dinsdag 18 augustus 2015

Een leven in vijf minuten

Gevangenis in Vác
Ze praten Duits, de oude man en het kleine meisje, maar aan zijn accent hoor je dat hij Hongaars is. Hij is rijzig en heeft een wat te jeugdig kort zwart leren jasje aan, zij is een jaar of twaalf met een fleurige gebloemde legging. Het zijn onze hond en het meisje die het gesprek zijn begonnen, maar als de man eenmaal praat, hoeft niemand anders meer iets te zeggen.
Hij is met de opstand van 1956 naar Duitsland gevlucht. Daarna heeft hij twintig jaar lang geen Hongaars gesproken. Maar sinds de val van het communisme komt hij weer regelmatig in Hongarije en aantal jaren geleden heeft hij een oud huisje gekocht waar hij zijn zomers 'prutsend' doorbrengt. Hij is binnenhuisarchitect, vertelt hij erbij.
Hij zou er overigens nooit permanent willen wonen, geen haar van de spierwitte bos op zijn hoofd dat daaraan denkt. De ziekenhuizen, ben ik hier wel eens in een ziekenhuis geweest? Hij wel, hier in Vác. Hij schudt zijn hoofd. Het meubilair, de apparatuur, het is toch alsof de tijd sinds het communisme stil is blijven staan?
Dan wijst hij in de richting van de gevangenis die verderop langs de oever, onzichtbaar achter de bomen, verscholen ligt. Een berucht gebouw, omdat er zowel voor en in de oorlog onder het Horthy-bewind als na de oorlog onder de communisten politieke gevangenen hebben gezeten. En anderen die als zwaar geval werden bestempeld. "Daar heeft mijn vader nog drie jaar gezeten," zegt de man, "Na de oorlog. We komen oorspronkelijk uit Debrecen. Maar ze hebben hem drie jaar gegeven wegens oorlogsmisdaden. Onterecht." Natuurlijk onterecht, wie zegt over zijn vader dat die terecht wegens oorlogsmisdaden veroordeeld is? Hij spreekt Duits, maar het woord oorlogsmisdadiger zegt hij in het Hongaars. Omdat hij het Duitse woord niet kent, of omdat hij geen vragen van zijn kleindochter wil?
Verder blijkt hij weinig problemen te hebben om in haar bijzijn van alles te bespreken. Zoals het feit dat de auto aan de overkant  van zijn dochter was, maar dat die is vier jaar geleden aan een longembolie is overleden. Hij heeft nog een andere auto, maar zijn kleindochter, hij knikt naar het meisje, wil zo graag de wagen van haar moeder blijven gebruiken.
Het lijkt haar niet te deren. Ze gaat op in haar ontmoeting met onze hond die inmiddels zich inmiddels gelukzalig op haar rug heeft gedraaid bij zoveel aandacht, en ze wordt helemaal blij als er ook nog een kat blijkt te zijn, twee zelfs. Drie dieren, ach, dat zou ze zelf ook zo graag willen. Thuis heeft ze twee konijnen. Maar dat is toch niet hetzelfde.
Thuis, ik hoef er niet eens naar te vragen, blijkt bij de grootouders te zijn. De vader, "ein echter Edelgermane", zegt Opa minachtend, wilde zijn kind na het overlijden van de moeder in een tehuis stoppen. "We hebben keihard moeten vechten om haar bij ons te mogen houden," zegt Opa. Het meisje knikt. Een kindertehuis, daar zou ze anders zijn beland.
Dan tilt hij de twee zakken brood op die hij in zijn hand heeft. Zaterdag gekocht, en al beschimmeld. Het weer, misschien, maar toch wil hij zijn beklag gaan doen en dan gaan ze ergens hier in Vác wat ontbijten. Het meisje wil wel bij de hond blijven, maar Opa wil niet langer storen.
Van een afstand wil hij nog even kwijt dat hij Julius heet en dat ze uit Beieren komen. Ik kijk hen na terwijl ze weglopen, het meisje dat van dieren houdt en bijna in een kindertehuis had gewoond en de man wiens vader als oorlogsmisdadiger in de gevangenis heeft gezeten en wiens dochter vier jaar geleden overleden is. We hebben misschien vijf minuten gepraat. Er zijn mensen die ik al jaren ken, van wie ik minder weet.

Geen opmerkingen: