donderdag 15 maart 2012

Drie demonstraties, drie Hongarije's

Vlaggen. En nog meer vlaggen. Duizenden vlaggen. En kokardes, zo groot als pannenkoeken. Rood, wit en groen. En veel, heel veel oude mensen. Premier Viktor Orbán omringt zich tijdens zijn toespraak op 15 maart op het Kossuthplein voor het parlement met tientallen jonge mensen, maar die weerspiegelen zeker niet de gemiddelde leeftijd van de massa die naar Boedapest zijn gekomen om hun premier te horen spreken op de herdenking van het begin van de Hongaarse opstand van 1848. Jong  is het niet, zijn gehoor. Hier staat de generatie die opgegroeid is onder Kadár en die zo'n jaar of veertig was toen het communisme viel. Zij zijn de mensen die het minste geprofiteerd hebben van die omwentelingen  Als veertigers hadden ze in 1990 hun leeftijd  niet mee en hun communistische schoolopleiding was ook niet afgestemd op de eisen van de nieuwe markteconomie. Geen wonder dat ze treuren om hun verloren kansen en om het verlies van de zekerheden die het communisme hen garandeerde: een huis, een baan, een pensioen.
En ze zijn massaal gekomen, uit heel Hongarije, met busladingen tegelijk. En van verder dan Hongarije: de ultraconservatieve katholieke Poolse krant Gazeta Polska heeft een behoorlijke groep Poolse katholieken weten op te trommelen die Orbán komen toejuichen. Ze zien de Hongaarse premier als een voorbeeld dat in Polen navolging verdient. Zwaaiend met rood-witte vlaggen voegden ze zich onder gejuich en geklap bij de menigte op het plein voor het parlement. Kritische taal vanuit de EU is voor Orbán en zijn aanhang buitenlandse inmenging, maar voor Poolse steun ligt dat anders.
Huzaren zijn er, en generaals, trommelaars en trompetters. Het is per slot van rekening een nationale feestdag en de regering betaalt. En uiteraard is een vlammende toespraak van Orbán, met als motto: "We zullen geen kolonie zijn." "Dit is de dag van de vrijheidstrijders, dit is het plein van de vrijheidstrijders, wij zijn het volk van de vrijheidstrijders." De menigte juicht erom. "Viktor Orbán is fantastisch," zegt een vrouw tegen haar vriendin. Ze is dik over de zestig, maar straalt als een puber.
Al aan de muziek is te horen dat er twee kilometer verderop, op de Straat van de Persvrijheid, een hele andere sfeer heerst. Geen trommels, geen trompetten, maar een vriendelijk deuntje. Weinig vlaggen ook, en de kokardes ontbreken niet, maar ze zijn wel een stuk kleiner. In plaats van vlaggen zijn er veelal humoristische borden. Hier demonstreert de oppositie.
Ook hier buitenlandse steun: het linkse Franse dagblad Liberation had lezers opgeroepen om hun solidariteit in Boedapest te betuigen. De menigte is minder groot, maar vele tienduizenden zijn het wel. Zo op het oog is het de grootste oppositiedemonstratie tot nu toe. Maar het leidt geen twijfel: Orbán wint op punten.
Niet alleen vanwege de de grotere opkomst en strakke orkestratie van zijn bijeenkomst, maar ook als spreker. Als er bij de oppositiedemonstratie een ding duidelijk wordt, dan is het wel het gebrek aan een  inspirerende, overtuigende spreker die een alternatief tegenover de premier weet te stellen. Oppositie is er, dat leidt geen enkele twijfel. Maar een oppositieleider? En een programma?
De sfeer is vredig, dit zijn mensen die wars zijn van de krijgslustige taal die de premier op het Kossuth tér bezigt. Dat realiseert de politie zich ook, her en der staat een paar agenten ontspannen met elkaar te kletsen, maar meer dan een handje vol is het niet. Dat is anders een paar honderd meter van het podium vandaan, waar een zijstraat afgezet blijkt te zijn met hekken. Achter die hekken staat, met kale, boze koppen en bierfles in de hand, extreemrechts en schreeuwt tegen alles wat links en Europees is. EU - nee. De boodschap is duidelijk.
Jobbik heeft niet zo heel ver van de oppositiedemonstratie zijn eigen 15 maart bijeenkomst, met veel kaalgeschoren mannen in uniformen. Wie niet rondloopt in camouflagepak of het pak van de officieel verboden Hongaarse Garde, draagt min of meer verplicht een Lonsdale jack en zwarte rijglaarzen, of anders een soort zelf verzonnen klederdracht. Vlaggen zijn er natuurlijk ook, groen-wit-rood, maar ook rood-wit gestreept, de oude Arpad-vlag die extreemrechts zo graag gebruikt.
Af en toe proberen wat Jobbik-aanhangers zich via een zijstraat tussen de oppositiedemonstranten te mengen, maar ze worden door agenten terugverwezen en al ras neemt de hoeveelheid politie toe. De gewone agenten maken plaats voor eenheden in een blauwe overal, en die worden even later afgelost door mannen van de mobiele eenheid. Tegen de tijd dat de oppositiedemonstranten op weg naar huis gaan, hebben zich aan het einde van de straat tientallen politiebussen verzameld, en staan honderden agenten zich om te kleden in voorbereiding op het zwaardere werk: de stad verdedigen tegen het potentiële geweld van deze 'echte Hongaren'. Het blijft bij wat vuurwerk en rookbommen, ditmaal.



Geen opmerkingen: