vrijdag 7 oktober 2011

Kolontár, een jaar later

János en Magdi Fuchs
“Thuis hadden we overal rolluiken,” zegt Magdi Fuchs, wijzend op de ramen van haar nieuwe woning. Ze zucht weemoedig. “Thuis, dat blijft voor mij ons oude huis.” Maar dat thuis werd een jaar geleden bedolven toen de slibopslagdam van de naburige aluminiumfabriek brak. Zo’n 700.000 kubieke meter bijtende rode modder denderde als een tsunami door het Hongaarse dorpje Kolontár. De Fuchsen en 33 andere gezinnen verloren hun huis, en twaalf mensen, waaronder Magdi’s schoonmoeder, kwamen om. Sinds juni wonen Magdi en haar man János in hun nieuwe, door de regering gefinancierde woning. Een prachtig huis, dat leidt geen twijfel. Maar als thuis voelt het nog niet.
De moddergolf sloeg onuitwisbare gaten in Kolontár en het naburige Devecser, waar meer dan 120 huizen werden bedolven. In beide plaatsen hebben de getroffen panden inmiddels plaatsgemaakt voor een herdenkingspark en wonen de bewoners inmiddels in de nieuwe wijken die de regering met grote voortvarendheid liet bouwen.
Goede huizen, zegt Magdi. De Fuchsen hebben twee badkamers, drie slaapkamers, een eetkamer en een zitkamer. De keuken is, mede dankzij steun van hulporganisaties, opnieuw ingericht. In de woonkamer staan nieuwe meubels. Het is allemaal degelijk gebouwd en mooi afgewerkt.
Te mooi, vinden sommigen.
Veel van de afgebroken huizen waren oud en gebrekkig. Dat hun bewoners nu centrale verwarming en twee badkamers hebben, valt niet bij iedereen goed. “Zij die alles verloren hebben, hebben alles gewonnen,” zegt Anita Soós uit Devecser zuur. Soós en haar Franse echtgenoot knapten net voor de ramp voor veel geld hun huis op. Het stond buiten het rampgebied, maar werd in één klap 40 procent minder waard. Wie zijn huis kwijt was, is volgens haar beter af. Dat veel slachtoffers in Devecser zigeuners waren, zit Soós ook dwars.
Magdi herkent die jaloezie. Die mensen weten niet waarover ze praten, zegt ze: “Ik zou dit huis er zo over hebben als ik mijn oude, vertrouwde woning terug kon krijgen. En mijn schoonmoeder. Die mis ik dagelijks.” Maar liever dan bij jaloerse reacties stil te staan denkt ze terug aan de saamhorigheid en solidariteit van de afgelopen jaar. Zonder de hulp van de regering, van hulporganisaties en van tal van bekenden en onbekenden zou het leven er heel anders uitzien, en daar is ze dankbaar voor.
Maar wat blijft, is de onzekerheid over de gezondheidsrisico’s. Maandenlang zijn mensen overspoeld met de meest tegenstrijdige informatie over de milieu- en gezondheidsrisico’s. Bevatte het gif nu wel of geen zware metalen. Kunnen boeren hun grond gebruiken? Is wonen in Kolontár nog wel verantwoord?
János Fuchs had 11 hectare grond in het ondergelopen gebied. Na de ramp kwamen deskundigen voorlichting geven over het aanplanten van gewassen voor een nieuw te bouwen lokale bio-energiecentrale. Inmiddels is de sliblaag afgegraven en is hem verteld dat hij zonder gevaar kan verbouwen wat hij wil. Tarwe, is zijn plan. Sommigen hebben zelfs dit jaar al maïs aangeplant, hoewel dat officieel nog verboden was. Niemand die er wat van zei.
Milieuorganisaties als Greenpeace houden vol dat de grond zwaar vervuild is. Eén huisarts uit Devecser zegt bewijzen te hebben dat zijn patiënten lijden aan een arsenicumvergiftiging. Soós klaagt over longproblemen die ze aan het slibstof wijt. Maar Marton, een lokale landbouwkundige, werkzaam bij een kunstmestbedrijf, zegt het slib in zijn eigen laboratorium getest te hebben en geen beduidende hoeveelheden zware metalen te hebben aangetroffen. Volgens hem hebben de afgraafwerkzaamheden de grond meer kwaad gedaan dan het slib. "Deze grond is in het verleden zwaar bemest, en de kunststof heeft het loog in het slib geneutraliseerd. Maar de schade die de zware machines hebben aangericht, zal maar heel moeizaam herstellen,"zegt hij, wijzend op de enorme voren van vrachtwagens in het veld.
In Devecser herinnert een aantal vrouwen zich dat het water van de beek vroeger ook regelmatig rood was en dat je op droge dagen altijd last had van het rode stof. Dat hoorde er gewoon bij. Ook Magdi's wasgoed zag soms rood van het  slibstof. Maar zij heeft de dam altijd gewantrouwd. Dat ze er tegenwoordig ver vandaan woont aan de andere kant van het dorp, betreurt ze zeker niet. “Als ik in 1988, toen we met de bouw van ons huis begonnen, geweten had dat ze een jaar later zo dicht bij ons die opslag zouden bouwen, zou ik dat plot nooit hebben gekocht,” zegt ze. Maar dat doet er niets aan af dat ze haar oude huis mist.

Geen opmerkingen: