vrijdag 19 september 2014

Kritische organisaties verder onder druk

Steun voor Ökotars
De Hongaarse belastingdienst NAV heeft gisteren de belastingnummers van vier civiele organisaties ingetrokken. Daarmee wordt hen het werken in feite onmogelijk gemaakt. Het is een volgende stap in de pogingen van de regering om kritische maatschappelijke organisaties zoals milieuorganisaties en mensenrechtenorganisaties monddood te maken. Het is hoofdstuk zoveel in een drama dat dit voorjaar begon. 
Eind vorige week kreeg ik een paniekerige email: “Politie doet huiszoeking bij toneelgroep Krétakör!” De mededeling werd gevolgd door het dringende verzoek aan iedereen zo snel mogelijk naar de plaats des onheils te komen. Even later een nieuwe mail: de massale politieaanwezigheid bij het kantoor van de regeringskritische Hongaarse toneelgroep was toeval. Vlakbij was een ontmoeting tussen de Hongaarse premier Viktor Orbán en voormalig EU-topman José Manuel Barosso.
Vals alarm dus, maar de email is veelzeggend. Een week eerder deed de politie huiszoekingen bij milieuorganisatie Ökotars en bij Demnet, een organisatie die de ontwikkelingen van democratische rechten in Hongarije ondersteunt. Niet alleen de kantoren, ook woningen van medewerkers werden doorzocht.
Sindsdien vrezen regeringskritische organisaties dat zij misschien de volgende zijn. Er is angst en alles lijkt mogelijk. “Kan zoiets ons ook overkomen?” vraagt de secretaresse van een mediaorganisatie zich bezorgd af als ze de beelden op tv ziet. Ze ziet de politie al door haar woning marcheren.
Ökotárs, Demnet en de andere twee organisaties waarvan het belastingnummer werd ingetrokken, zijn verantwoordelijk voor de verdeling van Noorse financiële steun aan maatschappelijke organisaties in Hongarije en dat is de regering een doorn in het oog. De fondsen zijn onderdeel van een samenwerkingsovereenkomst tussen Noorwegen en de EU en vergelijkbaar met EU-steun aan sociale projecten in Centraal-Europa. Belangrijk verschil: terwijl de Hongaarse regering zelf de EU-fondsen mag verdelen, laat Noorwegen dat via onafhankelijke lokale organisaties lopen.
Zover als Rusland, dat vergelijkbare organisaties als ‘buitenlandse agenten’ in de ban heeft gedaan, gaan de Hongaren niet. Maar midden april beschuldigde János Lázár, topman in het bureau van premier Orbán, de Noren wel van inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van Hongarije. en premier Viktor Orbán heeft al enkele malen verklaard dat de kritische civiele organisaties volgens hem "buitenlandse belangen" vertegenwoordigen. Lázár publiceerde een lijst van dertien organisaties die volgens hem ‘problematisch’ waren in dit verband. Daarop stonden behalve Ökotars en Demnet onder meer mensenrechtenorganisatie, anticorruptiewaakhonden, organisaties tegen vrouwen- en kindermishandeling en de Budapest Gay Pride. 
Omdat Ökotars als milieuorganisatie goede contacten heeft met de groene oppositiepartij LMP is er volgens Lázár sprake van buitenlandse en illegale partijfinanciering. Maar de beschuldigingen variëren. De nieuwste is dat Ökotárs, dat af en toe voorschotten verstrekt als organisaties op hun Noorse subsidie moeten wachten, zich daarmee aan illegale bankpraktijken schuldig maakt.
Maar wat de beschuldiging ook is, de kern is dat Lázár vindt dat de verdeling van de fondsen moet worden overgedragen aan een regeringsbureau. Voor de betrokken organisaties zou dat rampzalig zijn. De EU-fondsen gaan tegenwoordig vrijwel uitsluitend naar regeringsgetrouwe ontvangers. Voor kritische organisaties zijn de Noren (en kleinere Zwitserse fondsen die inmiddels ook onder vuur liggen) momenteel vrijwel de enige bron van inkomsten.
Het probleem, zegt politiek analist Tamás Boros van Polity Solutions, is dat regeringspartij Fidesz iedere kritiek als politieke aanval ziet en geen onderscheid maakt tussen oppositiepartijen en maatschappelijke organisaties. “Maatschappelijke organisaties moeten uiteraard kritisch naar het beleid kijken, maar dat wordt door de regering gewoon als deel van de politieke oppositie gezien,” zegt Boros. En dat rechtvaardigt alles dat die organisaties het leven moeilijk maakt: financieel afknijpen, aanvallen in regeringsgezinde media, al dan niet terechte corruptieaanklachten.
In een recent interview met de Süddeutsche Zeitung verwerpt regeringswoordvoerder Zotán Kovács deze kritiek. Volgens hem hebben de organisaties gewoon de wet gebroken.Het is volgens hem heel simpel om de regering vervolging van politieke opponenten te verwijten. “De wet is de wet en daar moet iedereen zich aan houden.”


zondag 7 september 2014

En je mag zomaar vragen stellen!

"Weet je wat hier echt anders is? Ze zijn op de universiteit echt geïnteresseerd hoe het met je gaat, ze willen je helpen om het zo goed mogelijk te doen!" We praten op Skype over de eerste studieweek van onze zoon in Nederland, en de paar college's die hij heeft gehad, zijn duidelijk een verbijsterende, en positieve, ervaring.
En niet alleen de college's, ook de hele begeleiding eromheen, het feit dat bij ieder vak een tutor is waar je om hulp kunt vragen, dat er begeleiders zijn die je op weg helpen met projecten, en een systeem waarbij wordt nagegaan welke studieopdrachten voor veel mensen problemen opleveren, zodat daar extra aandacht aan kan worden besteed. Van het Hongaarse onderwijs, waar alles gericht is op de kleine topgroep in de klas die met wedstrijden en extra vermeldingen tot nog betere prestaties worden aangemoedigd, zit hij plots in een systeem waar men er alles aan doet om de middenmoot en zelfs de achterblijvers mee te trekken, als die tenminste zelf bereid zijn daar werk in te steken. Bepaald een andere aanpak.
Hongaarse studentenkamer
Waar hij helemaal niet over uit kan, is dat je tijdens colleges vragen mag stellen, sterker nog, dat dat wordt aangemoedigd. Hij kent de verhalen van Hongaarse vrienden: grote collegezalen waar een professor een monoloog houdt en waar het ondenkbaar is dat studenten een vraag stellen, ook als ze geen woord begrijpen van wat er wordt verteld. Hij heeft het zelf op school ook meegemaakt, dat leraren boos werden als leerlingen vragen stelden. En dan gold zijn school nog als een behoorlijke vooruitstrevende.
Als ik een vriendin over de eerste collegeweek vertel, komt zij met het verhaal van haar dochter, die naar de zesde klas (groep acht) van de lagere school gaat. Die heeft dit jaar een nieuwe juf. Een van de eerste lessen meldde een kind dat het zijn huiswerk niet had gedaan, omdat het de lesstof niet snapte. In plaats van extra uitleg kreeg hij twee zwarte punten bij zijn naam (niet goed, vijf zwarte punten zijn samen een één, onvoldoende), en werd de hele klas getrakteerd op een donderpreek dat het toch een schande was dat al in de eerste week iemand zijn huiswerk niet inleverde. Echt een aanmoediging om de rest van het jaar om hulp te vragen.
Voor dat onze zoon vertrok, wilden al zijn vrienden natuurlijk weten waar hij ging wonen. In een kamer in een studentenhuis, was het antwoord. Oh ja? En met hoeveel mensen? Alleen. Alleen? Echt waar, alleen. On het huis wonen zes studenten, maar in zijn kamer echt maar één. Van Hongaarse kant werd met verbijstering gereageerd. In een Hongaarse studentenflat, kollégium, deel je je kamer meestal met drie of vier mensen. Studeren doe je in een aparte studieruimte, eten over het algemeen in een kantine. Als je pech hebt, slaap je in een stapelbed. Vaak hebben de bewoners niet eens ieder een eigen tafel.
Geen wonder dat de meeste van zijn vrienden thuis blijven wonen als ze het zich qua afstand kunnen veroorloven. Er hangt natuurlijk wel een prijskaartje aan die Nederlandse luxe, want waar een Hongaarse student maandelijks tussen de 30 en de 80 euro betaalt, zijn Nederlandse studenten snel een paar honderd euro kwijt. En dat onze zoon zelf moet koken, dat vonden zijn vrienden eigenlijk een beetje zielig, geloof ik.