maandag 5 april 2010

VERKIEZINGEN

Het is geen vraag wie er wint bij de Hongaarse verkiezingen komende zondag. Dat is de huidige conservatieve oppositiepartij Fidesz. De vraag is hooguit, hoeveel met zetels. Opiniepeilingen voorspellen al jaren een absolute meerderheid voor de partij. Fidesz zelf hoopt op tweederde van alle zetels. Zoveel zijn er nodig om de grondwet, en een aantal andere belangrijke wetten, aan te passen. Het makkelijkste is natuurlijk als je eigen fractie zo groot is dat je met niemand hoeft te onderhandelen.
Dat verklaart misschien waarom de partij zich ondanks haar zekere overwinning opmerkelijk kinderachtig opstelde bij het inzamelen van handtekeningen ter ondersteuning van de kandidaten. Het Hongaarse verkiezingsstelsel is buitengewoon gecompliceerd. Om het mee te kunnen doen, en om het goed te doen, moet een partij in ieder kiesdistrict kandidaten hebben. Als dat niet lukt, is de kans om de kiesdrempel van vijf procent te halen en daadwerkelijk in het parlement te komen, een stuk kleiner. Iedere kandidatuur moet ondersteund worden door 700 handtekeningen van kiezers uit het betreffende kiesdistrict.
Die regels leken ooit zo mooi bedacht. De kiesdrempel was bedoeld om extreme versplintering van het parlement te voorkomen. Als je dat niet doet, zoals in Nederland, eindig je af en toe met eenmansfracties van Boer Koekoek in de Tweede Kamer. Als je, zoals Hongarije, 386 zetels te verdelen hebt, is de kans op versplintering zonder kiesdrempel natuurlijk nog veel groter.
Zevenhonderd handtekeningen per kandidaat lijkt ook geen onoverkoombaar obstakel voor een serieuze partij, en schrikt voldoende af om te voorkomen dat onzinpartijen zoals de Bierpartij (ooit kandidaat in Tsjechië) of de Partij voor de Planten (klaarblijkelijk een gegadigde bij de Nederlandse verkiezingen en géén één-arpil-grap) zich opwerpen.
Wat niemand had voorzien, is dat je het systeem ook kunt misbruiken. Iedere kiezer mag maar één keer tekenen. Een grote partij heeft die zevenhonderd handtekeningen inderdaad zo bij elkaar. Maar kleine partijen lopen zich een ongeluk en, zoals hun activisten de afgelopen maanden in weer en wind ondervonden, vaak voor niets: in veel gevallen bleek iemand hen voor te zijn geweest. Met name Fidesz heeft veel meer handtekeningen opgehaald dan nodig, bewust, om te verhinderen dat anderen die kregen.
Utieindelijk kon dat niet voorkomen dat de socialisten overal in het land kandidaten op wisten te stellen, net overigens als de extreem-rechtse Jobbik. Met veel moeite is het ook een nieuwkomer in de Hongaarse politiek, de ’Andere Politiek is Mogelijk’ (LMP) gelukt om overal kandidaten op te stellen.
Maar de kans is groot dat een oudgediende, de centrum-rechtse Hongaarse Democratische Partij (MDF) het parlement niet haalt, omdat het de partij te weinig handtekeningen binnen wist te halen. Even dreigde het MDF zelfs in Boedapest niet in alle districten kandidaten te hebben, omdat de andere partijen in de kiescommissie meenden dat een deel van de handtekeningenlijsten niet klopten. In hoger beroep werd beslist dat die lijsten toch goed waren.
Een beetje kinderachtig, maar het maakt wel duidelijk waar het in deze verkiezingen eigenlijk alleen nog maar om gaat: om de stemmen in het midden. De socialisten, het MDF en LMP lonken allemaal naar de kiezers in het midden met een waarschuwing tegen de absolute macht die Fidesz dreigt te krijgen. Fidesz op zijn beurt werpt zich op als de enige kracht die Hongarije economisch en sociaal weer op het goede spoor kan krijgen en daarmee het rechts-extremisme kan indammen.
Fidesz is altijd goed in geweest in het vernieuwen van het imago. Ooit begonnen als links-liberaal schoof de partij in 1998 op naar rechts van het centrum omdat daar de grootste kansen lagen. Jaren heeft Viktor Orbán geprobeerd om dé partij voor zowel gematigd als extreem-rechts te worden, waarbij hij nationalistische retoriek niet schuwde om de extremistische kiezer te lokken. Maar met de opkomst van de Jobbik lijkt die strijd verloren. Jobbik-leider Gábor Vona was ooit Orbán’s politieke ontdekking, maar heeft zich al lang aan diens invloed ontworsteld. Zoals Vona recent in een open brief aan Orbán schreef: wij zijn geen vliegen die u met een klap op uw wang kunt verjagen.
Van een potentiële bondgenoot is Jobbik, gesteund door zijn paramilitaire Hongaarse Garde, veranderd in een geduchte concurrent. Bij de Europese parlementsverkiezingen haalde de partij vorig jaar 15 procent van de stemmen. Nu kan Jobbik wel eens de tweede kracht in het parlement worden. En niemand verwacht dat parlementslidmaatschap een matigende invloed zal hebben. ,,Jobbik is extremistisch, gewelddadig en gevaarlijk voor Hongarije, ’’ aldus Orbán’s rechterhand Péter Szíjjárto onlangs op een bijeenkomst voor buitenlandse journalisten.
En dus is het ditmaal vooral het politieke midden waar Fidesz zijn basis probeert te versterken. Datzelfde politieke midden waar de anderen het van moeten hebben. Vandaar dat de strijd toch nog venijniger is dan je zou verwachten met zo’n zekere overwinning op zak.

Geen opmerkingen: