ze is niet bang voor klantenverlies: "Zwitserland heeft al een verbod, en sommige vrouwen zijn daar blijkbaar juist heel blij mee, want het geeft hen een goed argument om zonder gezichtsbedekking te lopen". Die bewering doen meer mensen in Zell, al is er in de praktijk maar een Zwitsers kanton dat echt zo'n verbod kent.
De Saudische ambassade raadt toeristen aan zich aan de nieuwe wet te houden. Maar wat er gebeurt als vrouwen na 1 oktober toch hun gezicht blijven verbergen, is de vraag. Of de politie dan daadwerkelijk gaat beboeten, weet ook burgemeester Padourek nog niet. Agenten die het willen proberen, hebben in ieder geval een taalprobleem. "De meeste klanten spreken hooguit genoeg Engels om een boot te huren", zegt Scheider.

dinsdag 1 augustus 2017

Het gevaar van een koe

Foto Runa Hellinga
Loslopende koeien zijn niet zonder gevaar
Iedereen die in de bergen wandelt, kent het probleem: een weide vol koeien, en de vraag of je daar eigenlijk wel veilig langs kunt wandelen. Het antwoord van de voorlichtingsfilm 'Een alpenwei is geen kinderboerderij' die de Tiroolse Kamer van Koophandel, de Oostenrijkse Alpenvereniging en nog een aantal organisaties vorige week met haastige spoed maakten, is 'ja, als je je aan deze veiligheidsregels houdt'.
Aanleiding voor de video was het grote aantal 'koeienaanvallen' deze zomer. De cijfers liegen er niet om. Een alpenweide is inderdaad geen kinderboerderij. Sinds begin juni raakten in Oostenrijk al acht mensen gewond en kwam een vrouw om door deze, zoals de voorlichtingsvideo herhaaldelijk benadrukt, in principe vreedzame dieren.
De laatste slachtoffers afgelopen donderdag waren een moeder met haar anderhalf jaar oude dochtertje dat in een draagrugzak op haar rug zat. Samen met de vader en een ander kind liepen ze langs een koe met een pasgeboren kalf. Moeder koe vond hen duidelijk een bedreiging. De schade was deze keer gelukkig niet zo heel groot, moeder en peuter werden onder de voet gelopen, maar kwamen er met schaafwonden en blauwe plekken vanaf. Afgelopen zondag waren vijf andere toeristen met een hond aanzienlijk minder gelukkig. Twee van hen raakten zwaar gewond bij een koeienaanval. Ook maandag raakte een wandelaar gewond.
Koeienaanvallen zijn in Oostenrijk, maar ook elders waar koeien en mensen elkaar in de wei ontmoeten, een jaarlijks terugkerend probleem, vooral in de kalvertijd. In Groot-Britannië, waar een eeuwenoud stelsel van vrij toegankelijke paden wandelaars vaak door weides leidt, werd de koe in 2015 officieel tot dodelijkste dier uitgeroepen. Binnen vijftien jaar kwamen er op de Britse eilanden 74 mensen om als gevolg van een aanval van boze stier of moederdieren. Ter vergelijking: in datzelfde Engeland zorgden agressieve honden in acht jaar tijd voor 17 dodelijke ongelukken.
De adviezen uit de Oostenrijkse video op een rijtje: probeer liefst helemaal te vermijden dat je door een wei met koeien moet, maar als het niet anders kan sluit dan netjes de eventuele hekken en volg de kortste roude, meestal het aangegeven wandelpad. Mocht daar een koe staan, loop er met een respectvolle boog (minstens 20 meter, liefst meer) omheen, en ga geen gekke gebaren of geluiden maken om het dier te verjagen, dat werkt alleen maar averechts. Denk eraan dat een boze koe 750 kilo boos beest met hoeven en hoorns is. Blijf uit de buurt van koeien met kalveren en probeer vooral niet om zo'n schattig kalf te aaien. Mocht een koe toch aanvallen, geef dan met een stok gerichte tik op de neus.
Een speciale waarschuwingen geldt voor mensen met honden. Koeien zien namelijk weinig verschil tussen hond en wolf. Eigenlijk is het advies: ga met een hond niet tussen de koeien wandelen. Hou hem in ieder geval aangelijnd en zorg zo mogelijk dat hij zo onzichtbaar mogelijk midden in het gezelschap loopt. Mochten moederkoeien zich toch geroepen voelen hun kalf toch tegen deze wolf te beschermen, probeer de hond niet te verdedigen, maar laat hem los. Hij is ongetwijfeld aanzienlijk sneller weg dan zijn baasjes.




maandag 1 mei 2017

Soros, volksvijand nummer één


George Soros, foto Harald Dettenborn
Een steenrijke joodse zakenmagnaat die in pakweg 100 landen organisaties ondersteunt die zich inzetten voor mensenrechten en democratie: voor degenen die geloven in geheime linkse complotten om de wereld te overheersen, is de in Hongarije geboren Amerikaanse miljardair George Soros een voor de hand liggende boeman. Donald Trump haat hem, Vladimir Putin haat hem en zoals de laatste weken weer eens overduidelijk werd, Viktor Orbán, premier van het land waar Soros 86 jaar geleden als György Schwarz ter wereld kwam, haat hem.
De man die sinds midden jaren tachtig als filantroop vele miljarden heeft uitgegeven om de anticommunistische oppositie achter het IJzeren Gordijn te ondersteunen en later om de democratie in de hele wereld te bevorderen, wil volgens hen niets meer of minder dan de vernietiging van Europa en Amerika.
In zijn geboorteland is Soros inmiddels volksvijand nummer één, samen met de organisaties die geld krijgen uit zijn Open Society Foundation (OSF): mensenrechtenorganisaties zoals Hongaarse Helsinki Comité en de Hongaarse Vereniging voor Burgervrijheden (TASZ), maar ook de door Soros opgerichte Central European University (CEU) die als het aan Orbán ligt, volgens jaar haar licentie kwijtraakt.
"Er zwemmen hier grote roofdieren in het water. Dit is het grensoverschrijdende rijk van George Soros, met ladingen geld en zware internationale wapens," aldus premier Orbán in januari in een toespraak. "Ze veroorzaken problemen, omdat ze in het geheim en met buitenlands geld de Hongaarse politiek willen beïnvloeden." Hij heeft natuurlijk niet helemaal ongelijk. Van geheim is weliswaar geen sprake, maar als Orbán met wetgeving komt die de persvrijheid beperkt of geheime diensten meer macht geeft, behoren TASZ en Helsinki Comité tot de eerste die aan de bel trekken.
Soros is gewend aan haat. Hij werd in 1930 geboren in een land waar antisemitisme staatspolitiek was. Al in 1921 nam Hongarije een wet aan die het aantal joodse studenten aan de universiteit moest beperken. In jaren dertig werd het leven voor Hongaarse joden steeds moeilijk. Dat was ook de reden waarom zijn vader in 1936 de duidelijk joodse familienaam Schwartz in Soros liet omzetten.


vrijdag 7 april 2017

Duurzame energie heeft het moeilijk in Hongarije

foto Runa Hellinga
Uitbreiding van Paks bedreigt de ooibossen bij Gemence 
Begin februari kreeg Hongarije van de Europese Commissie Hongarije groen licht voor de uitbreiding van de kerncentrale bij Paks. Goed nieuws voor de regering, minder voor voorstanders van de ontwikkeling van duurzame energie. De kerncentrale gaat straks zoveel stroom leveren dat Hongarije een overschot heeft en de regering geen enkel interesse meer heeft om alternatieven als zonne- en windenergie te stimuleren. Integendeel, de ontwikkeling van duurzame energie wordt in Hongarije tegenwoordig actief tegengewerkt. Wie een zonnepaneel op zijn dak zet, krijgt geen subsidie, maar betaalt extra belasting.
In 2014 maakte Hongarije afspraken met de Russische president Putin over uitbreiding van de Hongaarse kerncentrale bij  het Donaustadje Paks. Niet alleen gaan de Russen er twee nieuwe blokken bouwen, ze verstrekken Hongarije ook een lening van 12 miljard euro voor de financiering. Het verdrag kreeg veel kritiek, en niet alleen omdat het Hongarije nog afhankelijker maakt van de Russen, die ook al het Hongaarse aardgas en het grootste deel van de aardolie leveren.
Critici noemen de uitbreiding van Paks een peperdure en milieuonvriendelijke oplossing. Los van onopgeloste problemen als de langdurige opslag van kernafval en het risico van ongelukken gebruikt de kerncentrale rivierwater uit de Donau voor koeling. Vooral in de zomer is de rivier daardoor lokaal behoorlijk warm en volgens biologen zal de watertemperatuur na uitbreiding 's zomers veel te hoog worden. Dat is dodelijk voor de lokale visstand en een grote bedreiging voor de ecologie van Gemenc, een uniek ooibos langs de Donau zuidelijk van Paks dat deel uitmaakt van het Donau-Drava-natuurpark.
Een van de critici is de liberale EU-parlementariër Benedek Jávor. Hij wil een nationaal referendum over de kerncentrale (veel kans dat dat referendum er daadwerkelijk komt, is er overigens niet) en hij pleit ervoor dat het geld dat nu naar Paks gaat, in duurzame energie wordt gestopt.
Hongarije heeft behoorlijk wat zon en mogelijkheden voor windenergie, maar loopt behoorlijk achter als het om de ontwikkeling van die energiebronnen gaat. Er zijn geen subsidies voor zonnepanelen en de beheerder van het Hongaarse elektriciteitsnet doet vaak moeilijk over het overnemen van teveel geproduceerde zonne-energie. Ooit zijn er 329 windmolens gebouwd, maar die ontwikkeling ligt sinds jaren stil. De laatste bouwvergunning werd in 2006 verstrekt.
Onontwikkeld is ook Hongarijes grote potentieel aan geothermische energie. Onder een groot deel van het land bevindt zich een heet water houdende grondlaag met temperaturen ruim boven het kookpunt. Behalve voor een groot aantal thermaalbaden wordt dat water op kleine schaal voor stadsverwarming gebruikt, maar die verwarmingssystemen zijn grotendeels aangelegd lang voordat ook maar iemand ooit van duurzame energie had gehoord. Het populairste zijn biomassacentrales, vanwege de mogelijkheden die de verbouw van biomassa opleveren voor Hongaarse landbouwers.
János Lázár, de minister die verantwoordelijk is voor het bureau van premier Orbán en als zodanig de man die de dagelijkse dagelijkse leiding van de regering heeft, meent dat nooit bewezen is dat duurzame energie goedkoper is dan kernenergie. Wat hem betreft gaat er dan ook geen geld heen. In de huidige regeringsplannen zorgt duurzame energie in 2050 voor slechts 24 procent van de elektriciteitsopwekking en 15 procent van de totale energievoorziening.
Maar de regering gaat verder dan een simpele weigering om duurzame energie te financieren. Sinds het Paks-verdrag zijn een aantal maatregelen genomen om de ontwikkeling van zonne- en windenergie te blokkeren. In 2015 werden zonnepanelen gebombardeerd tot 'producten en materialen die ernstige schade aan het milieu kunnen toebrengen' en kregen ze een milieuheffing van 37 eurocent per kilo opgelegd. Autoaccu's zijn aanzienlijk minder schadelijk, althans, de milieutoeslag daarop is maar half zo hoog.
Blijkbaar schrok die toeslag niet voldoende af om toch zonnepanelen te installeren. Enkele weken geleden kwam er een tweede belasting op zonne-energie, een zogenaamde 'distributievergoeding'. Waar Nederlanders geld krijgen voor de stroom die hun zonnepanelen aan het elektriciteitsnet leveren, moeten Hongaren die meer dan vier kilowatt elektriciteit produceren, daar vanaf nu juist voor gaan betalen. Volgens Jávor betekent die nieuwe belasting een prijsstijging van zonne-energie van vijf procent en maakt het vooral de ontwikkeling van grotere zonnecentrales totaal onaantrekkelijk.
Ook windenergie is aangepakt. Hoewel er laatste tien jaar geen windmolen is gebouwd, nam de regering het zekere voor het onzekere en kwam eind vorig jaar met een wet die nieuwbouw weliswaar niet verbiedt, maar feitelijk onmogelijk maakt. Nieuwe windmolens moeten namelijk minstens twaalf kilometer van de dichtstbijzijnde bebouwing afstaan en er is simpelweg geen plek in het land die aan die voorwaarde voldoet.
En mocht iemand onverhoopt toch zo'n plek vinden, wacht een tweede probleem: de wet beperkt de maximale capaciteit van nieuwe molens tot twee megawatt, terwijl de moderne types drie megawatt leveren. De regering ontkent niet dat ze eigenlijk wil dat niemand nog een windmolen bouwt. Lázár heeft een simpele verklaring: windmolens zijn lelijk, vindt hij, en daar moet je het Hongaarse erfgoed tegen beschermen.

donderdag 9 maart 2017

De gelukkige tijden van keizer Franz-Joseph

Franz-Joseph
'De gelukkige tijd van vrede'. Zo omschrijft een tentoonstelling in het Hongaars Nationaal Museum in Boedapest de tweede helft van de negentiende eeuw. Het was de tijd dat Hongarije door de Habsburgse keizer Franz-Joseph werd geregeerd en er is wel eens minder lovend over de vorst gedacht. Wie zich twintig jaar geleden positief over hem uitliet, liep goede kans voor landverrader uitgemaakt te worden.
Dat lag overigens anders met zijn vrouw Elisabeth, Sissi in de volksmond. Zij was en is geliefd. Na haar dood zamelden burgers geld in voor een standbeeld en ze wordt ruim geëerd met straten en standbeelden. De Erzsébet-brug in Budapest werd naar haar vernoemd en die naam is nooit veranderd, ook niet in de communistische tijd. Maar naar een eerbetoon aan haar man zul je tevergeefs zoeken. 
Dat moet anders, vindt historicus András Gerő van het Habsburg-Instituut in Boedapest. Honderd jaar na Franz-Josephs dood pleit hij voor een standbeeld voor de man die bijna vijftig jaar lang koning van Hongarije was. Blijkens een online enquête steunt 45 procent van de Hongaren dat idee. Dat lijkt niet zoveel, maar tien jaar geleden zou hooguit tien procent van de Hongaren voor zijn geweest, schat Gerő.
Vroeger lag dat anders. Tussen de twee wereldoorlogen was er volgens Gerő sprake van een regelrechte Habsburg-verering. Franz-Josephs standbeelden verdwenen kortstondig tijdens de communistische Radenrepubliek in 1919, keerden toen terug en werden pas na 1945, toen de communisten de keizer tot vijand verklaarden, definitief verwijderd. 
Communistische schoolboekjes hadden geen goed woord over voor de man die in 1849 opdracht gaf een aantal Hongaren te executeren die een jaar eerder een opstand tegen de Habsburgers hadden geleid. Franz-Joseph was op dat moment 18 jaar oud en zat net op de troon, dus je kunt je afvragen in hoeverre hijzelf de drijvende kracht achter de executies is geweest, maar de gedachte aan de wrede feodale vorst die hun nationale helden liet ombrengen brengt bij sommige oudere Hongaarse vrouwen nog steeds de tranen in de ogen.
Na de val van het communisme zijn historici wat genuanceerder gaan denken. Dat heeft nog niet tot nieuwe Frans Joseph-straten geleid, maar diverse Hongaarse bestuurders die dicht bij de keizer stonden, kregen wel een standbeeld of een regeringsplan dat naar hen werd vernoemd. Hongarije heeft tegenwoordig ook twee levende Habsburgers in dienst, de ene als ambassadeur, de andere had de buitenwereld moeten overtuigen dat het land zeer geschikt is om Olympische Spelen te organiseren.
Ook buiten Hongarije vindt een herwaardering van de keizer plaats. Zo werd eind 2015 in het Oekraïnse Turja Paszeka een standbeeld van Franz-Joseph onthuld. "Voor dat gebied, de voet van de Karpaten, is dat natuurlijk een goede manier om te benadrukken dat ze ooit tot het Habsburgse rijk, dus tot Europa behoorden," zegt  Gerő. In Oostenrijk, waar nazaten van de keizer tot dik in de vorige eeuw een inreisverbod hadden, werd vijf jaar geleden de wet afgeschaft die het Habsburgers verbood om zich kandidaat te stellen voor het presidentschap.
De rechts-extremistische Oostenrijkse politicus Norbert Hofer pleitte recent voor een soort Midden-Europese Benelux, een tegenkracht tegen Brussel, met daarin behalve Oostenrijk ook 'landen met een vergelijkbare cultuur', zoals Tsjechië, Hongarije, Roemenië, Servië, Slovenië en Kroatië. Per slot van rekening, aldus Hofer, waren die ooit allemaal deel van dezelfde monarchie.
Dat is ironisch, want die monarchie was volgens Gerő in zekere zin een voorloper van de EU en eigenlijk het tegenovergestelde van dat wat mensen als Hofer voor ogen staat. "Het was een multi-etnische staat met een veelvoud aan talen en religies, een gemeenschappelijke markt en vrijheid van reizen en vestiging." 
Dat is alles wat Hofer eigenlijk niet wil en ook alles wat de Hongaarse premier Viktor Orbán niet wil, Die benadrukte onlangs in een toespraak voor de Hongaarse Kamer van Koophandel het belang van een etnisch homogeen en cultureel uniform land. Maar die juist multi-etnische staat zorgde voor sterke economische ontwikkeling, vrede en welvaart, helemaal na 1867 toen de Oostenrijk-Hongaarse dubbelmonarchie werd gevormd en Franz Joseph koning van Hongarije werd. Boedapest is daar bij uitstek het resultaat van, zegt Gerő. "Alle belangrijke gebouwen die je ziet, zijn toen gebouwd, net als de belangrijkste gebouwen in veel provinciesteden."

Echt verrassend is de politieke herwaardering overigens misschien niet. Cultureel zijn de Habsburgers nooit echt verdwenen, hoe zeer machthebbers daar ook hun best voor deden. Dat is het beste zichtbaar in Oostenrijk, dat bezaaid met bordjes is die melden dat Franz Joseph hier geluncht of daar geslapen heeft. Iedere januari start in Wenen het balseizoen met een elan alsof de adel nooit verdwenen is. Zo'n zelfde bal vormt een hoogtepunt in het Hongaarse eindexamenjaar. In november organiseren scholen een eindexamenbal war de leerlingen van de hoogste klas even jonkheren en freules mogen zijn. Nazaten van graven en prinsen kunnen op groot respect voor hun officieel afgeschafte titel rekenen. En in veel Centraal-Europese landen kust een beleefde heer de dame nog altijd de hand.


dinsdag 21 februari 2017

Grenshek brengt dieren in problemen

Blindmuis
Ze zijn nog maar met vierhonderd exemplaren, de Vojvodina-blindmuizen in de grensstreek van Hongarije en Servië. Blindmuizen zijn zo blind dat ze zelfs geen zichtbare ogen meer hebben. De ondergronds levende knaagdieren hebben het overal in Europa moeilijk, maar dat geldt zeker voor dit groepje. Ze vormen namelijk een lokale, unieke ondersoort en scoren dan ook hoog op de rode lijst van bedreigde diersoorten van de Internationale Unie voor Natuurbescherming (IUCN). Helaas heeft dat de Hongaarse regering niet verhinderd om toch in hun al bedreigde leefgebied een zwaar bewaakt grenshek te bouwen.
Grensversterking is de grote mode. Trump wil een muur, de Macedoniërs hebben sinds vorig jaar een hek op de grens met Griekenland, de Grieken hebben er een bij Turkije en de Oostenrijkers bouwen hekken langs de grens met Hongarije. In hoeverre dat soort constructies migranten daadwerkelijk tegenhouden, daarover verschillen de meningen. Maar dat ze effecten hebben op de natuur, staat buiten kijf. In de meeste gevallen raakt dat vooral de fauna, al is de door Trump geplande muur van 15 meter hoog en 4,5 meter diep massief genoeg om ook voor flora, bodemleven en waterlopen een barrière op te werpen.
De blindmuis is het zeldzaamste, maar zeker het niet enige slachtoffer van het hek dat de Hongaren in 2015 begonnen te bouwen aan de Servische grens en dat sindsdien is verlengd naar de grens met Kroatie en over de hele lengte nog steeds verder wordt versterkt en uitgebreid. Ook andere diersoorten lijden eronder. Natuurbeschermers constateerden vorige zomer al een afname van het aantal edelherten in het Kroatische grensgebied, omdat de dieren, die normaal heen en weer trekken, aan de Kroatische kant van het hek te weinig voedsel vinden.
Foto Runa Hellinga
Grenshek bij het Servische Horgos
De Hongaarse regering, voor wie het hek behalve grensbeveiliging ook een politiek prestigeproject is, noemt de gevolgen voor de natuur verwaarloosbaar. In een verklaring zei ze eerder dat dieren zich wel aanpassen aan de veranderingen die de mens in de natuur aanbrengt. Wat de edelherten betreft zijn dat er bovendien zoveel dat ze landbouwschade veroorzaken. Daarnaast, aldus de verklaring, laten de ervaringen met het IJzeren Gordijn zien dat zo'n hek voor de natuur juist een zege is omdat flora en fauna er niet worden gestoord en dat effect zal het grenshek ook hebben, zodra de menselijke activiteit rond dat bouwwerk is afgenomen.
Als soort zullen de herten het hek inderdaad wel overleven. En het klopt, ze passen zich aan. In de eerste maanden raakte nog wel eens een hert met zijn gewei in het rasterwerk verstrikt. Dat komt nu niet meer voor. Herten kunnen bovendien uitwijken naar andere gebieden.  Maar voor de pakweg twintig centimeter lange, zachtgrijze blindmuis met zijn oogloze kopje en zijn roze handjes is de overlevingkans een stuk kleiner.
Het diertje brengt vrijwel zijn hele leven solitair onder de grond door, bij voorkeur in steppes en natuurlijke graslanden. Landbouwactiviteiten als ploegen zijn al fataal voor hem. De gevolgen van de graaf- en bouwwerkzaamheden voor het hek en de patrouilles met zware militaire voertuigen boven zijn gangenstelsel konden tot nu toe niet worden diepgaand onderzocht, maar laten zich raden.
Bioloog Gábor Csorba leidt een commissie die de regering moet adviseren over de bescherming van blindmuizen. Hij heeft een hard hoofd over hun overlevingskansen bij het hek en is betrokken bij verhuisoperaties om in ieder geval een deel van de dieren uit het grensgebied te redden. Omdat hij in overheidsdienst is, mag Csorba sinds eind vorig jaar niet meer zonder toestemming van het betrokken ministerie met de pers praten en die toestemming heeft hij niet gekregen. Maar eerder vertelde hij aan de New Scienist hoe lastig het was om een geschikte nieuwe plek voor de dieren te vinden.
Er zijn namelijk weinig gebieden waar bodemsamenstelling, klimaat en grondgebruik geschikt zijn voor blindmuizen. Bovendien laten de dieren zich in hun lange gangenstelsels moeilijk vangen. Uiteindelijk maakte het reddingsteam gebruik van hun hekel aan tocht en lokte hen door met een rietje lucht in de gang te blazen. Zodra een blindmuis dat tochtgat dicht kwam maken, werd hij heel voorzichtig uitgegraven om hem niet met de spade te beschadigen.
De gevangen dieren kregen in hun nieuwe leefgebied als eerste onderkomen een aantal voorgegraven gangen. Hoe veilig ze daar zijn, is overigens onduidelijk. Ondanks aandringen van natuurbeschermers is hun nieuwe woonplek namelijk officieel nog steeds geen beschermd natuurgebied en is de kans op een ploegende boer er niet helemaal uitgesloten.

vrijdag 17 februari 2017

Hongaarse politici boycotten Heineken

De Hongaarse gemeente Hódmezővásárhely riep begin deze maand winkels en horecagelegenheden in de stad op om de Nederlandse bierbrouwer Heineken te boycotten. Aanleiding was een proces dat Heineken-Roemenië in 2014 aanspande tegen een kleine Hongaars-Roemeense bierbrouwer wegens misbruik van een merknaam. Onlangs gaf de Roemeense rechter Heineken gelijk dat de merknaam Igazi Csíkisör te zeer lijkt op Heinekens Premium Ciuc.
Wat de boycotoproep extra gewicht geeft, is dat die gesteund wordt door János Lázár, voormalig burgemeester van Hódmezővásárhely en tegenwoordig als minister verantwoordelijk voor het kantoor van premier Viktor Orbán. Lázár is na Orbán waarschijnlijk de belangrijkste man van het land. Hij noemde het rechtelijke besluit "onwaardig, onrechtvaardig en anti-Hongaars" en meende dat "alle Hongaren zich ertegen moeten verenigen".
Op het eerste gezicht lijkt het vergezocht om een verband te zoeken tussen de merknamen Csíki en Ciuc. Maar het is er wel degelijk. In 2003 kocht Heineken een brouwerij in het Roemeense Miercurea Ciuc, een stadje dat vrijwel uitsluitend door etnisch-Hongaarse Székely wordt bewoond en in Hongarije bekend staat onder de Hongaarse naam Csíkszereda. Die brouwerij produceerde een bier onder de merknaam Premium Ciuc. Omdat het bier voor hen uit Csíkszereda kwam, hadden Hongaren in Roemenië het meestal over Csíkibier.
In november 2014 kwam een lokale brouwer, Lixid Project, met een eigen bier, het Igazi Csíkisör (letterlijk het Echte Csíkibier). Natuurlijk was dat een knipoog naar Heinekens bier, maar vreselijk verwarrend was het niet, want de fles en het etiquette zagen er totaal anders uit, en Igazi Csíkisör is bovendien een kleinschalig bier dat vooral lokaal wordt verkocht. Desondanks stapte Heineken naar de rechter. Het bedrijf verloor in eerste instantie, maar kreeg uiteindelijk toch gelijk. Afgelopen januari besliste de rechter dat het inderdaad om merkroof ging en dat de kleine brouwerij de productie moet stopzetten.
Die gerechtelijke uitspraak had alleen betrekking op het Echte Csíkibier, niet op de andere bieren die Lixid Project maakt, maar directeur en mede-eigenaar András Lenárd beweerde op Facebook  dat de brouwerij van de rechter binnen dertig dagen met de hele productie moet stoppen. Sindsdien is Lenárd niet op dat eerste bericht teruggekomen, integendeel. Volgens zijn laatste verklaringen gaat het om niet minder dan een regelrechte aanval op de Székely en is het gerechtelijke besluit het resultaat van het feit dat Roemeense nationalisten niet willen dat iemand arbeidsplaatsen schept in Hongaarstalig gebied.
Daarmee was een rel geboren, want voor veel Hongaren staan de Székely symbool voor een soort onbedorven Hongaarse identiteit. De nationalistische Hongaarse partij Jobbik trok zich het lot van de kleine, verdrukte Lixid-David in zijn strijd tegen de Heineken-Goliath dan ook aan en de gemeente Hódmezővásárhely zowel als parlementariërs van regeringspartij Fidesz en János Lázár volgden dat voorbeeld al snel.
Inmiddels is Igazi Csíki Sör volgens de boycotters niet meer zomaar 'een dorstlessende nektar', maar een waar symbool van de Székely-identiteit. Er gaan stemmen op om het bier te verheffen tot Hungaricum, dat wil zeggen een uniek en door de Hongaarse wet beschermd product. Heineken zelf heeft tot nu toe alleen maar gezegd dat het een kwestie betreft waar de Hongaarse tak van het bedrijf niets aan kan doen, omdat het proces door Heineken in Roemenië is aangespannen.
Wat de gevolgen voor Heineken zijn als die stemmen hun zin krijgen, is nog onduidelijk, net zo
onduidelijk overigens als wat de Heinekenboycot precies betekent voor bierliefhebbers. Zolang het om Heineken-bier gaat, is er weinig aan de hand, want dat bier heeft een relatief klein marktaandeel. Maar de brouwerij produceert meer dan 250 bieren, waaronder het zeer populaire Soproni. Als die allemaal geboycot moeten worden, blijft er voor bierdrinkers straks weinig te kiezen over.
De Roemeense bierbrouwer heeft van de nood inmiddels trouwens een deugd gemaakt: de productie gaat gewoon door, onder de naam 'Igazi Tiltott Sör' (echt verboden bier). Haast hetzelfde etiket als vroeger, met als toegift aan de echte Hongaarse nationalisten ook nog een tekst in runentekens. In Hódmezővásárhely hebben ze ongetwijfeld ruimte in de schappen voor het nieuwe merk. Grote kans dat Lixid Project straks niet alleen niet hoeft in te krimpen, maar juist moet uitbreiden.

woensdag 4 januari 2017

Alex

Winter
Een witte kerst was het niet, maar nu is de sneeuw er dan toch Dat is pech voor kleine Alex. Begin december schreef het achtjarige jongetje een brief aan ‘Jézuska’, het kerstkind dat in Hongarije de cadeautjes onder de kerstboom legt. Niet omdat Alex cadeautjes verwachtte. Hij wist dat Jézuska niet bij hen kwam, schreef hij, omdat ze arm waren. Maar hij had wel één wens: dat het thuis warm zou zijn met Kerstmis. En hij hoopte op melk en brood in plaats van meelpap. De Lego waarvan hij droomde, daar rekende hij al helemaal niet op.
De brief belandde niet bij Jézuska, maar wel bij de Hongaarse investeerder Zoltán Bruckner die hem op Facebook zette en daarmee een kleine storm ontketende. De hulp stroomde binnen, en Bruckner opende een aparte bankrekening voor de giften. Er kwam een stichting die de gaven in natura inzamelde en verspreidde, zodat niet alleen aan Alex, maar ook de andere doodarme gezinnen in diens dorp Kerstmis met volle buik en cadeautjes konden vieren. Dat was maar goed ook, want nadat de eerste etenswaren bij Alex’s familie waren gearriveerd, had jaloezie daarover ertoe geleid dat dorpsgenoten hen uitscholden en uitsloten.
Wat hielp bij de overweldigende steunbetuigingen, is dat Alex niet voldoet aan het beeld dat veel Hongaren van diepe armoede hebben, namelijk dat het vooral om zigeuners zonder opleiding gaat. Alex’s familie had ieders buren kunnen zijn. Uitzonderlijk is hooguit dat ze zo groot is: zes kinderen, waarvan de jongste ondanks een glutenallergie soms niet meer dan meelpap in plaats van babymelk krijgt.
Maar verder woonden ze ooit in een koopwoning en hadden beide ouders een baan. Pas toen ze de hypotheek niet meer konden betalen en de ouders ook nog hun werk kwijtraakten, raakten ze in de problemen. Als klap op de vuurpijl liet de vader zijn gezin ook nog eens in de steek en bleek de jongste baby heel ziekelijk. Het was een drama waarin iedereen zich kon verplaatsen.
Er waren mensen die betwijfelden of Alex met zijn keurig geschreven briefje wel bestond. Maar Alex en zijn familie zijn bepaald geen uitzondering. Volgens een onderzoek van de KSH, een Belgisch-Hongaarse bank die een eigen sociaal hulpprogramma heeft, leeft 42,2 procent van de Hongaarse kinderen onder de zeven jaar in armoede. Dat zijn grotendeels, maar zeker niet alleen, zigeunerkinderen. Zo’n 130.000 van hen groeien op in permanent gebrek aan alles, van goede voeding tot kleding en speelgoed. Eenzijdig eten en vitaminegebrek zijn heel gewoon, maar vijftigduizend kinderen lijden echt honger, vooral in het weekend en de schoolvakanties. Op schooldagen krijgen ze in ieder geval nog een gratis schoolmaaltijd.
Zo’n 110.000 kinderen leven in een huis zonder badkamer en voor 150.000 kinderen betekent ‘wc’ op zijn best een plank boven een gat in een hutje op het erf. Pas op school zien ze voor het eerst een toilet dat je moet doortrekken. Pakweg 200.000 kinderen groeien op in een woning zonder stroom (en dus zonder tv, om over een computer maar te zwijgen) en velen hebben in hun leven nog nooit een nieuw kledingstuk gekregen of een banaan of sinaasappel gegeten.
Maar de kou, een kou die zo erg is “dat alles pijn doet” zoals Alex aan Jézuska schreef, is in de winter een van de grootste problemen, aldus Nora Ritók, directeur van een stichting die zich bezighoudt met armoedebestrijding in Oost-Hongarije, het armste deel van het land. Arme gezinnen stoken meestal op hout, en bossen zijn schaars in de regio. Sprokkelen is trouwens strafbaar en veel mensen stoken simpelweg alles was brandbaar is, van plastic tot autobanden, om het warm te houden. Een warme winter is daarom misschien wel het beste dat Jézuska Alex en zijn lotgenoten kan brengen.