donderdag 16 januari 2014

Een niet zo leuk potje basketballen

Onze zoon was een jaar of acht toen hij op basketbal ging. Eerst vond hij het best leuk. De trainer was aardig, ze deden veel speelse oefeningen, en hij ging met plezier. Dat veranderde, toen ze eenmaal mee begonnen te doen in een lokale competitie. Dat ging niet geweldig, en de trainer besloot tot maatregelen.
Er waren al met al 15 kinderen op de training, en als ze partijtjes tegen elkaar basketbalden, kregen de verliezers het te verduren. Verliezen of een fout maken betekende opdrukken, niet alleen voor degene die de fout had gemaakt, maar voor zijn hele team. Zo krijg je een groep al snel zover dat je als trainer niet meer over een kind heen hoeft te vallen: dat doen zijn teamgenoten wel. Onze zoon vond het al snel niet leuk meer. En omdat onze bedoeling was dat hij met plezier zou basketballen, niet per se een topsporter zou worden, hadden we er geen moeite mee toen hij wilde stoppen.
Hij is bepaald niet de enige met zulke ervaringen, blijkt uit een onderzoek van Unicef Hongarije. Uit een (overigens niet representatieve) enquête onder 886 (ex-)sporters blijkt dat haast driekwart van hen te maken heeft gehad met lichamelijk, geestelijke of seksuele mishandeling. En we hebben het niet over topsporters, een sector waar kinderen ongetwijfeld vaker hard worden aangepakt. Het overgrote deel van de ondervraagden was als kind op sport gegaan omdat dat hun leuk leek of omdat het gezond was. Slechts 11 procent van de ondervraagden was actief geweest in de topsport.
De gemelde mishandelingen variëren van klappen of denigrerende opmerkingen over hun lichaam (je lijkt net een rollade) tot het vertonen van pornofilms. Veertien procent was tijdens de training wel eens geslagen met een stok, natte badslipper of schoen. Het zal niet verbazen dat seksuele mishandeling vaker meisjes treft dan jongens, net als opmerkingen over hun uiterlijk. Dat stimuleert natuurlijk ontzettend wanneer je gaat sporten omdat je wat gezonder wilt leven, en vervolgens door de trainer op de eerste training voor varkentje wordt uitgemaakt.
Het zijn trouwens niet alleen trainers, maar ook teamgenoten die zich aan zulke zaken schuldig maken. Geen wonder, als je de ervaringen van mijn zoon ziet. Natuurlijk vonden teamgenoten het niet leuk om te moeten opdrukken vanwege een sukkel in hun groep. Natuurlijk lieten ze dat merken aan die sukkel.
Ik maak me geen illusies, zulke dingen gebeuren in Nederland vast ook eens, al betwijfel ik dat er regelmatig geslagen wordt. Maar Nederlandse kinderen pikken dat niet, en ouders zeker ook niet. Binnen Hongaarse gezinnen is slaan een stuk gewoner dan in Nederland. Het vrouwenblad Nöklapja vroeg lezeressen ooit naar hun ervaringen. 87 procent zei als kind geslagen te zijn, 73 procent zei zelf ook te slaan.
Dat laatste cijfer is misschien het meest veelzeggende, want Nederlandse ouders die ernaar gevraagd worden, zullen er waarschijnlijk zeer zelden voor uitkomen dat ze slaan, zelfs als ze dat wel doen. De gêne daarover is in Hongarije duidelijk niet zo groot. Dat geldt sowieso voor mishandeling binnen het gezin. Toen de vrouw van een Fidesz-parlementariër in september 2012 met een gebroken neus in het ziekenhuis belandde omdat ze volgens haar echtgenoot "over hun blinde hond gevallen was",  zag hij geen reden om op te stappen, ook niet toen zijn verhaal nonsens bleek te zijn. Hij zit weliswaar niet meer in de Fidesz-fractie, maar parlementariër is hij nog steeds. En hij schaamt zich nergens over.
Het meest opvallende uit het Unicef-onderzoek zijn de cijfers over seksuele mishandeling. 32 ondervraagden meldden dat iemand hen zijn geslachtsdelen had getoond, 40 dat ze werden betast, acht dat ze pornofilms te zien kregen en veertien dat ze tegen hun zin in een verhouding werden gedwongen. In zes gevallen was er sprake van verkrachting en in vier gevallen van zelfbevrediging in gezelschap van een kind. En hoeveel strafzaken zijn daaruit voort gekomen? Precies ja, nul. Er is nog wat voorlichtingswerk te doen, zou ik zeggen.




Geen opmerkingen: