maandag 25 augustus 2008

AFSCHEID VAN HET COMMUNISME

Met op de valreep drie gouden medailles hebben de laatste dagen van de Olympische Spelen voor de Hongaren nog wat goedgemaakt, maar de Spelen in Peking zullen toch de geschiedenisboekjes ingaan als een grote teleurstelling. Tien medailles, waarvan drie goud, vijf zilver en twee brons, dat is toch aanzienlijk minder dan de achttien (zes goud, zes zilver, zes brons) die Pál Schmidt, voorzitter van het Hongaarse Olympische Committee, vooraf had voorspeld.
De kranten stonden de afgelopen weken bol van de artikelen over wiens schuld het nu was dat de Olympische ploeg het zoveel slechter deed: de trainers, de sportbonden, het Olympisch Comitee en niet te vergeten natuurlijk de regering, die niet genoeg geld voor sport overheeft. Maar over één ding is weinig geschreven: dat de verwachtingen misschien simpelweg te hoog gespannen waren.
Twintig jaar geleden haalde Hongarije bij de spelen standaard meer dan 20 medailles. Bij de spelen in de jaren zeventig waren dat er zelfs ruim over de dertig. Zoiets mag verwachtingen scheppen, maar het waren andere tijden. De Hongaarse socioloog Miklós Hadas voorspelde enkele jaren geleden al dat Hongarije rekening moest gaan houden met minder medailles.
"De resultaten van voor de systeemwisseling waren het teken van de symbolische overinvestering in de sport," aldus Hadas dezer dagen in een commentaar. De communisten gebruikten sport om de wereld te laten zien hoe goed hun systeem was.
In de DDR leidde dat tot met anabole steroiden opgepompte zwemsters, in Bulgarije tot idem dito gewichtsheffers en in Roemenië tot turnsters waar de puberteit met hormonen kunstmatig werd tegengehouden om hen zo lang mogelijk soepel te laten blijven.
Ongetwijfeld werden niet alle sporters aan zulke extreme kunstgrepen blootgesteld, maar achter de geweldige sportresultaten stak een enorme hoeveelheid geld, mankracht en eindeloze training. Je hoeft alleen maar naar de discipline van Chinese sporters te kijken om je te realiseren wat er van Olympische sporters in communistische landen geëist werd.
Die tijden zijn voorbij. Hongarije is geen vreselijk arm, maar zeker ook geen vreselijk rijk land en heeft zijn geld voor andere zaken nodig dan voor het trainen van sporters. Maar het blijkt niet altijd makkelijk te zijn, om geestelijk afscheid te nemen van die goede oude tijd die het communisme heette.
Als je naar de resultaten kijkt, mogen die niet aan de hooggespannen verwachtingen hebben voldaan, de werkelijkheid is dat het land het in verhouding helemaal niet zo slecht heeft gedaan. Roemenie, dat ruim twee keer zoveel inwoners heeft als Hongarije, is maar met acht medailles naar huis gegaan, Polen, dat haast vier keer zoveel inwoners heeft, wist ook niet meer dan 10 medailles in de wacht te slepen.
Zoals Hadas constateert: "We moeten ons meten met Griekenland, Portugal en België, niet met China of de VS." En dan nog: per hoofd van de bevolking hebben de Hongaren meer medailles gewonnen dan China. Lang niet slecht, dus.

Geen opmerkingen: