zondag 13 januari 2013

Een huis vol vogels

Vrijdag open tot twee uur, staat op het bordje bij het Belastingmuseum in de Munkácsy Mihlay utca in Boedapest. Het is iets over half twee. Maar het is al de zoveelste keer dat we probeerden hier naar binnen te komen. En zo groot kan het gebouw bovendien niet zijn. Dus besluiten we het er toch maar op te wagen.
Een vogel, kenmerkend voor arhcitect József Vágó
Waarom zou een mens in hemelsnaam naar een belastingmuseum willen? Goede vraag, maar om het museum is het ons ook niet echt te doen. Dat bestaat, weten we, uit een verzameling uniformen en andere belastingparafernalia die hooguit een specialist zullen interesseren. Het gebouw, daar gaat het ons om. Want het belastingmuseum is gevestigd in de Schiffer-villa, een jugendstil-pand dat rond de vorige eeuwwisseling gebouwd werd in opdracht van Miksa Schiffer en dat vooral bekend is vanwege zijn prachtige interieur.
Een belastingmuseum in een jugendstil-pand mag wat bizar klinken, feit is wel dat de villa mede dankzij dit museum behouden bleef. Anders waren de ornamenten waarschijnlijk al lang uitgerukt om plaats te maken voor hardboard kasten, zoals op de bovenverdieping is gebeurd, waar jarenlang een kantoor van de Hongaarse douane zat. Dat kantoor is de reden waarom het museum vroeger moeizaam toegankelijk was, maar de ambtenaren zijn verhuisd en tegenwoordig is het gebouw iedere dag open voor bezoekers
Schiffer bouwde spoorwegen, en Hongarije was in die jaren bezig het spoorwegnet in razend tempo uit te bouwen. Het maakte hem een van de rijkste mannen van Hongarije, al zou je dat niet zeggen als je de villa van buiten ziet. En zo was het ook bedoeld. Weliswaar is de gevel door latere renovaties en vernieuwingen nog onopvallender dan Schiffer wilde, maar architect József Vágó kreeg ook uitdrukkelijk de opdracht om de zaak sober te houden. De eigenaar had geen behoefte om zijn rijkdom al te zeer aan de buitenwereld te tonen.
Binnen was iets anders. Vágó, een van de belangrijkste architecten van die tijd, kreeg de vrije hand voor de bouw van een "Gesamtkunstwerk", zoals de Duitsers dat zo mooi noemen: niet alleen het gebouw, maar ook de totale decoratie en inrichting werden door hem bedacht en ontworpen. Hij schakelde daarvoor de meest toonaangevende kunstenaars uit die jaren in, zoals de schilders József Ripl-Ronai, Béla Iványi-Grünwald en  Károly Kernstock, die verantwoordelijk was voor het grote glas-in-loodraam en het schilderij in de centrale hal. Meubels, schilderijen en ramen, alles werd door Vágó bedacht en speciaal voor het huis gemaakt. Foto's tonen een imposante werkkamer, een kleurrijke, vrolijke eetkamer en zeer lichte meubels in de kamers van de dochters, allemaal anders, maar ook allemaal herkenbaar in stijl. En vogels, overal vogels. De vogels waren Vágó's handelsmerk, en ze zitten in het glas in lood in de ramen, het smeedwerk, het uit de Zsolnay-fabriek afkomstige tegeltableau en het houtsnijwerk.
En ze zouden vast nog op veel meer plaatsen te vinden zijn, als het oude interieur bewaard gebleven was. Het zijn vooral de hal en de ramen die het gebouw vandaag de dag een bezoek waard maken, maar de tijd heeft de villa niet echt vriendelijk behandeld. De Schiffers waren joods, en hoewel ze tot 1945 in de villa hebben gewoond, kon dat de laatste maanden alleen omdat het Rode Kruis het gebouw had opgekocht en tot diplomatiek gebied had verklaard, waar ze joden beschermden tegen vervolging.
Toen het Rode Leger Boedapest innam, raakte de villa behoorlijk beschadigd en verdween ook een groot deel van de meubels en kunstwerken. Een deel van de schilderijen belandde in de Nationale Galerie, en bij het herstel werd een verdieping op het gebouw gezet en verdween de enige versiering op de gevel, een reliëf onder het dak. Zoals de conservatoren later bij toeval ontdekten,werden bij die renovatie ook de originele ramen van Kernstock gestolen en vervangen door een kopie. Waar het origineel is, weet niemand.
"Daar kwamen ze achter toen een bezoeker uitriep dat de oude ramen veel mooier geweest waren," vertelt onze gids. Het mag zijn dat we pas na half twee binnen zijn gekomen en de portier heel moeilijk keek, zij laat zich de kans niet ontglippen ons rond te leiden. Ze werkt hier sinds begin januari, wij zijn haar eerste bezoekers en ze bubbelt van enthousiasme.
Net als wij heeft ze weinig interesse in de uniformen van de belastingdienst, maar van de villa interesseert haar ieder detail en we krijgen dan ook alles te zien, van de kantoren bovenin die tot voor kort gebruikt werden door de Hongaarse douane tot de trap die mogelijk toegang gaf tot de verblijven van de gehandicapte zoon van Schiffer. Ze laat ook zien dat het eigenlijk ook niet zo moeilijk te zien is dat de glas-in-lood-ramen een kopie zijn. De witte ruitjes bestaan uit een soort bubbeltjesglas dat industrieel werd geproduceerd en dat je in talloze keukenkastjes en deuren uit de communistische tijd aantreft.
Onze gids is nog zo nieuw dat ze geen idee heeft waar ze het lichtknopje van de centrale hal moet vinden. We helpen haar zoeken, maar moeten het uiteindelijk doen met daglicht. Wel weet ze ontzettend veel van de villa, en in haar werkkamer liggen dikke boeken die ze erbij sleept om ons foto's van vroeger te laten zien en foto's van Vágó's andere werken. De Schiffer-villa was een van zijn hoogtepunten in Hongarije, want een paar jaar later werd hem het werken in Hongarije onmogelijk gemaakt, vertelt ze.
Vágó was een sociaal bewogen man, en toen in 1919 de communisten kortstondig de macht grepen, kreeg hij een functie in de nieuwe Radenrepubliek. Nadat die gevallen was, ging Vágó naar het buitenland. Bij zijn terugkeer in Hongarije kreeg hij als "anti-Hongaarse kunstenaar" geen werk en werd hij niet toegelaten tot de Hongaarse architectenkamer. Veel van wat hij bouwde, heeft hij om die reden ontworpen onder de naam van zijn jongere broer László. In de jaren dertig werd de situatie voor de broers sowieso moeilijker, omdat ze, zoals veel architecten en kunstenaars in die tijd, joods waren.





Geen opmerkingen: